Breda : Papieren Tijger; [104] p, 22×30 cm |
Towell first traveled to El Salvador in 1986 as a member of a human rights delegation. Since the beginning of the civil war in 1979, 50,000 persons had been killed, 25 percent of the population had become refugees, and death squads continued to terrorize the cities and countryside. The war ended in the early 1990s, but not without repercussions.
In his haunting photographs, we see a world in which everyone is a combatant and every place a war zone. Yet amid the brutality and death there is a harsh beauty – people grieve and move on, peasant women wash clothes and nurse infants under the eyes of soldiers, and children forage dumpsites for food. Towell thoroughly documented both the war and its aftermath. “El Salvador” represents an honest and intimate portrait of a country and its people.
El Salvador Book from Larry Towell on Vimeo.
See also Portraits of gang members in a El Salvadoran prison too dangerous for the wardens to enter
Written by Thomas Cox
Tussen droom en werkelijkheid: het sociaal engagement van Piet den Blanken
Gepubliceerd in De Fotograaf, vakblad voor professioneel beeld, jaargang 6 nummer 4, 1999)
Al meer dan twintig jaar houdt Piet den Blanken zich bezig met documentaire projecten die ertoe doen. Van de Nederlandse Vredesbeweging tot de politieke brandhaarden in Latijm-Amerika en van de teloorgang van de kleine Brabantse dorpen tot de nieuwe grenzen van 'Fort Europa'.
Door Rik Suermondt
Den Blanken is een geëngageerd fotograaf in de beste traditie van Robert Capa, W. Eugene Smith en Koen Wessing. Lang niet altijd heeft zijn werk de aandacht gekregen die het verdient. Maar sinds twee jaar staan zijn foto's op een eigen internet-site, die op piekdagen meer dan 1.500 bezoekers uit de hele wereld trekt. Hoogste tijd voor een gesprek met deze in Breda woonachtige fotograaf
Piet den Blanken (geboren 1951) heeft in de jaren tachtig veelvuldig in Latijns-Amerika gefotografeerd. Hij was een van de weinige fotojournalisten die reportages maakten over de burgeroorlog in El Salvador waar linkse guerrillagroeperingen streden tegen de rechtse, door Amerika gesteunde militaire junta. Den Blanken toonde zich solidair met het onderdrukte volk en hun eis voor een eerlijker verdeling van land en welvaart In 1998, zeven jaar na het einde van de bloedige burgeroorlog, keerde hij terug naar het departement Chalatenango om de boeren en de voormalige guerrillastrijders opnieuw te portretteren. De foto's werden recent gepubliceerd in de studie 'Overleven in Oorlogstijd' van de Tilburgse socioloog Lou Keune, waarin bewoners het verhaal uit de doeken doen over hun traumatische ervaringen tijdens de burgeroorlog.
Hoe is de situatie nu in El Salvador?
"In tegenstelling tot Guatemala en Nicaragua heeft in El Salvador het verzet nooit de macht in handen gekregen.
Toch heeft in El Salvador de oorlog het meest positieve effect gehad op de tegenstellingen tussen arm en rijk van alle Latijns-Amerikaanse landen. Uiteindelijk is de situatie van de mensen er beter op geworden, zeker als je dat vergelijkt met Nicaragua, waar de Sandinisten in 1984 de verkiezingen wonnen en tien jaar aan de macht zijn geweest Maar het blijft natuurlijk een derdewereld land. Een van de naslepen van de oorlog is het geweld. Er lopen nog veel mensen rond met wapens en de criminaliteit in de hoofdstad is ontzettend groot."
Hoe ben je ooit in Latijns-Amerika terecht gekomen?
