HANS EIJKELBOOM
Identities 1970-2017
Now until Jan-07-2018
This autumn, The Hague Museum of Photography will be staging a major retrospective of the work of Hans Eijkelboom. Over the past 40 years this artist and photographer’s work has been a continual exploration of the structure and interpretation of identity. His best-known work includes his photographic series featuring unsuspecting people walking along shopping streets in the major cities of the world. Identities 1970 – 2017 will feature work ranging from his early career in the 1970s to his most contemporary street photography, including a new series on shoppers in The Hague.
For more than 25 years Hans Eijkelboom (b. Arnhem, 1949) has been photographing the restless crowds that pass through city centres. With his camera at chest level, he goes looking for commonalities and resemblances in the appearance and behaviour of chance passers-by. In the resulting series of snapshots, you are first struck by the similarities: green parkas with blue jeans, short denim skirts with black leggings, Rolling Stones t-shirts, and sleeveless checked shirts. Only gradually do you notice how much effort everyone has put into finding a distinctive combination or some other way of adding their own twist to the current fashion. This body of work, which by now consists of almost 6,000 Photo Notes, shows how difficult it is to fulfil our desire for individuality within the framework of consumer society.
Debut
In the 1970s, when a young Eijkelboom was just embarking on his career, conceptual art was still in its heyday. Rather than focusing on the material execution of a work of art, the artists in this movement underlined the importance of the concept and idea. They rejected the more traditional view of art, which starts with the object itself. By extension, some artists also questioned the notion of high and low art.
Photography was an important medium in these developments. Snapshots made their entry into the world of art, enabling artists to devote minimal attention to the actual material production of the work. Hans Eijkelboom was greatly influenced by conceptual art. His debut was at the famous Sonsbeek exhibition in 1971, which included work by conceptual artists like Carl Andre, Robert Smithson and Ed Ruscha.
Early work
Eijkelboom was himself often the subject of his early work. For With My Family (1973), he asked mothers with two children to sit with him on the sofa for a photograph. The result is a series of ‘family snapshots’, each of which looks authentic, but when seen together they raise questions about how easily the father can be replaced in a family.
For the Beautiful series (1979) Eijkelboom explored outsiders’ prejudices about each other. He asked a random passer-by to point out a ‘beautiful’ person in the street. He then made a portrait of the person in question, and asked him or her to do the same. The series ends when the subject of the photograph cannot find anyone they think is beautiful.
Much of Eijkelboom's work has been published in photo books. His best-known books include In de Krant ('In the Newspaper', 1978), which consists of newspaper photos in which Eijkelboom can be spotted in the background, 10-Euro Outfits (2010), with thirty self-portraits in outfits that cost 10 euros at most, and People of the 21st Century (2014), a collection of his Photo Notes made in fifty different cities. In the Hague Museum of Photography, you can see the original works reproduced in these books.
This year Eijkelboom's work will also be on display at Documenta 14. Until 16 July, the National Museum of Contemporary Art in Athens exhibited his work The Street & Modern Life. This series of portraits of shoppers and other works will be shown in Kassel until 17 September.
Publication
A catalogue in English, Dutch and German, entitled Photo Concepts 1970 -> will be published to accompany the exhibition in Fotomuseum Den Haag. It will contain an overview of more than sixty works and photographic series by Hans Eijkelboom. (Snoeck Publishing)
Published on 29 September 2017
Hans Eijkelboom, Photo Note, 2 November 2014 Amsterdam Kalverstraat 1.40 – 3.00
From the streets of The Hague to family settings, Hans Eijkelboom's work uses photography to examine social structures
A major retrospective of the photography of Hans Eijkelboom is now on show at The Hague Museum of Photography, running until 07 January 2018.
Hans Eijkelboom: Identities 1970-2017, which has been organised in collaboration with Photographischen Sammlung and SK Stiftung Kultur in Cologne, includes work from the photographer entire career to date, including his well-known series comparing shoppers and their outfits, to his earlier conceptual work, which was exhibited alongside contemporaries such as Carl Andre, Robert Smithson and Ed Ruscha.
Eijkelboom has often featured in his own images, particularly in his early portraiture. In With My Family (1973), he altered family dynamics by playing with the role of father with different mothers and children; in his 2010 series, 10-Euro outfits, he posed wearing various outfits which had costs less than €10 each, questioning economics, poverty, and the place of consumerism in contemporary society.
