Quantcast
Channel: Bouilla Baise Work in progress
Viewing all articles
Browse latest Browse all 1008

Optocht van het leven ...

$
0
0

Optocht van het leven


Door Paul Teunissen fotografie Otto Snoek 
In Eijsden ben je óf een rode, óf een blauwe. Hoe twee harmonieorkesten kleur geven aan een Limburgs dorp.
De harmonieën van Eijsden
Op zondag 2 juni fietst tamboermaître Nico Dassen in de vroege ochtend langs de route van de sacramentsprocessie om te controleren of er geen onverwachte obstakels zijn neergelegd. Als prille tiener was Dassen nog onwennig om in zijn roodzwarte uniform van huis naar het verenigingsgebouw van Harmonie Sainte Cécile gelopen, bang dat mensen een schampere opmerking zouden maken. Was hij sneller gaan lopen als hij het gebouw in zicht kreeg en al die roodzwarte uniformen als bijen in een honingraat naar binnen zag schuiven. Dan maakte de onzekerheid plaats voor een gevoel van trots.

Rond negen uur hebben alle inwoners van het Zuid-Limburgse Eijsden zich langs de processieroute verzameld. De ramen zijn gezeemd, de stoepen geveegd. De zegelboekjes zijn bij de COOP ingeleverd zodat er extra armslag is voor de komende feestdagen. Mannen hebben een gesp om hun stropdas en een corsage in hun knoopsgat. De dagen hiervoor is het druk geweest bij de dameskapper. Het dominante model is kort in lagen geknipt, in kleur variërend van hoogblond tot kastanjebruin. Vanwege de onverwachte zon hebben de vrouwen nog snel hun benen geharst, zodat ze iets tot boven de knieën kunnen dragen. Hoogbejaarden in rolstoelen worden tot pal aan de stoeprand gereden, waar de rem erop gaat. Bij iedereen staat de ernst op het gezicht geschreven. Uit de zijstraat waait de muziek het plein op.

Als de muzikanten van de Oude Harmonie (de blauwen) de Kerkstraat in draaien, zien ze verderop de mannen en vrouwen van Sainte Cécile (de roden) het plein al op marcheren, en zijn ze genoodzaakt hun pas in te houden. Ze spelen verder terwijl ze als pinguïns op de plaats heen en weer deinen. Pas als alle honderddertig muzikanten van de roden halt houden, kunnen ze eindelijk het plein op. Zo naast elkaar in rijen van vijf valt op hoeveel groter de roden zijn, zeker tien rijen. De roden kijken strak voor zich uit. De blauwen kijken naar de roden.

Als het geroezemoes is verstomd, gaat pastoor Janssen, staand op een altaar in het midden van het plein, voor in gebed. Dan zegent hij beide korpsen.

De roden gaan vervolgens als eersten het plein af. Daan, Harm, Tom, Jordy en Danny, trommelaars op de eerste rij bij de blauwen, volgen de bewegingen van hun rode collega’s nauwkeurig. Hoe de gouden knopen en stiksels glanzen, mooier dan het matte zilver op hun eigen uniform. En dat rood combineert ook erg mooi met dat zwart. Met vijftig extra instrumenten klinkt het geluid voller. Imposanter. Ze marcheren ook erg strak, die roden.

Dit jaar gaat Sainte Cécile voorop bij de sacramentsprocessie. Gevolgd door de notabelen, de schutterij, de scouting, de vrijgezellen die de heiligenbeelden op hun schouders tillen, de pastoor en de misdienaars. De blauwen zullen aan de staart lopen. Maar volgend jaar zal het precies andersom gaan, mogen zij voorop. Alles is nauwkeurig vastgelegd in de statuten, zodat er geen misverstand over kan ontstaan. Als in juli de blauwen op het Wereld Muziek Concours (WMC) in Kerkrade eerste prijs met lof scoren, dan komen de roden bij hun verenigingsgebouw om hulde te brengen. En als de roden hetzelfde bereiken in de hoogste divisie, doen de blauwen het bij hen terug. Zo gaat het al tientallen jaren.

