Quantcast
Channel: Bouilla Baise Work in progress
Viewing all 1008 articles
Browse latest View live

NDSM Emigrantenschepen ss Groote Beer ss Waterman ss Zuiderkruis ...

$
0
0

Three Dutch “Victory” Ships

SS Zuiderkruis - SS Groote Beer - SS Waterman 

Photo Album

A fine artist impression SS Groote Beer – This was an official postcard

I am sure that here will be many who have sailed on these ships and will be able to look back to their days onboard. I know that they were certainly the most stable ships at sea, and many horror stories have been told over the years. I trust you will enjoy this page, and if you have anything to add, you are more than welcome to email me link on the main page - see bottom of page.



















SS Waterman
The Dutch Government purchased these three Victory ships and were placed various services without much alterations. Before their extensive rebuilding in 1951, these three ships were austere to say the least, as the three SS Waterman items reveal. However, after their rebuilding in 195q, they were remarkably improved as the SS Groote Beer Photographs shown down the page prove.
We should understand that all three ships were almost identical as far as their interiors were concerned, and having visited all three of them, I would not have known which ship I was on whilst on board as the lounges and public spaces were identical. Thus, although I may have some of the images under various ships, please take them as being relevant for all three ships. However, please note, these ships did have various refits during their years, thus there were various changes over the years!
The Main Lounge

A corner of the writing room

A corner of the Dinning Room

A typical 6 or 8 Berth Cabin as found on all three ships

SS Zuiderkruis prepares to depart

*************************************************** 
SS Groote Beer

The SS Groote Beer seen in Sydney Australia late 1950
From the author’s private collection
SS Groote Beer, as with the other two ships were greatly improved. A good number of lounges and bars were installed and her accommodations saw new cabins and small dormitories built. Externally these ships changed remarkably. One deck was added and the bridge was placed on top, but far forward. Spacious sport and sunbathing decks were added aft. As can be seen below, the lounges, dining room and cabins remained basic. I personally remember my many visits to these ships (I was employed by Dutch Mails in Wellington New Zealand) these ships were well maintained and her public rooms were quite cheerful. Generally passengers tended to be happy with their surroundings and pleased with the service and food onboard. These three ships were simple but offered that distinctive Dutch atmosphere.


Above & belowThe Lounge



 This was one of the interior lounges located between the passageways

 Plain and simple

 Dinning Room

 Sports Deck

 Four berth cabin


Above & BelowA Trans-Ocean brochure



SS Groote Beer ready to depart  


PLAN OF THE SS GROOTE BEER

Also SS Waterman and SS Zuiderkruis.













 A fine painting of one of the Dutch Victory ships



Zonder compassie geen goede foto's ...

$
0
0

Ata Kandó, photographer Monography Photography


In 1957, Ata Kandó’s book Droom in het woud (Dream in the forest) was published, a photo-fantasy featuring her three children. Ata travelled with them through the European Alps to shoot the series. The stunning, dreamy and sometimes mystical scenes are shot in perfect black and white and, mainly because of this, the book sold out and has been a collector’s item ever since. Now, to celebrate Ata’s 100th birthday, we are privileged and honoured to re-issue the book in a limited edition of a thousand copies, with English and Hungarian translations.













Old Dreams, New Dreams- Photo exhibition
kranenb felsokranenb also

Opening: 15h on 1 September 2013

This photography exhibition offers the work and enthusiasm of two generations of photographers:
Hellen van Meene 1972, and Ata Kandó 1913. Both are local artists, residents of Bergen and Heilo respectively.
Van Meene photographs primarily animals and children. Of dogs as they are behaving like human beings and of children who behave like dogs. The outcome of this is the series of Dogs and Girls. The photos of Van Meene have been exhibited from Tokyo to New York. More info about the artist HERE!

Kandó’s creations are more diverse:  from the escape from Hungary to the world of models in Paris, from the Jungels of Latin-America to his own life and spousal Ed van der Elsken. “Dream in the Forest” titled series will also be exhibited from the 50’s when he took photograps of his own children with fairytale settings. More info about the artist HERE!
Visitable: at 3 September until 1 November

Venue:
Museum Kranenburgh
Hoflaan 26. 1861 CR BERGEN NH
T 072-5898927

Het grote avontuur ...

$
0
0

Het grote avontuur van de familie Rharib

Ali brengt Nora en Hamza naar bed, 1993. Foto's: Kadir van Lohuizen.Ali brengt Nora en Hamza naar bed, 1993. Foto's: Kadir van Lohuizen.
Fotograaf Kadir van Lohuizen volgde een Marokkaans gastarbeidergezin in Nederland in 1993 en nu, twintig jaar later.
Amsterdam, juli 1993. Boven aan de trap staat een jongetje ons brutaal aan te kijken. Het is Hamza, vijf jaar oud, de jongste zoon van Laila en Ali Rharib. Samen met zijn zusje Nora duikelen ze over de bank heen. Ze stoeien, gillen, lachen, stuiteren door de krappe etagewoning.
De familie Rharib werd dat jaar gevolgd door fotograaf Kadir van Lohuizen. Hij vroeg zich af wanneer een uit Marokko afkomstige familie zich nou echt Nederlands voelde en ook als zodanig werd geaccepteerd. Hij kwam in contact met Laila Rharib, die in die jaren als ‘Opstap-moeder’ werkte in de Amsterdamse Pijp. Zij stond in de voorste linie van de pogingen van de Nederlandse overheid om migrantenfamilies te helpen integreren. In die jaren – en nu nog – was de grote klacht dat ouders van migrantenkinderen zich nauwelijks leken te bekommeren om de prestaties van hun schoolgaande kinderen. Laila bezocht Marokkaanse ouders thuis om ze meer bij het wel en wee van de lagere school te betrekken én om de moeders – die vaak geen woord Nederlands spraken, inburgeringscursussen bestonden nog niet – samen met de kinderen Nederlands te laten leren.

Laila stond positief tegenover het plan van Van Lohuizen. ‘We willen laten zien hoe een Nederlands-Marokkaans gezin hier leeft. Er zijn mensen die een hekel hebben aan buitenlanders, daarom willen wij graag laten zien wie we zijn en wat we doen,’ zei ze destijds. Haar man Ali had aanvankelijk twijfels. Hij zag ertegen op om langdurig een vreemde toe te laten tot zijn familie. Wat moest hij met een vreemde snoeshaan in zijn auto op de lange tocht naar Marokko tijdens de grote vakantie? Maar Laila wist hem om te praten en Van Lohuizen werd voor een tijdje onderdeel van het gezin.
De familie in 1993 in Safi, Marokko. Van links naar rechts: Samira, Fatima, Sabah, Laila, Ali, Nora, tante Dedda, Hamza en Farida.De familie in 1993 in Safi, Marokko. Van links naar rechts: Samira, Fatima, Sabah, Laila, Ali, Nora, tante Dedda, Hamza en Farida.
Nu, twintig jaar later, volgt de fotograaf de familie opnieuw. ‘Ik vind dat het integratiebeleid in Nederland mensen als de familie Rharib veel te lang als buitenlanders blijft beschouwen. Ik ben benieuwd of ze daar zelf last van hadden en hoe ze terugkijken op hun keuze om naar Nederland te komen,’ zegt Van Lohuizen. Ali kan hij het niet meer vragen. De pater familias is in 2010 na een lang ziekbed overleden. Laila is onlangs met pensioen gegaan bij het buurthuis in de Pijp, waar ze de laatste jaren kook- en naaicursussen organiseerde. De vijf dochters zijn getrouwd: drie wonen er in Marokko, twee in Nederland. Hamza is uitgegroeid tot zanger en percussionist van de band Dakka Fantasia: zes jongens die vloeiend Nederlands spreken maar in het Arabisch zingen op Arabische melodieën, vermengd met houseritmes.

Hoe verging het hem en de rest van de familie Rharib de afgelopen twintig jaar? Hoe kijkt Laila terug op de beslissing om naar Nederland te komen, het land waar ze nu al weer vijfenveertig jaar woont?
De complete familie Rharib in het huis van Laila, Amsterdam, 2013. Van linksboven naar rechts op de bank: Farida, Samira, moeder Laila, Nora en Fatima. Voor hen op de grond Hamza en Sabah, omringd door (klein)kinderen.De complete familie Rharib in het huis van Laila, Amsterdam, 2013. Van linksboven naar rechts op de bank: Farida, Samira, moeder Laila, Nora en Fatima. Voor hen op de grond Hamza en Sabah, omringd door (klein)kinderen.
De wijde wereld in

Laila en Ali waren in de verte familie van elkaar. Haar overgrootvader en die van Ali waren broers. Of was het nou haar overgrootmoeder? ‘Ik weet het niet precies,’ zegt ze. Ali had al een bewogen leven achter de rug toen Laila hem leerde kennen. De boerenzoon werd geboren in Eskun, een klein dorp vlak buiten Marrakech, zijn ouders stierven vrij kort na elkaar toen hij twaalf was en Ali en zijn boer Omar gingen bij tante Fatima, wonen die al drie kinderen had. Veel geld was er niet en ze moesten al op jonge leeftijd als dagloner aan de slag: geiten hoeden, meehelpen op het land, wat er maar voorhanden was.

Voor Ali, altijd ongedurig, was dit niet het leven dat hij zocht. Op twaalfjarige leeftijd, het was 1947, liep hij weg van huis, ging naar Marrakech, een stad die hij een beetje kende, en nam daar de trein, zonder te betalen voor een kaartje. Miraculeus genoeg werd hij niet ontdekt, en hij stapte pas uit op het eindstation, de Algerijnse havenplaats Oran, duizenden kilometers van huis. Ali ging zijn eigen weg, slaagde er jong als hij was in om helemaal alleen een leven bij elkaar te scharrelen. Hoe hij dat deed? Zeker is dat hij in Oran een tijdje als ober in een restaurant werkte. Zijn familie was ondertussen doodongerust over de zoekgeraakte jongen.
Ali kijkt in 1993 uit op Eskun.Ali kijkt in 1993 uit op Eskun.
Pas jaren later zou hij weer opduiken bij zijn tante Fatima. Ali keerde terug naar Marokko en werkte een tijdje als rechercheur bij de politie, maar ook dat beviel niet. Hij wilde nog steeds de wijde wereld in, nieuwe dingen ontdekken, geld verdienen. En dus ging hij naar Europa, waar de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog in volle gang was. Ali, inmiddels begin twintig, behoorde tot de allereerste golf gastarbeiders die in de Franse kolenmijnen gingen werken. In de zomermaanden ging hij elk jaar een paar maanden naar Marokko en dan bracht hij, omdat zijn ouders gestorven waren, veel tijd door bij ooms en tantes.

Kinderen in Marokko

Zo leerde hij ook Laila kennen, toen nog een schoolmeisje. ‘Ali was in onze familie een veelbesproken figuur,’ zegt Laila. ‘Hij was een man vol spannende verhalen. Dat vond ik aantrekkelijk.’ Toen Laila achttien was, vroeg Ali haar ten huwelijk, vlak voordat hij weer terugging naar Frankrijk. Een jaar lang schreven ze brieven. Ali verhuisde van Frankrijk naar Nederland, waar hij werk vond bij de kippenslachterij van Friki in Oostzaan. Gastarbeiders werden in die jaren met open armen ontvangen in Nederland, er was werk genoeg en huisvesting was geen probleem. Binnen een paar maanden kreeg Ali een etagewoning toegewezen in Amsterdam-Oost, waar Laila en zoon Hamza nu nog steeds wonen. In 1968 trouwden Laila en Ali en meteen daarna vertrokken ze naar Nederland.

Het was voor Laila een groot avontuur. Voor de eerste keer zo ver van huis, in een vreemd land, waar ze de taal niet verstond. Wel sprak ze vloeiend Frans – Laila had in tegenstelling tot haar man de middelbare school afgemaakt. De eerste week na aankomst bleef ze binnen, maar daarna ging het kriebelen. Binnen zitten was niets voor haar. ‘Ik wil werken of studeren,’ zei ze tegen Ali. Het werd werken. Bij de Friki. Elke ochtend om vijf uur opstaan en dan met de nieuw aangeschafte Opel Kadett naar Oostzaan. Hij in de slachterij, zij op de inpakafdeling. Ze was dat eerste jaar de enige buitenlandse vrouw tussen allemaal blonde koppies. Met haar collega’s communiceerde ze in het begin ‘met handen en voeten’, maar al snel sprak ze een paar woordjes Nederlands. Ze moest en zou de taal leren. ‘En als je het wilt, dan kan je het.’ Het is een gevleugelde uitdrukking, die bij Laila steeds weer opduikt als ze over haar leven vertelt.
Na vele jaren ontmoet Laila Rahrib haar familie weer in Bedouzze, een Marokkaans dorp ten noorden van de kustplaats Safi, waar ze zelf als kind woonde.Na vele jaren ontmoet Laila Rahrib haar familie weer in Bedouzze, een Marokkaans dorp ten noorden van de kustplaats Safi, waar ze zelf als kind woonde.
In 1970 kregen Laila en Ali hun eerste dochter, Sabah, daarna volgde Samira. Het echtpaar werkte bij Friki en daarna bij de mosterdfabriek van Luycks. Hij op de werkvloer, zij als kantinejuffrouw. Het was zwaar om dat werk te combineren met het grootbrengen van de kinderen. Ali en Laila stonden voor een dilemma: terug naar Marokko, waar ze een uitgebreid opvangnetwerk hadden maar waar weinig tot geen werk was. Of de kinderen onderbrengen bij Laila’s moeder en zelf nog een jaar blijven werken in Nederland. Ze kozen voor het tweede. Laila huilde tranen met tuiten toen ze de meisjes achterliet bij haar moeder. ‘Maar ik dacht: het is een hoge prijs die we betalen, maar het is beter zo. We spraken elkaar over de telefoon en we zagen elkaar drie keer per jaar. En ik was nooit ongerust, want ik wist dat ze bij mijn moeder goed zaten.’

De beslissing om zelf terug te keren naar Marokko werd keer op keer uitgesteld. Steeds weer was het argument dat er daar geen werk was, of alleen maar heel slecht betaald werk. En dus bleven Ali en Laila in Amsterdam-Oost wonen. Sabah en Samira bleven in Marokko en Fatima en Farida kwamen daar later bij. ‘Zo hadden wij én onze dochters een goed leven,’ zegt Laila.
Nora, Fatima en Farida thuis In Safi, 1993.Nora, Fatima en Farida thuis In Safi, 1993.
In 1986 haalden Ali en Laila de kinderen toch weer terug naar Nederland, zodat ze hier naar school konden. Het werd druk op de bovenwoning in Amsterdam-Oost. Hamza en Nora werden geboren, de vijf meisjes sliepen bij elkaar in één kamer, in stapelbedden. ‘Heel gezellig,’ herinnert Laila zich. Maar na een jaar kwam het tot een gesprek tussen de oudste meisjes en hun ouders. Ze wilden liever terug naar Marokko, ze hadden heimwee, en aangezien Ali en Laila zelf ook snel terug wilden, leek het hun beter als ze in Marokko hun school zouden afmaken. En dus gingen er vier weer terug naar Safi, de Zuid-Marokkaanse havenstad waar Laila vandaan komt. Nora en de kleine Hamza bleven in Amsterdam.

Ali overleed in 2010 na een ziekbed van twaalf jaar. Hij had alzheimer, Laila verzorgde hem tot zijn dood thuis. En na zijn overlijden keerde Ali alsnog terug naar het land dat hij ooit verliet op zoek naar een beter leven. Hij is in Safi begraven, de stad waar zijn dochters wonen.
Pater familias Ali, inmiddels overleden, in 1993 op de Wibautstraat.Pater familias Ali, inmiddels overleden, in 1993 op de Wibautstraat.
Wereldburger

Op de vraag of ze zich nou Marokkaans of Nederlands voelen, zeggen alle kinderen, ook de drie in Marokko: we zijn én Nederlander, én Marokkaan. Maar Samira, Sabah en Fatima spreken nauwelijks nog Nederlands. Ze komen er wel eens om hun moeder te bezoeken, maar leven een Marokkaans leven. Fatima en Sabah zijn getrouwd en werken zelf niet buitenshuis. Samira en haar man Rashid zijn juf en meester op de lagere school in een klein gehucht buiten Safi. Ook Farida, die in Nederland woont, moet aanpakken. Zij werkt bij de Aldi achter de kassa; haar man brengt ’s ochtends kranten rond, werkt daarna voor een glazenwasserij en is tussendoor schoonmaker in het Concertgebouw. Nora is huisvrouw in Amsterdam-West.

Hamza is van alle kinderen het meest een product van twee culturen. Hij heeft een Nederlandse vriendin, Gigi, en als hij in Marokko op vakantie is, mag hij graag een cd van André Hazes opzetten in de auto. Als hij in Marokko is, heeft hij het gevoel dat hij ‘pats’ mee kan doen met het leven daar. Maar andersom merkt hij dat anderen in Marokko hem nog steeds vooral als buitenlander zien. ‘Als ik daar ben, ruiken ze dat ik er niet woon. Mijn accent, mijn kleren, mijn manier van doen, ze merken het aan alles,’ zegt hij.
1993: Hamza op school tijdens de gymles.1993: Hamza op school tijdens de gymles.
In Nederland voelt hij zich thuis, maar heeft hij vaak het gevoel nog steeds als Marokkaan te worden gezien. Niet dat hij er veel last van heeft. Geweigerd bij de disco? Discriminatie bij sollicitaties? Hij heeft er nooit mee te maken gehad. Van de scheldkanonnades van iemand als Geert Wilders trekt Hamza zich weinig aan. ‘Die man is een komediant,’ zegt hij. Of Hamza in Nederland blijft of ooit naar Marokko trekt, het land dat hij alleen van vakanties kent? Hij heeft geen idee. Spanje is toch ook mooi? Of Nederland? Hij noemt zichzelf in de eerste plaats ‘wereldburger’. Hij studeerde mbo filiaalmanagement, een opleiding voor het winkelvak. Maar aan een carrière in die branche denkt hij voorlopig niet. Hamza is net als zijn vader een muzikant in hart en nieren. In 1968 was Ali een van de medeoprichters van Al Amal (De Hoop), het eerste Marokkaanse orkest in Nederland. Hij speelde de derbouka, een percussie-instrument dat Hamza ook bespeelt. Maar Hamza is ook de leadzanger van Dakka Fantasia. Op internet staan opzwepende filmpjes van de band, die tot in Frankrijk en Duitsland op bruiloften en partijen speelt.
De band Dakka Fantasia haalt een bruid op in Vught. Hamza (links) is zanger en percussionist van Dakka Fantasia:  zes jongens die vloeiend Nederlands spreken maar in het Arabisch zingen op Arabische melodieën, vermengd met houseritmes.De band Dakka Fantasia haalt een bruid op in Vught. Hamza (links) is zanger en percussionist van Dakka Fantasia: zes jongens die vloeiend Nederlands spreken maar in het Arabisch zingen op Arabische melodieën, vermengd met houseritmes.
Charter van Transavia

Laila, inmiddels vijfenzestig, kijkt met voldoening terug op haar leven. ‘Ik vind dat ik de goede keuzes heb gemaakt, ik ben blij met hoe het is gegaan.’ De dochter van een slager uit Safi en een boerenzoon uit Eskun slaagden erin een nieuw leven op te bouwen in een ver land. Hun zes kinderen zijn allemaal redelijk goed terechtgekomen. En ze kochten een huis in Marrakech, waar Ali de laatste vijf jaar voordat hij alzheimer kreeg nog van heeft kunnen genieten.