Hans Eijkelboom, With my family, 1973
Hans Eijkelboom, A shower of rain, 1971
Hans Eijkelboom, Warschau, 1978
Perhaps his most famous series, Photo Note, presents collages of everyday people out shopping. The people depicted in each collage are wearing very similar outfits, making the images initially look like a comment on the loss of individuality; on closer inspection, each person has put their own stamp on the clothes, hinting at the persistence of each personality in our increasingly homogenous societies.
The accompanying catalogue, Hans Eijkelboom: Photo Concepts 1970-, presents more than 60 words, and is published in English, Dutch and German. It was recently nominated for the Paris Photo-Aperture Foundation Awards in the Photography Catalogue of the Year shortlist.
Hans Eijkelboom, Photo Note, 28 August 2016 Birmingham Bullring 2.00 – 5.00
Hans Eijkelboom, Photo Note, 27 August 2016 Birmingham Bullring 1.35 – 4.40
Hans Eijkelboom, Photo Note, 26 March 2016 Athene Ermou 1.00 – 3.50
Hans Eijkelboom, Photo Note 11 April 2009 Paris 16:00 – 17:30
Hans Eijkelboom, Photo Note 3 August 2013 Amsterdam Dam 13:40 – 16:00
Hans Eijkelboom, Photo Note, 23 October 2015 Amsterdam Dam – Damrak 12.20 – 2.30
Hans Eijkelboom, Photo Note 21 October 2006 Paris 16:00 – 17:30
Hans Eijkelboom, Photo Note, 25 June 2016 Den Haag Spuistraat-Venestraat 2.00 – 4.50
Hans Eijkelboom, Photo Note, 6 Februari 2016 Amsterdam Dam – Damrak 2.00 – 2.30
Hans Eijkelboom, Photo Note, 7 November 2007 Fifth Avenue New York 2.00 – 3.30
Hans Eijkelboom, Photo Note, 23 October 2015 Amsterdam Dam – Damrak 12.20 – 2.45
Fotograaf Hans Eijkelboom duidt niet, maar legt enkel tijdgenoten vast
De werkwijze van Hans Eijkelboom lijkt op die van een ambtenaar. Met ijzeren discipline registreert hij zijn omgeving. 'Ik ben een ambtenaar van de geschiedenis. Ik verzamel. Wat de gegevens betekenen mogen anderen vertellen.'
Fotoseries uit het boek People of the Twenty-First century
Foto's Hans Eijkelboom
We lijken steeds meer op elkaar
Hans Eijkelboom (65) fotografeert ons al dertig jaar lang op straat. Wat blijkt? We zijn niet uniek. We zien er hetzelfde uit - van New York tot Nairobi en Arnhem.
Maral Noshad SharifiMarianne Vermeijden
10 december 2014
Wat deed jij op 11 november 1996 tussen 14.45 en 15.45 uur? Beeldend kunstenaar en fotograaf Hans Eijkelboom stond toen in het centrum van Arnhem en fotografeerde tientallen mensen met felgele jassen aan, want die waren toen in. En op 30 april 2012 fotografeerde hij alle mannen die in een uur tijd met een bloot bovenlichaam door de Kalverstraat in Amsterdam liepen. Zo maakte Eijkelboom dertig jaar lang fotoseries van mensen die er op een bepaalde plek, binnen een bepaalde tijd, bijna identiek uitzagen: met omhooggetrokken kniesokken, zwarte boerka’s of met dezelfde neppe Louis Vuitton-tasjes. Mode die ons straatbeeld een tijdje tekent en dan ineens weer verdwijnt. Inmiddels heeft hij een paar duizend fotoseries gemaakt in vijftig verschillende steden. Hij bundelde een deel in zijn jongste fotoboek: People of the Twenty-First Century.
Omdat Eijkelboom al jarenlang de straatmode fotografeert weet hij veel van mode, zonder eigenlijk echt iets van mode af te weten. Zelf kleedt hij zich zoals de meeste mannen van 65: een wit shirt met een wollen, nette jas erover. Hij praat heel kalm en deftig, klinkt alsof hij in het Gooi is opgegroeid, maar komt uit Arnhem. Er komt veel in hem op terwijl hij aan het vertellen is. Bij een leuke gedachte springt hij op en maakt hij staand zijn verhaal af.
Veertien jaar geleden kocht hij een huis in de Amsterdamse Bijlmer waar hij met zijn vrouw woont. Zijn studio in de Jordaan hangt vol met beelden van zijn fotoserie. In 1972, op zijn 23ste, begon hij met fotograferen. „Ik heb mij altijd beziggehouden met vraagstukken omtrent onze identiteit. Zijn wij van onszelf of van anderen? Met die vraag begon ik ook aan deze serie.”
