[Album Amsterdam] [Tussen 1860 en 1900]
Foto's in het album zijn vervaardigd door: P. Oosterhuis (Amsterdam), T. Rooswinkel (Amsterdam), e.a.
De naam Oosterhuis is verbonden aan een grote productie Nederlandse stadsgezichten op stereofoto's en foto's op visitekaart- en kabinetformaat. Vader Pieter en zoon Gustaaf Oosterhuis hebben beiden aan deze productie gewerkt. Een niet minder interessant deel van hun oeuvre betreft foto’s van scheepvaartindustrie en bruggenbouw. Dit is een vroeg voorbeeld van in opdracht gemaakte industriële fotografie.
Pieter Oosterhuis was net als zijn vader geen onverdienstelijk tekenaar en schilder. Wij treffen zijn naam in de periode 1836-1850 aan als regelmatig exposant bij de jaarlijks terugkerende tentoonstellingsreeks Levende Meesters. De titels van zijn inzendingen, zoals Een Heilige Familie naar A. v.d. Werff (1836) en Een groentevrouwtje (1850) wijzen erop dat hij voornamelijk genreschilder is geweest, die ook reproductief werk leverde.
Zoals velen van zijn collega's verruilde hij begin jaren vijftig zijn oorspronkelijk vak voor de fotografie. Het is niet bekend van wie hij zijn opleiding gekregen heeft.
Hij vestigde in 1851 op zijn adres een 'Atelier Photographique et Daguerreotype', waar klanten een fotografisch portret konden laten maken. In dat jaar zijn er nog maar weinig (portret)fotografen in Amsterdam gevestigd. Bij de eerste vermelding van Pieter in het Algemeen Adresboek van Amsterdam, van 1853-1854, werden vijf collega-fotografen genoemd: H.G. de Boer, F.W. Deutmann, Eduard François, A. Pieterse en J.F.C. Schiltz. In de jaren zestig nam hun aantal snel toe. Het adresboek van 1866 vermeldt er al 44!
Pieter heeft de portretfotografie langer aangehouden dan de opmerking van Haakman, voorzitter van de Amsterdamsche Photographen Vereeniging, in zijn necrologie van Oosterhuis in 1885 in het Tijdschrift voor Photographie suggereert. Daarin schreef hij dat Pieter Oosterhuis samen met de fotograaf Niekerk een prachtig atelier oprichtte, dat na enkele jaren werd opgeheven en dat Pieter daarna „tot zijne ware bestemming als uitsluitend landschapphotographe" geraakte. Haakman doelde hier op de samenwerking van korte duur met D. Niekerk, in de jaren 1864 en 1865. In 1866 adverteerde Pieter weer alleen met nog steeds portretten in alle afmetingen. Zijn atelier (Plantage Middenlaan 120) was voor dat doel alle dagen van de week geopend, inclusief zon- en feestdagen. Een dergelijke vergaande dienstverlening was bittere noodzaak om als portretfotograaf temidden van de concurrentie te kunnen blijven bestaan.
Portretfoto's door Pieter gemaakt zijn echter vrij zeldzaam in collecties aanwezig. Talrijker zijn de stadsgezichten.
Na de uitvinding van het natte collodion procédé, dat het mogelijk maakte op grote schaal afdrukken te maken van één negatief ontstond er met name in Engeland en Frankrijk een industrie, die zich toelegde op het produceren van stadsgezichten. Pieter Oosterhuis was de Nederlandse representant van dit fenomeen. Hij maakte een groot aantal stadsgezichten, veelal in de vorm van stereokaarten. Niet alleen gezichten van Amsterdam maar ook van onder meer Arnhem, Den Bosch, Dordrecht, Haarlem, 's Gravenhage, Middelburg, Nijmegen, Ouderkerk aan de Amstel, Scheveningen, Utrecht, Wijk bij Duurstede en Zaandam.
Soms waren de foto's van Oosterhuis opvallend actueel, zoals de aan hem toegeschreven foto's van het opstijgen van de ballon van Nadar in Amsterdam (1865) en van feestelijkheden (de onthulling?) bij het beeld van 'Naatje op de Dam'. Er is daarnaast een klein aantal glasdiapositieven bewaard gebleven van Amsterdam en de directe omgeving.
De uitgebreide reeks Vues de Hollande van stereostadsgezichten wordt aan Oosterhuis toegeschreven en gedateerd omstreeks het midden van de jaren vijftig. De reeks is genummerd (het hoogst aangetroffen nummer is 321) en voor een deel door Pieter in de afbeelding gesigneerd.