Voor Laila is Nederland nog steeds hetzelfde hartelijke, warme land dat ze kent uit de beginjaren. Geert Wilders, de PVV, Marokkanen-haat, de aanslagen van 9/11, het wantrouwen tegen de islam? Het is allemaal langs haar heen gegaan. ‘Politiek interesseert me niet,’ zegt ze. Laila reist drie of vier keer per jaar naar Marokko om haar dochters op te zoeken, niet langer een dagenlange rit per auto, maar gewoon met een charter van Transavia rechtstreeks naar Marrakech. Maar weer in Marokko gaan wonen, zoals ooit het plan was? ‘Ik moet er zijn voor Hamza,’ zegt ze. En dus blijft ze, waarschijnlijk tot haar laatste snik, in haar woning in Amsterdam-Oost.
Hamza ontmoet Sert Elabot, een oude jeugdvriend van zijn vader in diens geboortedorp Eskun, onder Marrakesh.Hamza ontmoet Sert Elabot, een oude jeugdvriend van zijn vader in diens geboortedorp Eskun, onder Marrakesh.
Dezelfde jeugdvriend (midden) in 1993. Helemaal rechts Ali.Dezelfde jeugdvriend (midden) in 1993. Helemaal rechts Ali.
© Kadir van Lohuizen / NOOR
Dit project is onderdeel van Het Vervolg onder van het Noorderlichtprogramma.

Harm Ede Botje volgde Kadir van Lohuizen in 1993 voor de VPRO-radio. Ze waren toen ook bij de familie Rharib. Zijn radioreportage is hieronder te beluisteren (na ongeveer 3.5 minuten).








Fotografieverzamelaars ...

$
0
0

Verzamelaar Olga Konsek. Foto: Maarten Kools

Verzamelaar Olga Konsek. Foto: Maarten Kools
Kijken, kijken en dan kopen. Foto's verzamelen is zo populair dat er inmiddels cursussen bestaan om het te leren. Maar hoe leer je wat je mooi vindt?


Eind september strijkt de fotobeurs Unseen voor de tweede maal neer in Amsterdam.
Een speciale selectie fotografie onder de duizend euro en veel aandacht voor jong talent maakt Unseen een uitstekende plek voor de ontluikende fotografieminnaar om zijn licht eens op te steken. Genoeg moois om uit te kiezen, maar waar baseer je die keuze eigenlijk op? Een rondje langs twee ervaren verzamelaars en een verzamelaar in spe maakt duidelijk dat je er heel verschillende strategieën op na kunt houden.


Een soort van liefde

Olga Konsek is 27, advocaat en woont sinds februari in een appartement met lege muren en hoge plafonds in Amsterdam. Ze fantaseert over haar eerste aankoop. Gevraagd naar een foto die ze zou willen hebben, haalt ze een ansichtkaart uit haar tas met daarop een Afrikaanse non in een keuken, omringd door koekjes. Een afbeelding van de foto die een vriendin van haar onlangs kocht. ‘Zij had een connectie met die foto omdat ze het beeld heel mooi vond, maar ook omdat het onderwerp (kloosters die bijverdienen door de verkoop van koekjes – red.) terugkwam in een boek dat ze kortgeleden had gelezen. Ik wil ook op zoek naar iets dat goed in mijn leven zou passen, een foto waarin ik iets herken, iets dat me inspireert, waarmee ik dan meteen die klik hebt. Een soort van liefde. Die verbinding lijkt me heel mooi.’

Konsek volgde een cursus fotografie verzamelen bij Foam. Ze schreef zich in om twee redenen. Eén: het was laagdrempelig omdat haar werkgever, advocatenkantoor De Brauw Black­stone Westbroek, sponsor van Foam, aanbood de helft van de kosten te vergoeden. En twee: ze gaat ‘best vaak’ naar Foam, waar ze zich regelmatig betrapt op de gedachte: ‘Waar­om hangt dit hier? Wat maakt dit nou kunst? Zeker als het gaat om overbelichte foto’s of foto’s die duidelijk niet perfect zijn.’

De cursus leek haar een goede manier om daar een antwoord op te vinden en om te leren hoe ze iets kan kopen voor de lege muren in haar nieuwe huis. Maar na afloop zit ze nog altijd vol met vragen.

Onderhandelen

Er wordt een buffet ingericht met rijst, geroerbakte paksoi, schijfjes gele courgette met sesam-gember dressing, gefrituurde tofu en kip in een krokant jasje. Foam, waar vanavond de laatste bijeenkomst van de zesdelige cursus Collecting Photography 2013 plaatsvindt, zorgt goed voor haar cursisten. Er zijn iets meer vrouwen dan mannen, de gemiddelde leeftijd is veertig. De cursisten zien er verzorgd uit, maar niemand maakt een poenerige indruk.
De waarde van een foto wordt mede bepaald door de gebruikte techniek en het soort print
Tijdens een rondleiding door de tentoonstelling met baanbrekende modefotografie van Edward Steichen uit de jaren ’20-’30 slaat een aantal cursisten driftig aan het noteren in het cursusboekje. De vragen die gesteld worden zijn van technische aard: ‘Is het bekend wat voor camera hij gebruikte? Zijn het contactafdrukken?’ Alsof in het antwoord op die vragen het geheim van de foto schuilgaat, dat die informatie hen helpt besluiten of ze het mooi vinden of niet.

Voor een deel is dat zo. De waarde van een foto wordt mede bepaald door de gebruikte techniek en het soort print. De afwerking kan vervolgens ook nog invloed hebben. Plak je een foto op aluminium waardoor je de handtekening van de maker niet meer ziet, dan devalueer je hem.

Gaat het om een oudere foto, dan zijn lichte beschadigingen nog door de vingers te zien (hoe minder hoe beter), maar wordt het belangrijker wie de print heeft gemaakt. Als het een eerste drukronde door de fotograaf zelf betreft, heet hetvintage en stijgt de prijs, leren de cursisten.

Cursist Gerard Meijs, een oudere man met baardje en ruitjesoverhemd, productmanager bij Kodak, spreidt gul zijn kennis tentoon: ‘Je ziet op veel afdrukken strepen en cijfers op de plek waar ze de foto’s wilden afsnijden. Het zijn dus echt de originele prints.’ Meijs, een jaar geleden begonnen met verzamelen, vertelt over de foto’s van conflictfotograaf James Nachtwey die bij Foam zijn opgedoken na een tentoonstelling met diens werk daar. ‘Eén heeft een omgevouwen hoekje en we hebben geleerd dat dat niet goed is. Nu zijn ze aan het uitzoeken of er een nieuwe print gemaakt kan worden. En anders moet ik onderhandelen over de prijs!’
Goedkoop, toegankelijk

Foam besloot in 2008 met deze cursus te beginnen omdat zoiets specifiek voor fotografie nog niet bestond. Het lag voor de hand: er was vraag naar en het sloot aan op Foam Editions, de vlag waaronder Foam beperkte oplages van bij hen exposerende fotografen aanbiedt tegen schappelijke prijzen.

De motivatie voor deelname loopt erg uiteen, vertelt organisator Floor Haverkamp. ‘Een van de cursisten wil zelf een galerie beginnen, enkele anderen wilden meer weten van wat ze zien wanneer ze naar een galerie of beurs gaan. Misschien verwacht je alleen maar kunstliefhebbers met veel vrije tijd en een grote beurs, maar de achtergronden van de deelnemers waren juist heel gevarieerd.’


In 2011 werd 4.338.500 dollar betaald voor een foto van Andreas Gursky
Hoewel de cursus best een investering is (je krijgt er wel wat voor terug: 595 euro voor zes bijeenkomsten inclusief diner, VIP-pakket voor de Unseen Photo Fair, het boek Collect Contemporary Photography van Jocelyn Philips en een jaarabonnement op Foam Magazine), is veel geld niet per se noodzakelijk voor het aanleggen van een verzameling fotografie. Dat verklaart deels de populariteit van het medium onder een breed publiek.

Een andere reden is de acceptatie van fotografie als kunstvorm. Sinds de jaren zestig heeft het medium zich van een positie aan de periferie van de visuele kunsten een weg naar het centrum ervan gebaand. Een trend die zichtbaar wordt door het almaar toenemende aantal musea en galeries dat zich specialiseert in fotografie. Een – niet representatief – bedrag op een veiling bij Christie’s in New York onderstreept de emancipatie: in 2011 werd het recordbedrag van 4.338.500 dollar betaald voor een foto van Andreas Gursky, een telg van de beroemde Düsseldorfer Fotoschule.

Door de toegenomen waardering voor het medium stijgen ook de prijzen, maar met een beetje zoeken zijn er genoeg betaalbare pareltjes te vinden. Op de eindexamententoonstelling van een kunstacademie bijvoorbeeld, of in een online galerie als We Like Art.

Goedkoop, toegankelijk. Het heeft er alle schijn van dat de aanschaf van een foto appeltje-eitje is. Maar het hoofd vol vragen van Olga Konsek is exemplarisch voor de hoeveelheid afwegingen die je moet of kunt maken voor je overgaat tot aankoop. Afwegingen als welke fotografen zijn de moeite waard, koop ik bij een galerie of een veiling, maakt die talentvolle student zijn of haar belofte waar, hoe is deze waarde tot stand gekomen, hoe weet ik dat er echt maar vijf afdrukken van deze foto worden gemaakt, kies ik historisch of hedendaags, hoe bewaar ik foto’s en waar in huis hangen ze veilig? En de hamvraag: vind ik het mooi?

Een cursus als die bij Foam biedt uitkomst voor basale kennis en een introductie in het galeriewezen, dat wel eens wat drempelvrees kan oproepen. Een onuitputtelijke lijst publicaties op het gebied van verzamelen en waardebepaling biedt verdieping, en internationaal gerenommeerde kunsttijdschriften alsArtForum en Frieze geven inzicht in ontwikkelingen binnen de beeldende kunst. Zonder kijken blijft een antwoord echter uit.

Nog geen rugzak

Claudine de With weet dat het raak is als ze helemaal in een foto kan verdwijnen. Buikge­voel heet dat. Een goed geïnformeerd buikgevoel in haar geval.
Claudine de With: 'Ik heb misschien wel tien weken lang pindakaas moeten eten'. Foto: Maarten KoolsClaudine de With: 'Ik heb misschien wel tien weken lang pindakaas moeten eten'. Foto: Maarten Kools
Het leven van Claudine de With (31) is doordrenkt met kunst. Ze studeerde kunstgeschiedenis en doet momenteel promotieonderzoek naar de spanning tussen kunst en geld. In 2010 richtte ze de Caius Cirkel op, een kring van de Vereniging Rembrandt voor mensen vanaf 25 jaar die zich er voor vijf jaar aan verbinden middels een jaarlijkse schenking van vijfhonderd of duizend euro. De leden ontmoeten elkaar een paar keer per jaar voor museum- en galeriebezoek, waar ze met kunstenaars en curatoren, maar ook met elkaar, spreken over kunst.

‘Je moet een beetje lijden voor de kunst, want dan ga je je echt verbonden voelen. Je koopt sokken omdat je ze kan betalen, maar kunst, daar zit zo’n emotie achter. Ik kan me nog zo goed het tweede stuk dat ik kocht herinneren. Dat hing op de Art Amsterdam en ik vond het zó mooi. Ik kon het uiteraard niet betalen, maar ik heb het toch gekocht. Ik heb misschien wel tien weken lang pindakaas moeten eten, maar ik hád het. Het hangt bij mij in de keuken. Het is een architectuurgezicht van Frank van der Salm, niet bewerkt, met de kleuren geel, blauw en roze. Het bestaat, die plek, mijn vriend en ik zijn ernaartoe geweest, vlak bij Lissabon. Als je ernaar kijkt, word je warm van binnen ook al sneeuwt het buiten.’

In gedachten gaat ze haar woning door. Twintig stukken telt ze. Een wolk van Bernard Smilde, een christus in een ring van verwelkte rozen van Marc Mulders (gekregen), Thom Hoffman met een konijntje door Erwin Olaf. ‘Alsof het zo moest zijn liep Thom Hoffman binnen bij de lijstenmaker, juist toen ik de foto’s ging ophalen. “Dahaag,” zei ik. Hij deed er heel artistiekerig over: “Wat ben ik daar jóng! Wat was ik móoi!” Ik heb ze hem natuurlijk wel even laten signeren toen.’
'Als ik alles zou kunnen inruilen voor drie Rembrandts, zou ik het niet doen'
Op de vraag of fotografie voor haar een opstapje is naar andere vormen van kunst antwoordt ze: ‘Fotografie is A-keuze. Als ik alles zou kunnen inruilen voor drie Rembrandts, zou ik het niet doen. Het heeft te maken met de directheid, ook als het geënsceneerd is. Het medium staat niet in de weg, terwijl als je naar een schilderij kijkt, je ook naar verf en textuur kijkt. Bij fotografie zie je direct dat bééld. Dat past misschien bij mijn eigen karakter, what you see is what you get.

Als je kunstgeschiedenis hebt gestudeerd, verbind je alles meteen met een stijlperiode. Foto­grafie heeft nog geen rugzak. Je kan nog heel onbevangen en met een bepaalde emotie naar dat beeld kijken zonder dat je het meteen kan plaatsen. Ik kan fotografie oprecht mooi vinden, terwijl als ik naar een Rembrandt kijk ik ook denk: “Knap gemaakt.”’

Ze slaat met kracht op tafel als ze vertelt over een vergissing. ‘Ik heb ooit een foto van Elspeth Diederix laten lopen en ik heb tot op de dag van vandaag spijt. In plaats daarvan heb ik een beeld gekocht omdat ik me heb laten overreden dat dat een heel goede investering was.

De meeste mensen willen weten wat het rendement is als ze ergens geld in steken. Als je nog niet verzamelt, weet je niet dat het rendement niet in geld zit, maar in genot, in de vreugde dat jij de trap afkomt en iets ziet hangen waarvan je denkt: “Shit wat is dit mooi, wat word ik hier blij van.” Dan denk je niet meer aan wat daaromheen zit. En dan zie je, kunst is uiteindelijk geen investering. Al staat dat beeld wat ik kocht nu in het Stedelijk, ik had tóch die foto moeten doen. Dat gevoel van toen ik daar stond kan ik nog steeds oproepen, maar het genot van die foto heb ik niet. Daar baal ik van. Verzamelen is een ziekte, een verslaving.’


Rock-’n-roll.

Voor Laurens Meijer lag de keus voor fotografie helemaal niet zo voor de hand. Integendeel. Meijer, korte broek, grijze polo, is 57 en gepensioneerd van een leven vol rock-’n-roll. Op z’n vijftigste verkocht hij zijn bedrijf, waaronder een platenlabel met latin, jazz, wereldmuziek, en ‘alles wat subversief was’.

Hij brengt zijn dagen door met lezen en het kijken naar kunst. Veel kunst. Hij koopt al jaren: schilderijen, grafiek, prenten, porselein, maar nooit fotografie. Hij vond het geen kunstvorm: ‘Ik had twee bezwaren. Eén: kunst is voor mij een combinatie van creativiteit en ambacht en twee: fotografie is dupliceerbaar. Ik heb een rigide opvoeding gehad wat dat betreft, ik ging altijd voor de unica. Reuze ouderwets!’
Laurens Meijer. Foto: Maarten KoolsLaurens Meijer. Foto: Maarten Kools
Ging, want een jaar of twee geleden kwam er een omslag in zijn denken. Hij woont op de Prinsengracht, om de hoek bij &Foam, de winkel van Foam, waar hij uit nieuwsgierigheid binnenliep. Hij voerde er gesprekken over fotografie met Floor Haverkamp van Foam Editions en kwam via haar in contact met Simone Klein van veilinghuis Sotheby’s, die hem een spoedcursus fotografie verzamelen gaf. Wat hij daarvan met name onthield: baken je interessegebied af.

Laurens Meijer koos voor bloemen. ‘Ik had al stillevens op doek, die bloemen zijn daarvan afgeleid. Logisch. Die voorliefde komt eigenlijk door de hoes van een voor mij belangrijke plaat van New Order. Die hoes had geen tekst maar alleen een bloemstilleven van Henri Fantin-Latour.’

Zijn eerste aankoop was een uit uitgeknipte bloemen opgebouwd boeket van het duo Scheltens en Abbenes. Kort na die eerste aankoop ging hij echt overstag door de Nurture Studies van Diana Scherer. ‘Zij legde me uit hoe ze werkt. Ze vult ondoorzichtige vazen met aarde en zaadjes en laat dat in het donker groeien. Zodra een plantje volwassen is, slaat ze de vaas stuk. Als de wortels dan niet precies de vorm van de vaas hebben gevolgd, moet het over. Creatief en tijdrovend, zo’n werkmethode. Ik begreep toen pas waarom de ene print meer kost dan de andere. De weg ernaartóe is be­langrijk. Het argument “een foto is geen kunst” is daarmee volkomen onderuit geschoffeld.’
'Het klinkt raar voor zo'n grote kerel, maar ik kan daar echt geëmotioneerd van raken'
Hij kocht van haar een foto van met roze ecoline volgezogen paardenbloempluizen. ‘Het klinkt raar voor zo’n grote kerel, maar ik kan daar echt geëmotioneerd van raken.’


Een egoïstisch traject

Contact met de maker of agent is essentieel voor Laurens Meijer, hij koopt niet zonder dat contact, zonder informatie over de totstandkoming. ‘Het leuke extraatje is juist dat je je kunt verdiepen in wat je hebt. Je wordt er daardoor als het ware een beetje deel van. Ik ben niet van de one-off. Ik wil een artiest kunnen volgen want er komt zeker een volgende aankoop.’

Ik koop niet als belegger,’ haast hij zich eraan toe te voegen, ‘Ik heb niet de illusie dat dat werkt. Als je geld wilt verdienen, zijn er betere manieren. De enige juiste reden om iets te kopen is omdat het mooi is. Het is een egoïstisch traject, maar ik ben me wel bewust dat het de maker verder helpt. Als je dan wilt denken in investeringen, dan is het omdat je iemand ondersteunt in het doen van zijn werk.’

Meijer noemt het een uit de hand gelopen hobby. Binnen anderhalf jaar kocht hij elf foto’s voor in totaal meer dan tienduizend euro. In eerste instantie verdwenen ze verantwoord verpakt in een lade, tot zijn vrouw suggereerde dat hij zijn aankopen ook kon ophangen. Het kwam er nog niet van. Door de hevige regenval in het voorjaar is het souterrain van zijn grachtenhuis ondergelopen en de renovatie is nog altijd niet gereed. Het hele huis staat vol met dozen, er slaapt iemand op een matras in de keuken en door de gang ligt een papieren loper tegen het stof. Een deel van de foto’s is door het renovatiebedrijf in een doos gegooid en een ander deel is bij de lijstenmaker. Hij verheugt zich op het moment dat alles eindelijk bij elkaar aan de muur hangt. ‘Ik ben benieuwd naar het samenspel. Wat die roze paardenbloemen doen naast de bijna agressieve passiebloem van Karl Blossfeldt.’
'Ik heb in de cursus geleerd dat je het eigenlijk alleen maar fout kunt doen'
Meijer beweert stellig dat hij zonder problemen zou kunnen ophouden met kopen. ‘De verslaving zit in het kijken, niet in het kopen. Ik zou tevreden zijn met alleen mijn Museum­jaarkaart. Waarom kopen als kunst ook in een museumcollectie terecht kan komen? Dan kunnen andere mensen het ook zien.’