Wat was je eerste fotoserie op straat?
„Dat was in 1982, toen waren lange loden jassen in de mode. Al die mannen gingen een jas kopen die ze heel mooi vonden met het idee dat die jas bijna speciaal voor hen gemaakt was, dat vond ik zo mooi. Maar die loden jassen zijn wel behoorlijk lang in het modebeeld gebleven, acht jaar. Nu gaat het veel sneller, na twee jaar komt er weer iets anders waar dan veel meer mensen in lopen.”
Wat zegt het dragen van dezelfde kleding over identiteit?
„Alles, het heeft alles met identiteit te maken. Je bent een product van jezelf maar ook van je cultuur, van je omgeving. Ik ben me zo ook steeds meer gaan interesseren voor het straatbeeld, wat we daar zien is een neerslag van onze cultuur. De wereld wordt gemaakt op straat, in het hart van de samenleving. Ik word gevormd door wat er op straat of in de tram gebeurt, nog meer dan op plekken waarvan wij denken dat de cultuuroverdracht plaatsvindt zoals in het Rijksmuseum.”
Eijkelboom, geboren in 1949, groeide op in de periode van de Wederopbouw. Alles leek in die tijd fantastisch, zegt hij.
„Ik dacht toen dat de oorlog een leuk en spannend avontuur was. Oom Kees bijvoorbeeld, die was met mijn vader in Soesterberg en die zagen een bakkerskar staan en die stalen een brood uit die bakkerskar. Op iedere familieverjaardag werd dat verhaal verteld en ik begrijp dat ook wel, geen hond die tegen een kind gaat zeggen: er was ook een andere kant. Maar op een bepaald moment kom je als kind die foto’s tegen van de concentratiekampen. En ik denk dat ik een jaar of 13 moet zijn geweest dat ik daarover ging nadenken en, ja god, ik zag toen de vreemde kant van de mensheid. Je komt dan tot het besef dat je in een straat kunt wonen met vijftig mensen en dat daar tien mensen op een bepaalde dag tussenuit gehaald worden, en dat de mensen die ernaast woonden daar in feite weinig aan deden. Dan raak je als kind behoorlijk van in vertwijfeling over je omgeving. Zo begon ik ook na te denken over wie we zijn en wie ons echt bepaalt.”
Op zijn 23ste begon hij met het fotograferen van zichzelf als hoofd van verschillende soorten gezinnen. Tien jaar later stond hij wekelijks in drukke winkelstraten te fotograferen. Wanneer hij fotografeert zie je alleen een camera om zijn nek hangen. Via een draadje in zijn zak schiet hij de foto's. Niemand die het merkt.
Hoe heeft het modebeeld op straat invloed op jou?
„Als je tien jaar geleden tegen mij had gezegd, je zult ooit op sandalen lopen, dan had ik gezegd: je bent totaal gestoord. En vier jaar geleden liep ik door de stad heen en heb ik dus sandalen gekocht. Wat heeft er nou voor gezorgd dat ik heel langzaam, stapje voor stapje, klaar ben gemaakt voor het moment dat ik sandalen zou gaan kopen? Het is een fascinerend verschijnsel.”
Dan gaat de telefoon.
Eijkelboom: „Oh kut, ik moet even opnemen”… „Hallo, met Hans.”... „Oh dat is over driekwartier al. Dan ga ik nu snel door. Om 11 uur, Le Monde, ja oké, dag!”
Le Monde?
„Ik sta in de fotobijlage van Le Monde. Ze bellen me om elf uur voor een interview. Ja, het staat wereldwijd in de krant, er is al een groot artikel verschenen in The Guardian.”
In Nederland krijgt je fotoserie tot nu toe minder aandacht.
„Het klinkt raar, maar in het buitenland is er meer belangstelling voor dit project. In Nederland wordt het toch wel behoorlijk... genegeerd wil ik ook weer niet zeggen.”
Hoe komt dat?
„Dat weet ik niet. Daar heb ik geen idee over.”
„Waar was ik? O ja. Nog een voorbeeld. Ik ben voorstander van wollige wijdzittende colberts, en ik ging kortgeleden weer iets kopen. Toen heb ik een strak getailleerd colbert gekocht van hoe heet dat ook alweer? Car, car...”
...Carhartt?
„Ja precies, dat heb ik gekocht en het bleek buitengewoon hip te zijn, ik zag het op reclamebordjes hangen. Ik ga nu zelfs op mijn buik letten om in dat colbert te kunnen passen. Hoe kan dat nou? Ik begrijp dat gewoon niet.”
