Quantcast
Channel: Bouilla Baise Work in progress
Viewing all 1008 articles
Browse latest View live

Fotograaf Aart Klein mint Amsterdam op afstand ...

$
0
0

PETER SIERKSMA − 06/12/96, 00:00
RECENSIE Aart Klein: Amsterdam, gefotografeerd 1944-1996. Met een inleiding van H. J. A. Hofland. De Verbeelding, Amsterdam: 96 blz - ¿ 45.
Niet geheel toevallig verscheen deze week ook een nieuw document van Klein: 'Amsterdam, gefotografeerd 1944-1996.' En zo is er dan opeens sprake van een dubbele ode: een aan Klein zelf en een aan de stad, die de fotograaf op zijn beurt altijd heeft geëerd.


Anders dan Ed van der Elsken, die zijn camera ongeveer in de smoel van de mensen drukte, houdt Klein altijd afstand. Hij is de toeschouwer die, zelfs als hij zijn camera op bijvoorbeeld fietsers richt tijdens de spits op de Dam (1957), nooit te dichtbij komt, maar registreert. Niemand poseert dan ook. De stad en de mensen zijn altijd in beweging. De lege straat van na de bevrijding met een enkele melkboer achter een handkar, een draaimolen vol kinderen en een jong (echt?)paar op een bakfiets, loopt langzaam vol met nozems en hippies met scooters en fietsen op de Dam en mondt uiteindelijk uit in de drukte van de 'moderne' tijd.


Zoals hij in de jaren vijftig en zestig met Carel Blazer de Deltawerken vastlegde, zo laat hij ook zien hoe Amsterdam langzamerhand uit zijn oude jasje groeit. Wat daarbij opvalt is dat de flats van Buitenveldert en Nieuw West en later de toegangswegen naar de Bijlmer, dat die lijnen en patronen van de wederopbouw nooit detoneren met het andere, meer nostalgische Amsterdam van de jaren veertig en vijftig.
Die lijnen en patronen zijn overigens vrij belangrijk in het werk van Klein. Niet op straat of in de haven, maar thuis ontwierp en ontwerpt hij zijn beelden. Soms kiest hij bewust de voor grote korrel, zoals bij de foto van de tram op lijn 17 ter hoogte van de Lelylaan, en werkt hij enkel op contrast zoals in het geval van de kranen van de NDSM in Amsterdam-Noord. En wat het meeste opvalt bij 'Amsterdam gefotografeerd': soms ook drukt hij zijn foto's zo donker, zo zwart af, dat mensen wegvallen in hun omgeving. Een voorbeeld daarvan is de foto van de Kalkmarkt. Ik houd daar niet zo van, maar dat terzijde. Want wat is zwart en wat is smaak? Bovendien blijft er genoeg over om van te genieten, al was het maar van die koplampen van die auto die aan komt rijden op een brug: zo uit de mist.

De in 1909 in Amsterdam geboren Aart Klein studeerde o.a. aan een technische avondschool architectuur, kwam na vervulling van zijn militaire dienstplicht bij Polygoon als persfotograaf en vormde tijdens de Duitse bezetting met zijn collega's Maria Austria, Henk Jonker en Wim Zilver Rupe de verzetsgroep 'Particam' ('Partizanen Camera'). Toen na de bevrijding de groep uiteenviel, maakte Klein fotoreportages van de wederopbouw en van bedrijven. Ook maakte hij buitenlandse reizen. Daaruit resulteerden fotoboeken zoals 'Delta, sleutel van Europa', 'Nederland wordt groter', 'De Amstel is er gelukkig nog' en 'Amsterdam, Rotterdam Tweesteden Rhapsodie'. De journalist H.J. Hofland schreef een inleiding tot zijn laatste bundel 'Amsterdam gefotografeerd 1644-1946' waarin hij een karakteristiek schetst van de fotograaf en diens werk. In 90 zwart-witfoto's toont Klein zich, behalve als een voortreffelijk technisch vakman, een gevoelig waarnemer van bevolking en stad met een blijkbaar wederzijdse beïnvloeding. De op ruim formaat en druktechnisch zeer verzorgde foto's, ogenschijnlijk van alledaagse mensen en situaties, onthullen bij nadere beschouwing steeds een boeiende diepere betekenis.
















Soublette et Fils Photography in Curaçao around 1900 ...

$
0
0

Robert Soublette (1846-1921) en zijn zoon Tito (1870-1938) waren rond de eeuwwisseling de belangrijkste fotografen op Curaçao. Robert Soublette richt zich, na eerst wat andere beroepen te hebben uitgeoefend, in 1880 helemaal op de fotografie. Naast het uitvoeren van opdrachten en het maken van studiofoto's trok Soublette eropuit om buitenopnames te maken. Vaak van dezelfde standpunten met een aantal jaren ertussen. Hiermee worden de veranderingen van toen in beeld gebracht. Robert Soublette was een druk en gevierd fotograaf. In 1904 werden veel foto's van hem (anoniem) in een speciaal album gedaan. Dit album is toen aangeboden aan H.M. Koningin Wilhelmina door de kolonie Curaçao. Als gevolg hiervan verwierf het bedrijf Soublette et Fils de status van hoffotograaf. Het werk van de Soublette's werd gebruikt om artikelen en ander publicaties over Curaçao te illustreren. Zij hadden een groot gevoel voor compositie, hetgeen te zien is op de vele foto's die zij hebben gemaakt van Willemstad. Veel van hun foto's werden ook als ansichtkaart uitgegeven. In de tentoonstelling over het werk van vader en zoon Soublette was werk te zien uit verschillende collecties: het Tropenmuseum, het Maritiem Museum uit Willemstad, Curaçao, het KITLV, de fraters van Tilburg en het klooster Maria Dal in Roosendaal. De expositie kwam tot stand in samenwerking met de stichting Maritiem Museum Curaçao. Ter gelegenheid van deze expositie is het boek "Soublette et Fils. Photography in Curaçao around 1900" van J. A. Schiltkamp, E. van Reeven, S. Wachlin en B. Smit verschenen.


Een fotografische schatkist wordt geopend

12-02-2011
Dozen en dozen vol met foto’s bevinden zich in het archief van de Fraters van Tilburg. In een groot aantal van die dozen, die bewaard worden in de kelder van het generalaat aan de Gasthuisring in de Brabantse stad waar de congregatie haar oorsprong heeft, zijn de foto’s opgeslagen die de fraters maakten op de Nederlandse Antillen en in Suriname. Dat ‘Caribische’ deel van de fotocollectie bestaat uit naar schatting zo’n dertigduizend afbeeldingen die tussen 1886 – het jaar waarin de eerste drie fraters naar Curaçao vertrokken – en ergens aan het einde van de twintigste eeuw zijn gemaakt. 

De tienduizenden foto’s vormen een schat aan beeldmateriaal, afkomstig uit een gebied dat van oudsher maar een marginale betekenis in de fotografie heeft gehad. Nadat de ontdekking van de fotografie in 1839 wereldkundig was gemaakt en zich over de wereld verspreidde, kwam die nieuwe uitvinding ook op de Nederlandse Antillen en in Suriname terecht. Caribische en Amerikaanse rondreizende fotografen deden ook de Antillen en Suriname aan met voornamelijk portretfotografie. De fotografische activiteiten breidden zich in deze gebieden steeds meer uit, en ook hier kwamen er permanent gevestigde studio’s. 

Maar in de West bleef de ontwikkeling van de fotografie duidelijk achter wanneer die vergeleken wordt met de ontwikkeling in het koninkrijksdeel in de Oost. Zo bleef het aantal fotostudio’s in Suriname in de periode 1839-1939 beperkt tot enkele tientallen, terwijl dat er in Nederlands-Indië maar liefst 450 waren. Mogelijk komt dit door het feit dat de Oost voor het moederland economisch veel belangrijker was dan de Antillen en Suriname, en dat er een verband bestaat tussen ‘economisch gewin en grote daden in een kolonie’ en het al dan niet totstandkomen van ‘een grote fotoproductie’. Hierdoor is slechts een beperkt visueel historisch beeld van de West bewaard gebleven en in dat opzicht mag de uitgebreide collectie van de Fraters van Tilburg een zeer welkome aanvulling genoemd worden. 

Deze vooralsnog onaangeboorde bron was tot voor kort vrijwel onbekend buiten de congregatie. Slechts sporadisch zijn foto’s uit het uitgebreide aantal dozen gehaald en bijvoorbeeld voor een publicatie gebruikt. In 2009 kwam daar verandering in. Toen toog een delegatie van Stadsmuseum Tilburg en de Stichting Cultureel Erfgoed Caribisch gebied & Nederland samen met de Tilburgse hoogleraar Arnoud-Jan Bijsterveld naar het generalaat om een eerste grove inventarisatie van de fotocollectie te maken. Daar vloeide een project uit voort dat onder meer de digitalisering en beschrijving van de Caribische fotocollectie beoogt. Dit omvangrijke karwei zorgt er niet alleen voor dat de foto’s niet verloren gaan, maar maakt het daarnaast mogelijk om de collectie toegankelijk te maken voor eenieder die erin geïnteresseerd is. Het is namelijk de bedoeling dat de Caribische foto’s op internet te bekijken zullen zijn.

Sommige van de Caribische foto’s uit de verzameling van de fraters zijn als losse stapeltjes in bruine enveloppen gestopt, andere zijn in fotoalbums geplakt. Ook zijn er veel met lijm op – niet-zuurvrije – vellen papier geplakt. Deze lijm is overigens veelal al aan het loslaten en heeft vlekken op het fotopapier achtergelaten: conservatie door digitalisering is dus geen overbodige luxe. Op de enveloppen waarin de foto’s bewaard worden, is in veel gevallen met pen een korte notitie gemaakt om aan te geven wat er op de foto’s in die betreffende envelop te zien is. Andere zijn zonder verdere aanduiding of beschrijving opgeborgen. 

De Caribische foto’s werden vaak door de fraters zelf gemaakt, maar ook is er in de collectie werk te vinden dat afkomstig is van beroepsfotografen of fotobureaus. Singer, Fischer en verschillende andere namen van professionele makers zijn op de foto’s terug te vinden. Een fraai, zij het in omvang relatief klein onderdeel, is een boek dat foto’s bevat van vader Robert Soublette en diens zoon Tito. Opererend onder de naam Soublette et Fils legden zij het Curaçao vast van eind negentiende, begin twintigste eeuw. Met name in de portret- en panoramafotografie was deze belangrijke, voor die tijd erg moderne Antilliaanse fotostudio erg bedreven. 

Maar behalve werk van beroepsfotografen bevat de collectie enorm veel foto’s die gemaakt zijn door fraters zelf, door amateur-fotografen dus. Deze ‘kiekjes’ werden geschoten bij allerlei feestelijke gelegenheden (zoals kloosterjubilea en feestdagen) en bezoeken, en tijdens excursies en uitstapjes. De lokale bevolking, maar met name de fraters zelf en de omgeving waarin zij werkten, zijn erop vastgelegd. Zo geven ze inkijkjes in de scholen en het leven in de fraterhuizen. Een potje kaarten in de recreatiezaal van een fraterhuis, genoeglijk met een groepje medefraters een drankje nuttigen, genieten van een sigaar, dergelijke alledaagse beelden werden ook gefotografeerd. In zekere zin heeft de verzameling wel iets weg van een familiealbum, dat foto’s bevat van leuke en gedenkwaardige momenten waarop de eigen familie en andere naasten zijn afgebeeld. Zo is het met de foto’s van de fraters ook: er zijn leerlingen en personen uit de Antilliaanse en Surinaamse gemeenschap afgebeeld, maar beelden met de religieuzen erop lijken ‘het hart’ te vormen van de collectie. 

Nochtans waren er verschillende fraters die uitstekend konden fotograferen, zoals frater Arnoldo Broeders, één van de eerste natuurfotografen op Curaçao. 

Bij het doornemen van de collectie ontstaat het beeld van een geheel dat zonder voorafgaand vastgestelde opzet bijeen is gebracht. Foto’s die afkomstig zijn uit de privécollecties van fraters, zijn bijvoorbeeld na hun overlijden in de collectie van de congregatie terechtgekomen. Ook werden foto’s naar medefraters in Nederland gestuurd en kwamen via hen in de congregatiecollectie terecht, of ze waren bijvoorbeeld gemaakt als propagandamateriaal of als illustratie voor een van de fratertijdschriften. Maar er zijn ook foto’s die speciaal voor die algemene collectie zijn gemaakt. Bijzondere gebeurtenissen in de geschiedenis van de congregatie werden bijvoorbeeld vastgelegd en feestelijke aangelegenheden die zich afspeelden in de omgeving waarin de fraters werkzaam waren en/of waarbij zij betrokken waren, werden op de gevoelige plaat vastgelegd. Daarnaast zijn er veel afbeeldingen die naar thema gefotografeerd lijken te zijn. Welke frater(s) die taak van ‘chroniqueur’ op zich had(den) genomen, is niet altijd duidelijk. 

Aangezien de fraters een langere periode op de Antillen hebben doorgebracht dan in Suriname, het frateronderwijs in Suriname zich in vergelijking met dat op de Antillen maar weinig uitbreidde, én de fraters op Curaçao meer vertegenwoordigd waren dan in de andere missiegebieden waar zij werkzaam waren, zal de nadruk wat meer liggen op de Antilliaanse geschiedenis en de foto’s die daaraan gekoppeld kunnen worden. Bovendien heeft het grootste deel van de Caribische foto’s dat op moment van schrijven gedigitaliseerd is, betrekking op de Antillen. 

Tekst: Ton de Jong en Jeroen Ketelaars

Zie ook 

PRENTBRIEFKAARTEN CURACAO




Naval Officer, Curacao
Young Woman, Curacao


 






















Otrabanda means 'the other side' in Papiamentu, the Caribbean's oldest and largest creole language, spoken by the natives of Aruba, Bonaire and Curaçao and Dutch Antillean immigrant communities in the Netherlands.
It also is the name of the famous district in Curaçao's capital, Willemstad, that is home to one of the Caribbean's liveliest creole music communities.
The photo: Left, in the foreground, the 'barrio' Otrabanda, in the middle the so-called "Pontjesbrug", the floating bridge. On the right side Punda, in the foreground the "Waterfort", the fortress. In the background the "mountains" Seroe Pretoe, Veeris Berg and Jack Evertszberg. In the middle, behind the "Pontjesbrug" the old Dutch fortress Nassau. To the far right, the "Tafelberg".
Links op de voorgrond de wijk Otrabanda, midden de "Pontjesbrug", rechts de wijk Punda met op de voorgrond het "Waterfort", het Nederlands bestuurscentrum. Op de achtergrond de "bergen" Seroe Pretoe, Veeris Berg en Jack Evertszberg (links). Midden, achter de Pontjesbrug, het fort Nassau. Uiterst rechts, in nevelen: de Tafelberg. ( Historic photograph/Historische opname: Soublette et fils, circa/about 1910. © 1999 Stichting Monumentenzorg Curaçao / Kit Press Amsterdam)

Indisch restaurant ...

$
0
0
NV Indisch restaurant, exterieur, 1920

NV Indisch restaurant, exterieur, 1920
Interieur van NV Indisch Restaurant aan de Laan van Meerdervoort in Den Haag met twee obers, 1920.
Dit restaurant staat bekend als het eerste Indische restaurant in Den Haag, opgericht 1919 door J.J. van Geemert. Later werd het Tampat Senang genoemd. De naam betekent 'plaats waar men zich behaaglijk voelt'. Vanaf de jaren '30 was het restaurant eigendom van A.E.W. De Jong, die hier ook een pension voerde en er zijn verzameling Indische kunst onderbracht.


Wat ook in dit hôtel is te roemen is... de rijsttafel, die er naast een Europeesch lunch naar keuze wordt gediend.

En nu ben ik blij het een oogenblik te kunnen hebben over de Indische rijsttafel. Er is in Indië een neiging het geheele leven te vereuropeanizeeren. Deze neiging is gekomen uit Singapore, over Medan - de frissche planterstad, die eigenlijk weinig ‘Indiesch’ is - en heeft zich in de laatste jaren zeer uitgebreid over Sumatra en Java. Onder deze vereuropeanizeering behoort vooral de bijna algeheele afschaffing van de rijsttafel. Was de rijsttafel vroeger algemeen het ge-ijkte lunch, in de laatste tien, vijftien jaren - wie is er meê begonnen?! - is het mode geworden op de rijsttafel neêr te zien als onhygiëniesch en ‘Indiesch’! In de hôtels te Sumatra krijgt ge dus op lunchtijd een noenmaal, dat dikwijls bestaat uit erwtensoep, ‘hochepot’ (sic), boeuf-braisé, worst met boerenkool en kabinet-pudding. ‘Spreek me niet van rijsttafel!’ werd mij verzekerd. ‘Die schaffen wij af! Het eenige middel om niet “Indiesch” te worden!’

Ik vond dien schrik wel komisch. Om niet Indiesch te worden, niet te zwaar, niet te loom, niet te lui, schaft de Europeaan de gepimenteerde rijsttafel af en eischt... een lunch, dat hij nergens in het vaderland krijgt, zoo zwaar en wintersch, dat het hem smaken zoû als hij een paar uur had schaatsen gereden. Hij eet met dit menu twee zware diners per dag. Het vleesch was nooit fameus in Indië. Men at een gebraad éénmaal per dag, aan het diner, maar aan de rijsttafel was het nu niet zoo heel malsche vleesch gecamoufleerd door een pittige toebereiding. En nu wilde ik dit alleen maar zeggen: dat ik deze afschaffing van de rijsttafel in de hôtels en in de meeste particuliere huizen een fout noem in de levenswijze en tègen het klimaat, die groote vijand van den Europeaan in Indië. De Europeaan heeft de rijsttafel, wil hij gezond blijven, beslist noodig, ik zoû zeggen broodnoodig, rijstnoodig. De sterk gekruide toespijzen zijn, met mate en etenskunst genuttigd, niet anders dan nuttig voor digestie en anderszins; trouwens, de inboorling had ze anders ook niet uitgevonden. En wie zegt, dat hij de rijsttafel uit den booze vindt, wed ik - om een lief ding - kan de rijsttafel niet eten. Want er zijn vele Hollanders, al jaren lang in Indië, die de rijsttafel... niet eten kunnen. Zij zijn het, die stapelen rijst, groente- en vleeschgerechten, sambals ordeloos op hun bord en maken er een olla-podrida van. Het smaakt tòch nog... evenals nassi-goreng lekker is - de gebakken rijst. Maar het is op uw bord, zoo alles door elkander gehutst, een indigeste, smaak-verwarrende en onesthetische rommel, waarvan zelfs het aanzicht afstuit. Wie zoo rijst eet zal op den duur niet gezond blijven en zich de rijsttafel tegen eten... Terwijl hij risqueert, dat, als hij een knappe kokkie heeft, deze bij zich zelve denkt: ‘Wat heb ik zooveel moeite te doen met mijn boemboe (kruiden) te mengen en te bereiden als mijn toean die fijne smaken in zoo groot verschil toch maar op zijn bord door elkander mengt?’

Rijsttafel te eten en te genieten is een kunst. Men neme niet te veel rijst in eens (bijvullen is ge-oorloofd). Men kieze uit de veelheid der gerechten - hoe aardig gaat in het Hôtel des Indes de drom der Inlandsche bedienden, de een achter den ander, op een rij met die vele gerechten rond! Men houde zijn rijst zelve zoo lang mogelijk wit en maagdelijk. In een kop neme men zijn sajoer of groente-saus. Op een bij-bord schikke men het palet uit de gekozene gerechten. De verschillende, soms zeer gepimenteerde sambals neme men in kleine hoeveelheid - pas op voor de sambaloelek, louter Spaansche peper! - en houde ze op den rand van uw bord vooral goed uit elkaâr. Bij elke hap rijst - ge eet uw rijst met lepel en vork - kiest ge iets van kip, vleesch of visch, begeleid door één der sambals. Iedere hap rijst is een nieuwe combinatie. Ge wisselt ze af, die combinaties. Ge wisselt ze af, uw hapjes rijst, waardoor, als ge goèd eet, elk hapje anders smaakt. Wat een rijkdom, die u nooit verveelt! En ge eet vooral met maat, vooral niet te veel en vooral niet als een Barbaar, die bij voorbeeld, in een restaurant, Sôle à la Meunière, tournedos en pêche-Melba op zijn bord dooreen zoû smijten en meenen goed te doen, door zoo zijn maal te nuttigen.

Dat de rijsttafel slechts op een bord en wel een soepbord wordt genuttigd - al heeft men een sajoerkommetje en bij-bord naast zich - is misschien af te keuren: men bedenke dat de Inlander, die met zijn vinger eet, gemakkelijker de juiste combinaties weet te kiezen, dan wij binnen den bekrompen cirkel van ons diep bord. Maar eenmaal dit Westersche ‘bord’ (in steê van het Oostersche pisang-blad) aangenomen, vulle men het niet ordeloos, stapele men het niet vol, eere men vooral smaak, maat en keuze bij dezen maaltijd, die, ik herhaal het, matig genuttigd, eerder een zweepslag is voor het Europeesche bloed dan erwtensoep en worst met boerenkool hier kunnen zijn. Vreemde tegenstelling: en toch eet de Europeaan hier zwaren winterkost gaarne: kan het zijn uit heimwee naar zijn vaderland?

Louis Couperus  "Oostwaarts"  (editie  H.T.M. van Vliet, J.B. Robert en Gerard Nijenhuis). Uitgeverij L.J. Veen, Amsterdam/Antwerpen 1992 (eerste druk is van 1923)

Stille kracht in de keuken

tekst Ronald Hoeben
artikel artikel | Zaterdag 11-05-2013 | Sectie: Overig | Pagina: NH_NL05_014 | Ronald Hoeben

Indische restaurants hebben het moeilijk. Om te overleven moeten ze vernieuwen. Hoe Indonesisch mag het zijn?