Vanaf omstreeks 1857 liet Oosterhuis zijn foto's in de handel brengen door boekhandelaar A. Jager. Jager gaf stereokaarten en tevens complete albums met stadsgezichten op carte de visite- en kabinetformaat uit. Deze samenwerking duurde tot omstreeks 1865. Daarna werd boek- en kunsthandel Jan D. Brouwer de verantwoordelijke uitgever. Ook de naam van J.M. Schalekamp komt in connectie met Oosterhuis op foto's voor. De productie van stadsgezichten op stereokaarten duurde tot circa 1870; kabinetfoto's met stadsgezichten, waarvan de vroegste uit 1857 stamt, bleven tot ca. 1890 gemaakt worden, toen Gustaaf het bedrijf van zijn vader voerde, overigens met gebruikmaking van diens naam. De late kabinetfoto's hebben veelal betrekking op bijzondere gebeurtenissen of festiviteiten in Amsterdam. Ze zijn daarom eenvoudiger te dateren.
Weinig bekend zijn Pieter's fotografische reproducties van schilderijen, een toegepaste vorm van fotografie die in 1862 nog veel opzien baarde. In dat jaar stonden bij boekhandel Leeuwenkuyl in Amsterdam fotografische reproducties van de Nachtwacht en de Staalmeesters voor de verkoop uitgestald. Het tijdschrift Nederlandsch Magazijn maakte er melding van en concludeerde: ,,Beide beelden zijn het werk van den onvermoeiden Oosterhuis, die hierdoor heeft getoond bij zijn streven eene hoogte bereikt te hebben, die hem tot den rang van een der eerste photographen verheft." In 1877 bestond Pieters inzending voor de Internationale Tentoonstelling van de Amsterdamsche Photographen Vereeniging onder andere uit fotografische reproducties van schilderijen in kooldruk en zilverdruk.
Men zou Pieter Oosterhuis onrecht aandoen indien men zijn verdienste alleen maar zou baseren op zijn interessante productie van vroege stadsgezichten. Van even groot belang voor de geschiedenis van de Nederlandse fotografie zijn zijn activiteiten als industrieel fotograaf. Zijn vroegst bekende industriële werk dateert van 26 juni 1862. Het is een documentatiemap met twaalf foto's van het exterieur en interieur van de Koninklijke Fabriek van Stoom en Andere Werktuigen te Amsterdam en van de door deze firma vervaardigde machinerieën. Op het bijbehorend inlegvel staat de tekst: „Over het bezoek door de Japansche Ambassadeur gebragt verheugen zich de Werklieden der Hollandsche Koninklijke Ijzer Fabrijk.". Deze Koninklijke Fabriek van Stoom en Andere Werktuigen werd later voor Gustaaf Oosterhuis een belangrijke opdrachtgever, toen de onderneming eenmaal was uitgegroeid tot de Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij. In het Tijdschrift voor Photographie werd in 1864 melding gemaakt van de foto's die Pieter maandelijks nam van de werkzaamheden in het Zuid Bevelandkanaal. Toen in Nederland na 1860 het spoorwegnet in belangrijke mate werd uitgebreid en in de jaren daarna een aanvang werd gemaakt met de bouw van spoorwegbruggen over de grote rivieren, werden de verschillende bouwfasen van deze grootschalige ondernemingen fotografisch vastgelegd, onder andere door Pieter Oosterhuis.
Het is niet bekend of de fotografische registratie van deze projecten op initiatief van de Nederlandse overheid geschiedde. Enkele jaren daarvoor was in Frankrijk op overheidsinitiatief door de Ecole des Ponts et Chaussées een serieus begin gemaakt met het systematisch fotografisch documenteren van bouwstadia van publieke werken.
In Nederland gaven grote bouwondernemingen in ieder geval opdrachten aan fotografen. Zo kan het zijn dat bij het spoorwegproject de genoemde Koninklijke Fabriek van Stoom en Andere Werktuigen, die de stalen overspanningen van de bruggen maakte, Pieters opdrachtgever was. Haakman vermeldde in zijn necrologie Pieters opdrachten, maar niet zijn opdrachtgevers. Hij schreef dat ,,er bijna geen groot werk was door de Stad Amsterdam of den Staat aangelegd, waarvan de photographische afbeelding hem niet werd opgedragen en zulks meestal in buitengewoon groot formaat". De schrijver voegde eraan toe dat het te betreuren viel dat Pieters contracten het hem beletten deze afbeeldingen in de handel te brengen.