"Dat had alles met politiek te maken. Ik ben als fotograaf altijd in maatschap-pelijk-politieke zin - niet in partij-politieke zin - links-geëngageerd geweest. In 1979 heb ik een reportage over het communistische systeem in de DDR gemaakt en daar werd ik niet zo vrolijk van. En toen wilde ik eens in Cuba gaan kijken hoe het daar zat met het socialisme. Ik ben daar voor het eerst in 1983 geweest In Cuba vernam ik dat de Sandinistische revolutie in Nicaragua zijn voltooiing naderde en toen ben ik naar dat land toegegaan. En in Nicaragua hoorde ik weer over de burgeroorlog in El Salvador, en zo rolde ik van het ene in het andere onderwerp. Het is eigenlijk net als met wetenschap. Iemand werpt een vraag op, en die vraag wordt beantwoord. Maar uit het antwoord komen weer andere vragen voort. Fotografie is voor mij onderzoek doen. Nieuwsgierigheid is een heel belangrijke drijfveer. In die zin ben ik als documentair fotograaf ook een echte journalist Ik wil het uitzoeken, ik wil het weten."
"Documentaire fotografie betekent voor mij dat je bepaalde dingen blijft volgen en dat je na een tijdje teruggaat om te kijken hoe het nu is. Het mooiste voorbeeld in Nederland vind ik nog steeds de serie boekjes over 'Hennie' van Michel Krzyzanowski, die deze vrouw vanaf haar adolescentie met een tussenpoze van vijf jaar telkens opnieuw heeft gefotografeerd. Ik heb al wel eens gezegd dat straks een van de twee aan het graf van de ander zal staan. Want als je daar zolang mee bezig bent dan mag je er niet meer mee ophouden. Het uitputtend volgen van een onderwerp is een van de essentiële eigenschappen van documentaire fotografie."
"Dat geldt ook voor mijn foto's van El Salvador. Ik ben naar hetzelfde gebied teruggegaan, overigens zonder con-creet dezelfde mensen op te zoeken. Vanwege het rurale karakter ontmoet je dan toch wel oude bekenden. Zo trof ik een jonge boer die ik negen jaar geleden ook al had gefotografeerd. Toen was deze Rufino Ortega Lopez een zeventienjarige kindsoldaat die enkele jaren had gevochten binnen een van de guerrilla-organisaties van het Salvadoriaanse bevrijdingsleger FMLN. Het portret dat ik maakte van deze gemutileerde, eenarmige machokrijgeris overal in de wereld gepubliceerd. Na het vredes-verdrag heeft hij samen met de andere FMLN strijders zijn geweer ingeruild voor een hakmes, een sikkel en een stukje grond. Hij is inmiddels getrouwd en heeft twee kinderen. Maar verder heb ik in El Salvador vooral portretten gemaakt van de mensen die Lou Keune heeft geïnterviewd. In die zin was het een gebonden opdracht, terwijl mijn eerste fotoboek 'El Salvador' (1988) een eigen project was."
Op je website heb je de portretten wel als een zelfstandig fotografisch project gepresenteerd. Waar ligt voor jou als fotojournalist de waarde van het internet in vergelijking met een fotoboek of tijdschriftpublicatie?
"Of mijn website specifiek is afgestemd op het karakter van dit nieuwe medium, weet ik niet Wel heb ik geprobeerd het heel sober te houden, want dat past bij mijn fotografie. Dat is ook ontstaan uit een reactie op andere internetsites. Ik vind dat veel sites een kerstboom of kermis zijn. Er kan van alles en dus doen mensen ook van alles. Het beweegt en het maakt geluid, maar dat vind ik niet bij fotografie passen. Op mijn site is de enige uitzondering het item over mijn zoon Sander. Die vind al die spelletjes en geluidseffecten prachtig. Dat is dan onze kerstboom. Maar eerst en vooral moet er fotografie opstaan. Je moet bij het eerste scherm al meteen beeld zien, wat bij veel foto-sites niet het geval is. Dan krijg je een hoop tekst en moet je nog twee of drie keerdoorklikken om eindelijk eens foto's onder ogen te krijgen. Als extreem voorbeeld kwam ik laatst een site tegen waar op de voorpagina met grote letters stond dat alles copyright beschermd is. Dan denk ik: laat eerst maar eens zien wat er copyright beschermd is."