In Amsterdam is met een nieuw Koreaans restaurant weer een deur naar de Oosterse keuken geopend. De Thaise keuken was al ingeburgerd, evenals de Chinese dimsum en Japanse sushi. Maar van de meest vertrouwde Oosterse keuken hoor je eigenlijk weinig meer. Hoewel in de supermarkt de schappen vol staan met de producten van Go-Tan en Conimex, lijkt in restaurants de stille kracht uit de Indische keuken gevloden te zijn. Het is doek is vooral gevallen voor veel oubollige zaken met een verhollandst aanbod. Veel noemden zich 'Chinees-Indisch', hoewel ze Indisch noch Chinees waren. Sommige zijn overgeschakeld op andere quasi oosterse concepten zoals (zelf) wokken of sushi, liefst onbeperkt.
Van de echt Indische restaurants worden de eigenaren oud en stoppen met hun zaak. De zaken die er nog zijn, worden vooral bezocht door een slinkend, vergrijzend publiek met heimwee naar de verre archipel.
De Indische keuken is niet sexy, zegt cuisinier Pascal Jalhaij (voorheen onder meer van sterrenrestaurants Vermeer en La Rive in Amsterdam). Jalhaij is opgevoed met de Indische keuken van zijn grootouders, maar hij is de Indonesische keuken pas gaan begrijpen na een reis door het land in 2009. Het verbond van elf 'Selected Indonesian Restaurants' heeft Jalhaij gevraagd om na te denken over een nieuwe koers voor de Indische keuken, die ook een jonger publiek aanspreekt.
Indisch of Indonesisch
Het is geen gemakkelijke taak: het grote publiek kent deze keuken nauwelijks. De Indonesische en de Indische keuken worden vaak op ��n hoop gegooid, hoewel er grote verschillen zijn. De Indische keuken is een Nederlandse adaptatie van de Indonesische. Lonny Gerungan, die met boeken, televisieprogramma's en zijn in mandjes verpakte gerechtenlijn jarenlang het 'gezicht' van de Indonesische keuken in Nederland was, legt het al tientallen jaren uit: De Nederlanders pasten in Nederlands-Indi� de keuken aan vanwege de pittigheid, bij terugkomst in Nederland wilde men 'Indonesisch' blijven eten, maar niet alle ingredi�nten waren verkrijgbaar. Dus werden alternatieven gezocht: dungesneden kool verving taug�, kokosmelk werd volle melk met wat suiker. Zo werden nieuwe gerechten geboren en bestaande gerechten anders bereid.
Een heel bekend gerecht dat vroeger voor de kerst gemaakt werd, is zwartzuur van kip met rode wijn en ketjap manis. Rode wijn heeft niets met Indonesi� te maken. Of de typisch Indische ajam mosterd: kip gemaakt met mosterd, sambal en tomaten. Een combinatie waarvan je in Indonesi� nooit zou durven dromen, maar met een geweldige smaak. In de Indische keuken is men vrij, je kunt toevoegen wat je wilt. In de Indonesische keuken, die zeer breed is en per eiland en streek sterk verschilt, zijn de bestaande gerechten heilig, daar kun je niets aan veranderen.
De gevlochten mandjes van Lonny zijn niet meer te krijgen in de supermarkt. Gerungan heeft inmiddels een nieuw eigen merk op de markt (Samasaya) en bij de demonstraties in de supermarkten valt hem op hoe weinig kennis er is over de materie: Alle pindasaus wordt hier sat�saus genoemd, maar van de vele soorten pindasaus is er maar ��n sat�saus. Bij elk gelig gerecht is de vraag: is dat curry? Nee, we hebben geen curries in de Indonesische keuken.
Ook in restaurants ontbreekt het vaak aan expertise. Wie zich een 'echt' Indonesisch restaurant wil noemen zal de originele Indonesische keuken moeten voeren, maar Indonesische koks zijn er nauwelijks. Indonesi�rs krijgen geen verblijfsvergunning om hier als kok te gaan werken. De overheid verwijst naar het leger werkloze koks uit de wegkwijnende Chinees-Indische restaurants en die ontberen de benodigde kennis.
Een ander obstakel voor vernieuwing is de Indische gemeenschap zelf. Pascal Jalhaij: Binnen de grote Indische gemeenschap denkt iedereen er verstand van te hebben, iedereen houdt vast aan zijn eigen interpretatie van de Indische keuken. Daardoor blijft alles altijd maar bij het oude. Tot de inrichting onder zo'n systeemplafond aan toe. Van die oubolligheid moeten ze af zien te komen. Een rendang is vreselijk lekker eten, maar het ziet er niet uit. Als je mooie ossenhaasstukjes zou geven in de perfecte cuisson, in combinatie met die saus, zou je foodies over de streep kunnen trekken. Nu is het vaak allemaal nogal grof en onelegant, het ziet er zielloos uit.
Homarium
Jalhaij helpt de 'Selected Indonesian Restaurants' bij hun pogingen tot vernieuwing. Sommige zijn daar al mee begonnen. Zo stuurt in Breda Jimmy Lo-Hamzah (35) in restaurant Bali James een moderne Indonesische keuken aan, wars van Indische (lees: Hollandse) invloeden. Lo-Hamzah: Onze keuken is authentiek maar niet ouderwets. We hebben een homarium en we halen onze kruiden rechtstreeks uit Indonesi�. Bij ons kun je weliswaar ook rijsttafel eten, maar die bestaat dan uit de gerechten zoals ze in Indonesi� momenteel geserveerd worden.
De 26-jarige Timo Boerenkamp kookt in Spandershoeve in Hilversum juist Indisch, onder toezicht van zijn 84-jarige grootmoeder. Die drukt hem op het hart de rijsttafel nooit te verloochenen. Intussen kijkt Timo kijkt met enige jaloezie naar de jonge klandizie die in groten getale een snel hapje komt eten bij Golden Chopsticks in Amsterdam, al is dat een Chinees restaurant. Fingerfood en kleine gerechten, daar moeten we wat mee doen. Zijn vader valt hem bij: We willen andere gerechten laten zien zonder de Indische oorsprong te verkwanselen.
Ed Brouwer van Indonesisch restaurant Mooi Zeist heeft de karbouw al bij de horens gevat. Rijsttafel is nog steeds verkrijgbaar, maar daarnaast komt er een loungeconcept met kleine hapjes en bijpassende wijnen. Uit de speakers komt moderne Balinese loungemuziek.
Pascal Jalhaij ziet er wel toekomst in: Dit is vooruitdenken. Dat ze niet van die rijsttafel loskomen, snap ik ook wel. Maar laat de Indonesische restaurants meedenken over technieken, uitstraling, alle details waar het vaak aan ontbreekt. Hier in Zeist krijg ik het Indische gerecht pepesan makreel op een tempeh toastje, niet zo'n hele vis die je van de graat moet plukken. De basis is goed, er moet alleen een 2013-versie komen. Het moet een beetje gaan swingen.
Heimwee-eten Het Indische en Indonesische eten heeft voor veel liefhebbers met heimwee te maken. Dat hoeft niet eens een verlangen naar Indonesi� te zijn, het sentiment kan net zo goed gerelateerd zijn aan een gerecht van een tante in Zutphen. Daarin zit ook de kern van het dispuut over de authenticiteit van gerechten: iedereen heeft er zijn eigen waarheid over, d� Indische keuken bestaat niet. De afhaalzaak van Kediri (Linneauskade 2) geniet faam tot ver buiten de Amsterdamse Watergraafsmeer. In Harderwijk is Toko Moetiara een afhaaladres om te onthouden (Smeepoortstraat 16). In Den Haag is naast het uitstekende The Raffles (Javastraat 63) Soeboer (Brouwersgracht 29) een fijne plek - premier Rutte komt er geregeld. Daarnaast heeft Soeboer nog waroengs (Indonesische winkeltjes, in dit geval met restaurant) op de Piet Heinstraat 114 (Den Haag) en op de Achterweg 7 in Wassenaar. Onder de naam Blauw zijn restaurants in Den Haag, Amsterdam en Utrecht te vinden, de Utrechtse vestiging (Springweg 64) is een favoriet van topkok Pascal Jalhaij, net als restaurant Tandjong Priok in het Friese Arum (Schoolstraat 22) waar de diverse sambals aan tafel gemaakt worden. Op zaterdag 11 mei is in Het Sieraad in Amsterdam Indomania, met muziek, beeldende kunst en vooral veel eten van Indonesische koks uit het hele land. Van 22 mei tot en met 2 juni is het Haagse Malieveld het toneel van de Tong Tong Fair, waar ook het nodige te proeven valt, tientallen soorten sambal bijvoorbeeld. Eventueel weg te spoelen met klappermelk of schaafijs. De Pasar Malam-manifestaties, die door het jaar heen op verschillende plekken in het land gehouden worden, zijn ook altijd rijkelijk voorzien van eten. Groningen, Utrecht, Apeldoorn, Tilburg, Eindhoven en Nijmegen zijn de komende maanden nog aan de beurt. Ronald Hoeben
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.



NV Indisch restaurant, exterieur, 1920

NV Indisch restaurant, exterieur, 1920

Gevel van NV Indisch Restaurant aan de Laan van Meerdervoort in Den Haag, 1920.
Dit restaurant staat bekend als het eerste Indische restaurant in Den Haag, opgericht 1919 door J.J. van Geemert. Later werd het Tampat Senang genoemd. De naam betekent 'plaats waar men zich behaaglijk voelt'. Vanaf de jaren '30 was het restaurant eigendom van A.E.W. De Jong, die hier ook een pension voerde en er zijn verzameling Indische kunst onderbracht.

Selamatan bij Indisch restaurant Twed, 1920

Selamatan bij Indisch restaurant Twed, 1920

Selamatan bij de opening van Hollands-Indisch restaurant Twed, Reikenstraat 76, Den Haag, 1920.
Het Indische personeel zit op de grond, rondom drie manden in piramidevorm, waarvan in twee manden rijst en in de derde een verse geitenkop. Om de manden zeven kommen met rode en witte pap en veel schaaltjes met allerlei gerechten. Staand diverse personen uit de Indische gemeenschap in Den Haag. Een Selamatan is een Javaanse feestmaaltijd ter ere van belangrijke gebeurtenissen in familie- en/of kennissenkring.
Twed werd geopend door Carel Gustaaf Olie, voormalig directielid van de NV Cultuurmij Gangloegan. Het restaurant had een maaltijdbezorgservice waarop je een abonnement kon nemen. Ook fungeerde het als pension.
Keuken van Indisch restaurant Garoeda, 1959.

Keuken van Indisch restaurant Garoeda, 1959.

Chefkokkin Minah Dwidjaja en haar personeel achter het fornuis in de keuken van Indisch restaurant Garoeda op de Kneuterdijk te Den Haag, mei 1959.
Foto: Nationaal Archief/Spaarnestad Photo/W.L. Stuifbergen. 

NRC Lux Vis Restaurant Gids ...

$
0
0

Koks met een vismissie

artikelartikel | Zaterdag 18-05-2013 | Sectie: Overig | Pagina: NH_NL06_002 | Ronald Hoeben

Voor deze restaurantgids koos Ronald Hoeben vijftien adressen waar men de vis serieus neemt en waar je met plezier eet.

Visrestaurants zijn dun gezaaid in Nederland. Hoewel er op de meeste menukaarten wel een vis te vinden is, zijn er maar weinig restaurants die zich toegelegd hebben op het serveren van louter vis. Hoe vreemd is dat?
Het is onze eigen schuld, zou je kunnen zeggen. Voor een land met zo'n lange kustlijn, eten we in Nederland heel weinigvis: ongeveer drie ons per maand, circa drie�nhalve kilo per jaar, mosselen met schelp en al meegerekend. Dat is een kwart van wat een Belg aan vis eet, en eenzesde van wat een inwoner van een Zuid-Europees land uit de zee verorbert.
Voor het soort vis dat we - volgens de statistieken - het liefst eten, hebben we niet eens een restaurant nodig: vissticks, bliktonijn, gerookte zalm of een simpel broodje gerookte makreel. Buiten de deur vis eten betekent voor de meeste consumenten een harinkje of een lekkerbekje aan de stal. Als er thuis eens vis op tafel komt, is het meestal een fileetje van pangasius of tilapia. Uit de supermarkt, want daar kopen we onze vis.
Genoeg naargeestige statistiek, nu even over lekkere vis. Want die wordt in restaurants wel degelijk geserveerd, ook al is dat niet op zoveel plekken als je zou willen. Niet elke provincie en zelfs niet elke kustplaats kan bogen op ��n visrestaurant van klasse.
Nederlanders eten weinig vis en laten zich daar ook niet makkelijk toe verleiden, constateert cuisinier en onbetwiste visspecialist Imko Binnerts van restaurant Vis & Ko in Haarlem. Veel koks weten wel hoe je een stukje vis bereidt en er zijn genoeg leveranciers die aanvaardbaar materiaal leveren, daar zit het probleem niet. Het probleem is dat Nederlanders - hoewel ze het prachtig vinden om in Spanje of Itali� allerlei verse visjes te eten - in eigen land lang niet alles lusten. Voor onze eigen kust zwemt van alles rond dat niet op de kaart gezet wordt, omdat het moeilijk te verkopen is.
Restaurants werken er hard aan om dat te veranderen, en dergelijke koersveranderingen worden vaak ingezet door de topzaken. Edwin Vinke van de Kromme Watergang en Jannis Brevet van Inter Scaldes - beide restaurants hebben twee Michelin-sterren - halen hun meeste producten uit de directe omgeving. Ze zien dat gasten eerder geneigd zijn lokale viste eten als die onderdeel is van een menu - los zouden ze die niet snel bestellen. Langzamerhand maakt de zonnevis uit de Middellandse Zee, die tien jaar geleden nog staande ovaties kreeg, plaats voor de lijngevangen zeebaars, de Oosterscheldekreeft, de krab en kabeljauw of de zomerse mul uit de Noordzee.
De Zeeuwse koks omarmen alle lokale schaal- en schelpdieren plus de wieren en algen die in hetzelfde water te vinden zijn. En lang niet alleen meer de koks met sterren: ook Dp (zeg: Deepee) Arkenbout van restaurant De Vluchthaven in Bruinisse, zou niet meer anders willen dan lokale waar. Naar zijn restaurant komt men voor Oosterscheldekreeft van de grill, voorgerechten van schaal- en schelpdieren met dezelfde postcode, zo puur mogelijk geserveerd. Hij is ervan overtuigd dat zijn aanpak voor veel meer restaurants vruchten zou kunnen afwerpen: Maak een eenvoudige kaart met wat er in het seizoen uit de buurt komt.
Mantra
'Lokaal' is dus ook voor visrestaurants een mantra aan het worden. Wie komt aanzetten met (Australische) barramundi als catch of the day krijgt de lachers op de hand en de foodies op de kast.
Nee, dan 't Ailand in de haven van Lauwersoog, een proeflokaal (restaurant mag het niet heten) van de visserkotter TS 31 van De Goede Vissers die de Waddenzee bevissen. Een ander initiatief is het Catchdrive -systeem, waarbij de kok direct met de visser op de boot communiceert en zijn keus uit de vangst al bestelt voordat het schip is aangemeerd. De kok van De Boet in Urk bijvoorbeeld doet het al zo.
In deze gids treft u vijftien visrestaurants en restaurants die vis hoog in het vaandel hebben. Van verschillend pluimage. Van zo'n proeflokaaltje in de haven, waar je voor een paar euro je eigen garnalen pelt, tot het sterrengeweld in Zeeland, waar het niveau van de visbereidingen aan het ongelofelijke grenst. De selectie is persoonlijk en daarom per definitie onvolledig. Alle adressen hebben ��n gemene deler: men neemt er de vis serieus en het is een plezier om die er te eten.
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.

Van kibbeling tot kreeft

artikel artikel | Zaterdag 18-05-2013 | Sectie: Overig | Pagina: NH_NL06_004
Kijkduin is een Hollandse badplaats van de oude stempel, waar het onroerend goed nog niet lijkt te zijn opgekocht door durfinvesteerders. Zo wordt het Deltaplein, dat uit een rotonde en een strandtoegang bestaat, gedomineerd door 't Patathuisje, een oubollige kermisattractie en een sober ogende serviceflat. Maar daartussenin gebeuren dingen: er is een visrestaurant neergestreken. Het heet de The Fish Club en de overeenkomst tussen die naam en die van The Harbour Club is geen toeval: er is een familieband.
Naar voorbeeld van The Harbour Club is ook The Fish Club ruim opgezet, de muur van gestapelde wijnflessen is blijkbaar een signatuur binnen de familie. Toch wil The Fish Club zich duidelijk lager in de markt zetten dan het grote voorbeeld. Een lunchmenu van twee gangen kost hier 19,95 euro.
Een fris strandpaviljoeninterieur met veel hout, witte tegels, stormlampen, blanke Thonet-stoeltjes aan ongedekte houten tafels met simpele, geruite keukendoeken als servet. Op tafel prijken grote bussen Baleine-zout naast flessen Heinz-ketchup en kleine blikjes Spaanse olijven. De specialiteit van de dag - gebakken zalmfilet, 18,50 euro - staat op een schoolbord boven de open keuken gekrijt.
We eten een prima stukje kabeljauw (20 euro) met zeekraal, courgette, rode paprika en saffraansaus. The Fish Club is ideaal om met kinderen te gaan eten, naast hamburgers en salades is er vis in alle klassen: lekkerbek en kibbeling, maar ook vijf soorten oesters, scheermessen, vongole, fruits de mer, mosselen, kreeft, sliptong, zeebaars, coquilles en gamba's. Plus 'halve' visschotels, zoals pasta met tonijn, gamba's of vongole. Een imposante lijst op ��n A4'tje.
Een restaurant op het strand is de plek bij uitstek om vis te eten De Oosterscheldekreeft gaat linea recta op de houtskoolgrill buiten Lang niet alle Zeeuwse koks lopen warm voor kokkels en mesheften The Fish Club Deltaplein 150-157, Kijkduin 070-8700512 thefishclub.net Hoofdgerecht vanaf 19 euro
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.

Strandbestemming

artikel artikel | Zaterdag 18-05-2013 | Sectie: Overig | Pagina: NH_NL06_004
Eigenlijk is een restaurant op het strand de plek bij uitstek om vis te eten, maar wie langs de kustlijn zoekt naar een eethuis met kwalitatief goede viskomt vaak bedrogen uit.
De meeste strandexploitanten hebben te maken met een soort eb- en vloedregeling, van opbouwen in het voorjaar en afbreken in het najaar met daartussenin de zorg over het weer en de seizoensopbrengst. De extra rompslomp van een restaurant met verse vis is dan wellicht een brug te ver.
En misschien is het ook wel zo dat in de vislust van de doorsnee badgast al ruimschoots voorzien wordt met een lekkerbekje of een haring aan een van de kramen die de hele dag door langs de branding rijden.
Strandpaviljoen en Visrestaurant KW106 wordt gerund door een vishandel, dat scheelt misschien in de organisatie.
Het is ook gevestigd in een demonteerbaar houten paviljoen met een zanderige houten vloer, het perfecte kader voor een basic visrestaurant. Alleen is het ambitieniveau van KW106 een streepje hoger dan basic: men serveert er elegante gerechten, zoals gebakken coquilles met eendenlever, avocadocr�me en groene appel (17,50 euro) of een half kreeftje met bloemkool voor 20,50 euro. Uiteraard richt de keuken zich naar het visaanbod van de dag, daarnaast zijn er twee driegangenmenu's voor 38,50 euro, drie soorten oesters en een fruits de mer plateau voor 39,50 euro per persoon, plus een uitgebreide wijnkaart.
KW106 is een strandbestemming op zich, ook als het geen strandweer is.
Strandpaviljoen en Visrestaurant KW106Strandvak/meerpaal 3, Tegenover Boulevard 141, Katwijk 071-4075113 van maart t/m 21 september www.kw106.com Driegangenmenu 38,50 euro
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.

Zilt uit zee en tuin

artikel artikel | Zaterdag 18-05-2013 | Sectie: Overig | Pagina: NH_NL06_004
In economisch barre tijden is het vak niet voor alle patron cuisiniers een bron van plezier, maar Edwin Vinke hebben we nog nooit chagrijnig gezien. Het restaurant De Kromme Watergang, dat hij runt met zijn vrouw Blanche, zit dan ook altijd vol, vooral doordat zoveel Belgen de weg naar Hoofdplaat (Zeeuws-Vlaanderen) weten te vinden.
Vinke is de laatste tijd vooral opgetogen over zijn 'Zilte Hof', een moestuin van een hectare voor de deur van het restaurant, waarin hij op zilte klei bijna alle groenten en kruiden kan verbouwen die hij in de keuken gebruikt. Zelfs aardbeienplanten, die helemaal niet van zo'n zoute bodem gecharmeerd zijn. En met de aanplant van wijnstokken is hij vast van plan om eerdaags een eigen zilte cuv�e te gaan schenken.
Dan zijn er nog plannen voor een kookschool, er verscheen onlangs een vuistdik eigen boek, het festival Film by the Sea in Vlissingen vertoonde een docudrama over Vinkes, Michelin gaf zijn keuken twee sterren en Gault Millau vond hem goed voor 19.5 van de 20 punten en verkoos sommelier Mike Dooms tot wijn/spijsspecialist van 2013. I rest my case.
Lunchen in dit voormalige schoolgebouw kan vanaf 52,50 euro (3 gangen), dinermenu's zijn er van vijf (90 euro) tot tien gangen (155 euro), exclusief de amuses. Voor dat geld heb je een spectaculaire avond, waarbij nagenoeg alles op het bord uit eigen tuin of uit de nabije zee komt. Daarna kun je logeren in een van de drie eigen luxe suites. Voor de verst gelegen suite, in Breskens, regelt het restaurant de taxi.
De Kromme Watergang Slijkplaat 6, Hoofdplaat 0117-348696 www.krommewatergang.nlDriegangen(lunch)menu 52 euro
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.

Kreeft aan een statafel

artikel artikel | Zaterdag 18-05-2013 | Sectie: Overig | Pagina: NH_NL06_004
Een groot deel van de in Nederland geconsumeerde vis wordt staand gesavoureerd: bij de haringkar of de kraam op de markt. Bij Schmidt Zeevis sta je ook, maar dan binnen. De bekendste Rotterdamse viswinkel heeft een adres met een toepasselijke naam: Vasteland. Enorme koelvitrines zigzaggen door de winkel, bij het raam zijn zit- en staanplaatsen aan hoge tafels. De bediening is Rotterdams: vriendelijk, humorvol en razendsnel. Schmidt Zeevis is een groothandel die restaurants in het hele land bevoorraadt, wat in de winkel ligt is het topje van de ijsberg.
Voor visliefhebbers is dit een snoepwinkel. De kibbeling is van dikke stukken vis gefrituurd, de hier geserveerde haring is steevast te vinden in de top vijf van de beste haringadressen. Natuurlijk zijn er Hollandse garnalen, maar ook Waddenzeegarnalen, uit kweek of wilde zalm en al dan niet met brood.
Naast in boter gebakken vis is er ook gerookte paling, forel, makreel en heilbot. Verder vissoep, kreeftensoep, mosselen, tonijn sashimi, pa�lla en een ruime selectie oesters. Dit alles voor zeer schappelijke prijzen, een kreeft van een pond eet je hier, vers gestoomd, voor 24,50 euro. Eventueel weg te spoelen met een glas (of een fles!) sauvignon blanc, chardonnay of champagne van Feuillatte, die op het Vasteland per glas (7,40 euro), per hele (34,05 euro) of per halve fles (24,40 euro) geschonken wordt.
Geen plek voor een romantische lunch, maar als je het aanbod van deze bijzondere viswinkel in een ander kader zou plaatsen heb je een visrestaurant waar je voor om rijdt.
Schmidt Zeevis Vasteland 60, Rotterdam 010-2140673www.schmidtzeevis.nlBordje kibbeling 6,75 euro
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.

Hollandse klassiekers

artikel artikel | Zaterdag 18-05-2013 | Sectie: Overig | Pagina: NH_NL06_004
Je zou wensen dat er meer visrestaurants waren zoals de Amsterdamse Oesterbar. Al was het alleen maar omdat oesters nog steeds een al te bescheiden podium in de Nederlandse restaurants hebben. Dat geldt zeker voor onze eigen platte Zeeuwse oesters, waarvan tachtig procent naar het buitenland verdwijnt.
De Oesterbar aan het Leidseplein dateert van de jaren dertig van de vorige eeuw, een klassiek gestoffeerd eethuis over twee etages. Eind vorige eeuw verslofte de kwaliteit bij de Oesterbar, tot Ralph Woerde zich over het adres ontfermde en het pand van binnen en van buiten gerenoveerd werd en in oude luister hersteld. Met tegeltableaus, een aquarium, een homarium en een open keuken. De vissen in het aquarium zijn niet voor de consumptie, tijdens de renovatie logeerden ze bij een aantal vaste gasten.
De Oesterbar is een echt Hollands visrestaurant, waar je in boter gebakken vis kunt eten met de lekkerste gebakken aardappelen van de stad. Je vindt de aardappeltjes naast de kropsla - nog zo'n klassieker. Maar Woerde is een hartstochtelijk viskok en dus staan er ook eigentijdsere en internationalere bereidingen van vis, schelp- en schaaldieren op zijn kaart.
De Oesterbar is het enige echte restaurant aan het Leidseplein. Er worden plateaus met fruits de mer geserveerd in verschillende maten, een marktmenu van drie (34,50 euro) of vier (44,50 euro) gangen of een theatermenu van drie gangen (35 euro), waarna u gegarandeerd op tijd in het DeLaMar Theater of de Stadsschouwburg kunt zijn.
Restaurant Oesterbar Leidseplein 10, Amsterdam 020-6232988www.oesterbar.nl Driegangenmenu 34,50 euro
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.