In de jaren 1865 tot en met 1871 heeft Pieter de vorderingen aan de bouw van spoorwegbruggen bij Culemborg, Zaltbommel en Moerdijk vastgelegd. In het begin nog op een bescheiden formaat doch in 1868 al op een papierformaat groter dan 30 X 40 cm. De voor die tijd spectaculaire bruggenbouw over de grote rivieren heeft ook andere fotografen aangetrokken zoals J.H. Schönscheidt, F.W.H. Deutmann, E. Fierlants, A. Boeseken en de firma Wegner en Mottu. De vroegste foto's zijn echter van Pieter Oosterhuis' hand. Bruggenbouw en andere grootschalige waterbouwkundige werken in de omgeving van Rotterdam daarentegen lijken bij uitstek het werkterrein te zijn geweest van fotografen als J. van Gorkom, J.G. Hameter, G.C.J. Perger en H.W. Wollrabe. Aan samengestelde foto's met een panoramisch effect (voorbeelden zijn bekend van onder anderen Boeseken en Perger) waarvoor dergelijke onderwerpen zich uitstekend leenden, heeft Pieter zich nooit gewaagd. Hij liet het onderwerp tot zijn recht komen door middel van het dramatisch, suggestieve effect van een portoscooplens die uitblonk in een breed gezichtsveld en een grote scherptediepte. Het ruimtelijk effect van het onderwerp wordt in de foto's nog versterkt door het prachtige atmosferisch perspectief.
In bijna dezelfde periode, van 1867 tot 1872, maakte Pieter een serie foto's van de bouw van de havenhoofden bij IJmuiden en andere werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van het Noordzeekanaal. Vermoedelijke opdrachtgever was het toenmalige Departement van Waterstaat. Andere ingenieurswerken die Pieter heeft gefotografeerd zijn de bouw van sluiswerken te Veere (1869-1872), de bouw van sluiswerken te Vlissingen (1872), de aanleg van een spoorwegbrug tegenover de Oosterdoksluizen in Amsterdam (1875), het stoomgemaal bij de Legmeerplassen (1875) en scheepsstoommachines en andere hogedrukapparaten vervaardigd door de Koninklijke Fabriek van Stoom en Andere Werktuigen in de periode 1874 tot 1885.
Pieter Oosterhuis was lange tijd een actief lid van de Amsterdamsche Photographen Vereeniging die van 1872 tot 1880 het Tijdschrift voor Photographie onder haar auspiciën liet verschijnen. Vanaf het begin was Pieter penningmeester van de vereniging; hij toonde op bijeenkomsten regelmatig eigen werk, hield beschouwingen, schreef technische artikelen en voorzag het tijdschrift van illustraties. Pieter maakte deel uit van de commissie van beoordeling van de Internationale Tentoonstelling van Photographie in 1874 en was lid van de commissie van initiatief van de Internationale Tentoonstelling der Amsterdamsche Photographen Vereeniging in 1877 (die op 19 september door Z.M. de Koning geopend werd). Hoewel deze laatste tentoonstelling een succes werd, viel te betreuren dat er weinig Nederlandse fotografen aan de expositie deelnamen. Maar ook binnen de vereniging schortte het aan interesse. In januari 1877 „wijst de heer Oosterhuis op de weinige belangstelling van vele leden en de slechte opkomst ter vergadering en vraagt of er geen middel gevonden zou kunnen worden om hierin verandering te brengen."
Pieter Oosterhuis' oeuvre kwam tot stand in een periode waarin de fotografie nog in een experimentele fase verkeerde. Oosterhuis moest zelf zijn platen prepareren en deed dat volgens Haakmans necrologie op uitmuntende wijze. Zijn opnamen maakte hij opeenvolgend in de technieken: daguerreotypie, natte en droge collodion. Zijn afdrukken op albumine zijn haarscherp, helder en contrastrijk. Later gebruikte hij ook de procédés kooldruk en zilverdruk.
Gustaaf Oosterhuis was ongetwijfeld door Pieter tot fotograaf opgeleid. Na Pieters dood in 1885 zette hij, inmiddels 29 jaar, de fotografische werkzaamheden van zijn vader bij dezelfde opdrachtgevers voort. Gustaaf werkte onder de naam P. Oosterhuis. De bekendheid die Pieter had verworven wilde hij blijkbaar in stand houden. De vroege foto's van groot formaat van Gustaaf s hand zijn in de meeste gevallen voorzien van een droogstempel op het opzetkarton: P. Oosterhuis, Photograph, Amsterdam. Deze preeg werd direct in 1885 als handelsmerk door Gustaaf gebruikt. Gebruikte Pieter in zijn latere jaren bij zijn naam de aanduiding 'photograaf, Gustaaf maakte er 'Photograph' van, hetgeen opgevat kan worden als het zich aanmeten van een zekere gedistingeerdheid.