"Zakelijk heeft me die website nauwelijks iets opgeleverd. Maar dat was ook niet de bedoeling. Het is gewoon ontzettend leuk om je werk wereldwijd te exposeren. Toch zijn er enkele aardige en onverwachte contacten uit voortgekomen. Zo gaf de redactie van de Spaanse kwaliteitskrant 'El Pais' na het bekijken van de Cuba-serie mij de opdracht om voor hun jongerenbijlage een reportage te maken over Amsterdam.Ook was er een Noors horeca-vakblad dat een verhaal had over Cubaanse tabak en twee foto's van sigaar-rokende Cubanen wilde gebruiken. Maar mijn website is puur als geintje begonnen en niet met het idee om opdrachten te verwerven. Want het is natuurlijk fantastisch dat er iedere dag gemiddeld zo'n 400 a 500 mensen komen die anders nooit een foto van mij zouden zien. Mijn record tot nu toe is 1.500 bezoekers. Dat gebeurde de dag nadat in Amerika Yahoo mijn site had onderbracht bij een nieuwe culturele zoekmachine en er opeens heel veel Cubaanse bannelingen waren die mijn Cuba-foto's onder ogen kregen. Het manco bij veel internet-sites is dat fotografen te nadrukkelijk zichzelf en te weinig hun onderwerpen presenteren. En er is natuurlijk niemand in de Verenigde Staten geïnteresseerd in fotografie van Piet den Blanken. Wel zijn ze geïnteresseerd in fotografie over Cuba of prostitutie. De crux zit hem er dus in dat je het juiste trefwoord opgeeft bij de juiste zoekmachines. Dan trek je de meeste bezoekers aan."
Wanneer ben je begonnen met fotografie?
"Ik ben in 1972 gestart als dokalaborant bij het Brabants Dagblad en daarna ben ik de Fotovakschool gaan doen. Na mijn vervangende dienstplicht heb ik een blauwe maandag dia's gemaakt voor een filmploeg. Eind jaren zeventig ben ik serieus gaan fotograferen. Ik heb altijd gewerkt aan grootschalige projecten, maar die werden lang niet altijd als zodanig gepresenteerd. Zo volgde ik vanaf eind jaren zeventig de Vredesbeweging en de strijd tegen kernwapens. Ook heb ik een uitgebreide reportage gemaakt over de laatste grote havenstaking in Rotterdam. Dat was in 1982."
"In 1987 publiceerde ik mijn eerste fotoboek 'De kleine Brabantse Dorpen'. Daarin heb ik vooral willen vastleggen met welke problemen de bewoners te kampen hadden. Die dorpen waren in de jaren tachtig aan het leeglopen en heel snel aan het veranderen. Ik kom zelf uit een klein dorp uit Oost-Brabant, daar heb ik tot mijn 21ste gewoond en dat was mijn persoonlijke betrokkenheid. Ik ben ook altijd blijven fotograferen in Brabant Zo heb ik in 1994 voor het boek 'Ruimte maken in Brabant' een twintigtal foto's van Martien Coppens uit de jaren vijftig geselecteerd en gecombineerd met eigen werk, om zo de enorme veranderingen in het Brabantse landschap zichtbaar te maken."
"Eigenlijk beschouw ik mezelf eerder als documentair fotograaf dan als fotojournalist, omdat ik niet geïnteresseerd ben in onderwerpen en foto's die na publicatie geen waarde meer hebben. Er is dus voor mij een heel essentieel verschil. Documentaire fotografie moet langer meekunnen. Het is een vorm van visuele geschiedschrijving. De aankondiging dat de burgemeester morgen iets opent en de foto daarvan de volgende dag in de krant is dat niet. Pas door doelbewust en vanuit een persoonlijke betrokkenheid gebeurtenissen te fotograferen en daar gedurende een bepaalde tijdsspanne mee bezig te zijn, verkrijgt fotografie een documentaire waarde."
Maar zo'n foto van een burgemeester is toch ook een vorm van geschiedschrijving. Al was het alleen maar door de registratie van de kleding, de pose en het kapsel van de man!
"Ja, en dat is tegelijkertijd het moeilijke van wat documentair is en wat niet. Want het is vanuit het heden heel lastig te beoordelen wat later interessant zal zijn. Ik heb ooit een foto gezien van
Cas Oorthuys uit de jaren dertig. Het was een heel ordinair kiekje van wasgoed dat lag te bleken op een grasveld. De ozon zorgt voor een desinfecterende werking, en ik herinner me nog dat mijn moeder dat in de jaren vijftig net zo deed. En dan krijgt zo'n kiekje van Oorthuys opeens een documentaire waarde. Het geeft precies de informatie hoe dat toen ging."