Dagverse no-nonsense

artikel artikel | Zaterdag 18-05-2013 | Sectie: Overig | Pagina: NH_NL06_004
Op warme dagen kan het voorkomen dat de complete keukenbrigade van Brasserie De Vluchthaven in Bruinisse even een duik neemt in het water voor de deur. Het karakteriseert de no-nonsenseaanpak van patron cuisinier Dp Arkenbout. De Vluchthaven, een uit bonkig hout opgetrokken uitspanning met een terras rondom dat op het water uitziet, excelleert in simpele bereidingen van spatverse vis, schaal- en schelpdieren. Oosterscheldekreeften bijvoorbeeld, die de chef vertikt om in water te garen omdat dan smaakverlies optreedt. Dus gaan ze linea recta op de houtskoolgrill van de buitenkeuken.
Zo'n beetje alles is hier dagvers. Een schoolbord vermeldt het menu 'Stuurboord' van 36,50 euro, dat kan bestaan uit gegrilde pijlstaartinktvis met knoflook en chili, en grietfilet met venkelfregola (een pastasoort) en salsa. Of Noordzeekrab met appel-aioli (14,50 euro). Alles wat De Vluchthaven serveert, de vissoepen, de dagvangstvissen en zelfs het Zeeuwse lam, is biologisch. Het motto luidt: 'Eerlijk eten, met liefde en aandacht verbouwd, gevist, bereid en gebracht. Geniet en deel'.
In de praktijk is dat: van woensdag tot en met zondag tot 1 oktober, daarna heeft Arkenbout andere besognes en is de brasserie dicht.
Dat genieten lukt prima met de huisspecialiteit (17,50 euro), drie warme bereidingen van schelpen: palourdes met tomaat, knoflook en basilicum, gegrilde scheermessen en kokkels met chermoula, een Noord-Afrikaanse vismarinade met koriander, paprika, komijn en citroen, en dit alles in combinatie met uitstekend brood.
Eerder was het ons niet gelukt om van de oestercombinatie af te blijven (3 plat, 3 wild voor 17,50 euro). De Vluchthaven is er ook voor kinderen, die kunnen er niet alleen voor een visje terecht, maar ook voor een stukje vlees van de grill, pasta en een kinderijsje. Wat een heerlijke, unieke zaak.
Brasserie De Vluchthaven Zijpe 1, Bruinisse 0111-481228 devluchthaven.nl Hoofdgerecht vanaf circa 19 euro
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.

Dynamische brasserie

artikel artikel | Zaterdag 18-05-2013 | Sectie: Overig | Pagina: NH_NL06_006
In veel restaurants van niveau tref je een zwarte brigade in klassiek zwart en wit, maar bij Vis aan de Schelde in Amsterdam loopt de bediening in hemdsmouwen met de naam van de zaak op de rug. Tijdens een drukke lunch lijkt het daardoor of er een sportteam actief is om de gasten te bedienen. In die dynamiek zit ook deels de charme van dit restaurant tegenover de RAI, het swingt hier. Een lichte zaak met een levendige brasseriesfeer, die versterkt wordt door spiegelwanden en kleine aanschuiftafeltjes.
Vis aan de Schelde is zeker geen oud adres, maar wel al een klassieker in de hoofdstad. Een klassieker met specialiteiten, signature dishes zo u wilt, waarover patron Michiel Deenik met zijn klandizie bonje zou krijgen als hij ze van de kaart zou halen. Denk aan de halve kreeft met kruidensalade en croutons (20 euro) of de Salade VisaandeSchelde met kreeft, eendenlever, truffel en balsamico (24 euro).
De kaart is behoorlijk uitgebreid: vier soorten oesters en menu's van drie tot acht gangen in de sector 'Vis en seizoen'. Bij 'Vis en signatuur' komen we bouillabaisse, fruits de mer-plateaus en andere huisspecialiteiten tegen. En in de serie 'Vis en nu' staan gerechten op basis van het seizoensaanbod. Daar zijn ook opvallend veel Hollandse producten bij. Zo is onze weergaloze tongschar met Hollandse inktvis, lente-ui, aardpeer en morilles (misschien op de morilles na) een compleet Hollands ensemble van niet al te dure producten. Daarmee is overtuigend aangetoond dat ook zonder de duurste ingredi�nten prachtige haute-cuisinegerechten kunnen ontstaan.
Vis aan de Schelde Scheldeplein 4, Amsterdam 020-6751583 www.visaandeschelde.nl Driegangenmenu 45 euro
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.

Feest zonder sterren

artikel artikel | Zaterdag 18-05-2013 | Sectie: Overig | Pagina: NH_NL06_006
Hoewel de bandenfirma ooit de criteria voor het behalen van een Michelin-ster gepubliceerd heeft, blijft het soms duister waarom sommige zaken wel of geen ster krijgen. Neem nou Zeezout aan de Westerkade in Rotterdam. Een prettige, comfortabele zaak met 36 zitplaatsen en een ontspannen sfeer die vanzelf lijkt te ontstaan wanneer keuken en bediening precies weten wat er gebeuren moet. Precies de betrouwbaarheid waar Michelin zo aan zegt te hechten.
Zeezout bestaat al veertien jaar en het is bizar dat er nog steeds geen ster verleend is. Op het bord geen vergezochte trouvailles, maar forse, perfect gegaarde stukken vis in de hoofdrol. Geserveerd op no-nonsense borden, dat is ook wel eens een verademing. Geen onhandige tegels of servies waar het bestek vanaf rolt. En het restaurant ziet uit op de Maas, al is dat natuurlijk geen Michelin-criterium.
Oesters eten is bij Zeezout een feest dat al onder de tien euro begint: zes Zeeuwse wilde voor 9,50 euro. Daar zouden meer zaken een voorbeeld aan moeten nemen. Zeezout is ook een perfect lunchadres met een driegangenmenu inclusief koffie voor 35 euro. Maar � la carte is het eten hier eveneens betaalbaar. Zo ligt op ons bord een fraai stuk griet met knolselderijcr�me, krokant spek, Iberico-ham en hazelnoot naast dungesneden snijbonen, een compleet en troostrijk gerecht voor 28,50 euro.
's Avonds biedt het diner keus uit vier, vijf of zes gangen voor respectievelijk 45, 57,50 en 67,50 euro. Geen wonder dat er een grote kring van vaste gasten is. Welbeschouwd heeft Zeezout helemaal geen ster nodig.
Zeezout Westerkade 11, Rotterdam 010-4365049 restaurantzeezout.nl Driegangen(lunch)menu 35 euro
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.

Een geboren viskok

artikelartikel | Zaterdag 18-05-2013 | Sectie: Overig | Pagina: NH_NL06_006
Dat er maar zo weinig visrestaurants zijn, komt misschien doordat er niet al te veel gepassioneerde viskoks in ons land rondlopen. In elk geval is Imko Binnerts er ��n, hij heeft decennia ervaring en sinds vijf jaar heeft hij een eigenrestaurant aan het Spaarne in Haarlem.
Het historische pand met hoog balkenplafond bood voor die tijd plaats aan een kooktheater en dat is nog altijd te zien aan de verhoging waarop de keuken van Vis & Ko staat. Ook in overdrachtelijke zin staat deze keuken op een voetstuk. Onder Binnerts' leiding produceert de keuken elegante gerechten waarin de vis en de sublieme garing ervan altijd de hoofdrol spelen, al is er op de kaart ook keus voor vegetari�rs en carnivoren.
Vis eten kan hier in verschillende s�ances. Met kleine gerechten van rond de tien euro bijvoorbeeld, dat kan dan tonijn met wasabi en wakam� (een soort zeewier) zijn, maar ook geplette langoustine met tempura van bloemkool of 'fish in chips', van in aardappel gebakken kabeljauw. Dit alles naast - of zo u wil in plaats van - het reguliere menu dat drie tot zes gangen biedt, van 42,50 euro tot 62,50 euro. Een lunch van twee visgerechten is er voor 29,50 euro en wie nog naar het theater wil, kan vanaf half zes al bij Binnerts terecht voor een driegangenmenu inclusief wijn, water en koffie voor 49,50 euro.
Op zondag viert Binnerts de 'familielunch' tussen 13 en 17 uur, een driegangenmenu dat net als het theatermenu begint met een glas bubbels en met koffie eindigt, ook voor 49,50 euro.
Vis & Ko Spaarne 96, Haarlem 023-5127990 www.visenko.nl Driegangenmenu 42,50
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.

Wijting met een ster

artikel artikel | Zaterdag 18-05-2013 | Sectie: Overig | Pagina: NH_NL06_006
Binnen het smaldeel van uitstekende Hollandse visrestaurants zijn de zaken met uitzicht op zee op ��n hand te tellen en dan hou je nog vingers over. Seinpost in Scheveningen is van die minireeks het ultieme adres, waar je zelfs zonder dit uitzicht graag naartoe zou gaan. De keuken is al jaren met een Michelin-ster bekroond, maar dat wil niet zeggen dat patron Edwin van de Goor en chef Gert-Jan Cieremans sindsdien op hun lauweren rusten. De zaak is jaar in jaar uit in beweging om aan de almaar veranderende vraag van de klandizie tegemoet te komen. Wil men minder formeel? Die aanpak is de van oorsprong Amsterdamse patron op het lijf geschreven. Een nevenaanbod van kleinere hapjes? Van de Goor herschikte de inrichting voor een brasseriegevoel-binnen-een-sterrenzaak en paste de kaart aan.
Voor een groeiend publiek dat niet in alle jaargetijden tarbot bestelt, verlegde Seinpost wel de koers in de keuze van soorten vis, maar niet de kwaliteit ervan. Dat kan omdat Cieremans een wijting klaar weet te maken die voor geen tarbot onderdoet.
Wie per se een zeetong ter grootte van een deurmat geserveerd wil zien, zal dat vooraf moeten aangeven. Dan haal ik 'm in huis, zegt Van de Goor, die zelf de inkoopprijs van zo'n gevaarte ook bezopen vindt.
Liever werkt hij met seizoensvis die niet bedreigd wordt, zoals de prachtige mullen die 's zomers voor onze kust zwemmen of lijngevangen zeebaarzen die sportvissers soms komen aanbieden. Plus alle heerlijkheden die je in een visrestaurant met een ster mag verwachten, en ook nog voor een schappelijke prijs (zoals een 'marktmenu' van drie gangen voor 55 euro).
Restaurant Seinpost Zeekant 60, Scheveningen 070-3555250 www.seinpost.nlDriegangenmenu 55 euro
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.

Vispaleis in Zeeland

artikel artikel | Zaterdag 18-05-2013 | Sectie: Overig | Pagina: NH_NL06_006
Vispaleis is een woord dat tot de verbeelding spreekt, maar het wordt vaak gebruikt als naam voor alledaagse viswinkels. Manoir Restaurant Inter Scaldes (tussen de Scheldes) in Kruiningen is wat je je bij een echt vispaleis kunt voorstellen: een chic complex waar de vis op een troon gezet wordt. Dat is de taak van chef Jannis Brevet. Hij heeft twee Michelinsterren en wordt al een paar jaar getipt voor de derde.
Net als zijn eminente Zeeuwse collega's Sergio Herman (Oud Sluis, drie sterren) en Edwin Vinke (De Kromme Watergang, twee sterren) haalt ook Brevet veel van zijn producten en inspiratie uit de wateren in de omgeving. Daaruit spreekt een grote trots op de eigen regio en deze cuisiniers zijn daarmee een lichtend voorbeeld voor de collega's die misschien eerder de neiging hebben om hun heil in exotischer producten te zoeken. Lang niet alle Zeeuwse koks lopen namelijk warm voor de kokkels, mesheften, wieren en andere zeesnuisterijen die de Zeeuwse wateren bieden.
De keuken van Brevet heeft een aantal specialiteiten, zoals het 'Faberg� ei' van Anna-kaviaar (gekweekt in Eindhoven), langoustines, borsjtsj en blini, de 'zilte symbiose' met tongschar, zeekool, zeebanaan en zeekraal, of oester met merg, vleesjus en zuurkoolschuim.
Befaamd is het menu 'Tradition, d�couvrir' van acht gangen (165 euro) waarin Brevet alle registers opentrekt. Dit menu wordt zowel tijdens de lunch als het diner geserveerd, maar er zijn ook vier en vijfgangen menu's voor 95 en 125 euro.
Vanaf 225 euro zijn er arrangementen met overnachting.
Manoir Restaurant Inter Scaldes Zandweg 2, Kruiningen 0113-381753 www.interscaldes.euMenu's vanaf 95 euro
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.

Een uitzondering op Urk

artikel artikel | Zaterdag 18-05-2013 | Sectie: Overig | Pagina: NH_NL06_006
Niet ieder restaurant aan zee of bij open water biedt gegarandeerd goede vis. En zo is ook niet elke bekende vissersplaats geplaveid met uitstekende visrestaurants. Neem nou het schiereiland Urk. Natuurlijk kun je in het dorp en bij de haven op tal van adressen vis eten, maar dan is dat op frituurniveau. En die vis is vaak niet, zoals je zou kunnen verwachten, door een Urker vissersboot aangeleverd, maar ingevroren per vrachtwagen gearriveerd.
Cuisinier Cees Kramer, bekend van restaurant Mes Amis, dat hij onlangs verruilde voor De Boet in het pand ernaast, houdt zich verre van deze praktijken. Waar de meeste bezoekers van Urk al tevreden zijn met een gefrituurde snack uit een plastic bakje, ontvangt De Boet visliefhebbers met een bredere smaak. Ook al kan De Boet niet bestaan van een menu met louter vis.
De Boet is gevestigd in het voormalige kantoor van de Eerste Urker Stoombootmaatschappij. Het moderne interieur is gestoffeerd met het klassieke streepmotief in het rood, wit en zwart van de Urker klederdracht.
We eten tartaar van makreel naast geschroeide makreel met cr�me van schelvislever, gevolgd door de kabeljauw met pancetta en dragonsaus. (Een driegangenmenu kost 37,50 euro.)
Wie vis wil leren bereiden, kan ook bij De Boet terecht; Cees Kramer heeft regelmatig workshops op de eerste verdieping van het restaurant.
De Boet Wijk 1 61, Urk 0527-688736 www.restaurantdeboet.nl Driegangenmenu 37,50 euro
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.

Sergio's telg in de duinen

artikel artikel | Zaterdag 18-05-2013 | Sectie: Overig | Pagina: NH_NL06_006
Pure C in Cadzand wordt wel gezien als een dependance voor gasten die niet konden reserveren bij Sergio Hermans driesterrenrestaurant Oud Sluis. Toch klopt dat niet helemaal. Pure C is weliswaar een geesteskind en dochterbedrijf van Sergio Herman, maar het restaurant heeft een ster gekregen onder leiding van de nog jonge keukenchef Syrco Bakker. Die uit de keuken van Oud Sluis is voortgesproten, dat dan weer wel.
Pure C - sommigen spreken het uit als Pure Zee - is gevestigd in een betrekkelijk lelijk strandhotel in de duinen. Gelukkig valt die lelijkheid alleen op als je aan komt rijden, in het restaurant zelf zijn zowel het interieur als het uitzicht over zee aangenaam. Er kan uitgebreid gelounged worden - de muziek helpt daarbij - en er zijn mogelijkheden om buiten min of meer in het duin te zitten. Maar wie liever gewoon aan de bar hangt, in de vlammen van de open haard staart of in een grote bank of een fauteuil wegzakt, komt ook aan zijn trekken.
Je kunt bij Pure C gewoon van de kaart eten door in de lijst met 'specials' een voorgerecht uit te zoeken van bijvoorbeeld oesters (zes voor 22 euro) of drie bereidingen van langoustine (48 euro), gevolgd door een gegrilde griet (38 euro). Maar achter veel gerechten staat 'min 2 pers'; dan kun je dus beter het achtgangenmenu nemen voor 85 euro, aangevuld met een van de vele wijnen per glas.
Prachtig is de vissoep 'tribute to patron', een even hilarisch als smakelijk gerecht waarin alle ingredi�nten van een bouillabaisse ter plekke worden geassembleerd, ook apart te bestellen voor 38 euro.
Pure C Boulevard de Wielingen 49, Cadzand 0117-396036www.sergioherman.com Menu met div. kleine gerechten vanaf 68 euro
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.

Amerikaanse toestanden

artikel artikel | Zaterdag 18-05-2013 | Sectie: Overig | Pagina: NH_NL06_008
De afmetingen van The Harbour Club in de Scheveningse haven geven het restaurant Amerikaanse allure. De biefstukken van de Steak Club, die in dezelfde zaak gevestigd is, zijn ook al van Amerikaanse omvang, maar in de hal wordt meteen duidelijk dat vis hier een belangrijke rol speelt: we zien een uitstalling van vis, schelp- en schaaldieren op ijs waar zelfs een viswinkel jaloers op zou zijn. Door een imposante poort die gevormd wordt door een muur vol wijnflessen betreden we een enorme bar, waarachter zich een grote eetzaal uitstrekt. Veel tafels kijken uit op de haven, je kunt je haast niet voorstellend dat zo'n hele tent vol komt, maar dat is toch het geval. Sterker, op de eerste verdieping is nog eens zo'n zaal.
In tegenstelling tot de dry aged beef die in rijpkasten hangt te rusten, is vis een product dat zo vers mogelijk moet zijn en die kans is het grootst in een drukrestaurant.
Dat is dan ook de kracht van The Harbour Club, die inmiddels buiten Scheveningen ook vestigingen heeft in Amsterdam en Rotterdam en binnenkort zelfs op Ibiza. Op de menukaart prijken tien soorten oesters, van piepkleine Papillons uit Frankrijk (15,95 euro per half dozijn) tot onze eigen Zeeuwse platte (27,95 euro per zes), en fruits de mer plateaus in tal van combinaties. Verder sushi, kaviaar en een uitgebreide reguliere viskaart met alle usual suspects uit verre en nabije zee�n voor schappelijke prijzen.
The Harbour Club Scheveningen Dr. Lelykade 5-13, Scheveningen 070-8913224 theharbourclub.nlHoofdgerecht vanaf 21,95 euro
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.

Lokaler krijg je het niet

artikel artikel | Zaterdag 18-05-2013 | Sectie: Overig | Pagina: NH_NL06_008
Geef de moed niet op als u 't Ailand in de haven van Lauwersoog niet direct kunt vinden. Een bordje naar 't Ailand ontbreekt in de bewegwijzering. Hetrestaurant mag officieel niet eens een restaurant heten en dat is het ook eigenlijk niet. Men betitelt het als 'info-caf�'. Je zou het ook een simpel doorgeefpunt kunnen noemen, en wel van het zeefruit dat uit de Waddenzee komt en door de eigen kotter van De Goede Vissers wordt aangeland. Denk aan tarbot, zeebaars en harder, maar ook aan mosselen, garnalen, oesters (vanaf 1,50 per stuk) en spiering.
Je kunt de waardin zomaar aan de leestafel treffen terwijl ze de appels aan het schillen is voor de appeltaart, ook al een huisspecialiteit. Door de speaker hoor je de havenmeester in gesprek met de boten.
Het interieur van 't Ailand lijkt op dat van een dorpshuis. Niettemin vond Carlo Petrini, de Italiaanse voorzitter van de internationale Slow Food-organisatie, de opening van 't Ailand interessant genoeg om er te komen speechen. Want het gedachtengoed van Slow Food - waarvan lokale voedselproductie van natuurlijke grondstoffen een belangrijke pijler is - wordt door 't Ailand in de praktijk gebracht: het piepkleine keukentje werkt uitsluitend met wat er uit de netten van de eigen kotter TS31 komt. Veel korter kun je een aanvoerlijn niet maken. Dat geldt trouwens ook voor de biologische aardappelen van de aanpalende akkers, waar zalige frieten van gemaakt worden, geserveerd met zelfgeklopte mayonaise. Die doet het ook uitstekend bij de gefrituurde spiering of de zelf te pellen waddengarnalen die je bij wijze van amuse krijgt, al kent men die term hier vast niet eens.
't Ailand Haven 49A, Lauwersoog 0519-349033 ailand.nl Op de huid gebakken vis vanaf 3,50 euro
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.

De dubbele focus van Philip Mechanicus ...

$
0
0

Carel Peeters over Het straatjongensboek, een trouvaille uit het archief met foto's van kinderen in een oud, grimmig Amsterdams paradijs.
De Franse fotograaf Robert Doisneau (die van De Kus op het plein voor het stadhuis van Parijs) noemde zijn boek over jongens in de grote stad in 1956 Gosses de Paris. De Nederlandse fotograaf Oscar van Alphen nam het in 1958 ruimer, hij noemde zijn boek Kinderen in de grote stad. Het zijn allebei adequate titels, maar nazoemen doen ze niet.



Dat is wel anders met Het straatjongensboek, het boek dat de Amsterdamse fotograaf Philip Mechanicus begin jaren zestig had willen maken van de foto’s die hij nam in de Amsterdamse Jodenbuurt rond het Waterlooplein, een buurt die toen totaal in verval was door de oorlog, maar waar kinderen zich een grimmig paradijs creëerden omdat ze er konden doen wat ze wilden. Hij had zelf in die buurt gewoond. Voor dat boek vond hij toen geen gehoor bij uitgevers omdat er al een dergelijk boek was: dat van Oscar van Alphen. Mechanicus ging over tot de orde van de dag, maakte andere foto’s voor vele tijdschriften en kranten, en vertrouwde zijn straatjongens toe aan zijn archief.
Daar zijn ze nu ter gelegenheid van de tentoonstelling Philip Mechanicus, fotograaf in het Amsterdams Joods Historisch Museum uit gehaald en door Uitgeverij Bas Lubberhuizen alsnog tot het ooit bedoelde Straatjongensboek gemaakt. Dat heeft een verrassing opgeleverd. Het zijn sublieme foto’s die een beeld geven van een armzalige, maar karakteristieke Amsterdamse buurt, en van onbekommerde kinderen in die troosteloze omgeving. Het straatjongensboekkan zich meten met Doisneau en Van Alphen. Het is een trouvaille, voor altijd ontrukt aan de vergetelheid.


Waterlooplein. © Philip Mechanicus/MAI
Mechanicus (1936-2005) ontpopte zich tot een speels estheet die met zijn portretten van schrijvers (in 1981 verzameld in De pose der natuurlijkheid) furore maakte toen ze in de jaren 1979-1981 in NRC Handelsblad verschenen. Maar hij bleef ondertussen ook zijn documentaire kant onderhouden die hem tot het fotograferen van die kinderen had geïnspireerd en die hij in de jaren 1956-1959 als leerling van Ad Windighad geleerd.

De foto’s van de kinderen munten uit door het dubbele perspectief: het lukt Mechanicus om telkens zowel kinderen in een argeloze, ongeziene of juist opzettelijk poserende scene te fotograferen, maar ook altijd iets van de omgeving, de straat, de steeg, de huizen, de auto’s, de kermis of de klas. Die dubbele focus maakt de foto’s documentair en anekdotisch, terwijl de gezichten en het spel de altijd terugkerende onbekommerdheid van kinderen registreren. Voetballende jongens, klimmende jongens, steppend, hollend, vechtend, onbespied uit een fles drinkend, brutaal of lachend in de camera kijkend: er is altijd zowel intimiteit als ruimtelijkheid, detail en overzicht.

Je kunt naar de uitdrukking op de gezichten kijken, naar de lichamen en de kleren, maar ook naar het typische, inmiddels verdwenen decor van de wijk en de stad: de bakfietsen, de reclames, winkels, auto’s, de graffiti van simpel krijt en de vuilnisbakken. Wat je ziet is: leven tegen de klippen op, hoe vervallen en troosteloos de straat en de buurt ook zijn, wij vermaken ons wel. De poserende jongens bij de snackbar, de jongens bij de haven, sjoelend op het Waterlooplein, uitbundig poserend op braakliggend terrein zoals op de foto op het omslag: de energie breekt door alles heen.