Op de hand van de graaf
Twee weken eerder, in een kantoor boven het café van het verenigingsgebouw van Sainte Cécile, zit er met voorzitter Anton Janssen, penningmeester Guy Rutten en tamboer-maître Nico Dassen voor honderd jaar lidmaatschap van de roden aan tafel. Ze willen duidelijk hebben dat ze een dynamische vereniging zijn. Ze vertellen over de opening van het Rijksmuseum, hoe de majesteit op hen toeliep, bewegend op de maten van hun marsmuziek. Daar waren ze voor gevraagd, zoals ze ook elk jaar worden gevraagd door André Rieu om diens optredens op het Vrijthof in Maastricht kleur te geven. Of dat maar even genoteerd kan worden.

Op hun hoede zijn ze. Als er iemand van buiten komt, wil die altijd de blauwen erbij halen. ‘Binnen onze vereniging wordt er nooit gesproken over de blauwen.’ Die strijd tussen de roden en de blauwen is iets van vroeger, toen de roden op de hand van de graaf waren en de blauwen naar de vrijmetselaars leunden. De boeren pachtten grond van de graaf en waren dus rood. De blauwen waren onafhankelijk en konden het zich permitteren blauw te blijven. Of, zoals ze bij de roden zeggen, de voormannen bij de zinkwit-fabriek, waar vroeger het halve dorp werkte, waren blauw en eisten van de arbeiders dat ze blauw werden. Anders kon je een vrije repetitieavond wel vergeten. Zo wordt er over en weer grotere onafhankelijkheid geclaimd. Elk jubileum duikt er opnieuw een commissie van wijze heren in die geschiedenis, in een poging de waarheid boven tafel te krijgen.

Maar, nogmaals, dat was vroeger, toen er maar twee gemeenteraadsleden waren, een rode en een blauwe, en je dus altijd op kleur koos. Zeven bakkers en vijf slagers telde het dorp en iedere inwoner wist wie uit een rode of een blauwe familie kwam, en je als blauwe dus alleen brood en vlees haalde bij een middenstander van dezelfde kleur. En als een paar roden na de repetitie door de Diepstraat liepen en er een stelletje blauwen om de hoek kwamen zetten, kon het nog wel eens een kloppartij worden. De gedachte alleen al maakt ze nu aan het lachen.

Die spanningen zijn nu voorbij, beweert het bestuur van Sainte Cécile. Samenwerken doen ze. Twee verenigingen in een dorp, dat houdt elkaar in stand. Als twee overhellende zuilen. En trouwens, nu Eijsden en Margraten één gemeente zijn geworden, krabben ze zich in het gemeentehuis in Margraten wel even achter de oren als ze hen rollend over straat zien gaan voor ze weer met de jaarlijkse subsidie over de brug komen.

Nooit paars
In de binnentuin van Johnny Tossings (48) kraaien zijn twee wedstrijdhanen dat het een lieve lust is. Tossings speelt sousafoon bij de blauwen. Om de hoek, tegenover de kerk, ligt het café dat van zijn ouders was. Ze zijn allebei gegaan. De tap van het café staat in zijn woonkamer. Tossings’ vader stamt uit een blauwe familie, maar zijn moeder komt uit een rood nest. Omwille van de klandizie kwamen er geen foto’s van de ene of de andere harmonie aan de wand van het café. Ook de kleedjes op de tafels kregen een onbestemde kleur. Maar op zijn eenentwintigste had Johnny het niet langer kunnen tegenhouden en had hij zijn verlangen om tot de blauwen toe te treden aan hen voorgelegd. Zijn ouders hadden Johnny gezegd dat ze erop vertrouwden dat hij een verstandige keuze zou maken. Hij moest het maar niet van de daken schreeuwen in het bijzijn van de clientèle.

Zo is het nog steeds, zeggen ze in het café en de snackbar. Iedereen heeft een kleur. Er zijn gemengde huwelijken, maar dat wordt nooit paars. De een blijft een blauwe en de ander een rode.

Er is er maar één in die honderdveertigjarige geschiedenis die kan zeggen dat hij én blauw én rood is: Jef Janssen (65). Hij woont in de nieuwbouw die verrees op de plaats waar ooit zijn ouderlijk huis stond. Waarom hij in 1983 de blauwe harmonie heeft verlaten laat hij in het midden. Anderen beweren dat het met Jefs rol in de lokale politiek te maken had. In verkiezingstijd had hij te weinig voorkeurstemmen ontvangen en was hij uit de raad verdwenen. Waar bleef je als de mensen van je eigen harmonie al niet hun stem aan je gaven? Een jaar later had hij zich bij de roden aangemeld. Hij kon als geen ander de tuba bespelen, maar de roden vonden de tijd er nog niet rijp voor. Was Jef bij de fanfare van Vroenhoven gaan spelen. Maar na zeven jaar hadden de roden hem alsnog toegelaten. Met de processie loopt hij vanwege zijn versleten heup niet meer mee. Kunnen ze van langs de kant niet meer roepen dat hij zijn jas binnenstebuiten aan heeft, zoals hij twintig jaar lang heeft moeten horen.