"Hoe dichter je erbij staat hoe moeilijker het is te beoordelen wat later in documentair opzicht waardevol is. En dat vind ik ook het gevaar van digitale fotografie. Het is een soort wegwerpfotografie. Het wordt niet bewaard. Er wordt heel snel beslist wat er wel en niet kan worden gebruikt, vaak binnen de termijn van een half jaar en soms al bij het fotograferen zelf. En dan kun je niet meer over dertig jaar zeggen: hé verrek, dat is interessant materiaal. En dan wordt er ook geen archief meer ontdekt in een ladenkast van een persbureau, zoals vorig jaar fotohistoricus Louis Zweers deed bij ABC Press met de negatieven van de Nederlandse oorlogscorres-pondent Alfred van Sprang. Deze journalist, die werkzaam was in de hoogtijdagen van de Koude Oorlog, overleed plotseling in 1960 en had geen familie. Toen hebben ze de helft van zijn negatieven maar verbrand. Ze wisten niet wat ze ermee aan moesten omdat ze zich niet de waarde reali-seerden van bijvoorbeeld zijn oorlogs-foto's van Indo-China uit de jaren vijftig. En dat komt omdat ze er te dicht op stonden."
Hoe ga je te werk als freelance fotojournalist? Benader je zelf vooraf tijdschriften met nieuwe plannen of laat je dat over aan persbureau Hollandse Hoogte?
"Ik heb de afgelopen jaren regelmatig journalistiek werk gepubliceerd in het Brabants Dagblad en het FNV-magazine en in iets verder verleden ook wel in De Volkskrant en Vrij Nederland. Maar vrijwel altijd waren dat reportages waartoe ik zelf het initiatief nam. Dolf Toussaint heeft ooit eens gezegd dat de kwaliteit van de documentaire fotografie nauw samenhangt met de kwaliteit van het onderwerp. En daarom vind ik het heel belangrijk om een aantal dingen zelfstandig te doen. Want als je opdrachtwerk doet dan geef je de eerste keuze uit handen.Namelijk wát je fotografeert Eigen projecten zorgen er bovendien voor dat je profileert, waardoor de opdrachten die je vervolgens krijgt in het verlengde ervan liggen. Overigens ga ik steeds vaker op reis zonder overleg te hebben met kranten en tijdschriften. Mijn ervaring is dat niets zo ontmoedigend is als vooraf je plannen te verkopen, omdat de meeste redacties alleen interesse hebben als je concreet werk kunt overleggen. Het is ook wel logisch, want fotografie is een visueel medium en als je vertelt wat je wilt gaan maken dan is dat vaak te abstract. Hollandse Hoogte komt trouwens heel weinig met ideeën. En dat vind ik teleurstellend. Waar ze wel erg goed in zijn is het opbergen en toegankelijk houden van beeldmateriaal.
Als een blad iets zoekt leveren ze dat. Maar wat ze niet doen is met bepaalde onderwerpen naar bladen toestappen en die proberen te verkopen. In mijn geval hebben ze ook nooit onderwerpen aangedragen. Jammer, want het is lang niet altijd makkelijk om alles in je eentje te organiseren. Als dingen niet goed lopen moet je daar zelf maar weer uit zien te komen. Dat vind ik eigenlijk het moeilijkste van mijn werk."
Hoe kom je op ideeën voor nieuwe onderwerpen?