Philip Mechanicus, Kermis op het Frederiksplein, 1957. © Philip Mechanicus/MAI
Geen wonder dat iemand met zoveel oog voor wat karakteristiek is voor kinderen, later ook boekjes ging schrijven over hoe kinderen zelf kunnen koken. Mechanicus genoot met ironie van alles. Hij was bevriend met K. Schippers en Bernlef en werkte vanaf het begin (1958) mee aan Barbarber, hun speelse, lichtelijk dadaïstische tijdschrift waarin op een onverwachte manier naar alles in het dagelijks leven werd gekeken. In die geest schreef Mechanicus over koken, voor kinderen in boekjes als De vrolijke keukenHet kleine fornuis en Een warm pannetje, en voor volwassenen in Het lot van de oester en Wat eet je het liefst? Bij hem kreeg je recepten met titels als ‘frivolité solitaire’, ‘les larmes perpétuelles’, ‘marc de zuur gras’, ‘carnard désolé’, ‘peer d’amour’ en ‘volière vol liefde’.

Er is wellicht geen betere foto van negen of tienjarige jongens dan die waarop vijf jongens voor Mechanicus poseren met hun geamuseerde bravour, hun schuchtere nieuwsgierigheid, in geruite overhemden, de haren met de heggenschaar recht geknipt: dit kan alleen maar eind jaren vijftig zijn.
24-05-2013

Perfectionistische gelaatsdeskundige

Philip Mechanicus (1936-2005)

Door Henk van Gelder
Necrologie Necrologie | Maandag 01-08-2005 | Sectie: Kunst | Pagina: 06 | Henk van Gelder

AMSTERDAM, 1 AUG., De fotograaf Philip Mechanicus, die zaterdag op 68-jarige leeftijd is overleden, was een perfectionist die aan zijn foto's de allure van een staatsieportret kon geven - tijdloos werk in zorgvuldig gecomponeerd zwart wit, dat rust en concentratie uitstraalt. Zijn bekendste werk waren de veelal voor NRC Handelsblad gemaakte schrijversportretten, gebundeld in De pose der natuurlijkheid, maar hij portretteerde ook andere prominenten, altijd even aandachtig en daardoor onmiddellijk herkenbaar als ,,een echte Mechanicus''.

De eerste keer dat zijn naam in de krant stond, was in 1965, toen de gemeente Amsterdam hem een aanmoedigingsprijs voor fotografie toekende. Maar al eerder was zijn voornaam bekend van Philip en de anderen, waarin de debuterende Cees Nooteboom de reis beschreef die hij samen met PhilipMechanicus liftend door Frankrijk maakte. Mechanicus fotografeerde toen al. Enkele sfeervolle foto's die hij begin jaren vijftig op een vroege ochtend van het Waterlooplein maakte, zijn nu te zien op de tentoonstelling O, Waterlooplein in het Joods Historisch Museum in Amsterdam. Maar daarnaast had hij allerlei losse baantjes (tegels beschilderen, etalages inrichten, amateurkiekjes glanzen bij een ontwikkelcentrale) tot hij met de camera in zijn levensonderhoud kon voorzien. Aanvankelijk hielpen reclame-opdrachten daarbij; schilderkunstig ogende stillevens waren zijn specialiteit.
In de jaren zestig en zeventig maakte Mechanicus veel series: lijkjes van padden nabij een bungalowkamp, badhokjes in Knokke, huisnummers in een straat op Sicili�. ,,Dat is fotograferen volgens mij,'' zei hij toen. ,,Gewoon doen wat een ander zou kunnen doen, maar niet ziet.'' Tegelijk begon hij een tweede carri�re als culinair schrijver, eerst in Viva, daarna in De Groene en een paar jaar geleden ook op de kinderpagina van NRC Handelsblad, tot zijn ziekte daaraan een eind maakte. Mechanicus was de auteur van elegant geformuleerde stukjes, smaakvol in alle betekenissen van het woord, waarin ook zijn hang naar esthetiek vaak doorschemerde. Zoals hij in 2001 schreef: ,,Sommige groenten zijn zo mooi om te zien dat het bijna zonde is om ze op te eten. De asperge is daar een bijzonder goed voorbeeld van.''
Zijn eerste schrijversportretten voor het Cultureel Supplement van deze krant dateren uit 1979 - tot op de millimeter vastgelegde poses, met de doordringende scherpte van zijn grote voorganger Irving Penn. Bij voorkeur fotografeerde hij in zijn eigen studio, met een achterdoek, een of twee lampen en een Hasselblattcamera. En dan begon het zoeken naar de juiste pose: ,,Ik probeer een aantal mogelijkheden uit en ineens zie ik op het matglas een vorm waarvan ik weet dat het goed is - vraag me niet waarom. Daar ga ik millimetergewijs aan werken. Niets aan het toeval overlaten.''
En na die sessies begon het afdrukken in zijn donkere kamer, waarmee hij soms vele uren bezig was. Toen de meeste fotografen allang waren overgestapt op moderner papier, waardoor ze veel sneller konden afdrukken en fixeren, hield Mechanicus vast aan het zuivere papier, waarin geen kunststoffen waren verwerkt. Daardoor werd het zwart het diepste zwart dat er bestond, terwijl de halftinten even rijkgeschakeerd waren als een schilderij uit de gouden eeuw. ,,Wanneer je het oude proc�d� na veel zwoegen weer onder de knie hebt,'' zei hij, ,,is het heel plezierig werken, als aan een oud ambacht.'' Aan modes was hij niet onderhevig.
Ondanks zijn lichamelijke ongemakken - hij liep de laatste jaren met een stok - bleef Mechanicus dan ook trouw aan dat oude ambacht, ook voor andere bladen. Zo prijkte een van zijn laatste portetten, van tv-presentator Matthijs van Nieuwkerk, een maand geleden op het omslag van Vara TV Magazine. Ook die foto was weer een toonbeeld van de klassiek belichte beeltenis, waarin hij excelleerde.
Zelf noemde Philip Mechanicus - een neef van de gelijknamige journalist die het indrukwekkende Westerbork-dagboek In dep�t schreef - zich eens, met een mengeling van ernst en ironie, ,,een gelaatsdeskundige''. Het vele werk dat hij achterliet, laat zien hoe goed hij daarin was.
Foto-onderschrift: Philip Mechanicus: `Tonia Schneider, 1970' Philip Mechanicus (Foto HH, Tessa Posthuma de Boer)
Trefwoord: FotografieJournalistiek
Persoon: Philip Mechanicus
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.







Contemporary Dutch Photography in Moscow ...

$
0
0

© Krista van der Niet

“Fruit,” 2008 © Krista van der Niet, courtesy Foam
Still/Life – Contemporary Dutch Photography opens at the Multimedia Art Museum in Moscow today, May 24, and runs through July 14, 2013. The exhibition is presented by Foam_Fotografiemuseum Amsterdam, with the support of the Dutch Ministry of Foreign Affairs.

© Uta Eisenreich
“A,” 2009  © Uta Eisenreich, courtesy Foam

© Qiu Yang
“Balancing Orange, Pink and Yellow,” 2008 © Qiu Yang, courtesy Foam

© Lernert & Sander
“Peuk & Wijn, from the series Procrastinators,” 2011 © Lernert & Sander, courtesy Nederlands Instituut voor Mediakunst and Foam

© Lernert & Sander
“Trampling, from the series Elektrotechnique,” 2011 © Lernert & Sander, courtesy Nederlands Instituut voor Mediakunst and Foam

© Anuschka Blommers en Niels Schumm
“Potato,” 2003 © Anuschka Blommers en Neils Schumm, courtesy Foam

© Johannes Schwartz
“Winkel #3,” 2007 © Johannes Schwartz, courtesy Foam

Ze kunnen geen kant op ...

$
0
0

Newsha Tavakolian’s ‘Look’ Series: Photos of a Young Iran


The artist's latest show captures emotional portraits of her country’s frustrated youth.

“If you can’t breathe through your nose, you open your mouth to continue breathing,” saysNewsha Tavakolian. The Iranian photographer is using a famous Farsi aphorism to talk about what it’s like to work in her country’s repressive atmosphere these days.  It’s a theme that informs her portraiture, which has become more emotional and poetic as creative opportunities in Iran have become riskier.
Her most recent project, Look, is a series of portraits featuring young Iranian men and women—mostly family and friends—shot within the confines of Tavakolian’s home, inside a large concrete apartment building. “I wanted to bring to life the story of a nation of middle-class youths who lack hope for the future and are constantly battling with themselves in isolation,” she says. “Everyone hides this moment of insecurity through social conformity; you’d have no indication of these private moments of doubt were you to walk through the streets of Tehran.”
Tavakolian took care in framing each photograph, basing her composition on her intimate understanding of the subject’s moods and life story. The result is evocative, though never overdramatized. The subjects, she says, “are not acting. This work is a documentary incorporating artistic elements to make it more challenging and engaging both for the viewers as well as for myself.”
The series originally began as a more traditional work of reportage portraiture, documenting her subjects in situ as they went about their daily lives. Yet Tavakolian found her first images to be flat and emotionally unexpressive. Then, she happened to see the film The Yacoubian Building, released in 2009 as an adaption of the Egyptian book by the same title. It’s a roman à clef critiquing pre-revolutionary Egypt through the intertwined narratives of residents living in the same apartment building. Tavakolian realized that the perfect location for the shoots had been right in front of her for nearly 10 years.
‘Ze kunnen geen kant op’

De Iraanse fotografe Newsha Tavakolian legde haar buren vast in de flat waar ze woont. ‘Hun land zit van binnen en buiten op slot.’
Iraanse flatbewoners
De Iraanse Newsha Tavakolian (1981) maakte snel carrière als fotograaf. Van de studentenprotesten in 1999 tot de verkiezingen in 2009 holde zij achter het nieuws aan, eerst voor Iraanse kranten, later voor de wereldpers. Een jonge Iraanse die als fotojournalist betogingen vastlegt voor kranten als The New York Times– het strookt misschien niet helemaal met het beeld dat wij van het land hebben. Inmiddels doet zij dat ook niet meer. Na de hard neergeslagen protesten van vier jaar geleden wilden mensen niet meer op straat gefotografeerd worden omdat de geheime dienst de foto’s gebruikt om ze op te sporen.
Tavakolian veranderde ook van standpunt. Niet langer wilde zij met haar beelden Iran proberen ‘uit te leggen’ aan de buitenwereld of verslag doen van het ‘grote’ nieuws van verkiezingen, betogingen, oorlogen en natuurrampen. ‘Ik wil het verhaal van Iraniërs aan Iraniërs zelf vertellen.’ En ze wilde vastleggen wat zich onder de oppervlakte van het alledaagse leven afspeelt.

Tavakolian vond in kunst een betere en veiliger manier om te werken. Eerder portretteerde zij zangeressen. In Iran mogen vrouwen niet solo, maar slechts in achtergrondkoren zingen. De fotograaf suggereerde een wereld waarin dat verbod niet bestond. Ze liet ze poseren op een podium met theaterlicht. In de video’s bij de tentoonstelling zingen de vrouwen vol overgave, maar het geluid bleef demonstratief uit.

Deze portretten heeft zij gemaakt in haar flat in Teheran (ze is getrouwd met de Nederlandse journalist Thomas Erdbrink). Ze wilde ‘dieper kijken in het leven van degenen die mij omringen, die ik al tien jaar ken en in mijn gebouw leven’. Acht maanden lang zette zij, zodra het begon te schemeren en het licht werd zoals zij het wilde, een statief op en nodigde een buurman of buurvrouw uit om te poseren voor het raam tegen de achtergrond van de grijze, koude flatgebouwen. Ze schrijft: ‘Ik wilde het verhaal vertellen van jongeren uit de middenklasse die elke dag strijd met zichzelf voeren, in hun geïsoleerde wereldje waar weinig hoop is voor de toekomst.’ Ze hebben het niet slecht, zijn goed opgeleid en staan met elkaar en de wereld in verbinding via sociale media. Maar uiteindelijk kunnen ze geen kant op. Hun land zit van binnen en buiten op slot. Het zijn beelden van een terneergeslagen generatie.
25-05-2013


Vuurzee als ambitieus interactief verhaal ...

$
0
0
Vuurzee als ambitieus interactief verhaal

Online productie Britse dagblad The Guardian maakt multimediaproject over Tasmaanse bosbrand

Lex Boon
artikel artikel | Woensdag 29-05-2013 | Sectie: Media | Pagina: NH_NL02_032 | Lex Boon

Britse krant The Guardian maakte een ambitieuze online productie over een bosbrand: Firestorm. Digitale uitsloverij of online toekomst?

Niemand zou ons geloven, zegt Tammy Holmes. Ik zei tegen de kinderen: jullie zullen dit nooit vergeten. Toen realiseerde ik me dat we mijn telefoon bij de hand hadden. Tim heeft snel een paar foto's gemaakt.
De beelden van de familie Holmes, inwoners van het dorpje Dunalley op het Australische eiland Tasmani�, gingen de gehele wereld over. Opa Tim en oma Tammy Holmes schuilden met hun kleinkinderen voor een van de grootste bosbranden in de recente Tasmaanse geschiedenis. Ze stonden en dreven in het water, hangend aan een aanlegsteiger. Holmes moest de steiger nat houden om te voorkomen dat die ook vlam zou vatten.
De foto's - onheilspellend oranje van het vuur en de rook - gingen de hele wereld over. Ook Nederlandse kranten plaatsten de beelden. De Britse krant The Guardian heeft ze nu als uitgangspunt genomen voor een ambitieuze online productie: Firestorm. Het project, dat deze week is gepubliceerd en beschikbaar is op het web en voor tabletcomputers, is een uitgebreide en voor sommige internetredacties zelfs jaloersmakende 'interactive' over de nietsontziende bosbranden die het zuidoosten van Australi� begin dit jaar teisterden.
Aan de hand van het verhaal van de familie Holmes vertellen schrijver Jon Henley en filmmaker Laurence Topham een groter verhaal over de gevolgen van klimaatverandering voor Tasmani�.
Wat is Firestorm? Sommigen noemen het een effectieve manier van verhalen vertellen en de toekomst van de journalistiek. Digitale uitsloverij, zeggen anderen op Twitter en op diverse webfora.
Tekst, video, audio en fotografie. Alles wordt ingezet in de productie van The Guardian. De productie doet sterk denken aan Snow Fall, het online project waar The New York Times vorig jaar mee pronkte - en een Pulitzerprijs won. Volgens de Nederlander Daan Louter (22) was het de bedoeling dat het Britse project wel echt zou verschillen van het New Yorkse. Als ontwerper bij het interactieve team van de Britse krant was hij verantwoordelijk voor het ontwerp van Firestorm.
De hoofdredactie van The Guardian, en eigenlijk iedereen hier, heeft erop gehamerd dat we niet hetzelfde moesten maken als Snow Fall, zegt Louter. Dat vond iedereen geweldig, maar niemand heeft het echt gelezen. Het was toch vooral een lang artikel met wat multimediadingetjes. Firestorm is naar mijn idee veel meer uitgebalanceerd. Video en tekst spelen met elkaar en het is ��n geheel.
Op internet moeten verhalen kort zijn, was jarenlang het devies. Voor lange artikelen was er papier. Maar Snow Fall en Firestorm zijn de meest in het oog springende voorbeelden van wat je een nieuwe generatie internetverhalen zou kunnen noemen. Producties waarvoor je de tijd moet nemen en waarbij de vormgeving een centraal onderdeel is van het verhaal. Vooral Angelsaksische (online) media zoals The Guardian, The New York Times en omroepen experimenteren hiermee het afgelopen jaar volop, waarbij ze zich richten op het internationale internetpubliek.
Goedkoop is het niet om een productie als Firestorm te maken, beaamt ontwerper Louter. Schrijver Henley en filmmaker Topham deden drie weken onderzoek in Australi� en vanuit Londen werkte de Nederlander met drie ontwikkelaars en drie redacteuren een maand aan het project. Daarnaast werkten er nog zeven mensen aan delen van het project. Voordat dit eindproduct tot stand kwam zijn er verschillende versies gemaakt en kwam het project weer regelmatig terug naar de tekentafel.
Daan Louter heeft het project niet ontworpen voor een bepaald type lezer of kijker. Wie Firestorm oproept heeft zelf controle. Als je wilt kun je binnen een paar minuten door het verhaal heen klikken. Of je kunt er uitgebreid de tijd voor nemen. Louter: We weten dat er mensen zijn die niet de tijd zullen nemen om alles te bekijken. Daarom kan je er redelijk snel doorheen scrollen en toch het hele verhaal meekrijgen.
Daardoor ligt - zoals ook het geval was bij Snow Fall - de kritiek wellicht voor de hand dat dit project van The Guardian een beetje digitale uitsloverij is. Firestorm is prachtig gemaakt, maar het verhaal had korter en dwingender verteld kunnen worden. Of, zoals Tim Holmes zelf zegt: De beelden vertellen het verhaal beter dan ik kan in woorden.
Moet een verlieslijdende krant als The Guardian een project als dit dan wel doen? Het dagblad wil graag voorop lopen op het gebied van innovatie. Dat is belangrijk om nog meer publiek te trekken in met name de Verenigde Staten.
Innovatie krijg je volgens de Nederlandse ontwerper Daan Louter alleen door te experimenteren en dingen te doen. Natuurlijk, dit is niet goedkoop en ik hoef me gelukkig niet met de financi�le kant bezig te houden. Maar The Guardian probeert zich te profileren met digitale journalistiek. Daar passen dit soort projecten goed bij. We zoeken naar manieren hoe journalisten hun verhaal online op een andere manier kunnen vertellen.
Moet een krant die verlies lijdt zo'n project wel doen? Verliesgevende krant The Guardian verhuist naar theguardian.com Een kleine stap voor de internetgebruiker, maar een grote stap voor The Guardian. De Britse kwaliteitskrant maakte vrijdag bekend dat het zijn webadres wijzigt. Het is niet langer guardian.co.uk, maar theguardian.com. De adreswijziging onderstreept dat we wereldwijd een leidende positie ambi�ren in nieuws en achtergronden, aldus directeur digitaal Tanya Cordrey. The Guardian wil niet langer uitsluitend een gerespecteerde nationale krant zijn. De website bereikte onlangs een nieuw kijkcijferrecord. Vorige maand kwamen er 81 miljoen bezoekers. Die bekeken samen 470 miljoen pagina's. Slechts een derde van het bezoek is Brits. De rest komt uit vrijwel alle andere landen van de wereld, aldus Cordrey. Om naam te maken op internet, investeert The Guardian volop in digitale projecten. Niet alleen in multimediale initiatieven als Firestorm en interactieve graphics, maar ook in projecten waarbij de krant de lezers te hulp vraagt. Die doorzochten gezamenlijk bijvoorbeeld declaraties van Britse parlementari�rs op financi�le misstappen. De digitale investeringen zijn opvallend: The Guardian meldt al jaren zware verliezen. Uitgever Guardian News & Media leed in het fiscale jaar 2011/2012, tot 1 april 2012, een verlies van 44 miljoen pond (56 miljoen euro), ondanks groei van digitale inkomsten. In het jaar daarvoor was het verlies 31 miljoen pond. De omzet daalde ligt, van 198,2 naar 196,2 miljoen pond. Net als veel andere dagbladen heeft The Guardian last een krimpende advertentiemarkt. De redactie moest het afgelopen jaar 7 miljoen pond besparen en schrapte daarom een kleine honderd arbeidsplaatsen. De krant heeft een redactie van 650 mensen en een oplage van pakweg 210.000 exemplaren per dag.
Foto-onderschrift: Tammy Holmes schuilt met haar kleinkinderen in het water voor de brand.
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.

Museumuitbreiding: ei of wolk? ...

$
0
0

Museumuitbreiding: ei of wolk?

Tracy Metz
artikel artikel | Donderdag 30-05-2013 | Sectie: Overig | Pagina: NH_NL01_021 | Tracy Metz

De 'wolk van Zwolle' rust op het voormalige paleis van justitie. De onconventionele uitbreiding voegt aan het museum twee lagen toe.

Een simpele iPhone-foto op Facebook van de uitbreiding van het Zwolse museum De Fundatie lokt een scala aan reacties uit: van 'ufo' tot 'in mei leggen alle architecten een ei'. Want het ei of de zeepbel, of zoals ze het in Zwolle zelf zeggen 'de wolk', die sinds kort bovenop het streng neo-classistische gebouw van De Fundatie rust en vrijdag geopend wordt door prinses Beatrix, is beslist de meest onconventionele museale uitbreiding die Nederland sinds lange tijd heeft gezien.
En dat van een van Nederlands meest gerespecteerde klassieke modernisten, de architect Hubert-Jan Henket (73) die bekend staat om zijn ingetogen, vormgeving. In het verleden heeft Henket reeds een groot aantal musea onder handen genomen, zoals de uitbreiding van het Teylers in Haarlem en het Boijmans in Rotterdam, de renovatie van het Singer in Laren, de uitbreiding van het Catharijnenconvent in Utrecht en een tijdelijke uitbreiding van het Museum voor Moderne Kunst in Arnhem.
Nu komen van hem binnen enkele maanden tijd drie grote museale projecten gereed: vorig weekend de nieuwe samenvoeging van het Stedelijk Museum en het Noordbrabants Museum in Den Bosch, vrijdag De Fundatie in Zwolle en in september de nieuwbouw van het Fries Museum in Leeuwarden.
De 'wolk van Zwolle' rust op het voormalige paleis van justitie, een symmetrisch gebouw uit 1841 dat als een scharnier tussen de dichtbebouwde oude binnenstad en de groene vestigingwerken staat. De Fundatie kreeg in 2005, na een verbouwing door architect Gunnar Daan, het gebouw van de gemeente als tweede vestiging. Tot dan toe was De Fundatie altijd gevestigd geweest in het kasteel in het plaatsje Heino.
De bol is bekleed met 55.000 gefacetteerde tegels van Koninklijk Tichelaar in Makkum. In het wisselende licht hebben ze een parelmoerachtige glans. Het dak moest niet glad worden, legt architect Henket uit, anders krijg je er net als bij het Evoluon vuile strepen over heen. De tegels moesten in alle richtingen worden geplaatst. De tegelzetter moest heel geordend werken om het schijn van chaos te cre�ren.
De uitbreiding voegt bijna duizend vierkante meter tentoonstellingsruimte in twee lagen aan het museum toe. Een groot raam op het noorden biedt uitzicht op de oude binnenstad. De ovale verdiepingen in de wolk vormen een opvallend contrast met de rechthoekige zalen van het gebouw eronder. Het plafond is met akoestisch schuim afgewerkt om de galm te beheersen.
De bouwsom was zes miljoen - het grootste deel afkomstig van de provincie en de rest van achttien bedrijven en van crowdfunding, waarbij burgers hun handtekening achterop 'hun' tegel konden zetten.
Hubert-Jan Henket vindt de wolk niet detoneren bij zijn andere werk. Ik reageer altijd op de context. Dat is een fout van het modernisme geweest: het denken dat architectuur een universeel karakter moest hebben, ongeacht waar het stond. De essentie van bouwen is juist het reageren op het eigene van de plek. En hier in Zwolle was het meteen duidelijk dat je niets aan de flanken van dit symmetrische gebouw kon toevoegen zonder het geweld aan te doen. The only way to go was up.
In zijn ontwerpen is Henket altijd op zoek naar manieren om het museum met de omgeving te vervlechten. Zo biedt de begane grond van het Fries Museum ook toegang tot de parkeergarage en het omliggende winkelgebied. In Den Bosch zijn de twee museum rond een binnentuin geplaatst die als stadspark twee delen van de binnenstad verbindt.
Zijn voorliefde voor het combineren van oud en nieuw komt terug in zijn pas verschenen boek Waar nieuw en oud raken: Een pleidooi voor houdbare moderniteit in architectuur. Wat is dat, 'houdbare moderniteit'? Dat is in principe een paradox. Het modernisme, dat staat gelijk aan dynamiek, vooruitgang, optimisme, maar op de korte termijn. Wij moeten in de lange termijn leren denken, en niet alleen steeds maar weer het nieuwe achternajagen omdat de economie moet blijven draaien.
Een raam op het noorden toont de oude binnenstad Tentoonstellingen Met de feestelijke opening vrijdag door prinses Beatrix van de opmerkelijke opbouw op het dak in de Zwolse vestiging van Museum De Fundatie gaan er ook drie nieuwe tentoonstellingen open: In de nieuwe zalen op het dak is The Way I See It (t/m 17 nov.) te zien, met foto's en video's uit de wereld van glitter en glamour van Pieter Henket, zoon van de architect. Dit is zijn eerste grote solotentoonstelling. Dans op de volkaan: Kunst en leven in de Republiek van Weimar (t/m 15 sept.) heeft bruiklenen uit de Akademie der K�nste in Berlijn, het Von der Heydt-Museum in Wuppertal en het Stedelijk Museum Amsterdam. Het is de visie van kunstenaars op de tweeslachtigheid van het interbellum. Jeroen Krabb� maakte aan de hand van zijn eigen kindertekeningen en jeugdfoto's een serie olieverfschilderijen onder de naam Dum Vivimus Vivamus: Beelden uit mijn jeugd (t/m 17 nov.). De titel betekent 'laat ons leven zolang wij leven' en was de spreuk die hij van zijn ouders meekreeg. De tentoonstelling is ,,een geschilderde autobiografie van zijn jeugd. Ook gaat er een nieuwe opstelling open van topstukken uit de eigen collectie onder de titel Van Turner tot Appel, met werken van o.a. Turner, Van Gogh, Isra�ls, Appel en Degas.
Info: Museum De Fundatie, Blijmarkt, Zwolle, vanaf za 1/6 open voor publiek, museumdefundatie.nl.
Foto-onderschrift: Het Zwolse museum De Fundatie; de bol is bekleed met 55.000 tegels die een parelmoerachtige glans hebben.
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.
