Waarom dan toch kopen? ‘Ik hou van mooie dingen om me heen. Het doet wat met mij. Het is niet een mooi plaatje en ik loop door. Ik kan in het Stedelijk echt een kwartier op een bankje gaan zitten kijken naar een Rothko of een Barnett Newman. Het zuigt me naar binnen, het vreet me op en het spuugt me weer uit. Zo voelt dat ook. Het is meer dan dat ik het alleen bekijk. Uiteindelijk heb ik dat dus ook met fotografie, terwijl ik dat helemaal niet dacht.’

Olga Konsek kan niet wachten om haar muren op te luisteren met fotografie, maar ze aarzelt nog altijd bij het maken van een keuze. ‘Ik heb in de cursus geleerd dat je het eigenlijk alleen maar fout kunt doen. Maar ik kan niet met al die overwegingen rekening houden. Ik moet gewoon iets gaan kopen nu.’ En als ze dan toch niet de juiste keuze gemaakt blijkt te hebben? ‘Misschien past een foto op een bepaald moment iets minder goed in je leven. Maar ik heb liever spijt van iets dat ik wel gedaan heb, dan van iets dat ik heb gelaten.’

Held van het alledaagse ...

$
0
0

Held van het alledaagse

Arjen Schreuder
artikelartikel | Dinsdag 10-09-2013 | Sectie: Overig | Pagina: NH_NL01_010 | Arjen Schreuder
Je kunt op veel verschillende manieren naar transformatorhuisjes kijken. Nuchter beschouwd zijn het niet meer dan omhulsels voor het transformeren van de spanning van elektriciteit die met tienduizend volt vanuit een regionaal onderstation binnenkomt en er met tweehonderddertig of vierhonderd volt via ondergrondse leidingen weer uitgaat, om een buurt of een industrieterrein te voorzien van stroom. Geluidloos doen ze hun werk, onmisbaar voor wat een gemiddeld huishouden of bedrijf nodig heeft. Steeds vaker op afstand bestuurd door distributieautomatisering, dat wil zeggen dat bij storingen snel duidelijk is waar die zich bevinden. De beschikbaarheid van elektriciteit, in Nederland nu 99,996 procent, neemt daardoor toe. Vorig jaar zat een huishouden gemiddeld 27 minuten zonder stroom, veelal na schade door graafwerkzaamheden en de daaropvolgende storing. In de meeste andere Europese landen is de stroomuitval per huishouden vaak meer dan twee keer zo hoog. De transformatorhuisjes worden tegenwoordig standaard geleverd, als zogenoemde.
Tot zover de feiten. Er zijn ook Nederlanders die de duizenden transformatorhuisjes met meer romantische blik beschouwen. Zoals de Bredase vrienden Frank de Haan en Frans Strous. Verslingerd aan respectievelijk het beschrijven en het frontaal fotograferen van de huisjes, hebben zij in drie jaar tijd een collectie van bijna honderddertig gedocumenteerde huisjes opgebouwd. De Haan: We lopen voorbij aan dingen uit een andere wereld waar we geen weet van hebben. Dat geldt bij uitstek voor transformatorhuisjes. Er gaan monteurs naar binnen met een perspectief dat wij niet kennen. Dat is interessant. De mysterieuze huisjes, voorzien van de waarschuwing 'levensgevaar', hebben ook op kinderen doorgaans een grote aantrekkingskracht. De Haan: Wij voetbalden er vroeger altijd tegen. Strous: Je kon er ook goed tegenaan pissen. E�n van de bekoorlijkheden is ook dat de huisjes in al hun eenvoud toch verscheiden zijn. Fotograaf Strous: De moderne trafohuisjes zien er vrijwel allemaal hetzelfde uit. Het is prefab. Toch zijn er nog steeds regionale verschillen. Bovendien zitten er oude monumentale gebouwtjes tussen. Prachtig om te zien. Het mooiste vind ik om al reizend door het land een interessante te ontdekken. De Haan: Soms loop je ergens en je denkt: zo meteen moet ik hier ergens een huisje tegenkomen. Dat is dan vaak ook zo. De transformatorhuisjes zijn volgens het duo helden van het alledaagse, dat wil zeggen: Niemand staat er eigenlijk bij stil, vrijwel iedereen loopt er achteloos aan voorbij. Ze maken technisch veel mogelijk maar vallen zelden op.
Fotograaf Strous zegt te hebben geworsteld met de vraag hoe hij de architectonische hero�ek van de huisjes in het landschap treffend tot uitdrukking kon laten komen. Tot ik ineens bedacht dat ik ze allemaal frontaal moest fotograferen. De vrienden zitten om exemplaren niet verlegen. Vrijwel iedereen die van hun milde gekte op de hoogte is, levert ongevraagd locaties van huisjes aan. Strous: Het is aanstekelijk.
Soms loop je ergens en je denkt: zo meteen moet ik hier ergens een huisje tegenkomen. Dat is dan vaak ook zo XXXX
Foto-onderschrift: Den Helder Breskens Effen Winkel Boxtel Goes Rotterdam
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.

Hoe zie je wat je ziet Unseen ...

$
0
0

Hoe zie je wat je ziet

Pieter van Os
artikel artikel | Zaterdag 07-09-2013 | Sectie: Overig | Pagina: NH_NL05_006 | Pieter van Os

Koop eens een foto. Verzamelaars en verkopers geven tips. 'Laat je niet foppen.' tekst Pieter van Os

Hoe kan dat nou? Op de fotobeurs Unseen, eind deze maand, zal een foto van Michael Wolf te koop zijn voor minder dan duizend euro. Titel: Scout #33. Prijs: 970 euro. Dat is opmerkelijk. De foto's die Wolf maakt, meestal van Chinese flatgebouwen, beginnen doorgaans bij 7.800 euro, om op te lopen tot zo'n 20.000 euro. Dus dit is een buitenkansje om te kopen voor die lege plek boven de bank.
En wat betekent dat? Dat er nog veel meer koopjes zijn op de beurs op het Westergasfabriekterrein in Amsterdam? Hoe weet ik wat ik koop? Waar moet ik op letten?
Er zullen zeker 'koopjes' zijn op Unseen, omdat de beurs nadrukkelijk is bedoeld om ook beginnende verzamelaars te bedienen. Zo hangt de Wolf-foto in een kas, buiten de grote opstelling, in de zogenoemde 'Unseen Collection'. Voor die collectie hebben alle galeries die aan de beurs deelnemen een foto geleverd van minder dan 1.000 euro.
Die prijs is niet helemaal uit de lucht gegrepen. In fotografieland geldt 1.000 euro als de grens tussen liefhebberij en serieuze verzamelwoede. Maar wat bepaalt het verschil tussen een koopje of gewoon een goedkope foto? En waarom is die Wolf zo goedkoop?
Enter: de kenners. Op die vraag naar de Wolf-foto kan ik niet zo een-twee-drie een antwoord geven, zegt Laura Noble. Deze Engelse galeriehouder en samensteller van de essaybundel The Art of Collecting Photography geeft voor Unseen een cursus aan beginnende verzamelaars. Ze vertelt graag over waardebepalende aspecten van foto's, maar zegt ook dat het uiteindelijk neerkomt op een eenvoudig principe: wat de gek er voor geeft. Noble: Kwaliteit van drukwerk, de moeite die in foto's is gestopt, de gebruikte computer- en cameratechnieken; allemaal niet echt van belang. Het gaat om het effect van een foto op de kijker.
Maar verzamelaars zijn niet gek. Hun vurige verlangen beteugelen ze met kennis van enkele wetmatigheden. Zoals: hoe kleiner het formaat, hoe lager de prijs. En: hoe minder afdrukken van een afbeelding bestaan, hoe hoger de prijs. En dus moeten fotografen beperkte oplages op de markt brengen; 'edities'. Sommige verzamelaars vinden vijftien afdrukken van ��n foto al te veel. Verzamelaar Jaap de Bussy: Je verzamelt kunst, niet een product uit de supermarkt. In Amerika, legt verzamelaar en fotograaf Diane van der Marel uit, zijn edities vaak groter. Van Michael Wolfs bestaan 21 afdrukken.
Noble legt uit hoe groot het belang is van de betrouwbaarheid van dit soort informatie. Het komt voor dat een galerie een serie van tien zegt te verkopen, maar dezelfde afbeelding op ander formaat opnieuw tien keer verkoopt.
Limited Editions zijn lang niet altijd zo limited. Laat je daar niet door foppen. Maar hoe check je dat? Moeilijk, zo blijkt. Het gaat om vertrouwen. En ook dat kost geld: serieuze galeries zijn beter te vertrouwen dan semi-anonieme verkopers op het internet.
Voor de prijs van een historische foto is ook van belang of het werk 'vintage' is. Noble: Buiten de fotografie heet tegenwoordig al snel iets vintage, maar niet bij ons. De fotografiemarkt hanteert een heldere definitie: als een foto binnen vijf jaar na de opname is afgedrukt, dan heet zo'n afdruk 'vintage'. Simpel. Is de afdruk later gemaakt, dan mag de verkoper die kwalificatie niet gebruiken.
De Bussy verzamelt vooral foto's van voor de Tweede Wereldoorlog. Voor mij is belangrijk dat de fotograaf de afdruk zelf heeft gemaakt. Dan weet je dat de intentie van de kunstenaar tot uitdrukking is gekomen in de afdruk. Dat betekent overigens niet dat ik nooit een postuum gemaakte afdruk koop; soms staat het budget niet anders toe. Maar ik houd er zeker rekening mee bij de aankoop.
Er zijn ook kopers voor wie het van groot belang is dat beelden zo min mogelijk zijn gemanipuleerd. Diane van der Marel weet dat, maar stelt de retorische vraag: Bestaat niet alle kunst uit manipulatie? Zelf koopt ze vooral werk van documentairefotografen. Daar spelen weer andere kwesties een rol in de waarde. Hoe krachtig is het beeld? Welk verhaal vertelt het?
Maar waarom is die foto van Wolf nu toch zo betaalbaar? Wouter van Leeuwen, de galeriehouder die de foto verkoopt, biedt uitkomst. Het is een testfoto, een voorstudie. Op zoek naar geschikte locaties voor zijn foto's, neemt Wolf een compacte digitale camera mee. Als hij weet welke opname hij wil maken, komt hij terug met een analoge camera met statief en grote negatieven. Net als bij bekende schilders, gaan de kleinere voorstudies van de hand voor een fractie van het 'echte' grotere werk. Foto's van Wolf zijn doorgaans 120 bij 160 centimeter, Scout #33 is 22 bij 32. Van Leeuwen: Die voorstudies maken het ook liefhebbers met een kleinere beurs mogelijk een echte Wolf te kopen. Mooi toch?
Foto's vanaf 35 euro 

We Like Art 
We Like Art wil een nieuw publiek bereiken voor beeldende kunst. Dat doet het weblog door enthousiast te informeren over beeldende kunst van hoge kwaliteit. Biedt regelmatig tips voor kleine kunstwerken en (foto)edities onder de 1.500 euro. welikeart.nl

De wereld van de kunst is – helemaal als je voor het eerst overweegt om kunst te kopen – een moeilijk toegankelijke wereld. Toch is er fantastisch werk te zien, te beleven en te bemachtigen.
Hoge kunst – lage drempels en het verlangen de zaak een beetje op te schudden dat is het uitgangspunt van deze site. We willen hier de vaak naar binnen gerichte kunstwereld voor jou ontsluiten en manieren vinden om enthousiasme over kunst te delen.
We Like Art wil een nieuw publiek bereiken voor beeldende kunst door aanstekelijke besprekingen van kunstwerken. Over werk dat ons raakt en waar wij hebberig van worden. Hoog tijd voor een weblog dat informeert over beeldende kunst van hoge kwaliteit onder de € 1.500.
Ook brengen we zonder enige regelmaat verslag uit vanaf de werkvloer van de kunst met interviews, spannende video’s van atelierbezoeken en besprekingen van must-see tentoonstellingen.
Inmiddels hebben we een uitgebreid archief met besprekingen, veel werk is nog beschikbaar. Bekijk vooral onze nieuwe handige site www.welikeartworks.nl, supermakkelijk om het hele aanbod door te nemen.
Als je interesse hebt in een werk – laat dat ons dan even weten, we helpen je graag verder. Wekelijks maken we een flink aantal bezoekers blij met een nieuw kunstwerk in huis.
Inmiddels krijgen we ruim 10.000 bezoekers per maand, een score waar we heel blij mee zijn!
Foam Editions 
Foam Editions is de galerie van Foam, het fotografiemuseum in Amsterdam. Gespecialiseerd in gelimiteerde prints van jong fototalent. Goedkoopste foto: 'Oma Toos' die een boom hugt, intrigerende kleurenfoto van Jaap Scheeren. Oplage 20, 225 euro. foam.org/foam-editions

In our gallery, Foam Editions, we present a well-considered selection of signed prints by young talented photographers at attractive prices. We also ask internationally and nationally acclaimed photographers who have had an exhibition in Foam Amsterdam or have been published in Foam Magazine to make work available especially for the gallery.

Foam Editions also has an extraordinary selection of photo books, including autographed books and photo books including limited-edition prints.

Foam Editions receives partial financing from Foam Fund. The proceeds are in turn used to establish ongoing educational projects.

Aperture 
De galerie van het sophisticated Amerikaanse fotografietijdschrift Aperture. Internationaal aanbod, vanaf 175 dollar per print. Ook niet-gesigneerde afdrukken van klassieke Amerikaanse fotografen als Paul Strand en W. Eugene Smith. aperture.org/shop/prints

Hema 
Voor de kleine portemonnee: Hema biedt fotografie uit de collectie van het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam. Niet-gesigneerde afdrukken van klassieke foto's van Cas Oorthuys, Frits J. Rotgans en Dolf Kruger. Prijzen tussen de 35 en 95 euro. hema.nl/fotomuseum

Voor minder dan 1.000 euro aan de muur
Van linksboven met de klok mee:

Michael Wolf, 'Scout # 33', 2012, 20 x 32 cm, oplage 21, Galerie Wouter van Leeuwen, 970 euro.


For the fifth in the series Unseen offers you a sneak peek at the work of Michael Wolf available as a part of the Unseen Collection for sale during Unseen. Michael Wolf will be represented by Galerie Wouter van Leeuwen.

Michael Wolf's Scout # 33 will go on sale (including a frame) for €970. The work was made in 2012 and is an edition of 21. For more on the work itself we asked the gallery that told us:

"Scout Shots are preliminary studies. Michael Wolf takes these with a small, digital camera when he is out looking for suitable locations. They are a digital sketchbook which he uses to decide which places to revisit later. Wolf then uses large format cameras and digital backs for the final image.  Michael Wolf (Munich, 1954) won universal recognition and acclaim for his long-standing project on densified architecture in an explosively expanding China. To satisfy the insatiable need for homes and offices, skyscrapers and tower blocks are shooting up everywhere. Because space is so scarce, particularly in Hong Kong, these new buildings stand shoulder to shoulder. Wolf photographed the endlessly repeating patterns of horizontal and vertical lines of the facades with a lens that flattens the image so that all sense of dimension is lost. Nowhere is there a horizon, nor foreground or background, making it is impossible to form an idea of the scale. ‘No-exit compositions’ is the term Wolf uses for these images. He takes his photographs at the end of the working day, when dusk falls and the lights inside are switched on but outside there is still enough light to pick out the detailing on the facades."

Besides Unseen, Wolf's work has been exhibited extensively in galleries and at art fairs throughout the world since 2005, including shows at the Museum of Contemporary Photography in Chicago, at the Museum Centre Vapriikki in Tampere, Finland, and at the Aperture Gallery in New York. Michael Wolf won a first prize in the World Press Photo Award Competition in 2005 (Contemporary Issues Series) and in 2010 (Daily Life Single) on both occasions with topics photographed in Asia.

Fabian Untern�hrer, 'Nothing to lose, 2', 2008, 60 x 42 cm, oplage 5, Galerie Esther Woerdehoff, 750 euro.

Fabian Unternährer was born in 1981 in Basel. He works and lives in Bern, Switzerland. From 2005 to 2007, he studied photography at the Applied Art School in Photography of Vevey (CEPV). In 2012, he received in bachelor degree in Photography from the Zürich University of the Arts (ZHdK). He is now a
freelance photographer since 2007. In 2011, he was awarded the Swiss Press Photo in Art and Culture.

Kim Boske, 'Untitled' (flowers), 2013, 43 x 63 cm, oplage 10 + 3 AP (AP betekent Artist Proof, een proefdruk van de fotograaf, die niet altijd overeenkomt met het eindresultaat), Aando Fine Art, Berlijn, 1.000 euro.


Kim Boske's Untitled (flowers) will go on sale at the Unseen Collection for €1,000. The 2010 Foam Talent studied at the Royal Academy of Art in The Hauge and now lives and works in Amsterdam. We asked the sixth photographer in our Sneak Peak series to tell us a little about her work.

The artist explains that her work can be "described as a body of research in which different moments in time and space run together in a field that seems to embody a determination of time to present proof of its discrete, unique moments". Kim is "fascinated by the systems that exist behind the direct surface of the visual world" and sees the "system of time as a structure that is built up out of smaller, differentiated structures". She describes her own work as "constructions in which layers upon layers of ideas take on a meaning of their own".

About the work itself, Kim told us that, just as people form memories from their every day lives, creating a personal archive that is rearranged every day, her work also builds such an archive that she constantly rearranges. By combining different places in time and space Kim creates, on the one hand, a new 'fictious memory' due to the fact that the image was built by the artist, and on the other, proof of something that's been seen and experienced and recorded. 

Kim Boske will be represented at Unseen by Aando Fine Art. The 2013 work is an edition of 10 plus 3 AP.

Peter Puklus, 'Three tulips and a cake in the bathroom', 2009, 36,3 x 50 cm, oplage 5 + 2 AP, Robert Morat Galerie, 900 euro.
The second in our Unseen Collection Sneak Peak series is a work by Peter Puklus His work, Three tulips and a cake in the bathroom, will go on sale for €900. 

We asked Peter Puklus to give us a little background on the piece:

"I published two books last year: 'One and a half meter' and 'Handbook to the Stars'. The first project is about friends and family, and about the people who used to be close to me at that time (I took the pictures between 2004-2009) and my approach was mostly documenting what I found on spot. I've only very rarely involved myself with the situations I depicted. 

One day I was shooting at home in my previous flat in Budapest. The situation was the following: a bathroom with wonderful lights, a bathtub and a washingmachine. On the machine there was a vase from Herend (a famous and traditional porcelain manufacture in Hungary) which had been a gift to my girlfriend. In the vase were three purple tulips (from me) and a fresh quince jelly cake (also made by me). The composition of those different objects was weird enough on their own but when I looked through the camera I felt I was missing something. So I started looking around and found a whitish-yellowish cardboard that I put behind the tulips, fixing it with red adhesive tape. I looked through the Linhof's ground glass again and thought 'wow'. I felt I was 'creating' something by consciously involving myself with the composition and adding a small piece to the situation - even if it was very small. At that moment I also knew that it was turning point between the projects. I consider this image as the last picture of 'One and a half meter' and the first picture of 'Handbook to the Stars'."