Voel je je op zo’n moment genaaid?
„Nee, helemaal niet omdat ik geloof dat het een universeel proces is. Daar zitten heel naïeve aspecten aan, geloof in je eigen uniciteit en weet ik veel wat allemaal. Hooguit kun je zeggen, in sommige gevallen zijn er wat mensen die redelijk goed kunnen profiteren van mijn naïviteit. Dan kun je balen van jouw naïviteit, maar niet van het proces. We zijn veel meer beïnvloedbaar dan we zelf denken.”
Verandert er iets aan hoe we onze kleding dragen?
„Ja, de laatste paar jaar wel, eigenlijk sinds de identiteit van jongeren op internet belangrijker is geworden dan in werkelijkheid. Ik denk dat ze daardoor ook op een andere manier naar kleding kijken. Ik ging vroeger naar de Kalverstraat, kocht mooie kleding, en hoopte dat een dame naar me zou kijken. Nu koop je een shirt waarop staat ‘ik zoek liefde’ - om het maar netjes te houden, want er staan soms grove dingen op - en loop je daarmee rond.”
Wat voor grove teksten op shirts kom je tegen?
„‘Ik wil neuken’. We doen geen moeite meer om met onze kleding en uitstraling iemand te verleiden.”
Denk je dan dat we steeds meer op elkaar gaan lijken?
„Ik vrees van wel, en dat komt omdat bepaalde winkelketens steeds groter worden. Door Primark zien de straten van Birmingham er precies hetzelfde uit als Arnhem. Morgen opent er een in Den Haag. Als dat in Amsterdam ook komt gaan we daar hetzelfde zien.
„Je ziet het ook buiten Europa gebeuren. In Amsterdam had ik een serie gemaakt van mensen met nummers op hun T-shirts van 1 tot 100. Toen ging ik om een andere reden fotograferen in Nairobi, en verdomd ja hoor, in Nairobi liepen ze ook met die shirts, en ook in Sao Paolo en in New York.”
Verveelt het niet om steeds weer in zo’n winkelstraat te gaan staan?
„Mijn vrouw vindt het ook belachelijk worden zo langzamerhand. En toch kan ik me er oprecht op verheugen om zaterdag naar de Kalverstraat te gaan en daar mensen te fotograferen. Het mooiste vind ik de jongens en meisjes tussen de 15 en 20 die handje handje door de straat lopen en vooral het moment dat de jongen twijfelt of hij haar hand kan pakken en het dan toch doet – ik vind dat zo mooi. Ik kan er niet om huilen als ik dat zie, maar wel bijna.”
OVER VIJFTIG JAAR LACHEN WE ONSZELF UIT
Hans Eijkelboom People of the Twenty-First Century
Phaidon,
Eijkelboom hanteert bijna hetzelfde concept – zij het iets eerder – als Arie Versluis en Ellie Uyttenbroek, die Nederland afstruinen op zoek naar typologieën: van skaters tot slagers. Kleding wordt op die foto’s ineens betekenisvol – als modetrend, als zelfbeeld, sociologische verkenning, als religieus voorschrift en wat al niet meer. Hans Eijkelboom gaat in People of the Twenty-First Century (foto’s chronologisch gerangschikt van 1992 tot 2013) stappen verder. Geografisch – van Mumbai tot Moskou, van New York tot Nairobi – én in zijn zoektocht naar gelijkenissen: in houding, mimiek, beroep, postuur, gezelschap, kleding, accessoires. Hij legt in zijn één kilo zware paperback negen, twaalf of meer van die gelijkenissen per pagina vast – duizenden passanten dus – en dan lijkt het soms of een bepaald type jas of tas in scheepsladingen is aangevoerd.
Opvallend zijn de heren die in New York halfnaakt rond skaten en de toeristen die in regenachtig Venetië wegwaaien in wapperend plastic. Van Sao Paulo en Parijs tot Moskou dragen mannen dezelfde truien met wiebertjespatroon. En in Amsterdam loopt men er slonziger bij dan in Stockholm en Antwerpen.
‘Laugh about the past, but in fifty years you will laugh about the present’, aldus Eijkelboom, die een voorbeeld nam aan zijn Duitse collega-portrettist August Sander (1876-1964). Jammer dat menigeen van ons er over vijftig jaar niet meer is om zich over zo veel mondiale, uiterlijke eensgezindheid te verbazen. Hoe digitaal zal de mens van 2064 er dan uitzien?
Marianne Vermeijden