Van Turner tot Appel ...

$
0
0

De eigen collectie van Museum de Fundatie kent vele grote namen uit meer dan vier eeuwen kunstgeschiedenis. Begin 2010 was het museum wereldnieuws met de ontdekking in de eigen collectie van het schilderij De molen ‘Le blute-fin’ van Vincent van Gogh. Onder de titel ‘Van Turner tot Appel’ is ter gelegenheid van de heropening een presentatie van topstukken uit de eigen collectie samengesteld, met werken van schilders als William Turner, Charles-François Daubigny, Vincent van Gogh, Isaac Israëls, Piet Mondriaan, Francis Picabia, Franz Marc, Constant Permeke, Gino Severini, Karel Appel en vele anderen.

Uit de beeldhouwkunstcollectie is werk te zien van onder meer Edgar Degas, Charles Despiau, Alexander Archipenko, John Rädecker, Ossip Zadkine, Marino Marini en Lynn Chadwick. De collectie werd grotendeels bijeengebracht door voormalig Boijmans-directeur Dirk Hannema (1895-1984). Hannema ging in 1958 wonen op Kasteel het Nijenhuis, tussen Heino en Wijhe, en stelde daar zijn kunstcollectie open voor publiek. In 2005 kwam het museum in Zwolle erbij. Tegenwoordig beheert de Fundatie ook de kunstcollectie van de Provincie Overijssel, met daarin de grootste verzameling werken ter wereld van Bauhaus-leerling en meesterportrettist Paul Citroen. De collectie van Museum de Fundatie wordt voortdurend uitgebreid. Recente aanwinsten zijn Devant la maison au toit jaune van Marc Chagall en Tafel voor de Ridders van de Wanhoop (VERZET) van Jan Fabre.












Aan het olie-infuus ...

$
0
0

Kuifje in de Kaukasus

Op het strand ten zuiden van Baku. Foto: Ad NuisOp het strand ten zuiden van Baku. Foto: Ad Nuis
Ad Nuis, fotograaf van de kleinheid van het bestaan, reisde naar de olie-industrie van Azerbeidzjan. 'The situation is not as beautiful as the ass of a girl.’
Door Ad Nuis
In 2008 werd ik vijftig, een mooi moment voor een korte terugblik. Wat had ik de afgelopen 25 jaar gefotografeerd, waar ging en gaat mijn werk eigenlijk over?
Al bladerend door boeken en publicaties was er maar één conclusie mogelijk: de kleinheid van het bestaan. Ik had oneindig veel foto’s gemaakt van aardappelen schillen, de was ophangen, auto wassen, planten water geven, grasmaaien en nog veel meer dingen die iedereen dagelijks doet. Maar ik werd vijftig, dus werd het niet eens tijd de grotemensenwereld in te gaan, de wereld van macht, het grote geld, intriges, drank en vrouwen? Een wereld waar ik een beetje bang voor ben. Maar het was nu of nooit.

Waar moest het dan over gaan? Onmiddellijk moest ik denken aan meester Kiel, mijn bevlogen aardrijkskundeleraar van de middelbare school. Zijn stokpaardje was geopolitiek. Elke keer als ik de klas binnenkwam, stond er met grote letters op het bord geschreven: ‘Alles draait om grondstoffen!’ Het was 1973, de tijd van de oliecrisis. Uitgebreid besprak hij het rapport van de Club van Rome, Grenzen aan de groei. Daarin werd voorspeld dat de fossiele brandstoffen over veertig jaar grotendeels opgebruikt zouden zijn. Die voorspelling is niet uitgekomen, maar de voorraad fossiele brandstoffen is nog steeds eindig.

Begin 2008 las ik ook een artikel over de op dat moment langste oliepijpleiding op aarde, van Baku in Azerbeidzjan via Tbilisi in Georgië naar Ceyhan in Turkije. Deze Baku-Tblisi-Ceyhan (BTC)-leiding van meer dan 1700 kilometer is de eerste pijpleiding uit die regio naar Europa die niet via Rusland loopt. Hier moest mijn project over gaan. Ik pakte mijn tas en kocht een ticket.

De Nobels en de Rothschilds

Het vliegtuig naar Baku zat vol met ‘oliemannen’ van BP. Toen de deur openging, rook ik de olie, een beetje zoet. Ik verkende de stad eerst te voet en liep twintig kilometer per dag. Overal werd gebouwd, vooral megalomane kantoren en appartementencomplexen. Na twee weken huurde ik een fourwheeldrive. Zodra het kon, verliet ik de verharde weg. Na een paar kilometer stond ik in een gigantisch olieveld. Overblijfselen uit vervlogen tijden, met hier en daar nog een piepende jaknikker. Ik parkeerde de Mitsubishi Pajero naast een scheve boom en wandelde op plaatsen waar buitenlandse zakenfamilies als de Nobels en de Rothschilds fortuin hebben gemaakt.
Europa ligt aan het olie-infuus en is machteloos
Net toen ik weer wilde vertrekken, kwam er een man in een felrode overall naar mij toe. Hij keek me aan of ik van een andere planeet kwam en belde onmiddellijk met zijn mobiele telefoon. Binnen een paar minuten stonden er drie zwarte Land Cruisers om mij heen, waar mannen in lange zwarte leren jassen uit stapten. Twee rookten dunne sigaartjes. Ik moest mee naar een kantoortje. Na een verhoor van drie uur mocht ik weer gaan. De films in de zoom van mijn jas hadden ze niet gevonden.

Een bevriende natie

In 1846 werd voor het eerst olie gewonnen in Bibi Heybat, een buitenwijk van Baku, direct aan de Kaspische Zee. Aan het begin van de twintigste eeuw leverde Azerbeidzjan de helft van de olie in de wereld. In de Tweede Wereldoorlog waren de velden rondom Baku van groot belang voor de energievoorziening van de Russische troepen. Maar tussen het einde van de oorlog en de val van de Sovjet-Unie in 1991 raakte de olie langzaam op. Geld om de enorme voorraden voor de kust te exploiteren was er niet. Na de val van de Sovjet-Unie werd Azerbeidzjan onafhankelijk en ontstond er een machtsvacuüm. Er volgde een korte machtsstrijd, de democratisch gekozen president Abulfaz Elcibey werd afgezet en in 1993 greep het voormalig hoofd van de KGB in Azerbeidzjan, Heydar Aliyev, de macht. In 1994 sloot hij de zogeheten Deal of the Century met een consortium van investeerders, waaronder BP en de Wereldbank. De deal hield de aanleg in van olieplatforms in de Kaspische Zee en de 1700 kilometer lange BTC-oliepijpleiding. Mastermind achter dit plan was de regering-Clinton, die de mogelijkheid zag om een bevriende natie te creëren in het strategisch gelegen gebied – Azerbeidzjan grenst in het noorden aan de Russische deelrepublieken Dagestan en Tsjetsjenië en in het zuiden aan Iran. Afghanistan en Pakistan bevinden zich op korte vliegafstand.

In 2005 werd de pijpleiding geopend. ‘Dit is de zijderoute van de eenentwintigste eeuw,’ zei de toenmalige Turkse president Ahmet Necdet Sezer bij de openingsceremonie. Sindsdien stromen er een miljoen vaten olie per dag richting het Westen. Het grote geld stroomt de andere kant op.

Shopt in Dubai

Op een van mijn reizen huurde ik een appartement vlak achter het werkpaleis van president Ilham Aliyev, die zijn vader in 2003 opvolgde. Het appartement was van Kamran (26) en zijn moeder Xijran (61). Twee jaar eerder was Kamran ontslagen door de Royal Bank, waar hij handelde in valuta. Hij had zijn baas beschuldigd van corruptie en vriendjespolitiek. ‘Toen ik ontslagen werd, kreeg ik zeventig procent van mijn laatste loon, 250 euro. Om het elke maand te ontvangen, moest ik de helft afstaan aan de overheidsfunctionaris. Ik heb hem uitgescholden en gezegd: steek dat geld maar in je reet. Sindsdien krijg ik niets meer.’ Kamran en Xijran moeten rond zien te komen van haar schamele pensioen van 150 euro per maand.

Ik liep samen met Kamran op de Neftchilar, de chique boulevard direct aan de Kaspische Zee. Alle grote modemerken zitten hier. ‘De regering betaalt ze om hier te zitten, er zijn nooit klanten, het is een grote façade,’ zei Kamran. ‘Onze elite shopt in Dubai, Milaan en New York. Gewone mensen kunnen het niet betalen. 'The situation is not as beautiful as the ass of a girl.’ Alles is volgens Kamran in handen van een aantal families, die hun belangen weer hebben ondergebracht in holdings. De oppositie wordt keihard aangepakt: mensenrechtenactivisten worden zonder proces opgesloten en journalisten worden geïntimideerd en in elkaar geslagen. In oktober 2013 zijn er presidentsverkiezingen, maar de Aliyev-clan zal aan de macht blijven. Dit is de wereld van het grote geld en de grote belangen, geopolitiek op Champions League-niveau. Amerika is niet gebaat bij regime change. Europa ligt aan het olie-infuus en is machteloos.

Ik ben na tien reizen weer terug en ga mij weer bezighouden met de kleinheid van het bestaan. Lang leve aardappelen schillen en de was ophangen.

Hieronder de trailer van Oil & Paradise van Ad Nuis



Oil & Paradise’, multimediapresentatie (fotografie en video: Ad Nuis, editing en geluid: Thomas Vroege), tot en met 23 juni in het Bastion Oranje Gebouw-G, Fotofestival Naarden.
05-06-2013



Naarden & het Foto Festival 2013 ...

$
0
0

Don’t stay here - Dutch photography on the move


Een belangrijk uitgangspunt van het FotoFestival Naarden is het tonen van de actualiteit. Enerzijds de meest interessante Nederlandse fotografen van dit moment, anderzijds wat er actueel is in de maatschappij. Fotografen zijn de voelsprieten van de maatschappij, hebben hun eigen ideëen hierover en weten op hun eigen wijze te verbeelden wat er op dit gebied speelt.

Dit jaar kiezen wij voor de visie van Nederlandse fotografen op het buitenland. Reizen zit ons Nederlanders al eeuwen in het bloed en vele Nederlandse kunstenaars hebben zich laten inspireren door wat zij tegenkwamen over onze landsgrenzen. Ook de huidige generatie fotografen laat zich niet onbetuigd. Wij zijn benieuwd naar de visie van de Nederlandse fotograaf die aan het werk is in het buitenland. Tijdens het festival van 2013 willen wij graag de ontwikkelingen op dat gebied laten zien.

Het campagnebeeld is deze keer van Jan Banning, wiens serie ‘Down and Out in the South’ een belangrijke plaats heeft gekregen in De Grote Kerk van Naarden.




Bas Losekoot

New York and the Urban Millennium 2012

Biografie: Bas Losekoot is geboren in Amsterdam in 1979. Hij heeft een achtergrond in grafische, fotografische en cinematografische vormgeving. In 2001 studeerde hij af aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Tegenwoordig is hij werkzaam als een portret en documentaire fotograaf. Zijn persoonlijke lange termijn projecten eindigen meestal in foto-essays. Bas is klassiek opgeleid in studio-verlichting, de afgelopen jaren richtte hij zich op pure straatfotografie. Onlangs heeft hij een manier gevonden om deze twee disciplines te combineren tot een unieke manier van verhalen vertellen.

Het Urban Millennium Project: "Op 23 mei 2007 vierde de wereld het begin van het Urban Millennium. Op deze datum leefden er wereldwijd meer mensen in de stad dan op het platteland: 3,3 miljard mensen op drie procent van het aardoppervlak” Op dit moment worden steden met een snelheid en omvang gebouwd die voorheen nog als onmogelijk geacht werden. Ik ben van mening dat deze toenemende urbanisatie grote gevolgen heeft op de inwoners van deze mega steden. Dit project gaat over de stad als centrum van de mondiale samenleving en de impact op haar bewoners. Wie zijn deze anonieme stedelijke burgers in deze culturele dynamiek die heterogeen lijkt te zijn? Hoe reageren mensen op elkaar in gebieden van overbevolking? Hoe gaan zij om met de heersende natuurlijke competitie van de slimste, knapste, sterkste? Wat laten zij van zichzelf zien in deze dagelijkse maskerade?"


Jan Banning

Down and Out in the South

Biografie: Jan Banning (1954) studeerde Sociale en Economische Geschiedenis en werkt sinds 1981 als fotograaf. Zijn fotografie, met wortels in zowel kunst als journalistiek, is wereldwijd geëxposeerd in musea en galeries en gepubliceerd in boeken, tijdschriften en kranten. Centraal in zijn werk staan kwesties van macht en van recht en onrecht. In ‘Bureaucratics’ gaat het om de staatsmacht, in ‘Troostmeisjes’ en ‘Sporen van oorlog’ om langetermijngevolgen van oorlog. In ‘National Identities’ stelt hij nationalisme en xenofobie ter discussie. Zijn werk is veelvuldig in de prijzen gevallen (bij onder andere winnaar Zilveren Camera en bij World Press Photo) en bevindt zich in collecties van onder meer het Rijksmuseum Amsterdam, het High Museum of Art Atlanta en het Museum of Fine Arts Houston.

Over de serie: “Down and Out in the South is een portretserie van dakloze mannen en vrouwen uit de zuidelijke Amerikaanse staten South Carolina, Georgia en Mississippi, die ik begon tijdens een een artist-in-residency van “701 Centre for Contemporary Art” in Columbia, South Carolina. Aanvankelijk wees ik het voorstel van dakloosheid als een fotografisch thema af: deze outcasts zijn immers al zó vaak gefotografeerd dat ik meende weinig aan het reeds bestaande beeld te kunnen bijdragen. Maar na enige aandrang doemde een onorthodoxe aanpak op: hen te fotograferen zoals ik dat met ieder ander ‘volwaardig’ lid van de samenleving zou doen, dus zonder zoektocht naar clichématig pittoreske gezichten en met vermijding van de typische parafernalia als winkelwagentjes en slaapzakken, net als van het dramatiserende zwart-wit. Zo zijn deze daklozen niet langer De ander, per definitie ver verwijderd van ons. ‘Down and Out in the South” toont hen als wíe en niet als wát ze zijn.”















Marcel Brons

GarageDoc

Biografie: Marcel Brons (1981). "Sinds dit jaar ben ik fulltime fotograaf. Ik combineer mijn grafische en multimediale scholing in mijn fotografie. Door mijn interesse in de maatschappij ben ik me steeds meer gaan verdiepen en specialiseren in documentaire fotografie. In mijn werk richt ik me op kleine persoonlijke onderwerpen die spreken voor een groter geheel. Ik gebruik ook andere media om mijn verhaal te vertellen. Mijn ervaring en opleiding in multimediadesign hebben als voordeel dat video, audio en animatie mijn fotoseries op originele manier kunnen bijstaan. Mijn grafische ervaring en opleiding bewijst zijn nut bij het vinden van een geschikte beeldtaal voor fotoseries. Per serie kies ik de benodigde middelen zoals muziek, video, animatie of alleen fotografie. Ik streef ernaar om de verschillende disciplines die ik beheers met fotografie te mengen tot de beste mix die een verhaal kan vertellen."

Over de serie: "In Nederland wordt een auto naast het huis of in een parkeergarage geparkeerd. Rusland heeft daar zo zijn eigen oplossing voor: garageterreinen, verspreid door de hele stad. In iedere grote Russische stad zijn ze in grote getalen te vinden. GARAGEDOC is een documentaire over een stuk onvervalste Russische cultuur die zijn wortels heeft in het communistische Rusland van de jaren 60 en 70: de talloze massale garageterreinen, die voor de bevolking zo veel meer betekenen dan een plek om hun auto te stallen. De documentaire geeft inzicht in de opzet van het garagesysteem, de omgeving, de eigenaren, de inhoud, de historie en de botsing met het huidige Russische politieke klimaat. Het project weerspiegelt de grote machtige Russische samenleving op kleine schaal. De documentaire bestaat uit verschillende onderdelen die elkaar aanvullen: foto’s, video’s en tekst ... ieder onderdeel heeft zijn eigen taak om het verhaal compleet te maken. Het verhaal is niet alleen bedoeld om te kunnen exposeren, maar moet ook het verhaal vertellen van de garage-eigenaren die hun bezittingen kwijt zijn geraakt. In Rusland word er nauwelijks naar hun verhaal geluisterd. Dat het wel wordt verteld in het buitenland sterkt deze mensen in hun strijd."




Kijk maar, ze zijn aan het flirten ...

$
0
0

STILL

THOMAS STRUTH
The Monacelli Press, 2001
143 Pages
ISBN: 1-58093-094-8

Henk Verburg schrijft hierover:
Aan het begin van de Tao te King van Lao Tse staat: “De Tao waarover gesproken kan worden is niet de ware Tao”. Iets dergelijks geldt voor de foto’s van de Duitse fotograaf Thomas Struth (1954). Je kunt er wel over schrijven, maar het lukt je niet om zijn foto’s in woorden te vangen. Dat gaat mij in deze column dus ook niet lukken. In het boek Still, dat in 2001 werd uitgegeven, proberen maar liefst vier deskundigen de foto’s van Thomas Struth te duiden. Wat ze duidelijk maken is dat het bijzondere foto’s zijn van een bijzondere fotograaf met een bijzondere aanpak. Maar waar ‘m dat nou precies in zit blijft ongrijpbaar.

Still  is uitgegeven naar aanleiding van de eerste grote Europese overzichtstentoonstelling van het werk van Thomas Struth in 1989. Het boek bevat naast de genoemde essays 52 fotoafdrukken (in kleur of duotoon). Wat zeggen die over de fotografie van Thomas Struth? In eerste instantie zie je niet zoveel aan die foto’s. Het zijn foto’s van bloemen, van straten in grote steden, portretfoto’s van personen en gezinnen en foto’s van bezoekers in musea. Pas als ik langer kijk beginnen kleine dingen me op te vallen. Die hangen samen met de manier waarop hij foto’s neemt. Thomas Struth is een leerling van Bernd (1931) en Hilla Becher (1934). Dit zijn Duitse fotografen die vooral bekend zijn geworden door hun foto’s van industriële gebouwen in Duitsland. Die ze altijd op dezelfde objectieve, neutrale manier vastlegden met behulp van een grote platencamera, met lange belichtingstijden. Elke vorm van toeval, subjectiviteit en interpretatie werd in hun foto’s geweerd. Ik snapte nooit waarom ze daar zo beroemd mee werden. Totdat ik hoorde dat ze ook fotografieles gaven, en dat hun leerlingen (naast Struth ook Andreas Gursky, Thomas Ruff en Candida Höfer) heel succesvol waren in de kunstfotografie. Thomas Struth verkocht bijvoorbeeld een van zijn museumopnames voor meer dan een miljoen dollar! Kennelijk droegen de Bechers iets bijzonders over aan hun leerlingen. Dat is wat je ziet in de foto’s van Thomas Struth in het boek Still. Een hele neutrale, objectieve manier van kijken. Zoveel mogelijk recht van voren, neutraal belicht, niet met een kleinbeeldcamera, maar met een grote platencamera, die lange belichtingstijden noodzakelijk maakt (waardoor je soms bewogen mensen in de museumfoto’s ziet).

De foto’s van Thomas Struth roepen bij mij het gevoel op dat ik net een hoek om ben gelopen, of dat ik uit de trein stap in een vreemde stad, en dan om me heen kijk. Met een blik van: Waar ben ik, wat zie ik, wat is dit?  De foto’s vragen me: Kijk naar mij! Wat zie je?  Als je naar zijn foto’s kijkt snap je dat hij ooit zei, dat hem vooral foto’s interesseren die geen persoonlijke signatuur hebben. Zoals die van de Bechers (of die van de Fransman Atget). Door die manier van fotograferen is Still mijns inziens een prachtige verzameling geworden!


Kijk maar, ze zijn aan het flirten

Interview met fotograaf Thomas Struth over zijn overzichtstentoonstelling

Sandra SMALLENBURG
artikelartikel | Vrijdag 04-03-2011 | Sectie: Cultureel Supplement | Pagina: C06 | Sandra Smallenburg

Thomas Struth fotografeerde museumbezoekers over de hele wereld. Nu is hij overgestapt naar kernreactoren en industri�le complexen. Met mijn werk wil ik iets zeggen over zaken waar ik me zorgen over maak.

