Quantcast
Channel: Bouilla Baise Work in progress
Viewing all articles
Browse latest Browse all 1008

What is There to Do in and around Samarang Hotel Jansen 1935 Dutch East Indies Photography

$
0
0
  
Twee Indische steden
R.P.G.A. VOSKUIL e.a.: Bandoeng. Beeld van een stad
179 blz., geïll., Asia Maior 1996

B. BROMMER e.a.: Semarang. Beeld van een stad
160 blz., geïll., Asia Maior 1995

Alexander Bakker
24 augustus 1996

Ooit schreef Hella Haasse een mooi verhaal over een Japanse herenkapper die in Nederlands-Indië spioneert voor de Keizerlijke Inlichtingendienst. In haar verhaal De lidah boeaja drijft meneer Yamada zijn kapperszaakje aan een stille, slordige straat. In werkelijkheid heette deze knippende zoon van Nippon meneer Kawata en was hij gevestigd aan de Groote Postweg in Bandoeng, één van de belangrijkste straten van die plaats. Dat leert een vergelijking tussen de verhalenbundel van Hella Haasse Een handvol achtergrond en het recent verschenen Bandoeng. Beeld van een stad. Dat is het vijfde deel in de Indische-Stedenreeks. Daarvóór was de gemeente Semarang aan de beurt. Eerder verschenen monografieën over Batavia en Soerabaja en werd een deel uitgebracht over luchtfotografie.

De delen over Bandung en Semarang zijn chronologisch ingedeeld, geordend in vier periodes: pre-koloniale ontstaansgeschiedenis van de stad, ontwikkelingen onder Nederlands bewind, gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog en de onafhankelijkheidsstrijd, en veranderingen onder Indonesisch bestuur. De meeste (schitterende) foto's, waarvan vele voor het eerst gepubliceerd, staan in een apart deel achter in het boek. Ze zijn ingedeeld naar wijk zodat je een goede indruk krijgt van de sfeer per stadsdeel en van de aanblik van afzonderlijke straten; oude stadskaarten wijzen de weg. De illustraties zijn afkomstig uit de collecties van grote instellingen zoals het Koninklijk Instituut voor de Tropen en uit verzamelingen van particulieren. Doordat oude en recente foto's zijn opgenomen, valt het historische straatbeeld te vergelijken met het huidige. Dan blijkt vooral hoe lélijk het moderne Indonesië is, vol beton en neon.

Semarang ligt aan de noordkust van Midden-Java en is een handelshaven. In de VOC-tijd vertrok uit die stad elk jaar een afgezant naar de sultan van Soerakarta. De plaats was destijds de toegangspoort tot de Vorstenlanden, de weinig bekende binnenlanden van Java die onder feodaal bestuur stonden. De producten die daar vandaan kwamen, werden in Semarang opgeslagen en verscheept. Maar pas nadat de VOC failliet was gegaan en nadat het handelsmonopolie van de Nederlandse staat in Indië in 1870 was afgeschaft, kwam de stad tot bloei. Vooral 'in de suiker' viel goud te verdienen.

Regelmatig treden in het boek illustere personen op. H.F. Tillema bijvoorbeeld is bekend door zijn foto's die de erbarmelijke leefomstandigheden in inlandse volkswijken verbeeldden. Ze contrasteren scherp met de gemoedelijke sepiakleurige kiekjes van Tempo Doeloe. Mede door de inspanningen van Tillema verrezen begin jaren twintig in Semarang een paar 'gemeentekampongs', buurten met sociale woningbouw voor inlanders. De architect Berlage prees ze als “nieuwe volkswijken (...) met de beste in het moederland te vergelijken”. Een foto van kampong Kintalan toont inderdaad een keurige Hollandse rijtjeshuizenstraat onder tropisch geboomte. Tijdens de Japanse bezetting werden er Nederlanders in geïnterneerd. De koloniale architectuur werd na de soevereiniteitsoverdracht verwaarloosd, maar inmiddels begint Semarang haar bouwkundige erfenis opnieuw te waarderen. De gemeente maakt plannen om de oude Nederlandse binnenstad te beschermen en te restaureren, in de hoop er veel toeristen mee te trekken.