The 2009 work will become available for sale at the fair for €900 and is an edition of 5. Peter Puklus will be represented by Robert Morat Galerie.
Info: Unseen Photo Fair (26-29 sept, unseenamsterdam.com) organiseert met Foam een stoomcursus voor beginnende fotografieverzamelaars, door experts uit de internationale fotowereld. Aanmelden voor 11 sept: via foam.org of 020-5516500.
Foto-onderschrift: Foto Shutterstock / Beeldbewerking studio NRC
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.


TEXTILES: OPEN LETTER Abstraktionen, Textilien, Kunst Bauhaus Perspektief in Textiel SM Amsterdam ...

$
0
0

With works by Magdalena Abakanowicz, Anni Albers, Carl Andre, Leonor Antunes, Tonico Lemos Auad, Thomas Bayrle, Otti Berger, Center for Social Research on Old Textiles (Seth Siegelaub),Yael Davids, Sofie Dawo, Hans Finsler, Elsi Giauque, Sheela Gowda, Eva Hesse, Sheila Hicks, Johannes Itten, Elisabeth Kadow, Paul Klee, Heinrich Koch, Benita Koch-Otte, Beryl Korot, Agnes Martin, Katrin Mayer, Cildo Meireles, Nasreen Mohamedi, Blinky Palermo, Lygia Pape, Walter Peterhans, Josephine Pryde, Florian Pumhösl, Grete Reichardt, Elaine Reichek, Willem de Rooij, Fred Sandback, Desirée Scholten, Johannes Schweiger, Gunta Stölzl, Lenore Tawney, Rosemarie Trockel, and Vincent VulsmaCurated by Rike Frank and Grant Watson
A vague idea for this exhibition which considers the textile as a medium already existed for some years. In fine art, textile material has often only been considered as the medium of the canvas. In so-called applied art, however, and in world history, the textile has been one of the most important media since the dawn of civilisation. Textile creation is perhaps the oldest cultural technology alongside pottery; a technically and aesthetically highly emblematic product of threads of every kind, a fabric, a texture, and an optic and haptic sensory pattern. Textiles as a theme is of some relevance to Mönchengladbach, in quite different ways, starting with late avant-garde art. Pop, Minimal and Conceptual Art, all process- and fundamentally reality-oriented ideas in art after 1960, turned materials into models for structural perception and revealed their cultural substance (say‘fabric’): entirely pure canvases (Piero Manzoni, Lucio Fontana), sewn cotton surfaces (Blinky Palermo), schematic lines, threads, meshes (Francois Morellet), textile clothes and stage props (Joseph Beuys, Mike Kelley, Anna Oppermann, Gregor Schneider), fabrics of object and text (Marcel Broodthaers’ shirts ‚Un coup de dés’). Surrounded by the objects of Mönchengladbach’s exhibition and collection history, this project reaches more deeply into the historical, modern and directly contemporary aspects of the material. It recalls the forgotten importance of textile art to the art of modernism. On the one hand, its importance for the modern utopia – the innovative weaving and textile design at the Bauhaus and the many textile and applied art schools that followed was in both formal and economic-industrial terms probably the most successful department of modern aesthetics (succeeded by anonymous mass production, IKEA and ultimately Manufactum). And, on the other, there is its importance to the broader currents in art and culture history in the 1960s and 70s, when the free textile and multimedia engagements of Fibre Art found a large audience. Textile art was presented at global exhibitions and in biennials of textile art, as well as in leading art venues like the Stedelijk Museum Amsterdam, the Museum of Modern Art, New York, and Kunsthalle Bern. But it still remained separated from the dominant discourse about fine art and categorized as merely design, craft or female art. Mönchengladbach is textile industry city and was titled in earlier times as the Manchester of the Rhineland. The city grew rich with cheap flax and cotton fibres and with its industrialisation of textile manufacturing machines which kept becoming more efficient, fast and automated and were exported worldwide, leading to the city’s own demise as a site of textile manufacturing. Thousands of jobs went to cheaper regions in a process of decline that was a ‘silent death’ compared to the industrial decline of the Ruhr region, but just as dramatic and brutal and is manifested and memorialized today in the textile machine depot of the city’s municipal museum with its wide range of fast, loud, high-technology automats, along with their story as the origin of computer technology. The textile companies of today still have their headquarters for planning, design, logistics, advertising and marketing here, while their production takes place elsewhere. During the prehistory of Museum Abteiberg a textile pattern and sample collection was regarded as an important task for the Mönchengladbach museum, which aimed to be a modern museum for this modern textile city. Citizens and engineers were to understand the city’s long tradition of textile production. Beginning with antique Coptic samples, historical originals were collected in the early 20th century and following World War II. The local aspect of industrial history is also present in the exhibits from the nearby German Textile Museum in Krefeld. There are rare documents by Johannes Itten and his students from the almost entirely destroyed archive of the Höhere Fachschule für textile Flächenkunst in Krefeld, which was initiated in 1932 by entrepreneurs from the lower Rhine region and formed the seed of today’s textile departments at Hochschule Niederrhein.Rike Frank and Grant Watson created TEXTILES: OPEN LETTER as a long-term research project starting in 2012. In cooperation with Sabeth Buchmann and the Academy of Fine Arts Vienna as well as Leire Vergara and Bulegoa z/b in Bilbao, this project is developing a comprehensive new perspective on the textile as a medium. The thematic engagement of TEXTILES: OPEN LETTER is a work in progress. A different focus will follow in 2014 at the Generali Foundation in Vienna with a new selection of objects. A comprehensive publication on TEXTILES: OPEN LETTER with texts and images will finally document the full research. In the context of the exhibition at Museum Abteiberg there will be a series of talks and discussions held at the Abteiberg on 3 October 2013.
TEXTILES: OPEN LETTER
Abstraktionen, Textilien, Kunst
Using a combination of historical and contemporary materials, TEXTILES: OPEN LETTER initiates a reflection on the mutual influence between textile and fine art production. It investigates the ways in which textiles, through their specific form, vocabulary, materiality and cultural history, have shaped artistic language both in the past and present and, how textiles and ‘textile art’ have evolved alongside and in close affinity with formal and conceptual themes in fine art. The works, artefacts, documents, and archives presented in this exhibition testify to the fascinating qualities of textiles - their language of abstraction, their history which derives from one of the oldest cultural technologies, their complex structure and visual poetry. At the same time, the many references that textiles have produce a field of interpretation that point beyond the medium towards a political dimension – for example being situated between applied and ‘free ‘artistic practice, between craft and art, or being associated with female work, industrial labour, commodity and trade. TEXTILES: OPEN LETTER is the attempt to subvert existing conceptions of woven objects and, at the same time, to indicate which qualities were excluded from the conventional canon of (modern) art. The exhibition title “Open Letter” refers to a work by the (Bauhaus) artist Anni Albers from the year 1958 and is therefore to be understood also as an invitation to adopt a new perspective on the influential role of textiles for critical contemporary discourse. 

At Museum Abteiberg, the works selected enter into dialogue with each other and also into a relationship with the museum’s collection history as well as the textile history of the city of Mönchengladbach. The museum’s architectural concept with its closed and open spaces designed by Hans Hollein supports the many cross-references between the current and historical works and creates openings into the collection. Its focus on minimalism and conceptual art places TEXTILES: OPEN LETTER in an art historical context which is not only a key reference for many of the contemporary artists presented in the exhibition, but whose logic also corresponds in many respects to textile production processes. For example the woven structure is based on the interrelation between warp and weft that together produces a grid made through a process of repetition, series, condensation and interruption, while the medium’s relation to both craft and industry means that textiles function at the interface between unique object and reproduction.

The exhibition is not ordered chronologically, but it does follow historical lines and positions that are grouped spatially, in particular the Bauhaus tradition, which developed an aesthetic language across different categories and disciplines, and the Fibre Art movement, that left behind the technical limits of the loom as part of a feminist practice and wanted to establish an autonomous position for textiles within the fine arts. The focus is thereby on the woven structure and on the thread as an organic line as described by Paul Klee whether this is in the form of expansive woven structures, minimalist wall hangings, material experiments, improvisation or strict notation. The short texts compiled for this brochure provide information about individual artists and their works, as well as the documents and archives in this exhibition.
The exhibition was developed in close cooperation with Susanne Titz and is based on the long-term research project TEXTILES: OPEN LETTER that evolved in cooperation with Sabeth Buchmann and the Academy of Fine Arts Vienna as well as Leire Vergara and bulegoa z/b in Bilbao since 2012. In preparation of the exhibition a series of seminars, lectures, film programs and presentations in London, Leipzig, Bilbao, and Vienna explored different perspectives with respect to the mutual influence between art and textile. Documentation and additional information about the project is available at”www.textilesopenletter.info. 
The exhibition at Museum Abteiberg is the first spatial endeavour in this research and will continue in 2014 with another major exhibition at the Generali Foundation Vienna. Also in 2014 a comprehensive publication accompanying the exhibitions and the research will be published in cooperation with Museum Abteiberg and the Generali Foundation.



Jagoda Buic ...



Magdalena Abakanowicz ...


Loes van der Horst ...


“Draden onderschat ik nooit. Ik hou wel degelijk rekening met hun stugge, recalcitrante karakter. Maar… een draad is eerlijk. Hij geeft je de kans om er iets mee te doen. Terwijl het materie is kan je er een vorm mee uitdrukken. En dat wil die draad wel. Voor mij zijn draden niet de bouwstenen van een vorm. Hun temperament is voor mij de vorm.”
Citaat uit de tentoonstellingscatalogus Textiel gebonden (1982): p.12

Luchtige omlijning, 1979
In dit wandkleed heeft Désirée Scholten de techniek van het weven – de structuur van ketting en inslag –zo uitvergroot dat bijna geen weefsel meer over is. De handmatig omwikkelde draden zijn op slechts 24 knooppunten met elkaar vervlochten. Al tijdens haar studie begin jaren vijftig aan de Gerrit Rietveld Academie (toen anders geheten) onderzocht Scholten de mogelijkheden van het weefgetouw. Docente Kitty van der Mijll Dekker spoorde haar leerlingen aan om in de geest van het Bauhaus te experimenteren met kleur, materiaal en textuur. In plaats van te ontwerpen voor de industrie koos Scholten voor het maken van autonome textiele werken. Ondanks de restricties van het weefgetouw wist zij steeds tot nieuwe vormen te komen. Op de academie leerde zij haar man, Herman Scholten, kennen. Samen gingen zij tot de top van de Nederlandse én internationale textielkunst beweging behoren. Het Stedelijk Museum heeft deze stroming op de voet gevolgd en bezit van beide kunstenaars verschillende wandkleden. - See more at: http://www.stedelijk.nl/kunstwerk/29953-luchtige-omlijning#sthash.THohLBX8.dpuf


ABAKANOWICZ, MAGADALENA & BUIC, JAGODA E.A.  Perspectief in textiel. Typ. Wim CrouwelStedelijk Museum Amsterdam. 17 januari t/m 2 maart 1969. Ills. Softcover. * SM Catalogus nr.451. Vernieuwing op het gebied van de textiel. Buic, Carau, Hicks, Sadley, Zeisler e.a. Zwart-wit afbeeldingen. Dutch text. Ant., 1969, 4to., 20 blz., 10 afb., ppb 




Sheila Hicks Silk bas relief for interior of Boeing 747 aircraft, Air France, 1969-1977. Silk on cotton canvas, 53 1/8 in. x 157 1/2 in. Private collection.

Elsi Giauque ...

 Beryl Korot ...




Sofie Dawo ...

Book collection Seth Siegelaub...


Sheela Gowda ...


Mady en Monette Een Parijse tweeling ...

$
0
0

Maja Daniels is a Swedish photographer based in London. Using sociology as a frame of research and approach, Daniels’ work focuses on human relations in a western, contemporary environment.
Recently Maja was selected as the winner of the Contour by Getty Images Portrait Prize, from among 721 applicants. She has also been the recipient of the Taylor Wessing Portrait Prize, and was a second prize winner of the Sony World Photography awards 2012 among others.
Maja shows years of dedication to long-term personal projects such as "Monette & Mady", which follows a pair of identical twins, and "Into Oblivion", which investigated the politics of aging, with a focus on care for those suffering with Alzheimer's disease. But she also does commissioned portraits and reportage for weekly and monthly press.
'Night Contact', multimedia and photography festival in Dalston, East London, on 27th September 2013
What's the greatest picture you didn’t take?
I am obsessed with “unmade photographs”, the constant flow of moments I have “seen” but not “captured”. Those moments keep me (and I’m sure other photographers) going; I keep trying to achieve something that is as good as one of those “non-shots”.
Which photographer would you most like to..
(a) work with?
Gillian Wearing.
(b) talent spot?
I would have loved to be around in the early days when photography was first discovered.
What keeps you awake at night?
My cat, crying outside the bedroom door.
If you hadn't have become a photographer what would you have like to have been?
Sometimes I long for a real job, something very hands on, where one’s time and impact can be measured more easily, like a teacher. Sometimes I long for a job far away from the computer, on a farm or working with animals. But, then, sometimes, I want to be a writer or a hacker. I’d also like to be a politically engaged activist.
Do you have a life philosophy?
Not so much a philosophy, but I believe that hard work pays off and that curiosity is the most important thing to hold onto in life.
How do you germinate ideas for your work?
I meet someone or I see something. This always happen organically although sociology is a great influence, both as an initial attraction to a specific subject matter and as part of my way of making images.
You in three words?
All over (the) place.
What advice would you give to your 16 year old self?
Have some fun!
 Mady en Monette

Ons is geleerd uniek te zijn. De eeneiige tweeling Mady en Monette drijft de spot met die wet – en met ons, eenlingen.
Een Parijse tweeling
Daar gaan ze, door de smalle straten van het elfde arrondissement in Parijs. Twee vluchtige damesfiguurtjes. Hun jassen, hun tassen, hun passen: identique. Voorbijgangers draaien verbaasd het hoofd nog eens om. Zagen ze het nou goed?

Zeker.

Voici Mady et Monette.
Mady heeft de sleutels, Monette het geld. Mady bestelt, Monette betaalt. Zo gaat het, altijd. Ze zijn vastbesloten tot hun dood een eeneiige twee-eenheid te blijven.

Hun moeder hees ieder van hen nog in andere kleren, in een poging de meisjes uit elkaar te kunnen houden. Maar op hun achtste kwamen ze in opstand, ze wilden onafscheidelijk zijn. Sindsdien dragen ze elke dag dezelfde jurken, schoenen, zonnebrillen. Ze wonen samen in een klein appartement, in het gezelschap van hun verzameling tweelingfiguurtjes. Geen van tweeën trouwde, kinderen kregen ze niet. Hoe oud ze inmiddels zijn, weet niemand. Vraag naar hun leeftijd en Mady en Monette zwijgen koket.

Als een van beiden spreekt, spreekt ze meestal namens beiden. Ze zeggen wel ‘ik’, maar bedoelen ‘wij’. Ze eten wat de ander eet, in precies gelijke porties. Als Mady haar servet oppakt, doet Monette dat ook. Dat gaat vanzelf, zegt fotografe Maja Daniels. De zussen zijn eraan gewend. Ze delen niet alleen tafel en bed, ook hun carrière verliep volstrekt synchroon. Rond hun twintigste gingen ze samen het variété in, als The Diamond Sisters maakten ze furore in de Parijse cabarets. Ze liepen naast elkaar over de catwalk in couture van Galliano, dansten in een clip van George Michael en hadden als duo kleine filmrollen in Amélie en Paris, je t’aime.

Kinderlijk plezier
De Zweedse Maja Daniels (1985) woonde bij Mady en Monette om de hoek toen ze in Parijs fotografie en sociologie studeerde. Gefascineerd sloeg ze hen gade: bij de bakker, in het café. Pas toen ze hen jaren later op de markt tegen het lijf liep, durfde ze te vragen of ze een foto van hen mocht maken. Ze hadden iets ongenaakbaars, vertelt Daniels, inmiddels vanuit haar Londense atelier. ‘Aan de ene kant is er die excentrieke uitdossing waarmee ze naar onze aandacht hengelen. Ze vinden het heerlijk om andere mensen te vermaken met hun verschijning, maar écht contact houden ze af. Ze zijn gesteld op de intimiteit van hun samenzijn.’

Mady en Monette spelen met ons, hebben ze Daniels uitgelegd. Met ons: gewone eenlingen of singuliers, zoals de zusjes zeggen. In hun visie zijn eenlingen altijd op zoek naar die ene, alles betekenende zielsverwant, en daarom zo gefascineerd door tweelingen: die hebben elkaar al. Die zíjn met z’n tweeën. En van het verlangen een individu met een eigen identiteit te zijn, hebben de beide Parisiennes naar eigen zeggen geen last. ‘Ze ontlenen hun identiteit aan elkaar,’ zegt Daniels. ‘En waarom zouden tweelingen van zekere leeftijd zich niet meer met kinderlijk plezier in dezelfde uitdossing mogen hullen? Omdat ons geleerd is dat we uniek moeten zijn. Mady en Monette drijven de spot met al die wetten.’

Mysterie
Inmiddels volgt Daniels de tweeling al jaren. Ze bracht lange dagen met hen door, maar heeft nog altijd veel vragen. Of een van hen wel eens verliefd is geworden, bijvoorbeeld, en of ze onderling geen behoefte hebben aan privacy. ‘Toch probeer ik mijn nieuwsgierigheid te bedwingen. De zussen hebben een mysterie om zich heen gecreëerd, dat wil ik niet verstoren.’ Hoogstens wil ze kwijt dat de dames ook wel eens ruzie hebben. Toen Mady op een verkeerd knopje drukte en per ongeluk al hun – uiteraard gezamenlijke – e-mails wiste, mocht ze van Monette een half jaar niet in de buurt van de computer komen.

Onlangs gaf Daniels de zusjes allebei een eigen camera, met de aanmoediging toch vooral foto’s van elkaar te maken. ‘Dat leek me een mooi experiment: ze zijn altijd met z’n tweeën, zien ze dan ook meer dan één? Oftewel: hoe synchroon zijn ze in hun waarnemingen?’

Voor haar serie over de tweeling werd Maja Daniels in september bekroond door het internationale fotoagentschap Getty Images. Ter ere van de prijs exposeert ze vanaf oktober in Galerie Polka in de Parijse Marais. Mady en Monette hebben al toegezegd bij de opening van de partij te zijn. In identieke feestjurken, uiteraard.
12-10-2013











an Index to The Dutch Photobook: A Thematic Selection from 1945 Onwards ...

$
0
0

The Dutch Photobook:

A Thematic Selection from 1945 Onwards

by Frits Giertsberg and Rik Suermondt

The Dutch photobook is internationally recognized for its innovative and collaborative approach between photographers, printers, and designers. Dutch graphic designers have long worked at the forefront of their discipline, often crossing existing boundaries and exploring new territories—qualities that have become an integral part of contemporary Dutch photobook culture.