Wat een heerlijk ondeugend prinsesje moet de jonge Margarita Teresa, dochter van de Spaanse koning Philip IV, geweest zijn. Geen enkel oog heeft ze voor de kindermeisjes die haar op Vel�zquez' wereldberoemde schilderij Las Meninas (1656) omringen. In plaats daarvan gluurt ze ondeugend naar de jeugdige bezoekers van het Museo del Prado, die misschien wel speciaal voor haar gekomen zijn. Voor het schilderij staat een groepje kinderen, leeftijdgenoten van Margarita. Een van hen, een knul met een hanekammetje, gluurt terug. Het is net alsof ze flirten, zij vanuit de zeventiende eeuw, hij vanuit de eenentwintigste.
Dat wij van deze flirt getuige mogen zijn, hebben we te danken aan de Duitse fotograaf Thomas Struth. Sinds eind jaren tachtig maakt hij foto's van bezoekers die in musea over de hele wereld oog in oog staan met kunstschatten uit vroeger tijden. Geduldig wacht Struth af vanachter zijn grootbeeldcamera - in het Louvre in Parijs, de National Gallery in Londen of het Art Institute in Chicago. Net zolang tot de museumbezoekers samen onbewust een sterke compositie vormen. Tot het beeld zichzelf geschapen heeft, noemt Struth dat.
In Kunstsammlung Nordrhein-Westfalen in D�sseldorf hangen de mooiste exemplaren uit de museumserie weer even bij elkaar op een grootse overzichtstentoonstelling. De meeste zijn zelf klassieke kunstwerken geworden, die voor flinke bedragen in vooraanstaande musea terechtgekomen zijn. Zoals de foto van de vrouw met de roodgeblokte jas, die met haar kinderwagen een schilderij van Caillebotte binnen lijkt te lopen. Of de foto van de oude grijze man die zo intens een portret van Rembrandt bestudeert, dat het net lijkt of hij in de spiegel kijkt. Monumentale fotowerken zijn het, van soms enkele meters groot, die zo rijk zijn aan details dat je er minutenlang naar kunt kijken.
De foto's die Struth in 2005 in het Prado maakte, markeren het einde van zijn museumserie, vertelt Thomas Struth op de openingsdag van zijn tentoonstelling. Die foto van Las Meninas had ik al vanaf het begin van de reeks in mijn hoofd. Ik wist dat ik daarmee de serie wilde afsluiten. Het was nooit de bedoeling er tot in het oneindige mee door te gaan. In 2005 kwam er een nieuwe directeur bij het Prado en kreeg ik toestemming om er te fotograferen. Toen kon ik mijn museumserie afmaken.
Struth vertelt dat hij al langer het gevoel had dat hij zichzelf aan het herhalen was. Ik herinner me dat ik in 2001 werd uitgenodigd om foto's te maken op de Vermeer-expositie in Londen. Het was er ontzettend druk, en ik heb talloze foto's gemaakt van Vermeers Luitspeelster met mensen ervoor. Maar ik kreeg steeds meer het gevoel dat ik mijzelf aan het imiteren was. Alsof ik Thomas Struthje aan het spelen was. Uit frustratie maakte ik toen een foto zonder mensen. Later, bij het bekijken van de contactafdrukken, was ik geschokt. Want juist deze foto bleek de mooiste. Waar de bezoeker had moeten staan, was niemand. Het was een symbolisch eindpunt.
Hij heeft het museumpubliek in de afgelopen twintig jaar zien veranderen, zegt Struth. De bezoekers worden steeds ouder. Ik las laatst dat de gemiddelde leeftijd van bezoekers aan de Beyeler Foundation in Basel 54 jaar is. Dat vind ik echt choquerend. En het maakt me boos, dat jonge mensen blijkbaar liever tijd spenderen aan oppervlakkige zaken als Twitter en Facebook. In andere musea is het weer zo druk dat je de kunst nauwelijks nog goed kunt bekijken. Het lijkt erop dat iedereen tegenwoordig op dezelfde hoop moet schijten. Celebrity wordt belangrijk gevonden, en kunst die makkelijk te verhapstukken is.
Je zou Thomas Struth een ouderwetse fotograaf kunnen noemen. Hij werkt langzaam maar gestaag aan een oeuvre dat uit een beperkt aantal klassieke onderwerpen bestaat - zoals straatgezichten, bloemstillevens, landschappen en familieportretten. Graag laat hij zich inspireren door grote namen uit de kunstgeschiedenis. Zijn straten zijn net zo leeg en unheimisch als bij Giorgio de Chirico, zijn junglefoto's net zo ondoordringbaar als de tuinen van Pierre Bonnard en zijn groepsportretten net zo statig als de schuttersstukken van Frans Hals. Niet voor niets drukt hij zijn foto's af op die enorme formaten: ze zijn nadrukkelijk bedoeld als kunst - de equivalenten van schilderijen.
Ondanks de voortschrijdende digitale technieken gebruikt Struth nog steeds een analoge grootbeeldcamera, waarin platen van 20 bij 25 centimeter (8 bij 10 inch) geschoven moeten worden die lange belichtingstijden vergen. Wanneer je met zulke grote formaten werkt, is de technische camera nog steeds de beste methode, vindt Struth. Alleen dan kun je de juiste scherpte behouden. Alhoewel: Leica heeft net de S2 digitale camera op de markt gebracht, die is fantastisch, met 100 MB per shot. Daar kun je ook flinke afdrukken mee maken. Een paar van mijn nieuwste foto's zijn met die camera gemaakt. Maar ik blijf het een probleem vinden dat wanneer je een digitale foto bewerkt, je pixels toevoegt die er daarvoor niet waren.
Een purist wil Struth zichzelf niet noemen. Maar als leerling van het echtpaar Bernd en Hilla Becher (zie kader) heeft hij wel een strenge leerschool achter de rug. De Bechers werden bekend met hun eindeloze reeksen zwart-witfoto's van vakwerkhuizen, fabrieken en watertorens. Net als zij heeft Struth een methodische, haast encyclopedische aanpak. Rij na rij hangen in de Kunstsammlung Nordrhein-Westfalen zijn vroege zwart-witfoto's van verlaten straten aan de muren. Alleen in zijn geboortestad D�sseldorf maakte hij er al zo'n driehonderd. Ze zijn allemaal vanuit hetzelfde standpunt genomen: vanaf het midden van de weg, met aan weerszijden hoge gebouwen die geleidelijk kleiner worden richting de horizon.
'Unconscious Places', noemde Struth zijn kenmerkende straatfoto's. Omdat, zegt hij, de architectuur van een stad op een onbewuste manier het gemoed van haar inwoners be�nvloedt. Die vroege straatfoto's gaan over hoe het voelt om kort na de oorlog geboren te zijn. Ik herinner me nog goed de bunker die achter mijn lagere school stond. Daar liep ik in mijn jeugd iedere dag langs. Die sfeer heeft mij als kind erg be�nvloed.
Natuurlijk heeft Struth zichzelf in de loop der jaren meer vrijheden toegestaan. Kleur deed eind jaren tachtig zijn intrede. Het strakke centraalperspectief werd losgelaten. De locaties werden exotischer. En met name op de foto's die Struth in Japan en China maakte, wemelt het van de mensen. Gebleven is de droge, zakelijke blik waarmee Struth de wereld om zich heen bekijkt. Hij is niet op zoek naar dramatische gebeurtenissen of spectaculaire onderwerpen. Je zult bij hem geen heftige schaduwpartijen tegenkomen. Alles krijgt op zijn foto's een evenwaardige behandeling, of het nu gaat om de neparchitectuur van Las Vegas of om het eeuwenoude marmer van het Pantheon in Rome. Authenticiteit is een sleutelwoord in Struths fotografische oeuvre. Hij wil, zegt hij, de essentie van de werkelijkheid blootleggen in plaats van het publiek een subjectief idee voor te leggen.
Struth: Op het moment dat ik een foto neem, zie ik vooral het overzicht, de set die voor me is. In details ben ik niet zo ge�nteresseerd. Ik ga vrij intu�tief te werk. Als een geigerteller die zijn antenne uitsteekt, zo stel ik tijdens het fotograferen al mijn receptoren open. Na al die jaren ben ik een getrainde compositiemaker geworden. De details zie ik pas op de grote afdrukken. Soms ontdek ik jaren later nog nieuwe dingen op mijn eigen foto's.
Nu de museumserie is afgerond, is Thomas Struth een nieuwe reeks gestart, die wezenlijk anders is. Tot nu richtte de fotograaf zijn camera vooral op alledaagse plekken, maar in D�sseldorf hangen foto's van locaties die zo bijzonder zijn dat je nauwelijks herkent wat je ziet. Struth kreeg toestemming te fotograferen op plekken die doorgaans verboden terrein zijn, zoals de kernreactoren van het Max Planck Instituut voor Astrofysica in het Duitse Garching, of de raketbasis Cape Canaveral in Florida. Hij legde er de wirwar van snoeren, knoppen en buizen vast, maar bijvoorbeeld ook de kernreactor zelf, die eruitziet als een ruimteschip uit de nieuwste sciencefictionfilm.
Vanwaar deze ommezwaai? Ik wilde iets fotograferen dat over deze tijd gaat, antwoordt Struth. Zoals de Eiffeltoren onlosmakelijk verbonden is met het einde van de negentiende eeuw, zo is een ontwikkeling als internet exemplarisch voor onze tijd. Daarom wilde ik foto's maken van al die ingewikkelde radarwerken en netwerken.
Net als collega's Edward Burtynsky en Andreas Gursky legt Struth de structuren van de globalisering bloot. Zijn werken gaan over energie, over transport, over gentechnologie. Met al mijn werken wil ik iets zeggen over zaken waar ik mij zorgen over maak, zegt Struth. En ik ben al een tijd behoorlijk gefrustreerd over de internationale politieke samenwerking. Ik was echt kwaad toen de klimaatconferentie in Kopenhagen in 2009 helemaal niets opleverde.
Vervolgens begon ik me af te vragen hoe het toch kan dat er in de wetenschap en de technische industrie wel goed samengewerkt kan worden. Daar bestaat geen lack of agreement. Hoe ingewikkeld de materie ook is, in die sectoren is er blijkbaar wel geld voor nieuwe ontwikkelingen. Alleen spelen die ontwikkelingen zich grotendeels buiten ons gezichtsveld af. Terwijl we er in ons dagelijks leven wel enorm door be�nvloed worden. Daarom wilde ik een aantal van die locaties door middel van mijn foto's ontsluiten.
In die zin, zegt Struth, verschillen deze foto's van hypermoderne installaties niet van zijn straatfoto's uit de jaren zeventig en tachtig. Destijds wilde ik laten zien hoe de samenleving zijn stempel drukt op de architectuur en vice versa. Ik wilde een bijdrage leveren voor verbetering, mensen bewust laten worden van de rol van architectuur in een stad en hoe wij daar allemaal voor verantwoordelijk zijn. Op een vergelijkbare manier is het nu nodig om de sporen te laten zien die de technologische ontwikkelingen nalaten in ons leven. Ik heb foto's in Cape Canaveral gemaakt omdat ik wilde tonen waar wij als mensen toe in staat zijn. Want die ontwikkelingen kunnen ons ook weer geweldige kansen bieden, als we ons maar internationaal verenigen.
Een wereldverbeteraar dus? Struth lacht. Ja, ik vrees het wel.
D�sseldorf Thomas Struth (1954) behoort samen met Andreas Gursky, Candida H�fer en Thomas Ruff tot een generatie uiterst succesvolle fotografen die in de jaren zeventig aan de kunstacademie van D�sseldorf les kregen van fotograaf Bernd Becher. Hun werk kenmerkt zich door een analytische, nuchtere manier van kijken, door een vaak seriematige aanpak en door grote formaten. De groep kunstenaars, ook wel de D�sseldorfer Sch�le of de Becher Sch�le genoemd, heeft zijn wortels in de Nieuwe Zakelijkheid en de fotografie van August Sander. Maar ook conceptuele kunst en minimal art waren inspiratiebronnen. Als studenten waren wij gefascineerd door Carl Andre en Sol LeWitt, zegt Struth. Maar het was ook duidelijk dat wij niet konden voortborduren op hun werk. Daarom hebben wij de figuratie weer teruggebracht.
Info: Thomas Struth, Fotografien 1978-2010. T/m 19 juni in Kunstsammlung Nordrhein Westfalen, K20, Grabbeplatz, D�sseldorf. Inl: www.kunstsammlung.de
Foto-onderschrift: De foto's die hij in 2005 in het Prado maakte van de schilderijen van Vel�zquez markeren het einde van Struths museumserie. Thomas Struth
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.








Thomas Struth - chapters of his photographic work from Fabian Mohr on Vimeo.

Gevangenen in Huntsville: booming business ...

$
0
0

Gevangenen in Huntsville: booming business

Fotoreportage: Straf is waar Huntsville op draait. Bijna de helft van de inwoners leeft achter tralies.
Huntsville, Texas. In uienzakken sjouwen vrijgelaten gevangenen hun bezittingen mee naar het busstation. Foto: Robert KnothHuntsville, Texas. In uienzakken sjouwen vrijgelaten gevangenen hun bezittingen mee naar het busstation. Foto: Robert Knoth
Huntsville, negenenzestig kilometer ten westen van Livingston, is al honderdvijfenzestig jaar lang het epicentrum van Texas’ strafindustrie.
Het stadje, omringd door pijnboombossen en glooiende grasvlaktes, werd in 1848 uitverkoren als locatie voor Texas’ allereerste gevangenis. The Walls Unit, genoemd naar zijn zeven meter hoge, roodbakstenen muren, staat pal in het stadscentrum naast het Court House. Huntsvillianen leven in de schaduw van The Walls. Drie keer per dag klinkt vanachter de muren de locomotiefachtige all clear-fluit: alweer niemand ontsnapt, iedereen kan doorgaan met waar hij mee bezig was.

Straf is waar Huntsville op draait. Steeds als het strafsysteem groeide, groeide Huntsville een beetje mee. Bijna de helft van de inwoners (16.227 van de 35.567) leeft achter tralies. Ongeveer 7500 volwassen Huntsvillianen verdienen hun brood in het systeem. Misdaad en straf is hier geen issue, het is gewoon werk. Elke ochtend waaieren pick-ups vol bewakers in grijze uniformen uit naar een van de negen gevangenissen in en om het stadje. Ambtenaren kruipen achter hun computers in de kantoren van het hoofdkwartier van het Texas Department of Criminal Justice.

Huntsville heeft wel iets van een gevangenisthemapark. Wandelend door het kleine historische centrum kun je je vergapen aan – meestal zwarte – gevangenen die op hun knieën de bloemperken in het stadspark en de tuinen van gevangenisbazen wieden, onder het wakend oog van gewapende blanken, soms te paard. In het Prison Museum verderop kunnen bezoekers Ol’ Sparky bekijken, de elektrische stoel die na 361 vonnisvoltrekkingen werd afgeschaft, en souvenirs inslaan. T-shirts met ‘Riding Thunderbolt’ erop – zo heette het als je op de stoel moest gaan – voor veertien dollar, en doosjes Solitary Confine MINTS voor bijna nop. Ik schaf een gevangenenpopje aan voor op mijn dashboard, met streepjespak en een hoofdje dat meewiegt als ik door een kuil in de weg rijd.
Genaro is na twee jaar vrijgekomen en wacht op de bus naar huis. Foto: Robert KnothGenaro is na twee jaar vrijgekomen en wacht op de bus naar huis. Foto: Robert Knoth
Huntsville is het begin- en eindstation van veroordeelden in Texas. Hier worden nieuwe inmates bij hun entree in het systeem geregistreerd en over gevangenissen in de rest van Texas verdeeld en hier worden ze ook weer uitgeschreven. Dood of levend. Binnen de muren van The Walls, links van de ingang en uit het zicht van de zeventienhonderd reguliere Walls inmates, bevindt zich Texas’ nationale executiehuis, met één cel, de kamer met de executietafel erin en twee kleine kamertjes met uitzicht op de tafel: een voor getuigen namens het slachtoffer en een voor getuigen die de dader door het glas een laatste keer willen aankijken of een kushand willen toewerpen.

Gemiddeld worden in administratief centrum Huntsville honderdveertig gevangenen per dag vrijgelaten om plaats te maken voor honderdveertig nieuwe. Klokslag elf uur ’s ochtends, behalve op zon- en feestdagen, valt de sliert vrijgelatenen als een attractie in een themapark te aanschouwen. Ze stromen door een 
zijpoort The Walls uit. Gevangenispakken zijn verruild voor afdankers van kerkelijke liefdadigheidsorganisaties. Passen doen de tweede handsjes nooit: de parade is armoedig, met te wijde of te korte broeken in lang vergeten modekleuren, gedragen T-shirts met teksten als ‘Only God Can Judge Me’ en wapperende hawaïhemden met verwassen bloemen- en palmenprints.
70% van de vrijgelaten gevangenen recidiveert binnen twee jaar en komt terug naar Huntsville
In uienzakken uit de keukens van The Walls sjouwen de mannen en jongens hun bezittingen mee: door de gaten in de netten zie ik wc-rollen die nog niet op waren, tandenborstels en brieven en ansichtkaarten die ze door de jaren heen ontvingen. In geen enkele zak ontbreekt de Bijbel. Gadegeslagen door de bewakers in de torens hoog boven hun hoofden laten ze The Walls zo snel ze kunnen achter zich, op weg naar het Greyhound-busstation driehonderd meter verderop. Ze maken snelle kleine dribbelpasjes, alsof hun enkels nog geketend zijn.

Het busstation, één kaartjesloket en twee zitbanken groot, is korte tijd het propvolle toneeltje van enorme verwarring. In kluwens storten de vrijgelatenen zich op iedereen die zou kunnen weten waar ze hun honderd dollar premie en het gratis buskaartje naar Houston of Dallas in ontvangst kunnen nemen. Velen draven even snel op en neer naar het tankstation verderop om de hamburger te kopen waar ze lang naar gesnakt hebben. Jongeren duiken hongerig op de rekken tweedehands hiphopoutfits in de Surplus Shop naast het busstation. Ze verrijzen uit het pashok in slobberbroeken tot net onder de billen, precies zoals het hoort, en met snelle zonnebrillen op. ‘Shoplifters will be prosecuted’ staat op een bord in de winkel. Niet voor niks: zeventig procent van de vrijgelaten gevangenen recidiveert binnen twee jaar en komt terug naar Huntsville.

Om half een zijn alle hiphoppers, hawaïhemden en uienzakken weer verdwenen. De laatste volle bus rijdt de straat uit. Het Greyhound-personeel haalt bezems tevoorschijn om lege chipszakken en hamburgerdozen op te vegen.

De volledige reportage van Linda Polman vindt u in Vrij Nederland #24, nu in de winkel. Meer foto's van Robert Knoth over Texas en de gevangen ziet hieronder in de slideshow.
13-06-2013




Afronauten Zambia in de lucht ...

$
0
0

How photographers joined the self-publishing revolution

Cristina de Middel's self-published photobook depicting Zambia's 1964 space project is one of an increasing number of success stories for photographers going it alone
 The Observer

afronauts
The Afronauts by Cristina de Middel sold out its 1,000-copy run in a matter of months.

In 2010, while trawling the internet for ideas, Spanish photographerCristina de Middel came across a list of the 10 craziest experiments in history. At No 1 was the short-lived Zambian space programme of 1964, which was instigated by a schoolteacher, Edward Makuka Nkoloso, with the goal of sending an African to Mars. Intrigued, De Middel, who had recently decided to reinvent herself as a conceptual artist after eight years as a successful photojournalist in her native Spain, decided to use the forgotten Zambian space adventure to begin her own exploration of "ways to tell stories with my camera".
Self-published in 2012, The Afronauts is a beautifully low-key book comprising De Middel's staged photographs of astronauts in training, makeshift spacecraft and "African" landscapes – the actual location was the arid landscape and deserted industrial interiors around her home town, Alicante, and the afronauts are locals. The images are punctuated with inserts containing ephemera from the time, including letters to and from the Zambian ministry of technology and newspaper cuttings – "We're going to Mars! With a spacegirl, two cats and a missionary."
De Middel wanted the book to reflect the makeshift nature of the Zambian space dream, but also the peculiar magic of that dream as well. "I made storyboards, researched locations, designed the spacesuits. Then, when I was shooting the model in a space helmet like a giant bubble, I suddenly saw how dreamy it looked and I just went with that. The shot defined the aesthetic for the rest of the images."
The aesthetic worked. The Afronauts became the word-of-mouth book at last year's Arles photography festival. Martin Parr, photographer, photobook collector and champion of all things new and interesting in the photobook world, bought five copies. Soon after, it began selling rapidly (cover price: €28) through online orders and in the various independent bookshops that De Middel had managed to convince to stock a few copies. By the end of last year, it had sold out its print run of 1,000 (it now changes hands on eBay for £750 and is listed on rare book site AbeBooks for £1,052)
By then, De Middel's project had been shortlisted for the prestigiousDeutsche Börse photography prize, as had Mishka Henner, a Belgian-born, Manchester-based artist who also self-publishes his photobooks, including Less Américains, in which he removed elements from the images in Robert Frank's iconic book The Americans, and another space-themed project, Astronomical, a 12-volume epic containing images of outer space in which each page represents one million kilometres of the six billion between the sun and Pluto.
The inclusion of De Middel and Henner on the Deutsche Börse shortlist may be a kind of tipping point for photography self-publishing in the UK. Having long since shaken off the kind of stigma that still attaches to, say, self-published fiction, the self-published photobook is currently a mini-phenomenon within the bigger thriving culture of photography book publishing. The wider context for this DIY approach is the availability of relatively cheap digital technology and the attendant rise of social media-led networking, which allows photographers to disseminate, market and sell their own books without recourse to the traditional artist-publisher relationship. "My book cost €8,500 to print," says De Middel. "At a time when upcoming photographers are increasingly being asked to contribute more than that towards the cost of publishing their book with some mainstream publishers, it seemed like a much more preferable option."
Photography self-publishing is not a new phenomenon. Back in the 1960s, artist Ed Ruscha published two seminal photobooks: Twentysix Gasoline Stations (1963) and Every Building on the Sunset Strip (1966), which remain touchstones for the book as an art object in itself. Likewise, Japanese photographer Daido Moriyama's Another Country in New Yorkfrom 1974, a homage to American photographer William Klein produced on a Canon photocopier and stapled together. (It was produced in an edition of 100 and no two copies are identical. It will now set you back around £40,000 on the collectors' market.)
If one were to select two more recent trailblazers, the names Stephen Gilland Alec Soth spring immediately to mind. Gill, a London-based photographer, created a small imprint, Nobody Books, in 2005 "to exercise control over the publication of his books" and "to make the book a finished expression of the photographs, rather than just a shell to house them in". To this end, his most recent book, Coexistence, is a thing of great beauty: an edition of 1,500 divided into six mini-editions of 250, each housed in a different marbled cover. Soth, a Minneapolis-based Magnum photographer who first published with Steidl, one of the biggest and most respected art-photography publishers, now also has his own imprint, Little Brown Mushroom. Through it, he publishes his own work and that of other like-minded maverick souls in book, magazine and newspaper formats. "I decided to use Little Brown Mushroom as a way to publish narrative photography books that function in a similar way to children's books," he said in a recent interview. "We've since done four of these books… Little Brown Mushroom isn't a real business. It is a hobby. My only goal is to satisfy my own particular interest at a given time."
Jambo, from the series The Afronauts, 2012, by Cristina de MiddelJambo, from the series The Afronauts, 2012, by Cristina de Middel. Photograph: ©Cristina de Middel/Courtesy of the artist and The Photographers' Gallery, London
As a business, though, self-publishing can be precarious. De Middel recalled her "rising sense of panic" when, having spent most of her savings, she found herself surrounded by boxes of as then unsold books in her bedroom. "I was lucky in many ways," she says. "I had a small production team I could call on from my design contacts with Colorsmagazine, where I had worked for a while, and I had a grant from a university in a Spain to produce an exhibition and a catalogue. You have to use your contacts but even then it can be a slog. You are the producer, publisher and distributor of the book, as well as the person who has to manage the finances. You have to learn quickly and you have to be prepared to haul it around the bookshops and take the rejections." (Ironically, thePhotographers' Gallery, which hosts the Deutsche Börse prize exhibition, was one of the places that declined to stock her book when she first made the rounds of London bookshops.) Self-publishing, she says, is "a labour of love – with the accent on labour!"
Enter Bruno Ceschel, who started the Self Publish, Be Happy website in 2010, with the aim of "celebrating, studying and promoting self-published photobooks through events, publications and online exposure". Since then, SPBH has become a hub for aspiring photographers and artists, organising workshops that show photographers how to make and distribute their own books, posting the results on its daily blog and acting as a kind of repository of information and knowledge. Though they have recently started their own book club and they will soon publish a new book by De Middel, Ceschel is keen to stress that they are not primarily a publisher, more a platform for self-publishing. "People send us their work," he told me recently, "then we choose what we like and put it up on the site with all the details of how it was made, where it was printed, how much it costs and how to order a copy."Ceshel also runs the offshoot,Self Publish Be Naughty, dedicated to intimate pictures of girlfriends taken by boyfriends and vice-versa.
For Ceschel and the many, mainly young, photographers whose work he highlights, self-publishing seems like an outgrowth of the 'zine culture that has long flourished around the indie music and skateboard scenes. It is, says Ceschel, all about "thinking and creating outside the mainstream model of publishing, which most young photographers cannot afford or simply don't want to get involved with because it doesn't fit their way of working". In an age when the alternatives to mainstream publishing are increasingly affordable and creatively liberating, self-published photography in all its different forms may yet become the norm.
• This article was amended on 30 May 2013. The original said that Martin Parr bought 35 copies of Afronauts. This has been corrected.