Bandung (vroeger Bandoeng) ligt midden in het bergachtige Javaanse plantagegebied, minder dan tweehonderd kilometer verwijderd van Jakarta. Er wordt vooral koffie en thee verbouwd. Veel cultures stammen uit de VOC-tijd. Bandoeng. Beeld van een stad geeft een ontluisterende indruk van de uitbuiting op de plantages. Rond 1785 kreeg ieder Javaans gezinshoofd bijvoorbeeld de verplichting opgelegd tweehonderd koffiestruiken aan te planten. Al eerder was hem de verzorging van vierhonderd andere planten opgedragen. Eén gezin moest dus zeshonderd koffiestruiken onderhouden. Dat liet niet veel tijd voor het verbouwen van rijst en andere voedselgewassen; op Java heersten daarom regelmatig hongersnoden.

Toen het handelsmonopolie van de Nederlandse staat in Indië verviel, kwamen veel particuliere planters naar het vruchtbare gebied rond Bandoeng. Ook Hella Haasses Heren van de thee zochten er hun fortuin. De door haar geromantiseerde plantersfamilies Kerkhoven, Holle en Van der Hucht brachten in het plantagestelsel verbeteringen aan. Voor het inlandse personeel lieten zij op hun ondernemingen scholen en moskeeën bouwen en ook de verpleeginrichting voor lepralijders 'Pro Leproos' stond onder hun hoede. Maar in het Preanger hoogland werden niet alleen koffie en thee verbouwd. Zuidafrikaner boeren, uitgeweken voor de Boerenoorlog, voorzagen de inwoners van Bandoeng van verse Europese groenten en koemelk.

Bandoeng stond bekend als de meest Europese stad van Indië, als een prettige wóónplaats. Dat werd bevorderd door het koele, gezonde klimaat. In een brochure werft de gemeente potentiële inwoners met de slogan 'Wilt u uw leven verlengen? Vestigt u in Bandoeng. De Indische jaren tellen hier niet dubbel!' De mondaine sfeer komt in het boek goed tot zijn recht. Niet voor niets werd Bandoeng 'het Parijs van Indië' genoemd. Eén van de prenten toont de patissier en glacier Maison Bogerijen, het 88-koppige personeel ervoor verzameld.

De gemeente beijverde zich de nieuwe hoofdstad van Indië te worden, door haar geïsoleerde ligging op de hoogvlakte bood zij tevens strategische militaire voordelen. In 1918 werd besloten de regeringszetel van Batavia naar Bandoeng te verplaatsen, maar pas in 1942 gebeurde dat, vlak voor de capitulatie voor Japan. Toen was het te laat. Het KNIL kon de Japanse invasie onmogelijk weerstaan. Tijdens de onafhankelijkheidsstrijd was Bandoeng grotendeels in handen van het Indonesische leger. Alleen Bandoeng-Noord vormde daarop een uitzondering, als beschermde enclave voor Nederlandse inwoners. Voornamelijk in dit deel van de stad is nog iets te herkennen van de koloniale architectuur.

De andere stadsdelen werden grotendeels door brand verwoest, toen het Indonesische leger zich onder dwang van een ultimatum moest terugtrekken.

De boeken over Bandung en Semarang verschaffen een historische rondtocht. Het zijn bijzondere naslagwerken die het beeld aanvullen dat in de literatuur en in geschiedwerken wordt geschetst.



door Dr. J.F. Bemmelen, en G.B. Hooyer, samengesteld op uitnoodiging der Koninklijke Paketvaart Maatschappij. Herzien door J.F. Niermeyer, J.H. de Bussy, Amsterdam 1906

Reisgids voor Nederlandsch-Indië, 67-69
[Semarang – Paketvaart Matschappij]

[1906] Van Batavia naar Semarang, de voornaamste havenplaats van Midden-Java, reizende, maakt men liefst gebruik van die stoombooten der Paketvaart Matschappij, welke in 24 uur het reisje over de meestal uiterst kalme Java-zee volbrengen, daar de kustbooten een etmaal langer behoeven, door het aandoen der kustplaatsen: – Cheribon, aan den voet van den geïsoleerd liggenden 3070 . hoogen vulkaan Tjerimai; Tegal, waarachter zich de rookende Slamat 3427 m. hoog verheft; en Pekalongan met het 2500 m. hooge Prahoe-gebergte op den achtergrond.
Tambora SS was a Dutch Cargo Steamer of 1,266 tons built in 1877 by Caird & Company Greenock, Yard No 206 for Nederlandsch Indische Stoomvaart Mij., Batavia. In 1891 she was purchased by Konink Paketvaart Mij., Batavia. On the 24th April 1901 she ran a ground and was wrecked at Adaoet, Tenimbar Island when on passage from Batavia for New Guinea.