The current photobook publishing boom in the Netherlands springs from a long-standing tradition of excellence. This tradition precedes WWII, but the aftermath of the war marked a period of particularly close collaboration between photographers and designers. Their contributions led to such unique photography books as Ed van der Elsken’s Love on the Left Bank (1956) and Chili September by Koen Wessing (1973). Innovations such as the photo novel and the company photobook bloomed in the 1950s and 60s. Later, other genres emerged as part of the publishing landscape, including conceptual and documentary works.


The Dutch Photobook features selections from approximately one hundred historic, contemporary, and self-published photobook projects, including landmarks such as Hollandse taferelen by Hans Aarsman (1989), The Table of Power by Jacqueline Hassink (1996), Why Mister Why by Geert van Kesteren (2006), and Empty Bottles by Wassink Lundgren (2007).


Dutch photo historians Frits Gierstberg and Rik Suermondt contribute several texts on the history of the genre, the collaborative efforts between photographers and designers, and their inspiration and influences, to complement the special, high quality reproductions of photobooks. Award-winning designer Joost Grootens contributes unique charts and diagrams that bring all of these elements together, forming a visually unique map of the Dutch photobook.

Frits Gierstberg is the head of exhibitions at the Nederlands Fotomuseum in Rotterdam and Extraordinary Professor of Photography at the Erasmus University Rotterdam. An art historian, curator, and critic, he has published numerous books on Dutch and international photography.

Rik Suermondt is a photo historian and member of the Board of the Urban Photography Utrecht (SFU). He is the author of many articles and books, including In Dutch Eyes—A New History of Photography in the Netherlands (2007). - See more at: http://www.aperture.org/shop/books/the-dutch-photobook#sthash.Dw92BKqe.dpuf

Het Nederlandse fotoboek




Begin 2012 verscheen Rik Suermondt en Frits Gierstberg, Het Nederlandse Fotoboek (NAI Publishers), een overzicht van Nederlandse fotoboeken sinds 1945. Opzet en selectie maken duidelijk dat hier gestreefd is naar een gezaghebbend boek, hoewel over de selectie wel enige discussie is ontstaan. Er zijn veel goede Nederlandse fotografen en er zijn in de afgelopen decennia erg veel erg goede fotoboeken geproduceerd. Critici wijzen er dan ook vooral op dar er meer fotoboeken in Het Nederlandse Fotoboek hadden moeten worden opgenomen.

Het overzicht is dus in zoverre gezaghebbend dat de besproken fotoboeken zeker een plaats verdienen in een lijst van toonaangevende producties. Veel van de besproken boeken zijn nog verkrijgbaar bij de Nederlandse antiquaren, vaak in zeer goede staat en voor verrassend schappelijke prijzen.

Klik op de titel om naar het boek te zoeken
Klik op de naam van de fotograaf om meer werk van haar/hem te vinden

Studio Joost Grootens: The Dutch Photobook from Studio Joost Grootens on Vimeo.

100 jaar GrassoViolette Cornelius en Carel Blazer
101 BillionairesRob Hornstra
24 uur AmsterdamKees Scherer
33 Still LivesAnton Corbijn
50 jaar Bruynzeel 1897-1947Carel Blazer en Eva Besnyö
A Hundred Summers, A Hundred WintersBertien van Manen
Aarsman’s AmsterdamHans Aarsman
Achter glasJohan van der Keuken
AlphabetGeert Kooiman en Ed van der Elsken
AmsterdamDirk de Herder
Amsterdam tijdens de hongerwinterDiverse fotografen
Any Resemblance to Existing Persons in Purely CoincidentalMartine Stig
BagaraEd van der Elsken
Baghdad CallingGeert van Kesteren
BBBCas Oorthuys
Blauwe maandag, Diverse fotografen
Bonjour ParisCas Oorthuys
BouwlustTheo Baart
Car GirlsJaqueline Hassink
Checked BaggageChristien Meindertsma
ChessmenErwin Olaf
Chili september 1973Koen Wessing
De draad van het verhaalCas Oorthuys
De JordaanDolf Toussaint
De kater van het gelijkMichel Pellanders
De letter op straatViolette Cornelius
De Politiekapel van SurinameSara Blokland
De ramp, Diverse fotografen
De schoonheid van ons landCas Oorthuys, Hans Sibbelee e.a.
De slak op het grasveldOscar van Alphen
De verbinding, Diverse fotografen
De wereld van Van GoghEmmy Andriesse
DeltaAart Klein
Diamond MattersKadir van Lohuizen
Dit hap-hap-happens in Amsterdam&author=jaringCor Jaring
Droom in het woudAta Kando
East Wind West WindBertien van Manen
Een liefdesgeschiedenis in Saint-Germain des PrésEd van der Elsken
Een staat in wordingCas Oorthuys
EindhovenMartien Coppens
Empty BottlesWassinkLundgren
En alles daartussenCor van Weele
_en WillemWillem Popelier
ExactitudesAri Versluis, Ellie Uyttenbroek
FamouzAnton Corbijn
FlamboyaViviane Sassen
FrimangronWillem Diepraam
GiflandschapWout Berger
Go No GoAd van Denderen
Hassan & HoesseinMartijn van de Griendt
HEWim Davids
HeartbeatMachiel Botman
Het rijke onvermogenOscar van Alphen
Hollandse taferelenHans Aarsman
Hollandse veldenHans van der Meer
HYDEKoos Breukel
I Am - Paradox IdentityIlse Frech
Impressies 1945Martien Coppens
In Almost Every Picture #1-10Erik Kessels
In den BeginneLaura Rous, Hans Samsom
Industriële zoneDolf Toussaint
InterpolisFrank van der Salm
JazzEd van der Elsken
Jeffersonville, IndianaDana Lixenberg
Jong HollandGerard Wessel
KervenRoy Villevoye
LandbouwCas Oorthuys
LiberoPetra Stavast
Losing One’s HeadPaul de Nooijer
Losing One’s PhotosPaul de Nooijer
Memory TracesCary Markerink
MensenstroomBart Sorgedrager
MimicryJudith van IJken
MiserereMarrie Bot
MISTNiels Stomps
Monsters van de PeelMartien Coppens
Neem nou HennyMichel Szulc Kryzanowski
Oma ToosJaap Scheeren
Oog om oogSanne Sannes
Op de grens van land en zeeMartien Coppens
Oranje Nassau MijnenNico Jesse
Paradiso StillsMax Natkiel
Paris - New York - ShanghaiHans Eijkelboom
Paris mortelJohan van der Keuken
Phantom CityKim Bouvy
Planned landscapesGer Dekkers
PlayCarel van Hees
Playing BordersAnouk Kruithof
PLEM 1909-1959, Diverse fotografen
Portrait/Landscape, MacedoniaCuny Janssen
Portraits & CamerasHans Eijkelboom
RainchildMachiel Botman
Regarding NatureMarnix Goossens
Reportages in licht en schaduwEmiel van Moerkerken
Rotterdam, dynamische stadCas Oorthuys
Rotterdam, stad en havenFrits Rotgans
Rotterdams kadeboekHans Werlemann, Alan David-Tu
SahelWillem Diepraam
Seconds FirstHenze Boekhout
SequencesMichel Szulc Kryzanowski
Sex a gogoSanne Sannes
ShelterHenk Wildschut
SnelwegTheo Baart, Cary Markerink
Sweet LifeEd van der Elsken
The Kaddu Wasswa ArchiveAndrea Stultiens
The Table of PowerJaqueline Hassink
The Wretched SkinKoos Breukel
Theorie van de straatPaulien Oltheten
Tokyo TokyoWassinkLundgren
TroostmeisjesJan Banning
Upset DownPaul Bogaers
Van de Tijd en de TropenHannes Wallrafen, Arnold Theodore Williams
Verzonnen verledenKorrie Besems
Virgin Sperm DancerAnna Beeke
Voyage botaniquePaul den Hollander
Vuur aan zeeDiverse fotografen
Wegen naar morgenCarel Blazer
Wherever you are on this planetGerald Van Der Kaap
Why Mister, Why?Geert van Kesteren
Why NotOtto Snoek
Wij zijn 17Joan van der Keuken
Willem RuysCarel Blazer
Youth is an ArtDaan van Golden
[Hongaarse vluchtelingen] 1956 Ata Kando, Violette Cornelius


Trailer Dutch PhotoBook from Aperture Foundation on Vimeo.






















Dit zijn geen spontane foto’s ...

$
0
0

Dit zijn geen spontane foto’s


Fotografie - Philip-Lorca diCorcia regisseert de werkelijkheid die hij wil betrappen. Met dank aan Hopper en Caravaggio.
Fotograaf Philip-Lorca diCorcia
Plotseling valt iemand op. Die vrolijk met haar vriendinnen kletsende vrouw. Ze zit kaarsrecht op haar stoel in een vaporetto die in het water van Venetië dobbert op een zonovergoten dag. Ze ziet er uiterst verzorgd uit: blond geverfd haar, een zonnebril met roze montuur en een elegante zwarte jurk met een geraffineerd breed en diep uitgesneden decolleté. Ik ben geen tietenman, maar zo opgediend is deze borstpartij onontkoombaar. De vrouw is er fier op en wierp haar trots nadrukkelijk in de strijd. Alles aan haar houdt de belofte in dat het leven vurrukkulluk kan zijn.

In ‘gang, gebaar en blik’ van mensen op straat, in ‘het kortstondige, het vluchtige, het toevallige’ ligt niet alleen de essentie van elk moment, maar ook die van een tijd besloten. Om te spreken met Charles Baudelaire, de flaneur der flaneurs. De impressionisten in de late negentiende eeuw knoopten de observatie van Baudelaire in hun oren. Zij lieten zich frapperen door ‘het moderne leven’. Taferelen op straat, in salons, theaters en bordelen figuurzaagden ze uit het leven van alledag en brachten ze over op hun doeken. Menige straatfotograaf volgde dat voorbeeld en liet zich leiden door een coup de foudre, door liefde op het eerste gezicht.

Maar de weelderige vrouw in de vaporetto is niet alleen uit het leven gegrepen, ze zou ook een actrice kunnen zijn in een film van Fellini. Of betrapt zijn door de Amerikaanse fotograaf Philip-Lorca diCorcia (Hartford, 1951). In diens oeuvre zijn feit en fictie, leven en kunst onontwarbaar verknoopt, je struikelt over de paradoxen. De vlootschouw van zijn oeuvre is vanaf deze week te zien in museum De Pont in Tilburg.

Zijn opnames van mensen op straat in vele steden van de wereld lijken te zijn ontstaan door toeval en willekeur. Passanten gaan volledig op in hun dagelijkse doen. Liefde op het eerste gezicht lijkt de drijfveer van de fotograaf. Zo heeft hij een man betrapt met een ouderwetse leren reistas in zijn ene hand en een plastic boodschappentas in zijn andere. Op een andere foto, genomen bij een kruispunt op Broadway in New York, is een maalstroom van mensen te zien: mannen met bretels of cowboyhoed, toeristen, immigranten en een Upper East Side-lady met een opvallend rode designjurk en bijpassende rode hakken. Haar gelaat is een ruïne, de plastische chirurgie die zij heeft laten uitvoeren, is niet helemaal gelukt. Zoals iedere straatfotograaf heeft diCorcia wat met gezichten. De oudere politieagent die hij fotografeerde, heeft een gezicht als een reptiel dat zijn ogen neerslaat. De grap is dat je na een bezoek aan de tentoonstelling in Tilburg op straat vele foto’s van diCorcia voorbij ziet komen.

Filmische kwaliteit
Tot zover de registratie, waarbij Philip-Lorca diCorcia de hand schudt van impressionisten als Gustave Caillebotte en Édouard Manet, maar ook van straatfotografen als Robert Frank en Henri Cartier-Bresson. Maar zo eenvoudig is het niet, bij diCorcia is er meer aan de hand. Kijkend naar de man met de reis- en boodschappentas zien we een dolende, verloren ziel. De meute op een kruispunt van Broadway is een dwarsdoorsnede van de bevolking in een grote westerse stad. De agent met het gezicht als een reptiel is de personificatie van de uitgebluste autoriteit. Hij staat in de schaduw, terwijl zijn gelaat volop licht vangt, alsof een straal zon door de wolken breekt. En de fotograaf heeft hem geïsoleerd van zijn omgeving in de vorm van een borstbeeld. DiCorcia heeft hem als het ware versteend, hij maakt een staatsieportret van een anonieme politieagent. Dit zijn geen momenten of mensen die onverwacht frapperen, hier is over nagedacht.

DiCorcia regisseert wat hij wil registreren. Zijn mensen op straat heeft hij beschenen met kunstlicht dat zo verdekt staat opgesteld dat voorbijgangers het niet opmerken en zich daardoor onbespied wanen. Op het moment dat ze op de juiste plek in het licht stappen, neemt diCorcia de foto. Vervolgens selecteert hij uit de duizenden opnames zijn beste foto’s. Ongetwijfeld volgens de criteria van Baudelaire: op ‘gang, gebaar en blik’.

Door die regie verandert hij een feit in fictie. De foto’s krijgen suspense en een filmische kwaliteit, ze worden verhalen die ergens in het midden beginnen en geen kop of staart hebben. ‘Niets is nieuw of werkelijk, daar ga ik van uit,’ legt diCorcia in de catalogus bij de overzichtstentoonstelling van zijn werk uit. ‘Die scepsis onderstreept zowel mijn manier van werken als de zoektocht naar een objectieve waarheid.’ Ja hoor, daar is ze weer: de waarheid. Als het om fotografie gaat, is de waarheid het hoogaltaar waarvoor geknield moet worden. DiCorcia denkt daar wat genuanceerder over. ‘De rol van fotografie als verificatie van de wereld is verloren gegaan,’ beweerde hij op een symposium over de vraag of fotografie een aflopende zaak is. ‘De werkelijkheid is een parallelle wereld geworden met fotografen die terugkeren met verscheidene versies van hoe het er werkelijk uitziet. En niemand die nog een van hen gelooft.’ In de vele interviews met diCorcia op YouTube kijken we naar een vriendelijke man van in de zestig en luisteren we naar een professor.

Honden kijken porno
De waarheid kan in scène worden gezet. Die oude retorische truc heeft diCorcia tot grote hoogte ontwikkeld. Met dank aan Edward Hopper en Caravaggio. Het drama dat Hopper zich buiten beeld laat afspelen, in combinatie met het dramatische licht van Caravaggio. DiCorcia construeerde indrukwekkende series met deze ingrediënten. Paaldanseressen die als gevallen engelen sculpturaal tussen hemel en aarde zweven en mannelijke prostitués op de Santa Monica Boulevard in Hollywood. Ze zijn acteurs die optreden in hun eigen film.

Alles aan die foto’s is bedacht. Zo instrueerde DiCorcia een assistent op de plaats waar hij de stoephoer had gedacht precies welke houding aan te nemen, zorgde dat het licht in orde was en maakte een polaroid. Pas na al die voorbereidingen ging hij op zoek naar een kandidaat. Die betaalde hij het bedrag waarvoor ze hun seksuele diensten aanboden. Todd. M. Brooks, 22 years old, Denver, Colorado, $40 luidt de zakelijke titel van een van de foto’s. Kijkend naar een blonde jongen met een enigszins uitgemergeld gezicht op de achterbank van een auto zien we een droom die in duigen is gevallen.

Alles aan die foto’s is bedacht, terwijl ze eruitzien alsof ze intuïtief zijn ontstaan. Alles lijkt terloops, maar niets is toevallig. DiCorcia maakt foto’s zoals een auteur een roman schrijft, een regisseur een film opneemt en een schilder de compositie van een doek monteert. Zijn foto’s zijn bastaarden van document en snapshot. Zo bevrucht hij de genres en rekt de grens van het medium op. Zijn foto’s gaan over fotografie en smeden van het alledaagse een krachtige metafoor. Hij zet een conceptueel strenge blik en methode in om onnadrukkelijk en met sympathie de tragiek van het leven aan de orde te stellen.

Ook zijn jongste fotoserie East of Eden is daar een voorbeeld van. De schilderijen van Edward Hopper en de jongste film van Woody Allen, Blue Jasmine, zijn niet ver weg. De serie gaat over de maatschappelijke ontreddering die de kredietcrisis teweeg heeft gebracht. Kijkend naar een vrouw die gelaten uit het raam kijkt van haar hotelkamer terwijl op de tv een orkaan voorbijraast, zien we de samenleving in duigen vallen. Kijkend naar de twee Perzische windhonden die in een smetteloze huiskamer naar een pornofilm op tv kijken, zien we decadentie en de grote verveling. In werkelijkheid keken de honden naar Bambi, de tekenfilm, verklapte diCorcia. Hoe dan ook, de lens van zijn camera gaat de observatie voorbij, die lens stelt vragen.

YouTube
De bedoelingen van diCorcia
Introductie op het huidige retrospectief van diCorcia, geproduceerd door de Schirn Kunsthalle in Frankfurt, waar de tentoonstelling eerder was te zien. Inclusief een kort gesprek met de fotograaf, die even laconiek als serieus zijn bedoelingen uitlegt.


YouTube
Argeloze hoofden
In dit filmpje van Tate Modern verklaart diCorcia hoe de serie Heads (2000-2001) tot stand is gekomen: passanten op Times Square in New York, die niet in de gaten hadden dat ze werden gefotografeerd.


‘Philip-Lorca diCorcia. Foto’s 1975-2012’, Museum De Pont, Tilburg, t/m 19 januari
12-10-2013

Wilde jongens Anton Corbijn The Beginning ...

$
0
0





18 oktober 2013 »

DoorPhotoQ

Anton Corbijn is gastredacteur van de nieuwste editie van DeLUXE, de glossy bijlage van NRC Weekend die komende zaterdag verschijnt. De veertiende editie van DeLUXE werd door Martijn Standaart, commercieel directeur NRCMedia, onthuld tijdens de VIP-lancering in Club ABE in Amsterdam in het bijzijn van trouwe adverteerders en relaties, aldus een persbericht van de krant.

Het persbericht meldt verder:
In het begin van zijn carrière fotografeerde muziekliefhebber Anton Corbijn vooral muzikanten. Later werkte hij ook met acteurs, regisseurs en schilders, om vervolgens ook zelf te gaan regisseren en schilderen. Hij werd bekend met portretten van David Bowie, Björk, Elvis Costello en koningin Beatrix en regisseerde videoclips voor bands als U2, Metallica, Roxette, Coldplay en Nirvana.

‘Nog belangrijker dan de teksten in deze editie van DeLUXE zijn de foto’s, want die zijn bijna allemaal van Corbijn zelf,’ zegt Peter Vandermeersch, hoofdredacteur van NRC Handelsblad. ‘We hebben een interview met Corbijn en laten ook de inmiddels 82 jaar oude John le Carré aan het woord, de schrijver van het boek A Most Wanted Man, dat Corbijn verfilmde.’ Verder wordt aandacht besteed aan de tweeduizend speeltuinen in Berlijn en een bijzonder schoolproject in Ethiopië, dat Corbijn bezocht om foto’s te maken voor de 65e editie van de kinderpostzegels.

De VIP-lancering van de 14e editie van DeLUXE werd mede mogelijk gemaakt door Club ABE, Moët en cateringbedrijf Gewoon & Meer.