Afronauten

Waarom zou de eerste mens op de maan geen Zambiaan zijn, vroeg leraar Nkoloso zich in 1964 af. Fotograaf Cristina de Middel realiseerde zijn droom.
Zambia in de lucht
Op 24 oktober 1964 ging voor het eerst de vlag van Zambia omhoog. Het land deelde de droom van het ontwakende continent: vrijheid en voorspoed. Maar leraar Edward Makuka Nkoloso had een nog grotere droom: hij wilde dat de eerste mens op de maan een Zambiaan zou zijn (en dat zou nog maar een tussenstation zijn op weg naar Mars). Hij was met enkele enthousiastelingen al drukdoende met de voorbereidingen en had alleen geld nodig om de race met Amerika en de Sovjet-Unie daadwerkelijk te kunnen winnen. Het trof dat de onafhankelijkheidsviering van Zambia wereldwijd de aandacht trok. Edward Makuka Nkoloso kon zijn zaak bepleiten voor de wereldpers: Time, Reuters, BBC, Daily Telegraph – ze kwamen er allemaal op af.

Katapult
Op YouTube staat een journaalfilmpje uit die tijd. Eerst zie je een aantal astronauten in spe op een veldje hun rek- en strekoefeningen doen onder het banier met daarop de woorden ‘Zambian Space Agency’ geschilderd. Nkoloso werd geïnterviewd door een Britse verslag­gever.

‘Is dit de plek waar uw raket wordt afgevuurd en kunt u vertellen waar uw raket is?’
Nkoloso droeg een stropdas en een cape om de schouders: ‘Ja, dit is de plek en mijn raket staat precies hier.’ Hij wees naar een enigszins raketvormig bouwsel van zo’n anderhalve meter hoogte, dat met een soort katapult de ruimte in geslingerd zou moeten worden.

De verslaggever: ‘En wanneer gaat u uw eerste raket lanceren en waar gaat die heen?’
Nkoloso: ‘We gaan lanceren vanaf Lusaka en het gaat direct naar de maan. Het hangt verder van het geld af, maar als er genoeg is, dan kan het heel binnenkort.’

Dan zien we beelden van oefeningen: een astronaut werd in een rubber band door een beekje gesleept; een collega ging hoog in de schommel; een ander werd in een ton van een heuvel geduwd en een handvol kandidaten sprong op en neer – alles om ze te laten wennen aan het ongemak van een ruimtereis.

De verslaggever besloot zijn kleine reportage: ‘En hier, op een verlaten boerderij niet ver van Lusaka, hebben we een groepje jonge astronauten in de dop die doen alsof Zambia mee gaat doen aan de wereldwijde wedloop naar de ruimte. Voor de meeste Zambianen zijn dit gewoon een stel idioten en op grond van wat ik vandaag gezien heb, ben ik geneigd ze gelijk te geven.’

Malloot
In de artikelen werd het verhaal wat verder gekruid: behalve twee katten en een missionaris zou ook een meisje de ruimte in gaan, maar haar ouders kwamen haar halen toen bleek dat zij zwanger was van een van de andere astronauten. Nkoloso had ook de pech dat twee anderen aan de boemel gingen en nooit meer terugkwamen en een derde zich aansloot bij een lokale dansgroep. Tot overmaat van ramp weigerden de regering en de Verenigde Naties hem te steunen.

De buitenlandse journalisten wisten er wel raad mee, maar de regering van het nieuwe Zambia was niet blij. Alle pogingen om het nieuwe land goed op de wereldkaart te zetten, dreigden door een malloot teniet te worden gedaan: zie je wel, die Afrikanen zijn niet helemaal goed bij hun hoofd.

Onaards landschap
Nkoloso’s droom kwam niet uit, maar de Spaanse fotografe Cristina de Middel (38) droomde wel verder voor hem. Het project ‘Afronauts’ is het resultaat. In een onaards landschap bewegen Afrikaanse astronauten zich voort. De Middel verbeeldt hun training en hun reis, waarbij zij het verhaal ondersteunt met authentiek lijkende documenten. De Middel stuitte bij toeval op het historische verhaal en gebruikte haar fantasie om het verder te kunnen vertellen. Boek en tentoonstelling werden een daverend succes. Zij zegt dat zij niet de draak wilde steken met de droom van Nkosolo (of van Zambia), en dat ze zich bewust is van het risico dat haar publiek daar heel anders over kan denken. Wie kijkt, kan gewoon lachen, maar je kunt je afvragen waarom je dat doet.

Zie ook: zambiansinspace.com
22-06-2013
The Afronauts by Cristina De Middel from DEVELOP Tube on Vimeo.






Nederland zegt NEE! Foto-impressie, Amsterdam 21 november 1981 ...

$
0
0

Amsterdam 1981

Amsterdams Fotografenkollektief, Nederland zegt NEE! Foto-impressie, Amsterdam 21 november 1981, (Amsterdam, 1981)

En het aantal mensen dat protesteert blijft maar groeien. Op 19 maart 1978 trekken al ruim vijftigduizend demonstranten door Amsterdam en op 21 november 1981 komt de Hollanditis pas echt tot uiting. Ruim vierhonderdduizend mensen protesteren uit verzet tegen de plaatsing van kernwapens in Nederland. Vanuit alle hoeken van het land trekt men naar de hoofdstad en doet daarmee hetzelfde wat op dat moment gebeurt in Bonn, Rome, Londen, Parijs en Brussel. Nederland zegt Nee.
Met spandoeken als ‘Raketjes zijn niet Netjes!’, ‘Hou je kern kop!’ en ‘Wie had die N-Bom besteld’ protesteren kinderen en volwassen, boeren, soldaten en brandweerlieden, communisten en Christenen, mannen en vrouwen tegen de aanwezigheid van de kernwapens in Nederland en in de rest van de wereld. Het organisatiecomité bestaat uit Stop de neutronenbom – Stop de kernwapenwedloop, IKV, Pax Christi, Platform voor radicale Vredesgroepen, Humanistisch Vredesberaad, Vrouwen voor Vrede, Vrouwen tegen Kernwapens, VVDM, PvdA, CPN, PSP, PPR en D’66. De menigte wordt door allerlei mensen toegesproken en gezongen.
Wim Kok, destijds vakbondsleider van het FNV: “Het wapentuig moet de wereld uit en de kernwapens voorop. Kernbewapening is geen modernisering maar idiotiesering van de wereldsamenleving. … De geest van de atoombewapening moet weer terug in de fles. Miljoenen mensen zijn de afgelopen maanden en weken de straat opgegaan. In Madrid in Bonn, Brussel, Londen en nu hier in Amsterdam. … In ons belang en dat van onze kinderen en kleinkinderen voor wie we een leefbare wereld willen achterlaten zeg ik; vooruit met de strijd voor de vrede; weg met de oorlogsdreiging, weg met de atoomwapens!” Artiesten als Adèle Bloemendaal, Herman van Veen en Freek de Jonge treden op.

Zie ook

Sign “☮” the Times Medium with a Mission the Protest Set Photography






















Lekker narcistisch bezig ...

$
0
0

Lekker narcistisch bezig

Rosan Hollak
artikelartikel | Dinsdag 25-06-2013 | Sectie: Overig | Pagina: NH_NL03_002 | Rosan Hollak

Beroemheden doen het, gewone mensen doen het: heel veel selfies maken. Met die zelfportretten experimenteren we met ons zelfbeeld, en dat is goed.

Kijk mij eens. Ik sta bovenop de stadsmuur van Dubrovnik. Arm uitstrekken. Even lachen. Snap! Klaar. Nu nog even op Instagram posten. Zo, weer een selfie. Mijn vrienden weten waar ik uithang.
Met de komst van sociale netwerken als Facebook en Instagram zijn instant zelfportretten - selfies - een wijdverspreid fenomeen. Via Whatsapp en Snapchat sturen tieners elkaar beelden van zichzelf. Facebook en Twitter staan vol met zelfgemaakte profielfoto's.
Vroeger moest je de camera ergens neerzetten, de zelfontspanner instellen, hard terugrennen naar de plek waar je gefotografeerd wilde worden om uiteindelijk, out of focus, ergens half op te staan. Nu maak je een foto en ziet meteen het resultaat. Bevalt het niet? Dan gooi je het beeld weg. Is het goed? Dan deel je het met wie je maar wilt.
Het maken van selfies blijkt vooral populair onder meisjes en vrouwen. In een onderzoek getiteld Style It, Snap It, Share It Report, dat eerder dit jaar door Westfield State Universiteit werd gehouden onder 1.000 Australische vrouwen tussen 18 en 35 jaar blijkt dat 62 procent van de ondervraagden foto's van zichzelf maakt. Een meerderheid plaatst de selfies op Facebook en Instagram. Van de ge�nterviewden gaf 69 procent aan selfies te maken om zo hun kledingkeuze, nieuwe stijl of looks met vrienden te delen.
Volgens Alyce Cowell, die het modeblog The Westfield Insider bijhoudt, gebruiken vrouwen selfies om op een snelle manier goedkeuring van anderen te krijgen. Ze willen zich zeker voelen over de stijlkeuzes die ze maken. Via sociale media krijgen ze die allesbepalende second opinion.
Uit het onderzoek van Westfield bleek volgens Cowell dat bijna de helft van de vrouwen er een goed gevoel aan overhoudt als anderen hun selfies op Facebook liken.
Madonna nipt aan een cocktail
Maar ook onder mannen en beroemdheden is het snelle zelfportret inmiddels een trend. Madonna die zichzelf vastlegt, nippend aan een cocktail. Carice van Houten die selfies op Twitter plaatst. Justin Bieber die via Instagram zijn monkeyshots (zelfportretten met zijn aap) deelt. Sasha en Malia Obama die, vlak na de tweede inauguratie van hun vader, snel even een gekke bek trekken.
Begrijpelijk. Zo'n foto heeft iets intiems en authentieks. Even buiten het protocol stappen. Bovendien hebben sterren en beroemdheden op die manier hun leven even zelf in de hand. En voor fans die de selfie te zien krijgen, is het ook aantrekkelijk. Deze zelfportretten zijn rauw, direct en geven het publiek het gevoel dat ze in direct contact staan met de beroemdheden.
Die controle is ook een van de belangrijkste aspecten aan het fenomeen selfie. Mensen kunnen zelf bepalen hoe ze eruitzien en beslissen hoe ze zich presenteren aan de buitenwereld.
Is dat de reden dat kunstenaars door de eeuwen heen ook zelfportretten maakten?
Niet echt. De Duitse schilder Albrecht D�rer (1471-1528) maakte al een aantal zelfportretten om daarmee zijn schildertechnieken te oefenen en wellicht ook om zichzelf als kunstenaar te promoten. Vincent van Gogh schilderde maar liefst zo'n vijftig zelfportretten, simpelweg omdat hij vaak geen ander model voorhanden had en te weinig geld had om een model in te huren. Andy Warhol maakte meerdere zelfportretten, waaronder ��n als dragqueen, om zijn eigen identiteit onder de loep te nemen. De Amerikaanse fotograaf Francesca Woodman legde zichzelf vele malen vast in haar zoektocht naar identiteit en vergankelijkheid. De redenen voor het maken van een zelfportret zijn, kortom, talrijk. Het enige verschil is dat deze kunstenaars, in tegenstelling tot de huidige generatie snapchattende creatievelingen, geen directe likes ontvingen voor hun inspanningen.
Vetrollen en rughaar
Dat is dus een groot verschil met de selfies-cultuur. Met kunstenaarschap heeft de trend dan ook weinig te maken. Selfies zijn eerder een gedemocratiseerde vorm van narcisme, aangewakkerd door de snelle internetcultuur waar iedereen, 24 uur per dag online alles van elkaar kan zien en beoordelen. Niet voor niets wordt Facebook ook spottend Fakebook genoemd. Mensen belichten immers alleen de mooiste en meest succesvolle kanten van zichzelf op sociale mediasites.
Maar een trend zou in dit snelle snapchat-twittertijdperk geen trend zijn als er niet ook hard tegenaan wordt geschopt. In een reactie op al die charmante zelfportretten zijn inmiddels weer sites te vinden waar mensen zichzelf in de meest wanstaltige poses portretteren. Op 9 februari 2011 plaatste de Amerikaanse dichteres Sonya Renee Taylor een lelijke foto van zichzelf op Facebook. De week daarop deed ze het opnieuw en cre�erde op die manier 'Bad Picture Monday'. Op haar Facebook-pagina, getiteld The Body is Not an Apology, verklaart ze: Deze beangstigende daad kwam voort uit het simpele idee dat ik en anderen zich niet moeten schamen voor hun lichamen. Haar actie werd snel opgepikt. Inmiddels heeft haar gemeenschap, bedoeld om radicale eigenliefde te promoten en je vetrollen, rughaar en eelt lief te hebben, zo'n 19.000 volgers.
Op de Amerikaanse sociale nieuwswebsite Reddit bestaat een soortgelijk initiatief onder de naam Pretty Girls, Ugly Faces. Hier plaatsen meisjes een 'normale' en een 'lelijke' foto van zichzelf. Het initiatief heeft ook een mannelijke spin-off: Handsome Guys, Ugly Faces. Op Twitter plaatsen liefhebbers geregeld maffe zelfportretten met als onderwerp #uglyselfie. 'Gewoon satire' meent de New Yorkse com�dienne Katrin Hier. In een artikel in The New York Times Magazine zegt ze dat de uglies behoren tot het soort humor dat Lena Dunham (schrijfster van HBO-serie Girls) en de Britse auteur Caitlin Moran (How To Be A Woman) uitdragen. In een reactie op het gepolijste beeld van de perfecte vrouw in modebladen en -sites belichten zij vooral de oncharmante aspecten van het vrouw-zijn. Dat geldt ook voor Hier. Met haar uglies wil ze van het idee af dat een vrouw alles moet zijn. We moeten er goed uitzien, een baan hebben, MILF zijn. We zijn te druk bezig om er altijd maar top uit te zien.
Mentale modellen
De ugly is dus de politiek incorrecte tegenhanger van de selfie. Maar daarmee is de vraag nog niet beantwoord of de selfie de narcist in ieder van ons vergroot. Het zit in onze cultuur dat mensen niet moeten opscheppen en zichzelf niet mogen promoten, vooral vrouwen niet, zegt de Amerikaanse psychologe Pamela Brown Rutledge, directeur van het Media Psychology Research Center in Boston. Ze wijst erop dat selfies maar een klein deel zijn van de manier waarop we persoonlijke informatie met elkaar delen via Flickr, YouTube en Facebook. Wat 'normaal' is, heeft met de komst van deze sites een nieuwe definitie gekregen.
Volgens Rutledge roept 'selfie' associaties op met het woord 'selfish', waardoor het een negatieve bijklank krijgt. Volgens haar kunnen we nog niet zo goed duiden in welke context we de selfie moeten plaatsen. Babyfoto's, foto's die we op de schoorsteenmantel hebben staan van onze kinderen met een trofee in de hand, schoolfoto's. Dit soort beelden past in onze 'mentale modellen', zegt Rutledge. Maar wat we van de selfie moeten vinden, weten we eigenlijk nog niet.
Zelf is ze wel positief over de zelfpromootcultuur. Het gemak waarmee we tegenwoordig foto's van onszelf kunnen maken, geeft ons de kans om te experimenteren met onze identiteit, meent Rutledge. Dat geldt met name voor mensen in leeftijdsgroepen waar de zoektocht naar het zelf in volle gang is, zoals tieners. We willen allemaal wel eens een nieuw imago uitproberen. Dat doen we al heel lang. Op de jaarmarkt lieten mensen zichzelf fotograferen met hun hoofd in een kartonnen bord met daarop een tafelreel uit het oude Rome. Zoiets stelt ons in staat om, in andere periodes of op een andere plek, korte avonturen te bleven. Selfies hebben dezelfde functie.
Het instant-zelfportret is dus een gezonde manier om onze identiteit te onderzoeken. Door al die selfies komen er ook steeds meer beelden van 'gewone mensen' op internet.
Dat plaatst al die gefotoshopte modellen en de glitter en glamour van Hollywoodsterren in een ander perspectief. En die worden daar zelf ook weer door be�nvloed. Niet voor niets plaatste actrice Teri Hatcher, bekend van de tv-serie Desperate Housewives, al in 2010 een lelijke foto van zichzelf op Facebook om de roddels in de media over haar botoxgebruik te ontkrachten. Je ziet haar 's ochtends, met natte haren en wallen onder de ogen, in de camera gluren. Bepaald geen foto van een onbereikbare filmster. Integendeel, ze kan er net zo doorleefd uitzien als de buurvrouw die 's ochtends met een kater de krant uit de brievenbus haalt. De boodschap? Uiteindelijk zijn we allemaal mensen. Niet perfect, maar vol gebreken.
De ugly is de politiek incorrecte tegenhanger van de selfie
Foto-onderschrift: Selfies. Hieronder actrice Teri Hatcher, bekend van Desperate Housewives. Rechts van Hatcher Justin Bieber met aap en daaronder Madonna aan de cocktail. Hiernaast, in het bootje: Rosan Hollak, de auteur van het artikel.
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.

Sobere schrijversfoto's met subtiliteiten ...

$
0
0

Sobere schrijversfoto's met subtiliteiten

Bram de Klerck
RecensieRecensie | Woensdag 26-06-2013 | Sectie: Overig | Pagina: NH_NL01_017 | Bram de Klerck
Fotografie
Wie deed ertoe in de Nederlandse culturele wereld van het einde van de twintigste eeuw? Een deel van een antwoord op die vraag geeft de expositie die nu is te zien in het Joods Historisch Museum. Daar hangen zo'n tweehonderd foto's van Philip Mechanicus (1936-2005), die vooral bekend is geworden om zijn portretten van Nederlandse kunstenaars, toneelspelers en, vooral, schrijvers.
Zo vormt een wand gevuld met 39 schrijversportretten een staalkaart van de Nederlandse literatuur van omstreeks 1980. Toen al decennia befaamde schrijvers en dichters als Harry Mulisch, Remco Campert en M. Vasalis zijn erbij. Maar ook de jonge generatie van die tijd is vertegenwoordigd, met bijvoorbeeld Doeschka Meijsing en Boudewijn B�ch. En de kort daarvoor gedebuteerde, langgelokte A.F.Th. van der Heijden, 33 jaar voordat hij - misschien wel 'verschaamd' om de lefgozer die hij toen was - de P.C. Hooftprijs zou ontvangen.
De schrijversfoto's, die in 1979 en 1980 als reeks in deze krant verschenen, zijn ook karakteristiek voor de werkwijze van Philip Mechanicus. In een tijd waarin portretfoto's doorgaans op locatie werden gemaakt en een informeel karakter hadden, maakte Mechanicus sobere, gestileerde studioportretten in zwart-wit, vrijwel altijd alleen van hoofden en bovenlichamen.
Toch vertonen deze portretten vaak subtiliteiten die lijken te verwijzen naar het karakter van de geportretteerde of diens werk. De ironie in de boeken van Bob den Uyl lijkt zich te weerspiegelen in de manier waarop hij een hand over zijn kin en wang legt, waarbij zijn duim een mondhoek in een spottend lachje duwt. En de van de camera wegkijkende F.B. Hotz verbergt zijn mond deels achter zijn vingers, in een gebaar dat passend lijkt bij de bescheiden toon van zijn verhalen.
Heel soms voegt Mechanicus een attribuut toe dat iets zegt over de bezigheden van het model, zoals bij collega-fotograaf Hans Aarsman die een fotolens in zijn oogkas klemt als was het een monocle.
Philip Mechanicus werd in 1936 in Amsterdam geboren. Hij kreeg precies dezelfde naam als zijn oom, een Joodse schrijver en journalist die in 1944 in Auschwitz zou worden vermoord. De jongere Mechanicus werd opgeleid tot fotograaf en legde vanaf 1955 het volksleven van de naoorlogse Joodse buurt rondom het Waterlooplein vast.
Zijn thema's waren kooplui op de vlooienmarkt, een oude kolensjouwer met een doorgroefd gezicht, en de verkrotte huizen die al voor de grote afbraak in de jaren 1960 werden gesloopt.
Van groot belang voor Mechanicus' vrije werk en later ook al die portretten van de culturele fine fleur waren zijn vriendschappen met dichters als Bernlef en K. Schippers. Zij zullen hem verder hebben ge�ntroduceerd in literaire kringen. Maar ook het experiment dat onder meer in hun tijdschrift Barbarber hoogtij vierde, stond Mechanicus na aan het hart.
De expositie besteedt ruimhartige aandacht aan foto's van Mechanicus die niet, zoals de portretten, in opdracht zijn gemaakt en die deels ook niet eerder zijn getoond. Zo is er een merkwaardig tafereel van een eend in een zinken emmer afgedekt met een glasplaat. De fotograaf zelf beschreef de compositie bijna als die van een abstract kunstwerk. De ronde opening van de emmer en de rechthoekige glasplaat, in perspectief gezien, worden in het beeldvlak tot 'een ovaal en een trapezium'. De eend past er goed bij, want die 'heeft het ongeluk wit te zijn'.
Het geheel illustreert Mechanicus' streven 'het vertrouwde weer te geven in een verrassende vorm'. Ook zijn laatste foto's, soms illustraties bij de culinaire columns die hij schreef voor verschillende kranten en tijdschriften, getuigen daarvan. Een fascinerend voorbeeld is de prent van vijf fazantenpoten op een rijtje. Het oneven aantal vervreemdt en amuseert en is daarmee typisch voor het veelzijdige werk van Philip Mechanicus.
Info: Philip Mechanicus, fotograaf. T/m 27/10 in het Joods Historisch Museum, Amsterdam. Inl: 020-5310310, www.jhm.nl.****
Foto-onderschrift: Kermis op het Frederiksplein, 1957 Eend op het Waterlooplein, Amsterdam, 1959 Inez van Lamsweerde, 1984
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.

Optocht van het leven ...

$
0
0

Optocht van het leven


Door Paul Teunissen fotografie Otto Snoek 
In Eijsden ben je óf een rode, óf een blauwe. Hoe twee harmonieorkesten kleur geven aan een Limburgs dorp.
De harmonieën van Eijsden
Op zondag 2 juni fietst tamboermaître Nico Dassen in de vroege ochtend langs de route van de sacramentsprocessie om te controleren of er geen onverwachte obstakels zijn neergelegd. Als prille tiener was Dassen nog onwennig om in zijn roodzwarte uniform van huis naar het verenigingsgebouw van Harmonie Sainte Cécile gelopen, bang dat mensen een schampere opmerking zouden maken. Was hij sneller gaan lopen als hij het gebouw in zicht kreeg en al die roodzwarte uniformen als bijen in een honingraat naar binnen zag schuiven. Dan maakte de onzekerheid plaats voor een gevoel van trots.

Rond negen uur hebben alle inwoners van het Zuid-Limburgse Eijsden zich langs de processieroute verzameld. De ramen zijn gezeemd, de stoepen geveegd. De zegelboekjes zijn bij de COOP ingeleverd zodat er extra armslag is voor de komende feestdagen. Mannen hebben een gesp om hun stropdas en een corsage in hun knoopsgat. De dagen hiervoor is het druk geweest bij de dameskapper. Het dominante model is kort in lagen geknipt, in kleur variërend van hoogblond tot kastanjebruin. Vanwege de onverwachte zon hebben de vrouwen nog snel hun benen geharst, zodat ze iets tot boven de knieën kunnen dragen. Hoogbejaarden in rolstoelen worden tot pal aan de stoeprand gereden, waar de rem erop gaat. Bij iedereen staat de ernst op het gezicht geschreven. Uit de zijstraat waait de muziek het plein op.