Van Gustaaf kan gezegd worden dat hij zeker in technisch en artistiek opzicht de fotografie van zijn vader evenaarde, met dien verstande, dat hij profiteerde van de verbeterde stand van de fotografische techniek. Werkzaamheden die Gustaaf vóór 1900 heeft vastgelegd zijn onder meer de bouw van de Westergasfabriek in Amsterdam (1885). Dit is een bijzonder mooie serie foto's waarin Gustaaf zijn onderwerp compositorisch goed tot zijn recht liet komen en het een theatraal effect gaf. Uit deze serie blijkt terdege dat Gustaaf al in 1885 het métier volledig beheerste en zijn onderwerpen nadrukkelijk van een persoonlijk stempel voorzag. Behalve incidentele foto's van grootschalige gemeentewerken in Amsterdam in de jaren na 1885 is er een serie foto's van groot formaat van de bouw van het Amsterdam-Merwedekanaal. De werkzaamheden aan dit kanaal in de periode 1887-1892 en de daarmee gepaard gaande aanleg van bruggen, sluizen, stoomgemalen en het omleggen van het bestaande spoorwegtraject, zijn gefotografeerd op lokaties nabij Gorinchem, Maarssen, Breukelen, Nigtevecht, Weesp en Amsterdam. Alleen de bouw van de stalen spoorwegbrugoverspanningen bij de aanleg van het Amsterdam-Merwedekanaal zijn door J.G. Hameter gefotografeerd. Gustaaf nam de rest van de werkzaamheden voor zijn rekening.
In dezelfde periode fotografeerde Gustaaf de aanleg van het lozingskanaal ten oosten van Amsterdam. Dit type landschapsfotografie leverde lang niet altijd fotogenieke onderwerpen op als gevolg van de vaak aanwezige overdaad aan horizontalen in het beeldkader, bijvoorbeeld bij de aanleg van een vaargeul in een vlak landschap. Toch slaagde Gustaaf er in om bij dergelijke onderwerpen een evenwichtig lijnenspel te verkrijgen, door een groot aantal werklieden bij de opname te laten poseren. Tot ver op de achtergrond zijn de werklieden met hun blik naar de camera gericht. Tezamen met de afwezigheid van beweging levert dit verstilde foto's op, die onwezenlijk aandoen.
Grote opdrachtgevers van Gustaaf waren de werf Conrad in Haarlem, waarvoor Pieter op late leeftijd eveneens heeft gefotografeerd, en vanaf het oprichtingsjaar 1894 de Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij in Amsterdam. Het is aannemelijk dat Gustaaf ook opdrachtgevers heeft gehad onder de bedrijven die de houten afbouw van de interieurs van de passagiersschepen voor hun rekening namen.
Het resterende aantal foto's van opdrachten voor de Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij is zo groot dat daaruit valt op te maken dat dit bedrijf zonder meer de grootste cliënt van Gustaaf geweest moet zijn. Behalve beelden van de werf zelf, de eerste loods en de uitbreidingen erna, zijn het opnamen van de bouwstadia van schepen tot aan het moment van de tewaterlating.
Zo bestaat er een serie van vier foto's van de tewaterlating van de s.s. Farnsum in 1902: de eretribune met genodigden naast het schip op de helling, het moment van het breken van de champagnefles, het in het water glijden van het schip en het publiek dat vlak na de tewaterlating de tribune afdaalde. De verschillende opnamen, vanuit hetzelfde standpunt gefotografeerd, zijn zo snel na elkaar genomen dat Gustaaf niet de tijd kon nemen om de glasplaten van één camera te verwisselen en daarom met twee camera's moest werken. Andere foto's met als onderwerp de bouwstadia van schepen overstijgen in ruime mate het louter informatieve karakter van een industriële foto. Gustaaf A gebruikte soms bewust obstakels in de voorgrond ter versterking van de compositie van het hoofdonderwerp, soms ook buitte hij het binnenvallend daglicht in een scheepsromp in aanbouw ten volle uit en voorzag daarmee zijn onderwerp van een sacrale atmosfeer.
De laatste foto van Gustaaf dateert zeer waarschijnlijk van 1 september 1932 (de Ms Tarn, bouwnummer 225). Toen Gustaaf met fotograferen stopte, hij was inmiddels 74!, nam zijn assistent G. Regter onder eigen naam de werkzaamheden voor de NSM over.
Naar het schijnt heeft Gustaaf zich nooit bewogen in fotografische genootschappen of is hij op een of andere wijze actief geweest in fotografenkringen. De enige (en bekroonde) inzending van Gustaaf is die voor de expositie van de Haarlemsche Amateur Fotografen Club in 1893. In de afdeling A (beroepsfotografen) werd een zilveren medaille toegekend, niet aan Gustaaf maar aan P. Oosterhuis!
Zie ook
Zie ook