Over DeLUXE
DeLUXE verschijnt al ruim twee jaar 3 keer in het voorjaar en 3 keer in het najaar als magazine bij NRC Weekend. Elke editie van DeLUXE wordt gemaakt met een gastredacteur, die een absolute expert is binnen zijn of haar vakgebied. Zo verleenden eerder Dries van Noten, Rem Koolhaas, Eva Marie Westbroek, Hussein Chalayan, Jessica Durlacher en Leon de Winter, Adrian van Hooydonk, Erwin Olaf, Benedikt Taschen, Lidewij Edelkoort, Wim Pijbes, Piet Hein Eek en Haider Ackermann hun medewerking. DeLUXE onderscheidt zich door de inhoud en de benadering van lifestylethema’s, maar ook door het opvallend grote formaat, aldus nog steeds het persbericht.



Advertising from Colonial Indonesia 1890-1942 ...

$
0
0

Reclame in Indië
Arak
De tentoonstelling schetst aan de hand van een rijke verzameling affiches, advertenties en reclameplaten de geschiedenis van de reclame in Nederlands-Indië tot de Tweede Wereldoorlog begon. Het laat zien hoe de kolonie in de eerste decennia van de twintigste eeuw moderniseert en er zich een volwassen reclamebranche ontwikkelt die niet veel onderdoet voor die in het moederland. Reclame duikt overal op: producten van Verkade, Philips, Droste, General Motors en Van Nelle vinden gretig aftrek en worden in het Nederlands, Maleis en Engels aan de man gebracht.
Opvallend is de kunstzinnigheid en professionele kwaliteit van de geëxposeerde affiches. Daarnaast geeft de tentoonstelling aan de hand van tientallen andere reclame-uitingen, als kofferlabels, menu's, folders en passagierslijsten hoe reclamemakers zich laten leiden door de Indische cultuur. Een aanrader voor iedereen die Indië een warm hart toedraagt.

Boek uitgave
Bij deze expositie is door de Stichting ReclameArsenaal een boek uitgegeven onder de zelfde titel als de tentoonstelling. Het is de eerste keer dat er een Nederlandse studie is verricht naar dit fenomeen. Gastconservator en samensteller van dit boek Drs. Maartje Brattinga is er in geslaagd aan de hand van vele niet eerder geraad-pleegde bronnen en tal van reclame uitingen een boeiend beeld te schetsen van het nog weinig ontgonnen terrein van de reclame-geschiedenis in Nederlands-Indië.


Voor alles werd in Indi� kleurrijk reclame gemaakt

Kester Freriks
artikel artikel | Woensdag 23-10-2013 | Sectie: Achterpagina | Pagina: NH_NL01_020 | Kester Freriks

Nederlands-Indi�

In Hoorn worden affiches uit Nederlands-Indi� getoond. De toeschouwer van nu ziet een opvallende neiging tot kolonialisme.

Midden op een kruispunt in Batavia, in het voormalige Nederlands-Indi�, maakt een reusachtige bierfles reclame voor Lamberti Bier. De metershoge fles is, opmerkelijk genoeg, onderdeel van een verkeerszuil. Het is 1924. Ook elders in Batavia roept reclame alom de aandacht, zoals voor melkpoeder, insecticiden, kunsttentoonstellingen en de post- en passagiersvluchten van de KLM.
Reclame met behulp van affiches, posters en zelfs levensechte bierflessen is een belangrijk onderdeel van de koloniale samenleving. In het Affiche Museum in Hoorn is een schatkamer aan affiches uit de archipel tentoongesteld onder de titel
Tegelijk verscheen een rijk ge�llustreerde overzichtscatalogus, samengesteld door gastconservator Maartje Brattinga.
Reclame in Indi� heeft een heel ander karakter dan reclame in het moederland. Omdat een groot deel van de inlandse bevolking analfabeet was, moest de beeldtaal aansprekend en helder zijn met opvallende kleuren. Bovendien dienden de affiches uiteenlopende bevolkingsgroepen aan te spreken: Europeanen, Chinezen en Indonesi�rs. De ontwerpers bereikten grote artistieke hoogte. Java en Bali heten de paradijzen van het oosten, bereikbaar dankzij steeds comfortabeler en sneller scheep- en luchtvaartverbindingen. Wervelende affiches lokten de mensen erheen.
Voor alles werd in Indi� reclame gemaakt; het was een gulzig eilandenrijk dat zich tegoed deed aan Europese producten. De geur van Boldoot, chocolade van Tjoklat, tandpasta van Club, boter van Blue-Band, radiomuziek van Philips, bier van Heineken of Anker, sigaren van Karel I, mondwater van Odol: op elke straathoek tot in de verste uithoeken lonkte reclame.
Straataffiches zijn kwetsbaarder dan de argeloze kijker vermoedt, zeker in tropische omstandigheden met hitte en vocht. Daarom is het bijzonder dat Brattinga in verborgen hoeken van archieven tal van affiches heeft ontdekt. Beroemd zijn de affiches van Rotterdamsche Lloyd, de Stoomvaart Maatschappij 'Nederland' en de Koninklijke Paketvaart-Maatschappij (KPM) met roemruchte, trotse passagiersschepen als de SS Rembrandt en de SS Rumphius.
De toeschouwer van nu ziet, wellicht scherper dan vroeger, een opvallende neiging tot kolonialisme. In 1909 adverteerde het Official Tourist Bureau met een affiche waarop de bezoeker active volcanos, botanical gardens en good modern hotels worden beloofd. Het beeld dat erbij hoort spreekt boekdelen: een zwarte trein stuift door het landschap. Erboven, als een reus, torent een blanke koloniaal uit, wijdbeens staand, gewapend met stok en verrekijker. De stoomtrein rijdt tussen zijn benen door, waarop hij vanaf de hoogte neerkijkt. Dit is niet zomaar een toerist, dit is een triomfantelijke West-Europeaan die heerst over het land.
Info: Reclame in Indi�. Affiche Museum, Hoorn. T/m 22 dec. Inl: affichemuseum.nl
Foto-onderschrift: Reclameposters uit Nederlands-Indi� voor Kris bier (ca. 1930) en de Rotterdamsche Lloyd (1931).

Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.



















Kunstkaart Schrijf ik ... Gerrit Kouwenaar Ed van der Elsken Photography

$
0
0

 Author: KOUWENAAR, GERRIT., KWADRAAT-BLAD., QUADRAT-PRINT; STEENDRUKKERIJ DE JONG. ED.
Title: Kunstkaart. Schrijf ik.
Description: Hilversum, De Jong, december 1955. Vouwblad 6 pag. . Met foto van Ed van der Elsken, kleurenlitho van Lucie Kurpershoek-Visser en gedicht in handschrift en typoscript van Gerrit Kouwenaar Schrijf ik. . 








Degas in Tbilisi ...

$
0
0

Degas in Tbilisi

Al ruim twintig jaar danst folkloristisch gezelschap Erisioni in een verwaarloosd, verzakt theater in Tbilisi. Zo mooi kan vergane glorie zijn. Foto's: Sofie Knijf.Al ruim twintig jaar danst folkloristisch gezelschap Erisioni in een verwaarloosd, verzakt theater in Tbilisi. Zo mooi kan vergane glorie zijn. Foto's: Sofie Knijf.
Even lijkt het nog of het ritmische trommelgeluid voortkomt uit de pruttelende vrachtwagens die voorbijrijden. Maar als we langs de nietszeggende entree lopen, wint de muziek het van het harde verkeersgeluid. In de donkere gang versmelten verschillende ritmes en geluiden tot een echoënde kakofonie. De conciërge zit onder een zwak schijnsel op een stoel en laat zijn zwarte kater kunstjes doen. Het beest springt atletisch op en neer. In de gang staat een rij theaterstoelen die zonder uitzondering gehavend zijn. Er liggen kledingstukken, schoenen en witte bandages. Aan het eind van de gang klinkt getrippel en vanuit het donker schiet een rij kleuters in zwarte pakjes voorbij. Ze rennen opvallend gestructureerd de keizerlijke trap op. Boven het bordes hangt een grote vlag. ‘Erisioni 1885’.

Eind negentiende eeuw was dit vervallen gebouw een van de grotere cultuurtempels van Tbilisi. Bekende dans- en theatergezelschappen repeteerden er en traden er op. Maar na de invasie door het Rode Leger in 1921 werd het pand ingenomen door Russische militairen. Hoge officieren in dienst van de Sovjet-Unie hielden er kantoor. Na de val van de Sovjet-Unie werd het ernstig verwaarloosde gebouw teruggegeven aan de cultuur. Vanwege gebrek aan alternatief trok Erisioni erin, een gecombineerd gezelschap van professionele dansers en jongeren in opleiding. Al meer dan twintig jaar dansen ze tussen de lekkages, scheuren en verzakkingen, die met het jaar ernstiger worden. Een renovatie kan het gezelschap niet opbrengen.
Al meer dan twintig jaar dansen ze tussen de lekkages, scheuren en verzakkingen, die met het jaar ernstiger worden.Al meer dan twintig jaar dansen ze tussen de lekkages, scheuren en verzakkingen, die met het jaar ernstiger worden.
Vooral kapot

De brede trap leidt naar een verdieping met een doolhofachtig gangensysteem. Er zijn verschillende zalen en bijzalen waar gerepeteerd wordt. Uit elke hoek klinkt een ander geluid: zacht gegiechel, hard gebonk, geschreeuw van een lerares of een jankende accordeon. De trap naar de bovenste verdieping is afgezet met rood lint en de deur naast de grote zaal is dichtgetimmerd. Het gebouw wordt langzaam maar zeker onbegaanbaar, maar de dansers lijken hun dansstijl er niet op aan te passen. In de grote zaal repeteert een groep stampende jongens met zwepen en zwaarden, aangestuurd door een autoritaire leermeester. De zaal ernaast is gevuld met gracieuze meisjes in lange zwarte jurken die als een slang over de vloer glijden. De witte tule verhult hun vliegensvlugge passen.

Erisioni claimt het oudste volksdansensemble van Georgië te zijn. En dat moet in ere gehouden worden. De voorstellingen dragen titels als Georgian Legend en Georgian Treasure en het zwart-gele ensemble-embleem wordt verrijkt met een dikgedrukt ‘1885’. Djemal Chkuaseli, sinds 1987 artistiek directeur, duldt geen vernieuwing of verandering. Een staatsieportret met snor en kostuum prijkt aan de wand van een van de kantoren. Zijn twee kleindochters dansen ook bij het gezelschap. De oudste is op tournee met de professionele groep, de jongste danst alleen ‘om de Georgische cultuur in stand te houden’. Ze is niet lang genoeg om professioneel danseres te worden.
De traditionele passen, die samen de weerbarstige geschiedenis van Georgië moeten verbeelden, worden met harde hand ingestudeerd.
Er wordt een aantal vaste dansen gedoceerd, zoals de romantische ‘kartuli’, als lofzang op de deugdelijkheid van de vrouw, en de militaristische dans ‘khorumi’, waarin de Georgische soldaat wordt verheerlijkt. De traditionele passen, die samen de weerbarstige geschiedenis van Georgië moeten verbeelden, worden met harde hand ingestudeerd. In de meest vervallen zaal bereidt een groep van dertig kleine kinderen zich voor. De meisjes draaien aan de barre hun handpalmen op en neer en de jongens zwachtelen hun voeten in met dikke katoenen lappen. De lerares klapt in haar handen: ‘Erti, ori, sami…’ Met kaarsrechte rug en gespreide armen springen de jongetjes hard op de punten van hun tenen. Het ziet er oncomfortabel uit, maar hun gelaatsuitdrukking verraadt geen emotie. Als het niet goed genoeg is, trapt de lerares even op een voet of hamert ze op een klein ruggetje. Tradities moeten immers zo correct mogelijk worden overgeleverd.
Als het niet goed genoeg is, trapt de lerares even op een voet.Als het niet goed genoeg is, trapt de lerares even op een voet.
Ook de kostuums zijn al decennia hetzelfde. Voor elke dans is er een andere vaste outfit. De lange nepvlechten en witte sluiers zijn be
stemd voor de kartuli, de pakken met kaplaarzen en harige mutsen voor de bergdans ‘kazbeguri’. De kleermakersruimte op de begane grond ligt vol met mallen, stoffen en patronen. Twee oudere mannen zijn bezig met een partij leren laarzen. De naaimachine ratelt door de kleine ruimte.

In de gang komt een groepje jonge danseressen naar ons toe. Waarom we zo geïnteresseerd zijn in dit lelijke oude gebouw. De ietwat bombastische uitleg over vergane glorie-esthetiek, Degas-achtige sferen en de bijzondere combinatie van vitaliteit en vergankelijkheid wordt met glazige blikken beantwoord. Het gebouw is toch vooral kapot? Ze zouden maar wat graag verhuizen. De directie wacht al een paar jaar op de oplevering van een nieuw gebouw aan de rand van de stad. Met fatsoenlijke kleedkamers, ventilatie, douches die werken en misschien zelfs een lift. Ze hopen volgend jaar echt te kunnen verhuizen. Of het jaar daarop. Het is onbekend wat er daarna met het oude gebouw zal gebeuren, maar het lijkt de danseressen weinig te kunnen schelen. De Georgische dans zal voortbestaan, daar hebben ze het gebouw niet voor nodig.
Meer prachtige foto's vind je in Vrij Nederland #44 en in het filmpje hieronder. En zie ookIk word llater ...

31-10-2013




Het sprookje van Poetin ...

$
0
0

Het sprookje van Poetin

Tracy Metz
Recensie Recensie | Donderdag 31-10-2013 | Sectie: Cultureel Supplement | Pagina: NH_NL04_006 | Tracy Metz

Fotografie The Sochi Project

Sinds 2009 werken fotograaf Rob Hornstra en journalist Arnold van Bruggen aan The Sochi Project, over de toekomstige olympische stad. Hun foto's en verhalen zijn nu te zien in Antwerpen.

Hamzad Ivlojev is een verbitterd man. Hij was politieagent in Ingoesjeti�, in de noordelijke Kaukasus, en had dienst toen het politiebureau 's nachts werd aangevallen. Om zijn collega's te redden wierp hij zich op een handgranaat. Nu mist hij beide benen, een arm en een oog. Het was allemaal voor niets, zei hij tegen journalist Arnold van Bruggen. Ik offerde mezelf op voor een stel lafaards. Fotograaf Rob Hornstra heeft hem geportretteerd, thuis op het bed, zijn overgebleven arm beschermend om zijn dochter heen geslagen.
Het is een van de indringende beelden en verhalen op de expositie in het FotoMuseum in Antwerpen van The Sochi Project , het staaltje slow journalism waar Hornstra en Van Bruggen sinds 2009 aan werken. Naast enkele subsidies is 'Sochi' als eerste journalistieke project in Nederland vooral gefinancierd door crowdfunding, met 634 particuliere donateurs. Aanleiding was de toewijzing van de Olympische Winterspelen van komende februari aan Sotsji, 37 uur reizen met de trein vanuit Moskou. Een curieuze beslissing, niet alleen om de politieke onrust en het geweld in de Kausasus, maar ook omdat Sotsji een subtropisch klimaat heeft, het is het Florida van Rusland. Op de site citeren ze Poetin: Echte sneeuw is gegarandeerd. De kosten van de Winterspelen zijn inmiddels tot boven de 35 miljard euro gestegen - de duurste Spelen ooit.
Welk beeld ligt Van Bruggen het meest na aan het hart, na al die honderden gesprekken, elf reizen door Sotsji, Abchazi� en de Noord-Kaukasus, tien publicaties en het maken van een website? Hij wijst naar de foto van Ivlojev. Zijn verhaal laat heel goed zien hoe de politiek direct ingrijpt in de levens van mensen. En ondanks zijn eigen lot konden we met hem op een brede filosofische manier praten over leven en politiek in Rusland en de Kaukasus.

Rob Hornstra (38) reist al sinds 2004 naar Rusland en maakte er een aantal boeken over, waaronder 101 Billionaires. Niet per se omdat ik zo van Rusland houd, zegt hij, maar vooral omdat de overgang van hardcore communisme naar een markteconomie visueel heel goed zichtbaar is.
Maar voorlopig komen hij en Van Bruggen Rusland niet meer in: in juli weigerden de autoriteiten hun een visum. Met de spanningen rond het Nederland-Ruslandjaar had dat niets te maken, zegt Hornstra, ze hadden al een jaar problemen. Daarop werd ook de geplande tentoonstelling van The Sochi Project in Moskou afgezegd. Dit heeft juist heel goed uitgepakt voor de bekendheid van het project: de onlinekrant Lenta en het Sacharov-centrum hebben de beelden geplaatst. De visumkwestie heeft ervoor gezorgd dat we dit project aan veel meer Russen hebben kunnen teruggeven dan we ooit met de tentoonstelling in Moskou hadden kunnen bereiken.
Hornstra is uitgesproken in zijn opvatting over een eventuele boycot van de Spelen. De sporters moeten gaan. De fans moeten goed naar ons project kijken en zich afvragen of ze het voor zichzelf kunnen verantwoorden om te gaan. Maar functionarissen zoals ministers en de koning moeten zeker niet gaan, dan zijn ze alleen maar poppetjes in het sprookje van Poetin.
Krantenpapier
In de grote zaal in het Antwerpse FotoMuseum valt de grote verscheidenheid direct op, zowel in de foto's als in de presentatie. Sommige zijn op grote vellen glimmend fotopapier afgedrukt, andere op krantenpapier. Van sommige mensen zijn korte films gemaakt die op iPads te zien zijn. De serie foto's van zangers in hotels en restaurants met de bekende sneue Sovjetinrichting zijn juist als billboards uitgevoerd. Op de muren staan citaten, van Poetin (De Olympische familie zal zich thuis voelen in Sotsji) maar ook van een jong meisje dat zegt: Soms als het 's nachts donker is raak ik verlamd van angst. Ik zie gemaskerde mannen mijn kamer binnenkomen.
Slechts enkele foto's gaan direct over de Spelen, zoals die van twee stadions in aanbouw met bouwvakkers die kaartspelen of liggen te zonnen. Vaker gaat het over het harde en onzekere leven van de mensen hier. Een vrouw zit op een kruk middenin een kamer en vertelt in het bijschrift hoe haar man op een dag spoorloos verdween. Een bebloed kinderhemdje herinnert aan de gijzeling van schoolkinderen drie jaar geleden in Beslan. Soms gaat het over het leven van alle tijden, zoals de tieners die de laatste bitterzoete dans van de zomervakantie beleven - Sotsji was in Rusland vooral bekend als vakantie- en kuuroord.