"Wat bij mij heel vaak gebeurt is dat het ene onderwerp uit het andere voortkomt. Zo raakte ik in 1987 tijdens de terugreis vanuit El Salvador naar Mexico-Stad aan de praat met een vrouw uit Honduras die illegaal probeerde naar de Verenigde Staten te gaan. Zij werd een paar keer door de Mexicaanse politie uit de bus gehaald en moest steekpenningen betalen om verder te kunnen reizen. Er zijn heel veel Latijns-Amerikanen die proberen illegaal naar de Verenigde Staten te gaan. In 1988 en 1989 heb ik een reportage gemaakt over de grens tussen de Verenigde Staten en Mexico die wordt gevormd door de rivier de Rio Grande. Een paar jaar later las ik een uitspraak van Hans Magnus Enzenberger dat de Oder-Neisse - die Duitsland van Polen scheidt - de Rio Grande van Europa aan het worden is. Toen realiseerde ik me dat die grensverschijnselen ook hier spelen, en ben ik dat gaan fotograferen. De seriebevat ironisch genoeg enkele foto's van de Duitse patrouille-dienst waar een groot aantal voormalige Oost-Duitse Vopo's werkzaam is die vóór de 'Wende' nog wacht hielden aan de Berlijnse muur en het IJzeren Gordijn. Tijdens het maken van de reportage over de Oder-Neisse kwam ik erachter dat deze immigratie overal aan de nieuwe grenzen van Europa plaatsvindt Ik ben ondertussen in Ceuta, Istanbul, Italië, Engeland, Hongarije en recentelijk aan de Fins-Russische grens geweest En het zijn telkens dezelfde taferelen: vluchtelingen, bewakers, hekken, rivieren en mensenjagers. Er worden steeds meer drempels opgeworpen. Je realiseert je daar pas echt hoe groot de sociaal-economische verschillen in de wereld zijn. Zo hoorde ik van een van een Finse grens-soldaat dat zijn salaris hoger is dan het salaris van een minister in Rusland."
En dit onrecht wil je in je reportage aantonen?
"Ik hoef niet zoveel aan te tonen. Ik ben wel heel erg betrokken bij mijn onderwerpen, maar dan als waarnemer. Ik kijk wat er aan de hand is en wil dat doorgeven aan anderen. Ik ben opgegroeid in de tijd van de Koude Oorlog en het idee dat het communisme verschrikkelijk is. En een van de ergste dingen van het communisme was wel dat mensen niet vrij mochten reizen. Het IJzeren Gordijn vormde tot 1990 een onoverkomelijke barrière, en dat was een absurde situatie. Maar nu sluiten wij de grenzen af en is hetblijkbaar geen gruwel meer dat mensen niet vrijuit kunnen reizen. Hier spreekt mijn aversie tegen de sociaal-economische kant van de samenleving. De armen worden armer en de rijken rijker. Dat is de hoofdstroom op de wereld. En als gevolg daarvan trekken de mensen van het Zuiden naar het Noorden, waar de rijken dammen opbouwen. Het is net als water. Water blijft naar de laagste plek stromen. En als je dan de dam hoger maakt, het verschil tussen arm en rijk opvoert, dan zal het water harder gaan stromen. Je kunt in plaats van dijken bouwen echter ook het niveau een beetje gelijkmatiger maken. Ik wil met mijn fotoreportages in ieder geval laten zien dat er dijken worden gebouwd. Ik kreeg gisteren nog een mailtje van iemand uit Parijs die defoto's op de website had gezien en zei dat al die dingen aan de Europese grenzen zich feitelijk onttrekken aan het zicht. Mensen realiseren zich niet dat dit allemaal gebeurt."
Jouw wortels liggen heel sterk In de 'sociale fotografie'. Voor welke Nederlandse fotografen koester je bewondering?
"Vooral voor Dolf Toussaint. Kijk naar zijn indrukwekkende reportage 'Zone industrielle' (1984) over de trieste leef- en werkomstandigheden van mensen in de grote staal- en mijngebieden in België, Frankrijk en Duitsland. Een zeer waardevol document over de teloorgang van onze industriële samenleving. En van de huidige fotografen vind ik Daniel Koningfantastisch, alhoewel dat geen echte documentaire fotograaf is. Hij is een van de weinige mensen die - ondanks dat hij voor de krant werkt - heel erg zijn eigen gang gaat En als hij dat niet doet dan weet hij dat heel goed te verbergen. Van de oudere generatie spreken mij de GKf-fotografen aan vanwege hun maatschappelijk engagement: Cas Oorthuys tot en met zijn kritisch pleidooi voor een onafhankelijk Indonesië (het fotoboek 'Een staat in wording' uit 1947, RS). Maar meer nog Dolf Kruger, die in de jaren vijftig als een van de zeer weinigen de onderkant van de Nederlandse samenleving bleef fotograferen."