De boot vertrekt des morgens te 9 uur van Tandjong Priok. Daar ze gewoonlijk zeer vol is, doet men verstandig, eenigen tijd vooruit plaats te bespreken, en zich tijdig aan boord te begeven. […]
Den volgenden morgen komt men ter reede van Semarang. Bij helder weer levert deze een heerlijken aanblik op. Een kring van paarsche bergen omringt de groene baai; het zijn van west naar oost de lange rug van den Prahoe (Diëng-gebergte), de tweeling-kegels Sindoro en Soembing, de meer op den voorgrond gelegen Oengaran en de links daarachter te voorschijn tredende Meraboe. Geheel in het noordoosten ziet men de afgezonderde en in vele toppen uitgeschulpte Moeriah.
Het land verheft zich van den strandzoom in heuvelruggen en terrassen. Op een dezer valt de witte watertoren der bovenstad Tjandi in het oog.
Van Semarang zelf ontwaart men den vuurtoren, het stadhuis (een reusachtig vierkant gebouw) daarnaast de Uitkijk, ene kerk met koepeldak en een paar torens. Het geheel maakt den indruk van een groote havenstad, een vertoon, dat bij een bezoek aan de plaats wel eenigszins wordt gelogenstraft.
Aankomst op de reede. Landing met een stoombootje van het Prauwenveer (f 2.- per persoon) of met roei- en zeilprauwen (tambangans f 1.- per persoon). In den westmoesson is de landing soms gevaarlijk of onmogelijk, wat wordt aangegeven door een blauwe vlag op den uitkijktoren.
Omnibussen der hotels aan den boom.
Rijtuigen: dos-à-dos, lang niet zoo talrijk als te Batavia, tarief als daar. Andere vervoermiddelen zijn op straat niet te krijgen.
Huurwagens der hotels tegen tarief als te Batavia
Post- en Telegraafkantoor naast het stadhuis […]
Verbindingen. Spoorlijnen der Nederlandsch-Indische Spoorweg-Maatschappij (station nabij de kust […]) naar Soerakarta en Djokjakarta, met zijlijn naar Ambarawa.
Stoomtram der Semarang-Cheribon Stoomtram Maatschappij en Semarang-Joana Stoomtram Maatschappij (gemeenschappelijk station op den aloen-aloen). Vandaar vertrekken ook de trams naar het spoorstation en naar Djomblang. […]

Hotels. Hotel du Pavillon, Bodjongsche weg; Hotel Jansen (vroeger Heerenlogement), in het centrum der benedenstad […]”

Reisgids voor Nederlandsch-Indië, 70

[Semarang – Westerwalstraat]

[1906] Men kan de door Europeanen bewoonde wijken in een ouder en een nieuwer gedeelte onderscheiden: het eerste, dat tot 1824 door wallen en grachten omgeven was, ligt dichter bij de zee en gelijkt iets op een Zuid-Europeesch havenstadje; de huizen zijn er vlak aan de straat gebouwd en sluiten aan elkander, vele hebben twee verdiepingen, de straten zijn meerendeels nauw en onbeplant, en het geheel is daardoor benauwd, heet en stoffig.
De nieuwere stad wordt doorkruist door den mooien Bodjongschen weg, aan welker uiteinde de statige Residentswoning verrijst. Semarang is in de laatste jaren zeer verfraaid door den aanleg van eenige plantsoenen.
De aangenaamste plaats om te wonen is de wijk Tjandi, eene bovenstad op ongeveer een half uur gaans bezuiden Semarang, gelegen op den 80 M. hoogen rand der heuvels.


Reisgids voor Nederlandsch-Indië, 71-72

[Semarang – Maleische Kamp] 

[1906] Aan de westzijde der stad vindt men de Arabische en inlandsche kampongs, de laatste gekenmerkt door de lage ligging, die veroorzaakte dat zij in den westmoesson dikwijls dagen lang onder water stonden; deze toestand werd slechts gedeeltelijk verholpen door het grote Bandjir-kanaal, dat bewesten de stad tot eene betere uitwatering der Semarang-rivier is gegraven; men heeft daarom kortelings nog een tweede, het Oostelijk Bandjir Kanaal voltooid. Daardoor zijn de overstroomingen opgehouden en is de gezondheidstoestand sterk verbeterd. De kwaadaardige koortsen, waardoor de stad vroeger berucht was, komen nog maar zeer zelden voor.


























Viewing all articles
Browse latest Browse all 1008