Die verscheidenheid zit ook in de publicaties die Hornstra en Van Bruggen, samen met vormgevers Kummer en Herrman, de afgelopen vijf jaar hebben gemaakt. De ene keer maakten ze een krant, de andere keer een klein boek, zoals over Abchazi�, of een groot boek, zoals over de zangers, of een tussenmaat, zoals het dit jaar verschenen Geheime Geschiedenis van Khava Gaisanova, het verhaal van een winkelierster in het dorpje Tsjermen van wie de man is verdwenen. Op de site wordt het verhaal weer anders verteld, met allerlei multimedia. Medio volgende maand verschijnt het magnum opus, an Atlas of War and Tourism in the Caucasus, bij de New Yorkse uitgever Aperture. Medio december komt er nog een expositie, in Huis Marseille in Amsterdam, waar de nadruk minder op de journalistieke kant van het project ligt en meer op Hornstra's fotografie pur sang.
Hornstra kreeg vorig jaar de eerste prijs in de categorie kunst van World Press Photo, maar zijn benadering noemt hij zelf 'in your face', rechttoe rechtaan documentaire fotografie. Dat wil vooral zeggen: onopgesmukt. Het engagement uit zich soms in amper verholen boosheid over hoe de Spelen over de bevolking heen zijn uitgerold, maar vaker nog in mededogen en oprechte belangstelling voor de mensen die zij ontmoeten en de levens die ze leiden.
Het verhaal is leidend, zegt Hornstra. Zowel in de manier waarop ik het onderwerp fotografeer als in de manier waarop het naar buiten wordt gebracht. Hem is wel eens verweten dat hij te veel aan marketing doet. Hoewel er nu veel verandert in het denken van de kunstwereld over geld, vinden veel mensen het kennelijk moeilijk dat je je inspant om mensen met je werk te bereiken. Maar het is essentieel, dit alles was alleen maar mogelijk dankzij de crowdfunding. De tijd dat de fotograaf fotografeerde en verder alleen wat enveloppen met negatieven bij een redactie of een uitgever dropte, is echt voorbij. Ik ben verantwoordelijk voor mijn werk en wat ermee gebeurt.
De visumkwestie heeft ervoor gezorgd dat we dit project aan veel meer Russen hebben kunnen teruggeven
Info: The Sochi Project. T/m 2 maart in het FotoMuseum Antwerpen. Inl: fotomuseum.be. 14 dec t/m 2 maart in Huis Marseille, Amsterdam. Inl: huismarseille.nl
Foto-onderschrift: Hamzad Ivlojev, Nazran, Ingoesjeti�, 2012
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.

The Sochi Project: An Atlas of War and Tourism in the Caucasus. Rob Hornstra en Arnold Van Bruggen

25.10.13 - 02.03.14

© Rob Hornstra. Courtesy Flatland Gallery. Matsesta, Russia, 2009. Young Dima submerges his injured leg under sulphite water at the Matsesta spa, which was established in 1902. The water here supposedly contains a surplus of hydrogen sulphide and has unique medical properties.Dima, Matsesta, Russia, 2009 © Rob Hornstra. Courtesy Flatland Gallery (Amsterdam, Paris)
De Olympische Winterspelen houden in 2014 halt in het Zuid-Russische Sotsji. Het worden de duurste Spelen ooit, in een subtropische badplaats en vlakbij de zeer gewelddadige Noord-Kaukasus. Sinds 2009 werken fotograaf Rob Hornstra en schrijver Arnold van Bruggen onafgebroken aan een omvangrijke documentaire over dit gecontesteerd conflictgebied. Thema’s als corruptie, geweld, terrorisme en toerisme vormen de rode draad doorheen het project. Op geregelde tijdstippen werden afgeronde verhalen naar buiten gebracht in de vorm van publicaties en presentaties.

Deze tentoonstelling toont het eindresultaat van vijf jaar diepgravend slow-journalism onderzoek.
Al van bij de start in 2009 steunde de financiering van The Sochi Project op giften van private donateurs. Crowdfunding was toen uniek in Europa, maar kreeg sindsdien veel navolging. The Sochi Project krijgt niet alleen internationale aandacht vanwege het unieke financieringsmodel, maar wint ook tal van internationale prijzen.Begin 2010 ontvangt de eerste jaarpublicatie ‘Sanatorium’ de New York Photo Book Award. Daarna volgen nog de Nederlandse Canon Prijs, World Press Photo Award, Sony World Photography Award en Magnum Expression Award.

De tentoonstelling loopt tot en met de Olympische Winterspelen in februari 2014 en houdt eveneens halt in het DePaul Art Museum in Chicago. Een overzichtstentoonstelling stond ook gepland in het Russische museum Winzavod in Moskou, maar is afgeblazen op 10 oktober, 8 dagen voor de officiële opening. Dit gebeurde enkele dagen nadat bekend werd dat Rob Hornstra en Arnold van Bruggen geen visum krijgen om naar Sotsji af te reizen tijdens de Winterspelen.

De afsluitende publicatie ‘The Sochi Project: An Atlas of War and Tourism in the Caucasus’, uitgegeven door Aperture, wordt in het najaar van 2013 gepresenteerd.


Becher Avant la Lettre Friesche Coöperatieve Zuivel-Export-Vereeniging Company Photography

$
0
0

Friesche Coöperatieve Zuivel-Export-Vereeniging
Leeuwarden, [ca. 1911], pp. [i, introduction in 4 languages], 24 photo-plates of dairy factories with captions on thick paper, oblong folio (305 x 224 mm), cloth-backed marbled boards with mounted part of front wrapper (library binding). Library stamps. Note: The Frisian co-operative association for export of milk products was established in 1898. The fine photographic pictures are of the head-office and of the creameries joining the association. Zie ook 

Prachtige zuivelcatalogus / prijslijst van Grasso - s’Hertogenbosch - uit 1904 ...Cas Oorthuys Een halve eeuw Coöperatieve Zuivelorganisatie Company Photography

Coöperatieve Condensfabriek 'Friesland' the Company Photobooks Sweet Life Ed van der Elsken Photography


samenvatting
Bedrijfsfilm over de productie van boter bij de Friesche Coöperatieve Zuivel-Export Vereeniging.

In de jaren twintig begonnen steeds meer bedrijven films te maken waarmee ze zich presenteerden aan hun klanten. De bereiding van boter werd gemaakt in opdracht van de 
... lees verder
regisseur
productiejaar
1920
land
Nederland
categorie
Non-fictie
trefwoorden
geografische namen
originele titel
  • De bereiding van boter
productiemaatschappij
keuringsdatum
29 januari 1929
samenvatting
Bedrijfsfilm over de productie van kaas bij de Friesche Coöperatieve Zuivel-Export Vereeniging.

Bedrijfsfilm gemaakt in opdracht van de Friesche Coöperatieve Zuivel-Export Vereeniging. De film is vermoedelijk gemaakt voor potentiële afnemers van de producten én voor 
... lees verder
regisseur
productiejaar
1920
land
Nederland
categorie
Non-fictie
trefwoorden
geografische namen
originele titel
  • De bereiding van kaas
productiemaatschappij
keuringsdatum
29 januari 1929

































Goed beeld trekt je het verhaal in ...

$
0
0

'Goed beeld trekt je het verhaal in'

Rosan Hollak
artikel artikel | Woensdag 06-11-2013 | Sectie: Media | Pagina: NH_NL03_012 | Rosan Hollak

Interview

Meaghan Looram

Fotoredacteur Meaghan Looram uit New York geeft een masterclass: Je moet een verhaal in ��n beeld kunnen vangen.

Op een tafel liggen tientallen cameralenzen. Fotografen zitten achter computerschermen, aan de muren hangen beeldreportages van rouwende vrouwen in Iran, spelende kinderen in Gaza en beelden van terminale pati�nten in Manilla.
In het pand aan de Prinsengracht in Amsterdam zijn twaalf jonge documentairefotografen, afkomstig uit verschillende delen van de wereld, hard aan het werk. Ze nemen deel aan de Joop Swart Masterclass, een jaarlijks initiatief van World Press Photo, en krijgen een week lang les en advies van professionals uit het vakgebied. E�n van hen is Meaghan Looram, plaatsvervangend chef fotografie van The New York Times.
De afgelopen dagen is ze met iedere deelnemer aan tafel gaan zitten om recent werk te bespreken en advies te geven over hun toekomstige loopbaan. Veel studenten bevinden zich in een beslissende fase van hun carri�re, zegt Looram. Ze hebben al prachtig werk gemaakt, nu moeten ze een blijvende plaats zien te veroveren binnen de fotografiewereld. Dat is lastig, er zijn nu eenmaal veel documentairefotografen. 'It's a crowded profession'.
Hoe kan een fotograaf zich onderscheiden van andere collega's?
Door een eigen visuele identiteit te ontwikkelen. Een goede fotograaf moet op een oorspronkelijke, eigen manier naar de wereld kijken. Evgenia Arbugaeva (een Russische deelneemster aan de masterclass, red.) heeft zo'n eigen stijl. Zij heeft een aantal filmische fotoreportages gemaakt in het Hoge Noorden van Rusland. Die stijl moet ze verder ontwikkelen. Ik vraag haar nu die zienswijze aan te wenden bij het maken van een gewoon studioportret van een zakenman.
Zoekt The New York Times naar fotografen met zo'n eigen 'visuele identiteit'?
Ja. Zeker voor de voorpagina van de krant is het belangrijk om fotografen te kiezen die een verhaal op een treffende manier weten te vangen. Via een goed beeld wordt een lezer het verhaal ingetrokken. Zoiets is vooral belangrijk als het om zware of moeilijke onderwerpen gaat. Neem de coverfoto van Daniel Berehulak afgelopen zaterdag in de Times: een mooi, mysterieus beeld van twee mannen in een droog landschap. Maar het verhaal gaat wel over opiumverslaving in het grensgebied tussen Afghanistan en Iran.
Lens, het fotoblog van de Times, investeert veel in multimediale projecten. Moet een documentairefotograaf tegenwoordig ook zelf video- en geluidsopnames kunnen maken?
Ik zie dat fotografen die technieken vanzelf oppikken. Ze hebben al ervaring met belichting en compositie; het maken van mooie videobeelden komt er een beetje vanzelf bij. Maar een krachtig, enkel beeld maken, blijft het belangrijkst.
Er zijn veel fotoblogs. Kranten maken er ook steeds meer gebruik van. Wordt online documentairefotografie de toekomst?




In de afgelopen vijf jaar hebben we bij de krant veel energie gestoken in online fotoreportages. Voor het project A Year at War lieten we in 2010 een fotograaf en een journalist een jaar lang reportages maken over een Amerikaanse legereenheid in Afghanistan. We investeren bewust in dit soort lange-termijnprojecten. Het is een manier om de lezer, die weinig tijd heeft, toch een groot verhaal in delen te brengen. Maar daarnaast besteden we minstens evenveel tijd aan het beeld in de papieren krant.
Krijgt documentairefotografie meer aandacht dan vroeger bij de New York Times?
Michele McNally, sinds 2004 chef fotografie bij onze krant, heeft de documentairefotografie een prominente plek in de krant bezorgd. Voorheen werd beeld toch vaak ondergeschikt gesteld aan tekst. Dat is voorbij. Aan de vergadertafel krijgt een fotoreportage evenveel aandacht als een geschreven verhaal.
Meaghan Looram Fotoredacteur NY Times Meaghan Looram (38) studeerde aan de Stanford Universiteit en is plaatsvervangend chef fotografie van The New York Times. Ze geeft leiding aan veertig fotoredacteuren en is verantwoordelijk voor het beeld op de site en voorpagina van de NYT. In de afgelopen jaren zette Looram een aantal multimediale fotoprojecten op waaronder 'A Year at War', 'Choking on Growth' en 'One in 8 Million'. Voor dit laatste initiatief, een groots opgezet project over de levens van verschillende New Yorkers uit alle lagen van de bevolking, werd ze in 2010 bekroond met een Emmy Award. Bekijk dit project op: http://nrch.nl/35ta
Info: Vanavond spreekt Meaghan Looram bij Humanity House, Prinsegracht 8 in Den Haag. Aanvang 20.00, euro 6,50 www.humanityhouse.org. Vrijdag presenteert World Press Photo in Lab 111 in Amsterdam Next#03 met de foto-essays van de deelnemers van de Joop Swart Masterclass. Aanvang: 19.30 uur. Aanmelden: http://nrch.nl/35sj
Foto-onderschrift: A Catalogue of Dead Aid: achtergelaten apparatuur op plantage voor biobrandstof in Ghana. Against the Dying of the Light: genezeres behandelt vrouw met borstkanker in Quezon, Filippijnen The Key to Happiness: Palestijnse kinderen spelen bij de tent van hun familie in Younis, Gaza.
Persoon: Meaghan Looram
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.

De nieuwe Fellini ...

$
0
0

De nieuwe Fellini

Foto: Gianni FioritoFoto: Gianni Fiorito
Met ‘La grande bellezza’, een prachtig portret van de cynische jetset van Rome, treedt Paolo Sorrentino in de voetsporen van Fellini.
Met La grande bellezza heeft Paolo Sorrentino een meesterwerk afgeleverd.
Groot en mooi, zoals de titel zegt, met alles wat die termen impliceren: de absolute noodzaak de film op het grote doek te zien, met de best mogelijke beeldkwaliteit en het best mogelijke geluid, en de ambitie om grootse gevoelens op te roepen: leven en liefde, ouderdom en dood. Melancholie, cynisme en zelfbedrog. Eenvoud, schoonheid en troost. In één woord: Rome.

Is La grande bellezza daarmee ook, zoals veel mensen schreven, de nieuwe La dolce vita? Nee, zei Rosita Steenbeek in het artikel dat ze onlangs voor Vrij Nederland schreef over Fellini: ‘Dat is onmogelijk, omdat Fellini zo dicht bij zichzelf bleef, compromisloos autobiografisch werkte.’ Ja, toch wel, vind ik, want hoewel La grande bellezza geen slaafse navolger is, zijn de overeenkomsten in inhoud, vorm en sfeer onmiskenbaar en hebben we ook bij Sorrentino te maken met een meester – die overigens, op het diepste niveau, eveneens compromisloos uitgaat van zijn eigen gevoelens en ervaringen.

Wat de inhoudelijke overeenkomsten betreft: beide films tonen de verveelde culturele jetset van Rome aan de hand van een onweerstaanbaar charmante maar diep cynische journalist. En beide zijn ook een portret van Rome, waarbij alle veranderingen die in de tussentijd hebben plaatsgevonden juist benadrukken hoezeer de stad op een verschrikkelijke manier hetzelfde is gebleven. De goede manier om het te zeggen is deze: La grande bellezza draagt La dolce vita in zich. Hij had niet kunnen bestaan zonder die klassieker, is erdoor gevoed, maar heeft hem niet doods gekopieerd. Anders verwoord: La dolce vitaleeft in La grande bellezza en iets van Fellini leeft in Sorrentino – een verheugende constatering.
En niemand slentert zoals Toni Servillo, de Mastroianni van Sorrentino
Ik sprak de oude meester Ettore Scola (1931), regisseur van Una giornata particolare (1977), in Venetië, waar zijn film Che strano chiamarsi Federico het licht zag, een portret van zijn levenslange vriendschap met Fellini. Over Sorrentino zei hij: ‘Ik denk dat hedendaagse Italiaanse filmmakers juist erg hun best doen om Fellini niet te imiteren. Je kunt hem ook niet vervangen of herhalen. Maar je kunt wel door hem worden beïnvloed. La grande bellezza is een poging Rome opnieuw te begrijpen, vijftig jaar later. En daarvoor kreeg Sorrentino zonder enige twijfel inspiratie van Fellini.’ Inspiratie, niet imitatie – zo bezien is Sorrentino momenteel de belangrijkste erfgenaam van Fellini.

Slenteren

De kritiek die je op La grande bellezza kunt hebben (dat hij te lang is, dat hij te episodisch en dus willekeurig is, dat hij een dwingende verhaallijn mist, dat hij karikaturaal is, dat hij over al die grote gevoelens als de angst voor de dood en het vervliegen van de tijd feitelijk niks nieuws te melden heeft), kun je ook op La dolce vita loslaten. Samen staan ze sterk. Geen van die kritiekpunten is voor mij een probleem. Integendeel. Het meanderende, slenterende karakter van La grande bellezza is een stijlkeuze die past bij een film die je een persoonlijkheid, een bevolkingsgroep en een stad wil laten leren kennen. Een stad leer je niet kennen door in een rechte lijn van A naar B te lopen. Een stad leer je kennen door rond te slenteren.

En niemand slentert zoals Toni Servillo, de Mastroianni van Sorrentino. Hij is voor de vierde keer Sorrentino’s hoofdrolspeler (vijf, als je de toneelregistratieSabato, domenica e lunedì meerekent) en de twee vrienden hebben op de set nauwelijks nog woorden nodig. Net zoals dat geldt voor Sorrentino en zijn briljante vaste cameraman Luca Bigazzi, die ook, zou je kunnen zeggen, slentert. Bij Sorrentino geen schuddende camera’s: als de camera beweegt, dan glijdt, zweeft en vliegt hij. Alles weldadig en elegant. Wat de grootse schoonheid van de Romeinse architectuur in La grande bellezza alleen maar versterkt – en daarmee de nietigheid van de mensen.
La grande bellezza draagt Fellini’s La dolce vita in zich. Foto: Pierluigi/Collection Christoph Schifferli/courtesy Fondation PathéLa grande bellezza draagt Fellini’s La dolce vita in zich. Foto: Pierluigi/Collection Christoph Schifferli/courtesy Fondation Pathé
Want waar Sorrentino heeft bewezen zich niet te laten verlammen door de vergelijking met oude meesters als Fellini, Scola, Antonioni en Bertolucci, geldt dat niet voor zijn hoofdpersoon, gespeeld door Servillo. Die woont nota bene tegenover het Colosseum, met een prachtig dakterras dat op de ruïne uitkijkt, maar de enige inspiratie die dat oplevert is een mini-Colosseum waaruit op zijn vijfenzestigste verjaardagsfeest een dikke deerne tevoorschijn springt (‘een mislukt tv-sterretje’, fluistert een van de gasten vilein) met op haar ene borst een ‘6’ en op haar andere een ‘5’. Dezelfde deerne die, als ze later met een doorgesnoven bloedneus naar de hemel staart, in de condensstrepen van twee passerende vliegtuigen alleen nog twee lijntjes coke kan zien. En terwijl de elektropop maar doordreunt, in een orgie van fantasieloze extravagantie, kijkt Servillo ons aan met een gezichtsuitdrukking die nog het beste kan worden omschreven als droeffeestig.

Een renaissanceman

Het geluid is bij Sorrentino even belangrijk en opvallend als het beeld. En Sorrentino bemoeit zich er evenveel mee. Set design, camerawerk, muziek, geluid – Sorrentino heeft over alles een precies idee. ‘Een renaissanceman,’ aldus Stefania Cella, production designer van La grande bellezza.
Sorrentino geldt al langer als de grote stilist van de Italiaanse cinema
Muziek staat aan de basis. ‘Zolang ik niet een verzameling muziek heb die past bij het gevoel van de film die ik wil gaan maken, krijg ik geen letter op papier,’ vertelde Sorrentino aan filmcriticus Emanuel Levy. Voor La grande bellezzaleverde deze methode een geweldige soundtrack op. Als je de cd koopt, krijg je twee schijfjes. Op de eerste staan bedaagde moderne klassiekers van componisten als Arvo Pärt, Zbigniew Preisner en Henryk Górecki. Op de tweede stampende discohits en housenummers als ‘We No Speak Americano’.

In de film zelf wisselt Sorrentino deze twee muzieksoorten voortdurend af – liefst zo abrupt mogelijk. ‘Napoleon zei ooit iets moois over Rome,’ zei Sorrentino tegen Filmmaker Magazine. ‘Het is er maar één stap van het sublieme naar het pathetische.’ En die stap maakt Sorrentino in La grande bellezza keer op keer. Dat heeft niet alleen effect op de gedachten van de kijker, maar ook op zijn lichaam: het ene moment zit je mee te knikken met wilde dansnummers, het volgende moment word je door tragisch, hemels gezang en een zwevende camera mee omhoog genomen. En vice versa.