Herken je een bepaalde traditie in de Nederlandse documentaire fotografie waarmee je je verwant voelt?
"Nederlandse documentaire fotografie is over het algemeen heel sober en eenduidig. Foto's zijn vaak heel direct Je weet vrij snel waar het over gaat. Ik denk dat dat ook voor mijn eigen werk geldt. Ik vind een foto goed als hij duidelijk is, zodat je niet drie minuten hoeft na te denken over de inhoud van het beeld. Verder is een foto goed als hij emotie oproept en er extra aandachtspunten zijn, zodat wanneer je inzoomt op details er meer te ontdekken valt. Als documentair fotograaf denk ik dat ik niet thuishoor tot de categorie van estheten zoals Sebastiao Salgado. Natuurlijk houd ook ik me bezig met kadrering en licht.
Maar bij mijn fotografie is het onderwerp het allerbelangrijkste. Pas daarna komt het hoe van de vormgeving en de keuze voor zwart-wit of kleur. Eigenlijk betekent fotografie van het begin tot het einde keuzes maken en de eerste keuze is het wat. Pas daarna komt de keuze van het moment en de uitsnede. Kunstfotografen concentreren zich daarentegen vaak op vorm en trachten door middel van bepaalde vormcombinaties emoties op te roepen."
Welke camera's neem je mee op reis? En in hoeverre maak je gebruik van digitale technieken?
"Ik neem meestal een Nikon spiegelreflex en een Leica M6 mee en stop van beiden een reserve in mijn tas voor het geval er een kapot gaat Met de Nikon werk ik meestal met de 24 mm groothoeklens en een 85 of 105 mm telelens en met de Leica met een 35 mm lens. Ook heb ik altijd een extra Nikon bij me voor kleur, maar daar komt eerlijk gezegd weinig van terecht Ik fotografeer nog gewoon op film en maak in de doka één afdruk van ieder belangwekkend zwart-wit negatief. Deze 'moederprints' scan ik in op de computer, waar ik ze verder afwerk met Photoshop. Dat gaat digitaal veel verfijnder dan het doordrukken en tegenhouden in de doka. Heel handig is het maken van contact-sheets op de computer. Je kunt ze tot groot formaat opblazen en hoeft dan niet meer te tobben met een loepje. Net zoals de foto's zet ik de contactsheets op CD-Rom die zonder kwaliteitsverlies kunnen worden gekopieerd en aan de klant geleverd. Dat is veel eenvoudiger dan het printen van een nieuw contactsheet."
Hoe is in financieel opzicht het leven van een freelance fotojournalist?
"Vrij moeizaam. Ik heb een benedenmodaal inkomen. Ik heb een jaaromzet van zo'n 80.000 gulden en de helft daarvan ben ik aan kosten kwijt. Dus houd ik 40.000 gulden over. Het is dus een marginaal bestaan. Gelukkig is het belastingsysteem in Nederland zodanig dat je dan niet veel hoeft te betalen. Ik zou wel meer kunnen verdienen als ik anders zou werken. Ik verdien weinig maar het is ook een luxe te weten dat ik kan kiezen tussen veel reizen en minder opdrachten of juist minder reizen en meer zakelijk werk. Er zijn ook tijden dat ik vrij weinig doe. Dan ben ik met mijn zoontje bezig."
Ben je lid van een fotografenvereniging?