Ajax tegen FC Eijsden
Bij het laatste Wereld Muziek Concours in Kerkrade zijn ze van Sainte Cécile kampioen geworden. Wereldkampioen dus. Dat word je niet zomaar. In januari van dit jaar zijn de agenda’s getrokken tijdens een grote ledenvergadering. Dan moet Anton Janssen ervoor zorgen dat alle neuzen weer dezelfde kant op gaan staan. Op het allerhoogste podium moet je als vereniging laten zien wat je waard bent. Dat betekent extra repetities, werkweekenden en een uitgestelde vakantie voor de betrokken gezinnen. Dan komt Arno Piters meespelen. Een van hun jongens die nu klarinet speelt bij het Concertgebouworkest. Zijn ze apetrots op. Dan zal de huidige solist een plaatsje moeten opschuiven. En ook op andere plekken komt soms een professional te zitten. Dan moet er door Janssen nogal eens ingepraat worden op de gedupeerde, om over te brengen dat het grotere belang telt, de eer van de vereniging. Maar iedereen gaat mee naar dat WMC, als muzikant dan wel in een ondersteunende rol. Wat dacht je hoeveel broodjes er dagelijks voor een honderddertig mensen tellend orkest moeten worden gesmeerd.

In Kerkrade zullen ze moeten opboksen tegen orkesten van uit de hele wereld. Wordt er door omstanders gezegd. ‘Waarom zouden jullie naar het WMC gaan? Je kunt alleen maar verliezen.’

Die uit Valencia, dat zijn gewoon betaalde muzikanten. En hier over de grens in Harelbeke houden ze in januari openbare audities, komen muzikanten uit de wijde omtrek hun diensten aanbieden, in ruil voor een mooi salaris. Daar moeten de roden als amateurvereniging tegen opboksen. Het is net Ajax tegen FC Eijsden. Natuurlijk huren zij ook extra mensen in. Om het vereiste repertoire te kunnen spelen heb je pianisten nodig, extra blazers, een harpist. Maar het is een verschil of je er tien inhuurt, of veertig. Vraag die zogenaamde harmonieën een maand na het WK maar om die muziekstukken nog eens gehore te brengen. Dan hebben ze er de muzikanten niet voor. Is de zeepbel uit elkaar gespat.

Ook op de buisklokken
De Oude Harmonie speelt in de eerste divisie. Een bewuste keuze, zegt voorzitter Jan Vervoort, in het dagelijks leven ovenist bij het plaatselijke crematorium. De blauwen zouden meerdere keren gevraagd zijn om te promoveren, maar extra druk om te presteren zou ten koste gaan van de familiale sfeer. En daar hechten ze aan, bij de blauwen.

Het is een vrijdagavond als de grote zaal van de Oude Harmonie zich geleidelijk vult met muzikanten die hun instrument warm blazen of strijken of slaan. Voorafgaand aan de repetitie brengt Vervoort namens een diamanten bruidspaar de dank over voor het brengen van een serenade. Als ze worden gevraagd dan gaan ze met zijn allen, zegt hij. Dat is de regel. ‘Moet je eens zien wat dat doet met zo’n echtpaar als we daar ineens met tachtig man sterk staan te spelen.’ Zo vaak mogelijk je gezicht laten zien aan de mensen in het dorp. Als de burgemeester een verzoek indient voor het opluisteren van de opening van een gebouw of de uitreiking van lintjes voor bewezen diensten, dan staan ze er ook. Zonder de gunst van de dorpsbewoners en de notabelen kun je als harmonie niet bestaan. Dat weten ze maar al te goed.

Het lijken normale jongens, de vijf leden van de blauwe drumband die na afloop van de repetitie aan de andere kant van de tafel zitten. Daan, Harm, Tom, Jordy en Danny. Een werkt er bij een tegelproducent verderop langs de Maas. De ander is onderhoudsmonteur bij Fokker. De rest studeert aan een hbo, technische bedrijfskunde, werktuigbouw en rechten.