Sean Penn

Sorrentino geldt al langer als de grote stilist van de Italiaanse cinema. Dat kun je zien (en horen) in zijn vorige twee films, die ook meesterlijk waren: het streng vormgegeven Il Divo, een portret van Italiës eeuwige politicus Giulio Andreotti, en This Must Be the Place, een enigszins stuurloos, maar niet minder betoverend portret van een fictieve goth-rocker op leeftijd, magistraal vertolkt door Sean Penn.
Foto: Gianni FioritoFoto: Gianni Fiorito
Die laatste was Sorrentino’s eerste film buiten Italië, terwijl zijn werk altijd overkwam als bij uitstek Italiaans. Het belangrijkste thema in zijn oeuvre bleek echter niet aan een land of specifieke cultuur gebonden: het is dat van de eenzame oudere man die krampachtig jong wil blijven en zijn angst voor de dood probeert te bezweren met een melancholisch getinte ironie. Wat de Italianensprezzatura noemen: een gecultiveerde nonchalance, die gracieus overkomt maar cynisch en afstandelijk is.

Als je Sorrentino’s werk op een rijtje zet (inclusief zijn roman Iedereen heeft gelijk/Hanno tutti ragione), zie je veel overeenkomsten tussen zijn hoofdpersonen. Het zijn mannen die afkomstig zijn uit een gebroken gezin (afwezige vader, verdwenen broer) en die het moment van seksueel ontwaken ervaren als een schok waarvan ze nooit meer helemaal herstellen. Daar eindigt voor hen de jeugd en begint de angst voor de dood. Als de hoofdpersoon vanIedereen heeft gelijk samen met zijn vriend voor het eerst een naakte vrouw ziet, denkt hij: ‘We voelden ons alleen. Dood. Verantwoordelijk. Volwassen.’ Daarna vlucht de geschrokken hoofdpersoon in een leven van hedonistisch exces, met onpersoonlijke seks, cokegebruik en eindeloze feesten. De hoofdpersoon is weliswaar getalenteerd – een succesvol muzikant of schrijver – maar piekt slechts kortstondig. Vervolgens teert hij op oude roem. Hij wil geen kinderen, omdat hij zelf nog een kind is, en heeft geen of geen oprechte relatie – zelfs tussen de aandoenlijke echtelieden die worden gespeeld door Sean Penn en Frances McDormand in This Must Be the Place blijkt een kloof van existentieel onbegrip te bestaan. Kortom: alleen en dood – ja; maar verantwoordelijk en volwassen – nee.
Daar eindigt voor hen de jeugd en begint de angst voor de dood
Het diepste inzicht hierover komt opnieuw uit Iedereen heeft gelijk, als de hoofdpersoon beseft dat hij altijd heeft geprobeerd jong te blijven, maar eigenlijk oud had willen zijn: ‘Zoals zo vaak mikte ik op het verkeerde doel, dacht ik dat ik tot elke prijs de jeugd moest najagen, terwijl het verlangen de andere kant op roeide. Misschien was dit het platform van alle ongemakken. Een duik in de ouderdom en we laten de wereld achter ons, net als toen we kinderen waren.’ In één klap van jong naar oud en het hele stuk ertussen overslaan. Opeens, zoals de goth-rocker zegt in This Must Be Place, ga je van ‘zo wordt mijn leven’ naar ‘zo is het leven nu eenmaal’. Van vooruitkijken naar de moed opgeven – allesbehalve daadwerkelijk leven, iets doen, verantwoordelijkheid dragen, hier en nu.

In Il Divo onttrekt Andreotti zich ogenschijnlijk aan dit schema. Hij teert niet op oude roem, draagt verantwoordelijkheid, mijdt feesten en gebruikt geen coke – al heeft hij wel een dwingende behoefte aan hoofdpijnpillen. Maar hij deelt met Sorrentino’s andere hoofdpersonen wel een existentiële verlatenheid, melancholie en cynisme. Hij noemt ironie ‘het beste medicijn tegen de dood’ en miskent, net als die anderen, dat het juist een vergiftiging van het leven betekent. Bovendien is zijn schuldbekentenis van zijn politieke misdaden, gericht aan zijn vrouw, in essentie gelijk aan de uitbarsting van Penns personage in This Must Be the Place: in beide gevallen gaat het om iemand die zich tot dan toe schuifelend voortbewoog, altijd zachtjes sprak, en nu voor het eerst zijn stem verheft, zijn diepste tragiek verwoordt en vertelt dat, simpel gezegd, zelfs zijn vrouw hem niet begrijpt.
Paolo Sorrentino (links) op de set met Toni Servillo. Foto: Gianni FioritoPaolo Sorrentino (links) op de set met Toni Servillo. Foto: Gianni Fiorito
Bluf en zelfbedrog

Zo’n ‘moment van de waarheid’ zit in elke film van Sorrentino – en die scène is altijd een hoogtepunt van de acteur. De onwaarschijnlijk intense uitbarsting van Sean Penn heb ik op dvd meermalen teruggespoeld. In Il Divo is de ‘waarheid’ controversieel. Andreotti was volgens Sorrentino woedend toen hij het zag: hier geeft de politicus, in de fictieve incarnatie van Toni Servillo, misdaden toe waarvoor hij in werkelijkheid in hoger beroep werd vrijgesproken. In Sorrentino’s eerste film L’uomo in più heeft Servillo ook zo’n monoloog, als hij, als uitgerangeerde zanger, optreedt in het tv-programma Confessioni pubbliche. Nog voor de live-uitzending is begonnen, begint hij te praten en de hele televisiecrew valt stil. Opnemen!, gebaart iemand zwijgend, en ze gaan halverwege een zin live. Waarom? Omdat ze allemaal aanvoelen dat dit geen gewone televisie is. Dit is niet de valse schijn die ze gewend zijn. Dit is echt.

In La grande bellezza heeft Servillo opnieuw zo’n fabuleuze monoloog, gebracht met het verontschuldigende glimlachje van zijn vermoeide personage. Alleen spreekt hij nu niet over zichzelf, maar beantwoordt hij op een feest een vraag van een vriendin. Punt voor punt vernietigt hij haar eigendunk, die louter is gebaseerd op bluf en zelfbedrog. Ook hier is iedereen stil, omdat iedereen weet dat het de waarheid is en dat het, indirect, over de hele groep gaat – en dus toch ook over de spreker zelf.

Is er dan helemaal geen hoop? Jawel, toch een beetje, suggereert Sorrentino. Als het ons lukt om terug te denken aan dat eerste moment van seksueel ontwaken, het begin van onze doodsangst, en erbij te glimlachen. Dan hoeven we niet meer te vechten met de schoonheid, met Rome, met de herinneringen aan het verleden. Dan kunnen we erin berusten. Blijf voor dat laatste vooral zitten tijdens de aftiteling.
08-11-2013 / Media / Film


Paolo Sorrentino’s movie The Great Beauty may have returned empty-handed form the Cannes Film Festival 2013 but the film is gaining cult status. As well as its larger than life characters, caricatures of today’s Roman high society, the true beauty of the film is Rome herself.
Swide takes you on a sightseeing trip around the Italian Capital based on the most iconic movie locations of La Grande Bellezza.
 Lungo Tevere
Rome’s watery artery, the Tiber is as characteristic as many of its ancient and renaissance monuments. The river is central to the history of the city, being the location of Romolus and Remus were abandoned and later rescued by the Lupa. The river itself was a central trade route for the city in Roman and medieval times, as well as a place where people would come to meet. Views of Rome from either side of the Tiber are emblematic of the cityscape and often used as visual reference sin films as well as art.

Via Veneto
  
Via Vittorio Veneto is one of the most expensive streets in Rome. A mix of residential and high end shopping, Via Veneto is a central location in La Grande Bellezza. The road is no stranger to being included in iconic Italian films as it is home to the famous Café de Paris and Harry’s Bar featured in Federico Fellinis’ La Dolce Vita. 

Parco Degli Aquedotti
The Parco degli Acquedotti is a public park in Rome part of the Appian Way Regional Park. The 15 hectares of land are named after the aqueducts, crossed on one side by the Aqua Felix and containing part of the Aqua Claudia and the remains of the Villa delle Vignacce.

Villa del Priorato di Malta
  
The Villa del Priorato di Malta is on the Aventine Hill and is the home of the Grand Priory of the Sovereign Military Order of Malta. Originally a fortified Benedictine Monastery it passed to the Templars, and after the destruction of their order to the Knights Hospitaliers, the predecessors of the Order of Malta.  The Villa is arguably best known for a keyhole of the arch-headed central portone, through which the dome of the Saint Peter’s can be viewed at the end of a garden allée framed in clipped cypresses

Sant’Agnese in Agone
Sant’Agnese in Agone is a 17th century Baroque church which faces onto Piazza Navona, one of the most iconic urban space sin Rome. The church is dedicated to Saint Agnes, who was martyred in the ancient Stadium of Domitian. The church was rebuilt in the baroque period and architects of the likes of Girolamo Rainaldi, his son Carlo, Francesco Borromini and Gianlorenzo Bernini collaborated on the project instigated by Pope Innocent X.

Le Terme di Caracalla
The Baths of Caracalla are the second largest public roman baths built between AD212 and 216 by the Emperor Caracalla. They remained In use until the 6th century when the complex was taken over by the Ostrogoths during he Gothic Wars and the hydraulic system was destroyed.  Since then the Baths have remained as an architectural feature of Rome and a favoured tourist attraction.

Fontana dell’Acqua Paola
Possibly one of the most beautiful fountains in Rome, the Fontana dell’Aqua Paola was commissioned to Baroque architect Giovanni Fontana. The fountain is a terminal of the Trojan aqueduct. The fountain is located on the Janiculum hill at the end of Via Garibaldi.

Palazzo Spada
Palazzo Spada today houses the Galleria Spada and is the meeting place of the Italian State Council. The building was first built for a cardinal from the North and later acquired by Cardinal Spada in 1632. He commissioned Baroque architect Francesco Borromini to restructure it for him and thus he created his masterpiece of forced perspective optical illusion; an arcaded courtyard which gives the illusion of being 37 metres long while in fact its only 8.

Il Tempietto di Bramante
The Church of San Pietro in Montorio was built on the site of an earlier 9th-century church dedicated to Saint Peter on Rome’s Janiculum hill, which according to tradition is the location of his crucifixion.  Today’s building was commissioned by Ferdinand and Isabella of Spain in 1472.  The church is decorated with artworks by prominent 16th- and 17th-century masters from Sebastiano del Piombo to Michelangelo, and Vasari. In the centre lies the The Tempietto  a small commemorative tomb build by Milanese Baroque architect Donato Bramante.

Nieuwe gebouwen wennen kennelijk snel ...

$
0
0

Nieuwe gebouwen wennen kennelijk snel

Arjen Ribbens
Recensie Recensie | Vrijdag 08-11-2013 | Sectie: Overig | Pagina: NH_NL04_004 | Arjen Ribbens

Fotografie

In vier decennia is Amsterdam op veel plekken ingrijpend veranderd. Luchtfoto's van toen en nu laten dat prachtig zien in een nieuw fotoboek. De zoon trad in de voetsporen van zijn vader.

Het recept voor het vandaag verschenen fotoboek
is verbluffend eenvoudig en in drie voorschriften samen te vatten. E�n: toon de stad vanuit de lucht, steeds met twee foto's. Twee: maak die opnamen steeds vanuit hetzelfde gezichtspunt, op dezelfde hoogte en, als het kan, met dezelfde bezonning. En drie: laat tussen de twee opnamen steeds een periode van zo'n veertig jaar passeren.
Het is een recept dat enig geduld vereist maar gegarandeerd succes oplevert. De 134 luchtfoto's in
maken op slag duidelijk hoe ingrijpend de stad de afgelopen vier decennia is veranderd. De gevolgen van de metroaanleg, de herstructurering van het Oostelijk Havengebied, de nieuwbouw langs de IJ-oevers, de bedrijvigheid aan de Zuidas, de hoogbouw in de Bijlmer, de vernieuwing rond het Centraal Station - het vogelperspectief en de veertig jaar tijdsverschil tussen de opnamen maken je bewust van wijzigingen waar je zelfs als inwoner van de stad nauwelijks bij stilstaat. Nieuwe gebouwen wennen kennelijk snel. Na een paar jaar lijkt het alsof ze er al heel lang staan.
is een idee van Marco van Middelkoop. Hij nam het luchtfotografiebedrijf Aerophoto Schiphol van zijn ouders over, toen zijn vader Ger in 1993 overleed. Toen de zoon bezig was met het digitaliseren van het archief van zijn vader, kreeg hij een idee om een selectie uit diens oude luchtfoto's van Amsterdam zo exact mogelijk over te doen. Marco van Middelkoop: Je kunt natuurlijk het zoveelste boek met luchtfotografie maken. Maar ik wilde een boek maken dat ergens over gaat.
De opnamen van zijn vader herhalen (de oudste foto's zijn nog in zwart-wit), het bleek niet zo heel moeilijk, zegt de zoon. Mijn vader fotografeerde altijd met hetzelfde brandpunt; hij had maar ��n camera en ��n standaardlens. Bepalen op welk tijdstip de zon weer net zo staat als op zijn vaders opnamen, was evenmin een puzzel. Daarvoor heb je een app, Suncalc.net. Je tikt wat gegevens in, en je weet precies hoe laat je ergens overheen moet vliegen.
De regels voor luchtfotografie zijn in veertig jaar ook niet echt veranderd en net als zijn vader vliegt Marco van Middelkoop over de stad met een Cessna 172, een vliegtuig met ��n propellor. Achter de stuurknuppel een piloot, zodat de fotograaf zich volledig op zijn werk kan concentreren. Hij hoeft overigens niet door een ruit te fotograferen, zegt Van Middelkoop. Een Cessna heeft klapramen, vergelijkbaar met de ramen in een Deux Chevaux: door een gat van dertig bij dertig centimeter kan hij de lens op zijn onderwerp richten.
Het boek van vader en zoon Van Middelkoop laat van 67 plekken in Amsterdam de veranderingen zien. Als het aan de zoon had gelegen, had het boek een vollediger beeld van de stad gegeven. Het Rembrandtplein en het Rijksmuseum heeft mijn vader wel tien keer gefotografeerd. Veel andere plekken helaas nooit.
Niet alleen Amsterdam is veranderd, ook de Amsterdammers. Dat merkte Marco van Middelkoop toen hij een waanzinnig goede maar ook tamelijk illegale opname van de Raadhuisstraat wilde overmaken. Voor een goede foto vloog mijn vader soms flink lager dan duizend voet, de driehonderd meter die voor luchtfotografie wettelijk is voorgeschreven. Veertig jaar geleden zwaaiden mensen dan vrolijk naar hem. Nu bellen ze meteen de politie.
xxxx xxx Xxxx Amsterdam - hetzelfde maar anders, in 134 luchtfoto's, fotografie Ger en Marco van Middelkoop, tekst Noud de Vreeze. Uitgeverij THOTH, 184 blz, 19,90 euro.
Foto-onderschrift: Rond het Centraal Station en het IJ onderging de stad in 40 jaar een metamorfose, met name op de Oosterdokskade en aan de IJoeversin Noord. Toen vooral vage bedrijventerreinen, nu aantrekkelijke hotspots. De IJtunnel was nog in aanbouw (1968). Ger van Middelkoop, 1968. Marco van Middelkoop, 2003.
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.

 Begijnhof 1968-2012
 Bijlmermeer 1974-2012
  Valkenburgerstrat en IJtunnel 1968-2012
  Java Eiland 1975 (tijdens de eerste Sail Amsterdam)-2012
  Leidseplein 1969-2012
 Amsterdam Noord, Molenwijk 1968-2012
  Museumplein 1975-2012
  NDSM 1971-2012
 Nieuwmarkt 1975-2012
  Raadhuisstraat en Singel 1969-2012
 Shell - Overhoeks 1968-2012
 Vrije Universiteit Amsterdam 1971-2012
 Waterlooplein 1972-2012
 Westerkerk 1975-2012
Confectie Centrum - World Fashion Centre 1968-2012

Wereldwijd welkom

$
0
0

Wereldwijd welkom

Lieve Blancquaert
artikel artikel | Zaterdag 09-11-2013 | Sectie: Overig | Pagina: NH_NL05_014 | Kim Bos

Lieve Blancquaertfotografeerde geboortes in veertien landen.

Op de grootse kraamafdeling van West-Afrika, in Nairobi, worden meer dan honderd kinderen per dag geboren. Vrouwen bevallen boven elkaar, naast elkaar. Een babyfabriek. Dat is hallucinant, zegt de Belgische fotograaf Lieve Blancquaert. Nadat de jonge Lilian er was bevallen, ging Blancquaert met haar mee naar huis. Een appartement in een betonnen flat zonder ramen, water, of toilet. Ik stond in de drek en de urine van honderden mensen en moest mijn sjaal voor mijn gezicht doen om niet te braken. In haar woning doet Lilian de televisie aan om licht te maken. Dan gaat ze zitten met haar kersverse baby en zegt: Home sweet home.
Voor haar project Birth Day legde Blancquaert in veertien landen geboortes vast. Niet alleen de armoedige bevallingen in Nairobi, ook de luxe geboortes in Koeweit. In de baarmoeder leeft iedereen hetzelfde, maar daarbuiten zijn de verschillen levensgroot. Dat wil ik laten zien. De kraamkamer is volgens haar de eerlijkste spiegel van de maatschappij. Daar kun je geen theater spelen.
Het was haar niet te doen om de fysieke krachttoer van de bevalling. Ik vind het belangrijker om te vertellen wat het betekent om in een bepaalde cultuur geboren te worden. Wat zijn de gevolgen voor iemands persoonlijkheid en de rest van zijn toekomst?
Blancquaert moest soms vechten tegen haar eigen vooroordelen. De Chinese ��nkindpolitiek vond ze voor haar reis bijvoorbeeld gruwelijk. Maar de eerste zwangere vrouw die ze er sprak, nam die vooroordelen weg. Ze zei: Natuurlijk. Als iedereen er meer zou krijgen, is dat een catastrofe voor onze stad.
Blancquaert wilde zich niet tot ��n medium beperken. Daarom is er behalve een boek van bijna 400 pagina's met foto's en achtergrondverhalen, ook een expositie in Brussel en een documentairereeks van 9 delen.
Haar allerlaatste verhaal maakte ze in Brussel. Zo dicht bij huis ontmoette ik vrouwen die hun kind moesten afgeven omdat ze geen dak boven hun hoofd hebben. Er zijn moeders die met een baby in hun armen in stations slapen. Misschien zijn wij in het Westen toch niet zo goed bezig als we denken.
Info: Boek Lieve Blancquaert, Birth Day, Hoe de wereld zijn kinderen verwelkomt, Lannoo, 368 pagina's, 34,99 euro Tentoonstelling t/m 5 januari 2014, ING Cultuurcentrum, Brussel, zie ing.be (Arts & Sponsoring) Documentairereeks vanaf maandag 11 nov. wekelijks om 20.40 uur op VRT.
Foto-onderschrift: Van boven naar beneden
Op dit artikel rust auteursrecht van NRC Handelsblad BV, respectievelijk van de oorspronkelijke auteur.



Viewing all 1008 articles
Browse latest View live


<script src="https://jsc.adskeeper.com/r/s/rssing.com.1596347.js" async> </script>