"Nee, ik ben altijd heel raar georganiseerd geweest Ik maakte in mijn beginjaren dia's voor de 'kritische filmers'. Deze cineasten zaten bij de Kunstenbond van de FNV en daar heb ik me ook bij aangesloten. Ik werd bij de FNV altijd ingedeeld bij de vakvereniging beeldend. Daar zaten allemaal schilders en beeldhouwers, en op een gegeven moment miste ik een uitwisseling met fotografen. Maar de Kunstenbond FNV is een jaar geleden gefuseerd met de grafische bond. En de NVF, de Nederlandse Vereniging van Fotojournalisten - waar ik nooit lid van wilde worden omdat ik dat zo'n middenstanders-club vond - fuseerde per l januari 1998 met de NVJ, de Nederlandse Vereniging van Journalisten, waarna het een FNV-bond werd. Ik heb me toen wel van de Kunstenbond FNV over laten schrijven naar de NVF. Eigenlijk had ik wel lid willen worden van de GKf, maar tegelijkertijd heb ik het altijd een elitaire club gevonden. Ze balloteren, terwijl ik vind dat je je moet organiseren om sociaal-economische redenen. Toen ik met het boek over 'De kleine Brabantse dorpen' bezig was ontmoette ik Eva Besnyô die me een lidmaatschap aanbood. Vanwege het ballotage-systeem weigerde ik. Toen antwoordde Eva dat ze me als bestuurslid zou uitnodigen om lid te worden, want dan was er geen ballotage nodig. Maar dat deed natuurlijk niets af aan het principe. Ik ben dus geen lid geworden en volgens mij heeft ze me dat nooit helemaal vergeven. Want de GKf is toch zo'n beetje haar kind."
En tenslotte rest nog de onvermijdelijke vraag die aan iedere fotojournalist wordt gesteld: ben je ooit wel eens bang geweest onderweg?
"Nee, ik heb nooit echt het gevoel gehad dat ik ergens angst voor hoefde te hebben. Wel ben ik bang geweest op een andere manier dan mensen verwachten. Het standaard beeld van een fotojournalist is toch dat hij zich in gevaarlijke situaties begeeft waar constant geweld dreigt en de kogels hem om de oren fluiten. Ik herinner me dat ik bang was toen ik voor het eerst in Latijns-Amerika een rit maakte met een collectieve taxi. Het was 's nachts. Die auto had geen licht, er was veel verkeer en de chauffeur bleef maar met volle vaart inhalen op de linkerrijstrook. Ik was als de dood dat we op een tegenligger zouden botsen. Dat soort angsten heb ik wel gekend, maar dat is natuurlijk niet wat je je voorstelt bij extreme situaties. Wel maak je onderweg ontzettend veel spannende dingen mee. En je moet als fotojournalist altijd heel alert zijn en kunnen improviseren. Zo was ik enkele jaren geleden in Tanger op straat aan het fotograferen toen er plotseling een opgewonden Marokkaans agentje naar me toe kwam om te zeggen dat dat niet mocht. Ik moest mee naar het politiebureau en dan voel je al nattigheid. Maar zo'n agent heeft niet in de gaten hoe fotografie werkt en onderweg verwisselde ik snel wat films. Toen we bij zijn chef kwamen beval die me inderdaad het materiaal af te geven. Ik verzette me zogenaamd hevig om dan ten einde raad mijn filmpjes in te leveren - de onbelichte wel te verstaan. Met dit soort verhalen kan ik boekdelen vol schrijven."
Daarmee eindigt het gesprek met Piet den Blanken. Wie echter meer spannende anekdotes wil lezen wordt warm aanbevolen om de website te bezoeken. Het biedt een voortreffelijk overzicht van zijn fotojournalistieke projecten van de afgelopen twintig jaar. De reportages zijn helder gepresenteerd en de puntige teksten en bijschriften zorgen voor goede achtergrondinformatie. Ondanks de serieusheid van de meeste onderwerpen is er ook ruimte voor vrolijke en bizarre items. Bijvoorbeeld over het dagelijkse reilen en zeilen van zoontje Sander die op zijn rollerskates de Bredase binnenstad onveilig maakt. Of het militaire vertoon waarmee sommige Duitsers nog steeds hun overleden 'kaiser Wilhelm' eren op diens voormalig landgoed in Doorn.
En behalve ellende is er ook veel geloof, hoop en liefde. Kijk maar naar de foto van een breed lachende Cubaanse schoonheid met drie poeslieve macho's aan haar voeten gevlijd op de boulevard van Havana. 'Als de realiteit onze dromen vervangt zullen wij het geluk benaderen', zo luidt in vertaling de Spaanse tekst die onderaan de E-mail van de fotograaf staat vermeld. Wel even een berichtje naar Piet terugsturen om te laten weten wat je van zijn foto's vond!