Tegen medecollega’s of studiegenoten beginnen ze niet over de harmonie. Die hebben weinig affiniteit met een dergelijke muziekstijl. Maken flauwe, voorspelbare grappen. Zelfs binnen de harmonie krijgen ze te horen: ‘Als het op de trombone niet meer lukt dan kan ik altijd nog gaan trommelen.’ Maar ze spelen ook op de buisklokken, de vibrafoon, donderplaat, pauken en de tempobox.

Afgelopen november zijn ze met hun percussiegroep Limburgs kampioen geworden. In februari werd het Nederlands kampioenschap gehouden. De winnaar van vorig jaar, uit Appingedam, speelde een heel sterk programma. Toen hadden ze wel begrepen dat ze op de toppen van hun kunnen moesten presteren. De driemansjury beoordeelt op dynamiek, samenspel en programmakeuze. Ze hadden spetterend geopend, waarna ze het verplichte repertoire zonder haperingen hadden gebracht, en met het klapstuk aan het eind hadden ze de juryleden van achter hun tafels geblazen.

Daarmee hadden ze De Limburger gehaald. Zelfs van de rode harmonie hadden ze felicitaties ontvangen. ‘Dat was toch wel chic van ze.’

Muzieklessen wegbezuinigd
Aan een einde van hun lidmaatschap denken ze niet. Ja, over een jaar of vijftig willen ze wel horizontaal de vereniging verlaten, net als hun grootvader. Waarom zou je weggaan bij mensen die je al je hele leven kent? Dan mag de harmonie hen de laatste eer bewijzen. Soms vindt de familie het te veel, zo’n heel orkest bij het graf. Wordt er wel korpsmuziek gespeeld, maar vanaf cd. Laatst hadden de roden de uitvaart van hun oud-voorzitter muzikaal begeleid met een statige, trage mars die elke dorpsbewoner van kind-af-aan kent. Muziek die tientallen herinneringen oproept aan hoogtepunten in het dorpsleven. En dat met al die emoties van zo’n begrafenis erbij. Een knappe jongen die het dan droog weet te houden.

De lagere school van de drumjongens lag vroeger precies tussen beide harmoniegebouwen in. Elke keer als de orkesten uitrukten, dan plakten de gezichtjes tegen de ramen van het klaslokaal. Sinds de school is verplaatst naar de nieuwbouwwijk aan de rand van Eijsden zien de kinderen de harmonie nog maar zelden, want daar marcheren ze niet. Dit schooljaar zijn ook de muzieklessen wegbezuinigd. Beide harmonieën hebben een aantal muziek­lessen verzorgd, maar alle inspanningen ten spijt hebben zich begin van het jaar maar vier kinderen bij elk van de verenigingen aangemeld. En de gestage uitstroom van ouderen en vrouwelijke musici die voor hun gezin kiezen, gaat gewoon door. De neergang van tal van muziekverenigingen is de beide voorzitters niet ontgaan. Op elke bijeenkomst van de Limburgse Bond van Muziekgezelschappen die ze bijwonen staat er eigenlijk maar één onderwerp op de agenda: hoe de leegloop tegen te gaan.

Nieuwe leden zijn niet loyaal meer, zoals vroeger. Na een paar jaar zijn ze erop uitgekeken en willen de kinderen en hun ouders – ja, ook die – op zoek naar een nieuwe kick. En dan te bedenken wat je als vereniging allemaal in zo’n kind investeert. Muzieklessen krijgen ze, een instrument in bruikleen. En als ze mee de straat op gaan krijgen ze een uniform aangemeten, ter waarde van twaalfhonderd euro. Om over de prijzen van die instrumenten nog maar te zwijgen. In vol ornaat op straat staat er ruim een miljoen voor je neus. Zo’n eigen pand waar na zestig jaar de sleet in komt, waarvan het dak begint de lekken en de vloer begint te verzakken. Dat moet je als vereniging allemaal maar zien op te brengen. Samen met de supportersvereniging worden braderieën en inzamelingsacties georganiseerd om te boel te financieren.

De ouderen houden er op een gegeven moment ook mee op. Jef Janssen, op tuba, zit in de nadagen van zijn muzikale carrière. Twee leeftijdgenoten zijn onlangs gestopt. De longen worden zwakker. Een lange noot vasthouden wordt steeds moeilijker. Ze zijn met zijn vieren op de tuba, zodat een ander kan bijvallen. Als het niet meer gaat, dan zal Jef de eer aan zichzelf houden, maar je hebt erbij die blijven blazen tot ze erbij neervallen. Die verruilen de tuba voor de lichtere trompet.