Als de muzikanten van de Oude Harmonie (de blauwen) de Kerkstraat in draaien, zien ze verderop de mannen en vrouwen van Sainte Cécile (de roden) het plein al op marcheren, en zijn ze genoodzaakt hun pas in te houden. Ze spelen verder terwijl ze als pinguïns op de plaats heen en weer deinen. Pas als alle honderddertig muzikanten van de roden halt houden, kunnen ze eindelijk het plein op. Zo naast elkaar in rijen van vijf valt op hoeveel groter de roden zijn, zeker tien rijen. De roden kijken strak voor zich uit. De blauwen kijken naar de roden.

Als het geroezemoes is verstomd, gaat pastoor Janssen, staand op een altaar in het midden van het plein, voor in gebed. Dan zegent hij beide korpsen.

De roden gaan vervolgens als eersten het plein af. Daan, Harm, Tom, Jordy en Danny, trommelaars op de eerste rij bij de blauwen, volgen de bewegingen van hun rode collega’s nauwkeurig. Hoe de gouden knopen en stiksels glanzen, mooier dan het matte zilver op hun eigen uniform. En dat rood combineert ook erg mooi met dat zwart. Met vijftig extra instrumenten klinkt het geluid voller. Imposanter. Ze marcheren ook erg strak, die roden.

Dit jaar gaat Sainte Cécile voorop bij de sacramentsprocessie. Gevolgd door de notabelen, de schutterij, de scouting, de vrijgezellen die de heiligenbeelden op hun schouders tillen, de pastoor en de misdienaars. De blauwen zullen aan de staart lopen. Maar volgend jaar zal het precies andersom gaan, mogen zij voorop. Alles is nauwkeurig vastgelegd in de statuten, zodat er geen misverstand over kan ontstaan. Als in juli de blauwen op het Wereld Muziek Concours (WMC) in Kerkrade eerste prijs met lof scoren, dan komen de roden bij hun verenigingsgebouw om hulde te brengen. En als de roden hetzelfde bereiken in de hoogste divisie, doen de blauwen het bij hen terug. Zo gaat het al tientallen jaren.

Op de hand van de graaf
Twee weken eerder, in een kantoor boven het café van het verenigingsgebouw van Sainte Cécile, zit er met voorzitter Anton Janssen, penningmeester Guy Rutten en tamboer-maître Nico Dassen voor honderd jaar lidmaatschap van de roden aan tafel. Ze willen duidelijk hebben dat ze een dynamische vereniging zijn. Ze vertellen over de opening van het Rijksmuseum, hoe de majesteit op hen toeliep, bewegend op de maten van hun marsmuziek. Daar waren ze voor gevraagd, zoals ze ook elk jaar worden gevraagd door André Rieu om diens optredens op het Vrijthof in Maastricht kleur te geven. Of dat maar even genoteerd kan worden.

Op hun hoede zijn ze. Als er iemand van buiten komt, wil die altijd de blauwen erbij halen. ‘Binnen onze vereniging wordt er nooit gesproken over de blauwen.’ Die strijd tussen de roden en de blauwen is iets van vroeger, toen de roden op de hand van de graaf waren en de blauwen naar de vrijmetselaars leunden. De boeren pachtten grond van de graaf en waren dus rood. De blauwen waren onafhankelijk en konden het zich permitteren blauw te blijven. Of, zoals ze bij de roden zeggen, de voormannen bij de zinkwit-fabriek, waar vroeger het halve dorp werkte, waren blauw en eisten van de arbeiders dat ze blauw werden. Anders kon je een vrije repetitieavond wel vergeten. Zo wordt er over en weer grotere onafhankelijkheid geclaimd. Elk jubileum duikt er opnieuw een commissie van wijze heren in die geschiedenis, in een poging de waarheid boven tafel te krijgen.

Maar, nogmaals, dat was vroeger, toen er maar twee gemeenteraadsleden waren, een rode en een blauwe, en je dus altijd op kleur koos. Zeven bakkers en vijf slagers telde het dorp en iedere inwoner wist wie uit een rode of een blauwe familie kwam, en je als blauwe dus alleen brood en vlees haalde bij een middenstander van dezelfde kleur. En als een paar roden na de repetitie door de Diepstraat liepen en er een stelletje blauwen om de hoek kwamen zetten, kon het nog wel eens een kloppartij worden. De gedachte alleen al maakt ze nu aan het lachen.

Die spanningen zijn nu voorbij, beweert het bestuur van Sainte Cécile. Samenwerken doen ze. Twee verenigingen in een dorp, dat houdt elkaar in stand. Als twee overhellende zuilen. En trouwens, nu Eijsden en Margraten één gemeente zijn geworden, krabben ze zich in het gemeentehuis in Margraten wel even achter de oren als ze hen rollend over straat zien gaan voor ze weer met de jaarlijkse subsidie over de brug komen.

Nooit paars
In de binnentuin van Johnny Tossings (48) kraaien zijn twee wedstrijdhanen dat het een lieve lust is. Tossings speelt sousafoon bij de blauwen. Om de hoek, tegenover de kerk, ligt het café dat van zijn ouders was. Ze zijn allebei gegaan. De tap van het café staat in zijn woonkamer. Tossings’ vader stamt uit een blauwe familie, maar zijn moeder komt uit een rood nest. Omwille van de klandizie kwamen er geen foto’s van de ene of de andere harmonie aan de wand van het café. Ook de kleedjes op de tafels kregen een onbestemde kleur. Maar op zijn eenentwintigste had Johnny het niet langer kunnen tegenhouden en had hij zijn verlangen om tot de blauwen toe te treden aan hen voorgelegd. Zijn ouders hadden Johnny gezegd dat ze erop vertrouwden dat hij een verstandige keuze zou maken. Hij moest het maar niet van de daken schreeuwen in het bijzijn van de clientèle.

Zo is het nog steeds, zeggen ze in het café en de snackbar. Iedereen heeft een kleur. Er zijn gemengde huwelijken, maar dat wordt nooit paars. De een blijft een blauwe en de ander een rode.

Er is er maar één in die honderdveertigjarige geschiedenis die kan zeggen dat hij én blauw én rood is: Jef Janssen (65). Hij woont in de nieuwbouw die verrees op de plaats waar ooit zijn ouderlijk huis stond. Waarom hij in 1983 de blauwe harmonie heeft verlaten laat hij in het midden. Anderen beweren dat het met Jefs rol in de lokale politiek te maken had. In verkiezingstijd had hij te weinig voorkeurstemmen ontvangen en was hij uit de raad verdwenen. Waar bleef je als de mensen van je eigen harmonie al niet hun stem aan je gaven? Een jaar later had hij zich bij de roden aangemeld. Hij kon als geen ander de tuba bespelen, maar de roden vonden de tijd er nog niet rijp voor. Was Jef bij de fanfare van Vroenhoven gaan spelen. Maar na zeven jaar hadden de roden hem alsnog toegelaten. Met de processie loopt hij vanwege zijn versleten heup niet meer mee. Kunnen ze van langs de kant niet meer roepen dat hij zijn jas binnenstebuiten aan heeft, zoals hij twintig jaar lang heeft moeten horen.

Ajax tegen FC Eijsden
Bij het laatste Wereld Muziek Concours in Kerkrade zijn ze van Sainte Cécile kampioen geworden. Wereldkampioen dus. Dat word je niet zomaar. In januari van dit jaar zijn de agenda’s getrokken tijdens een grote ledenvergadering. Dan moet Anton Janssen ervoor zorgen dat alle neuzen weer dezelfde kant op gaan staan. Op het allerhoogste podium moet je als vereniging laten zien wat je waard bent. Dat betekent extra repetities, werkweekenden en een uitgestelde vakantie voor de betrokken gezinnen. Dan komt Arno Piters meespelen. Een van hun jongens die nu klarinet speelt bij het Concertgebouworkest. Zijn ze apetrots op. Dan zal de huidige solist een plaatsje moeten opschuiven. En ook op andere plekken komt soms een professional te zitten. Dan moet er door Janssen nogal eens ingepraat worden op de gedupeerde, om over te brengen dat het grotere belang telt, de eer van de vereniging. Maar iedereen gaat mee naar dat WMC, als muzikant dan wel in een ondersteunende rol. Wat dacht je hoeveel broodjes er dagelijks voor een honderddertig mensen tellend orkest moeten worden gesmeerd.

In Kerkrade zullen ze moeten opboksen tegen orkesten van uit de hele wereld. Wordt er door omstanders gezegd. ‘Waarom zouden jullie naar het WMC gaan? Je kunt alleen maar verliezen.’

Die uit Valencia, dat zijn gewoon betaalde muzikanten. En hier over de grens in Harelbeke houden ze in januari openbare audities, komen muzikanten uit de wijde omtrek hun diensten aanbieden, in ruil voor een mooi salaris. Daar moeten de roden als amateurvereniging tegen opboksen. Het is net Ajax tegen FC Eijsden. Natuurlijk huren zij ook extra mensen in. Om het vereiste repertoire te kunnen spelen heb je pianisten nodig, extra blazers, een harpist. Maar het is een verschil of je er tien inhuurt, of veertig. Vraag die zogenaamde harmonieën een maand na het WK maar om die muziekstukken nog eens gehore te brengen. Dan hebben ze er de muzikanten niet voor. Is de zeepbel uit elkaar gespat.

Ook op de buisklokken
De Oude Harmonie speelt in de eerste divisie. Een bewuste keuze, zegt voorzitter Jan Vervoort, in het dagelijks leven ovenist bij het plaatselijke crematorium. De blauwen zouden meerdere keren gevraagd zijn om te promoveren, maar extra druk om te presteren zou ten koste gaan van de familiale sfeer. En daar hechten ze aan, bij de blauwen.

Het is een vrijdagavond als de grote zaal van de Oude Harmonie zich geleidelijk vult met muzikanten die hun instrument warm blazen of strijken of slaan. Voorafgaand aan de repetitie brengt Vervoort namens een diamanten bruidspaar de dank over voor het brengen van een serenade. Als ze worden gevraagd dan gaan ze met zijn allen, zegt hij. Dat is de regel. ‘Moet je eens zien wat dat doet met zo’n echtpaar als we daar ineens met tachtig man sterk staan te spelen.’ Zo vaak mogelijk je gezicht laten zien aan de mensen in het dorp. Als de burgemeester een verzoek indient voor het opluisteren van de opening van een gebouw of de uitreiking van lintjes voor bewezen diensten, dan staan ze er ook. Zonder de gunst van de dorpsbewoners en de notabelen kun je als harmonie niet bestaan. Dat weten ze maar al te goed.

Het lijken normale jongens, de vijf leden van de blauwe drumband die na afloop van de repetitie aan de andere kant van de tafel zitten. Daan, Harm, Tom, Jordy en Danny. Een werkt er bij een tegelproducent verderop langs de Maas. De ander is onderhoudsmonteur bij Fokker. De rest studeert aan een hbo, technische bedrijfskunde, werktuigbouw en rechten.

Tegen medecollega’s of studiegenoten beginnen ze niet over de harmonie. Die hebben weinig affiniteit met een dergelijke muziekstijl. Maken flauwe, voorspelbare grappen. Zelfs binnen de harmonie krijgen ze te horen: ‘Als het op de trombone niet meer lukt dan kan ik altijd nog gaan trommelen.’ Maar ze spelen ook op de buisklokken, de vibrafoon, donderplaat, pauken en de tempobox.

Afgelopen november zijn ze met hun percussiegroep Limburgs kampioen geworden. In februari werd het Nederlands kampioenschap gehouden. De winnaar van vorig jaar, uit Appingedam, speelde een heel sterk programma. Toen hadden ze wel begrepen dat ze op de toppen van hun kunnen moesten presteren. De driemansjury beoordeelt op dynamiek, samenspel en programmakeuze. Ze hadden spetterend geopend, waarna ze het verplichte repertoire zonder haperingen hadden gebracht, en met het klapstuk aan het eind hadden ze de juryleden van achter hun tafels geblazen.

Daarmee hadden ze De Limburger gehaald. Zelfs van de rode harmonie hadden ze felicitaties ontvangen. ‘Dat was toch wel chic van ze.’

Muzieklessen wegbezuinigd
Aan een einde van hun lidmaatschap denken ze niet. Ja, over een jaar of vijftig willen ze wel horizontaal de vereniging verlaten, net als hun grootvader. Waarom zou je weggaan bij mensen die je al je hele leven kent? Dan mag de harmonie hen de laatste eer bewijzen. Soms vindt de familie het te veel, zo’n heel orkest bij het graf. Wordt er wel korpsmuziek gespeeld, maar vanaf cd. Laatst hadden de roden de uitvaart van hun oud-voorzitter muzikaal begeleid met een statige, trage mars die elke dorpsbewoner van kind-af-aan kent. Muziek die tientallen herinneringen oproept aan hoogtepunten in het dorpsleven. En dat met al die emoties van zo’n begrafenis erbij. Een knappe jongen die het dan droog weet te houden.

De lagere school van de drumjongens lag vroeger precies tussen beide harmoniegebouwen in. Elke keer als de orkesten uitrukten, dan plakten de gezichtjes tegen de ramen van het klaslokaal. Sinds de school is verplaatst naar de nieuwbouwwijk aan de rand van Eijsden zien de kinderen de harmonie nog maar zelden, want daar marcheren ze niet. Dit schooljaar zijn ook de muzieklessen wegbezuinigd. Beide harmonieën hebben een aantal muziek­lessen verzorgd, maar alle inspanningen ten spijt hebben zich begin van het jaar maar vier kinderen bij elk van de verenigingen aangemeld. En de gestage uitstroom van ouderen en vrouwelijke musici die voor hun gezin kiezen, gaat gewoon door. De neergang van tal van muziekverenigingen is de beide voorzitters niet ontgaan. Op elke bijeenkomst van de Limburgse Bond van Muziekgezelschappen die ze bijwonen staat er eigenlijk maar één onderwerp op de agenda: hoe de leegloop tegen te gaan.

Nieuwe leden zijn niet loyaal meer, zoals vroeger. Na een paar jaar zijn ze erop uitgekeken en willen de kinderen en hun ouders – ja, ook die – op zoek naar een nieuwe kick. En dan te bedenken wat je als vereniging allemaal in zo’n kind investeert. Muzieklessen krijgen ze, een instrument in bruikleen. En als ze mee de straat op gaan krijgen ze een uniform aangemeten, ter waarde van twaalfhonderd euro. Om over de prijzen van die instrumenten nog maar te zwijgen. In vol ornaat op straat staat er ruim een miljoen voor je neus. Zo’n eigen pand waar na zestig jaar de sleet in komt, waarvan het dak begint de lekken en de vloer begint te verzakken. Dat moet je als vereniging allemaal maar zien op te brengen. Samen met de supportersvereniging worden braderieën en inzamelingsacties georganiseerd om te boel te financieren.

De ouderen houden er op een gegeven moment ook mee op. Jef Janssen, op tuba, zit in de nadagen van zijn muzikale carrière. Twee leeftijdgenoten zijn onlangs gestopt. De longen worden zwakker. Een lange noot vasthouden wordt steeds moeilijker. Ze zijn met zijn vieren op de tuba, zodat een ander kan bijvallen. Als het niet meer gaat, dan zal Jef de eer aan zichzelf houden, maar je hebt erbij die blijven blazen tot ze erbij neervallen. Die verruilen de tuba voor de lichtere trompet.

Een orkest is zo sterk als zijn zwakste schakel, weet Jan Vervoort van de blauwen. Als het nodig is zal iemand van het bestuur de betroffene eens vragen hoe de repetitie is verlopen. Een week later zal een ander met dezelfde vraag komen. Gewoon met de zachte hand. Na een paar weken zal de bejaarde muzikant het verlossende woord laten klinken, dat hij overweegt om het instrument aan de wilgen te hangen. Dan wordt er vol respect op gereageerd en krijgt die ander een mooie bestuursfunctie aangeboden, of kan hij meelopen met de vaandeldragers.

De parketvloer glimt
Zonder nieuwe aanwas kan het snel gaan. Tien kilometer verderop in Maastricht hadden ze niet lang geleden nog vijftien harmonieën. Nu zijn er een paar opgeheven en zijn er negen gefuseerd. Het is geen gezicht als die de straat op gaan met dertig man in drie verschillende uniformen. Tradities die meer dan honderd jaar hebben bestaan zijn naar de knoppen.

Een van die verenigingen had tien jaar geleden ook nog honderddertig leden, net als de blauwen. Eerste klarinettiste Stephanie Huysmans (21) heeft de afgelopen jaren de hele reis van vierde rij vinnen naar eerste rij buiten doorgemaakt. Nu zit ze op de soloplek bij de dirigent. Ze weet nog hoe er een paar jaar geleden een nieuwe dirigent was gekomen en een deel van het orkest niet overweg had gekund met zijn directieve handelswijze. Dat de mensen zeiden dat ze niet meer voor hun plezier naar de vereniging kwamen. Kort voor het WMC had die dirigent een klarinettist van de eerste rij gehaald en naar achteren gezet, omdat die zijn partijen niet kende. Hij was niet op de hoogte geweest van diens problematische thuissituatie. Die klarinettist had het niet gepikt en was vertrokken. En wat krijg je als er meerdere familieleden in het orkest spelen, dat ze met zijn allen de hakken in het zand zetten. Uiteindelijk waren er in die periode vijfentwintig mensen gestopt. Het bestuur had ingezien dat de hele vereniging in gevaar kwam en had de dirigent verzocht om te vertrekken.

De roden willen niet lijdzaam afwachten hoe het allemaal minder wordt, maar proactief zijn. Ga maar kijken beneden, hoe het floreert. In de grote zaal zitten honderd leden van de harmonie te repeteren. Bekeken door dertig ouderen. En in de kleine ruimte achter het café werken twintig kinderen aan de beheersing van hun instrument. Het pand is vijf jaar geleden vernieuwd. Er is een stuk bij aangebouwd om het orkest beter te kunnen huisvesten. De parketvloer glimt alsof deze gisteren is gelegd.

Ook bij de blauwe harmonie zitten ze op de vrijdagavond met zeventig mensen te repeteren. En al kraakt de vloer onheilspellend, is het koud in die hoge zaal en ligt er onder alle stoelen een lilakleurig doek om de scherpe tonen van de instrumenten te verzachten bij die slechte akoestiek, ook hier is nog volop leven.

Tamboer-maître Nico Dassen vraagt zich hardop af waar ze over vijftien jaar zullen staan. Zijn gezicht krijgt gepijnigde trekken. Stel je voor. Nico’s hele leven is rood gekleurd. Hij heeft er zijn vrouw ontmoet en zijn kinderen krijgen er muziekles.

In de week voor de processie stoomt hij zijn broek, bewerkt zijn maître-stok met koperpoets en haalt de borstel door de berenvacht van zijn Engelse gardemuts. Elke avond repeteert hij in zijn tuin de bevelen en gebaren waarmee hij het orkest in het gareel zal moeten houden. Het publiek langs de kant mag dan een vals gespeelde noot ontgaan, maar wee degene die een misstap maakt. Wordt er gezegd dat het met die rooien bergafwaarts gaat.

Op de vraag of het, door verder dalende ledenaantallen, ooit tot een fusie tussen de roden en de blauwen zal komen, reageren alle betrokkenen met ferme woorden en gebaren. Dat. Nooit.

Knakkende heupen
Op de dag van de sacramentsprocessie, om vier uur in de ochtend, trekken Danny, Jordy en de andere trommelaars door de straten van Eijsden. Nico heeft zijn raam een stukje open gehouden, zodat hij ze zal kunnen horen. En ook Anton, Stephanie en al die andere harmonieleden houden hun slaapkamerraam op een kier. Dan hoor je ze en dan weer even niet. Net als vroeger voelen ze de opwinding door hun lichaam gaan. In de nieuwbouwwijk belt een nieuwkomer de politie vanwege burenoverlast.

Om half negen marcheren de roden de parkeerplaats af en dirigeert Dassen zijn manschappen feilloos de bocht om. Alles klopt bij de roden. Niemand komt te laat, niemand is zijn pet vergeten of wordt in allerijl door een ander op de fiets gedropt, zoals bij de blauwen. De uniformknopen glimmen net als de instrumenten. En moet je zien hoe Nico zijn benen strekt tot aan zijn tenen toe, voor hij zijn hak kantelt en zijn voeten plaatst.


De drumjongens van blauw stoppen kort voor vertrek hun spiegelbrillen in hun broekzak en zetten hun pet recht. De vrijgezelle jongemannen die de heiligenbeelden torsen, die van de scouting, zelfs de meisjes in witte jurkjes met een bosje narcissen in de hand en de jongetjes in hun rode pakjes die hun gouden belletjes laten rinkelen, allemaal hebben ze een ernstig gezicht. Hier gaat de processie met de monstrans, met daarin het allerheiligste. Een schielijke glimlach wordt snel tot de orde geroepen. En iedereen volgt de ritmische passen van de tamboer, die zijn maître-stok kaarsrecht naar de hemel prikt. De beide voorzitters in rokkostuum lopen met hooggeheven kin te midden van de andere bestuursleden. Zo gaan ze het dorp uit, trekken langs de weilanden en verdwijnen uit zicht. Vlagen tromgeluid van de roden waaien voorbij. En van de andere kant klinken de blaasinstrumenten van de blauwen.

Als ze naderen hoor je het luid gesproken Weesgegroet van de koster, dat door de misdienaren gedwee wordt herhaald. Bij een provisorisch altaar aangekomen zingt het koor, mannen in pijen zwaaien met wierookvaten en verdrijven het parfum van de vrouwen. De pastoor prevelt een gebed en heft de monstrans ten hemel. Mensen langs de weg knielen met een been op de stenen. Bij sommige vrouwen trekt een traan een spoor door de make-up. De optocht van het leven trekt aan hun geestesoog voorbij. Gedachten gaan uit naar hen die er vorig jaar nog bij waren en nu niet meer.

Tijdens de pauze klagen de meisjes van de blauwe harmonie over pijnlijke voeten en knakkende heupen. En dat liedboekje dat aan het uiteinde van hun klarinet zit geprikt, dat gaat na een tijdje in hun bovenarmen zitten. De ouderen verboden hun te kletsen tijdens de mars.

Het grootste deel van de route zit erop. Straks lopen ze nog dat mooie stuk door de Kerkstraat. Daar staan de mensen vier rijen dik. Spelen ze hun favoriete muziek, de ‘Mater Mea’, een trage Spaanse mars. Moet je die trommels tegen de gevels van de huizen horen klinken. Als daarna de blazers met zijn allen inzetten dan zie je het kippenvel op de armen van de toeschouwers schieten. Als ze onder de boog doorgaan waarop geschreven staat ‘Looft de heer met pauken en koren. Looft hem met snaren en fluiten’. Mannen en vrouwen pakken elkaars hand vast. Meisjes prononceren hun lippen als de vrijgezellen passeren. De bussen van de collectanten van het Toon Hermans Huis raken snel gevuld.

Bij de kerk aangekomen spelen de roden in een lange haag de blauwen naar binnen. Ogen ontwijken elkaar. Volgend jaar gaat het, zoals afgesproken, andersom.

Leden van de Harmonie Sainte Cécile, de 'roden', staan te wachten tijdens de sacramentsprocessie

De vaandeldragers gaan voorop bij de Oude Harmonie, 'de blauwen'
Boven: wierookpotten verdrijven het parfum van de dames. Onder: knielende mensen bij het passeren van de monstrans

Zelfs de meisjes in witte jurkjes hebben een ernstig gezicht
Boven: op het plein ontvangen beide korpsen de zegen. Onder: de blauwen blazen zich warm
De wierookpotten blazen even uit
29-06-2013




Dordrecht Boekenmarkt 7 juli 2013 ...

Viewing all 1008 articles
Browse latest View live


<script src="https://jsc.adskeeper.com/r/s/rssing.com.1596347.js" async> </script>