Een orkest is zo sterk als zijn zwakste schakel, weet Jan Vervoort van de blauwen. Als het nodig is zal iemand van het bestuur de betroffene eens vragen hoe de repetitie is verlopen. Een week later zal een ander met dezelfde vraag komen. Gewoon met de zachte hand. Na een paar weken zal de bejaarde muzikant het verlossende woord laten klinken, dat hij overweegt om het instrument aan de wilgen te hangen. Dan wordt er vol respect op gereageerd en krijgt die ander een mooie bestuursfunctie aangeboden, of kan hij meelopen met de vaandeldragers.

De parketvloer glimt
Zonder nieuwe aanwas kan het snel gaan. Tien kilometer verderop in Maastricht hadden ze niet lang geleden nog vijftien harmonieën. Nu zijn er een paar opgeheven en zijn er negen gefuseerd. Het is geen gezicht als die de straat op gaan met dertig man in drie verschillende uniformen. Tradities die meer dan honderd jaar hebben bestaan zijn naar de knoppen.

Een van die verenigingen had tien jaar geleden ook nog honderddertig leden, net als de blauwen. Eerste klarinettiste Stephanie Huysmans (21) heeft de afgelopen jaren de hele reis van vierde rij vinnen naar eerste rij buiten doorgemaakt. Nu zit ze op de soloplek bij de dirigent. Ze weet nog hoe er een paar jaar geleden een nieuwe dirigent was gekomen en een deel van het orkest niet overweg had gekund met zijn directieve handelswijze. Dat de mensen zeiden dat ze niet meer voor hun plezier naar de vereniging kwamen. Kort voor het WMC had die dirigent een klarinettist van de eerste rij gehaald en naar achteren gezet, omdat die zijn partijen niet kende. Hij was niet op de hoogte geweest van diens problematische thuissituatie. Die klarinettist had het niet gepikt en was vertrokken. En wat krijg je als er meerdere familieleden in het orkest spelen, dat ze met zijn allen de hakken in het zand zetten. Uiteindelijk waren er in die periode vijfentwintig mensen gestopt. Het bestuur had ingezien dat de hele vereniging in gevaar kwam en had de dirigent verzocht om te vertrekken.

De roden willen niet lijdzaam afwachten hoe het allemaal minder wordt, maar proactief zijn. Ga maar kijken beneden, hoe het floreert. In de grote zaal zitten honderd leden van de harmonie te repeteren. Bekeken door dertig ouderen. En in de kleine ruimte achter het café werken twintig kinderen aan de beheersing van hun instrument. Het pand is vijf jaar geleden vernieuwd. Er is een stuk bij aangebouwd om het orkest beter te kunnen huisvesten. De parketvloer glimt alsof deze gisteren is gelegd.

Ook bij de blauwe harmonie zitten ze op de vrijdagavond met zeventig mensen te repeteren. En al kraakt de vloer onheilspellend, is het koud in die hoge zaal en ligt er onder alle stoelen een lilakleurig doek om de scherpe tonen van de instrumenten te verzachten bij die slechte akoestiek, ook hier is nog volop leven.

Tamboer-maître Nico Dassen vraagt zich hardop af waar ze over vijftien jaar zullen staan. Zijn gezicht krijgt gepijnigde trekken. Stel je voor. Nico’s hele leven is rood gekleurd. Hij heeft er zijn vrouw ontmoet en zijn kinderen krijgen er muziekles.

In de week voor de processie stoomt hij zijn broek, bewerkt zijn maître-stok met koperpoets en haalt de borstel door de berenvacht van zijn Engelse gardemuts. Elke avond repeteert hij in zijn tuin de bevelen en gebaren waarmee hij het orkest in het gareel zal moeten houden. Het publiek langs de kant mag dan een vals gespeelde noot ontgaan, maar wee degene die een misstap maakt. Wordt er gezegd dat het met die rooien bergafwaarts gaat.

Op de vraag of het, door verder dalende ledenaantallen, ooit tot een fusie tussen de roden en de blauwen zal komen, reageren alle betrokkenen met ferme woorden en gebaren. Dat. Nooit.

Knakkende heupen
Op de dag van de sacramentsprocessie, om vier uur in de ochtend, trekken Danny, Jordy en de andere trommelaars door de straten van Eijsden. Nico heeft zijn raam een stukje open gehouden, zodat hij ze zal kunnen horen. En ook Anton, Stephanie en al die andere harmonieleden houden hun slaapkamerraam op een kier. Dan hoor je ze en dan weer even niet. Net als vroeger voelen ze de opwinding door hun lichaam gaan. In de nieuwbouwwijk belt een nieuwkomer de politie vanwege burenoverlast.

Om half negen marcheren de roden de parkeerplaats af en dirigeert Dassen zijn manschappen feilloos de bocht om. Alles klopt bij de roden. Niemand komt te laat, niemand is zijn pet vergeten of wordt in allerijl door een ander op de fiets gedropt, zoals bij de blauwen. De uniformknopen glimmen net als de instrumenten. En moet je zien hoe Nico zijn benen strekt tot aan zijn tenen toe, voor hij zijn hak kantelt en zijn voeten plaatst.


De drumjongens van blauw stoppen kort voor vertrek hun spiegelbrillen in hun broekzak en zetten hun pet recht. De vrijgezelle jongemannen die de heiligenbeelden torsen, die van de scouting, zelfs de meisjes in witte jurkjes met een bosje narcissen in de hand en de jongetjes in hun rode pakjes die hun gouden belletjes laten rinkelen, allemaal hebben ze een ernstig gezicht. Hier gaat de processie met de monstrans, met daarin het allerheiligste. Een schielijke glimlach wordt snel tot de orde geroepen. En iedereen volgt de ritmische passen van de tamboer, die zijn maître-stok kaarsrecht naar de hemel prikt. De beide voorzitters in rokkostuum lopen met hooggeheven kin te midden van de andere bestuursleden. Zo gaan ze het dorp uit, trekken langs de weilanden en verdwijnen uit zicht. Vlagen tromgeluid van de roden waaien voorbij. En van de andere kant klinken de blaasinstrumenten van de blauwen.

Als ze naderen hoor je het luid gesproken Weesgegroet van de koster, dat door de misdienaren gedwee wordt herhaald. Bij een provisorisch altaar aangekomen zingt het koor, mannen in pijen zwaaien met wierookvaten en verdrijven het parfum van de vrouwen. De pastoor prevelt een gebed en heft de monstrans ten hemel. Mensen langs de weg knielen met een been op de stenen. Bij sommige vrouwen trekt een traan een spoor door de make-up. De optocht van het leven trekt aan hun geestesoog voorbij. Gedachten gaan uit naar hen die er vorig jaar nog bij waren en nu niet meer.

Tijdens de pauze klagen de meisjes van de blauwe harmonie over pijnlijke voeten en knakkende heupen. En dat liedboekje dat aan het uiteinde van hun klarinet zit geprikt, dat gaat na een tijdje in hun bovenarmen zitten. De ouderen verboden hun te kletsen tijdens de mars.

Het grootste deel van de route zit erop. Straks lopen ze nog dat mooie stuk door de Kerkstraat. Daar staan de mensen vier rijen dik. Spelen ze hun favoriete muziek, de ‘Mater Mea’, een trage Spaanse mars. Moet je die trommels tegen de gevels van de huizen horen klinken. Als daarna de blazers met zijn allen inzetten dan zie je het kippenvel op de armen van de toeschouwers schieten. Als ze onder de boog doorgaan waarop geschreven staat ‘Looft de heer met pauken en koren. Looft hem met snaren en fluiten’. Mannen en vrouwen pakken elkaars hand vast. Meisjes prononceren hun lippen als de vrijgezellen passeren. De bussen van de collectanten van het Toon Hermans Huis raken snel gevuld.

Bij de kerk aangekomen spelen de roden in een lange haag de blauwen naar binnen. Ogen ontwijken elkaar. Volgend jaar gaat het, zoals afgesproken, andersom.

Leden van de Harmonie Sainte Cécile, de 'roden', staan te wachten tijdens de sacramentsprocessie

De vaandeldragers gaan voorop bij de Oude Harmonie, 'de blauwen'
Boven: wierookpotten verdrijven het parfum van de dames. Onder: knielende mensen bij het passeren van de monstrans

Zelfs de meisjes in witte jurkjes hebben een ernstig gezicht
Boven: op het plein ontvangen beide korpsen de zegen. Onder: de blauwen blazen zich warm
De wierookpotten blazen even uit
29-06-2013





Viewing all articles
Browse latest Browse all 1008


<script src="https://jsc.adskeeper.com/r/s/rssing.com.1596347.js" async> </script>