Op haar best als ze in rust kon gadeslaan
Fotograaf Jutka Rona (1934-2016) legde vijftig jaar Nederlandse geschiedenis vast, maar fotografeerde ook hoe haar leven in Hongarije had kunnen zijn.
Rianne van Dijck
19 maart 2016
Jutka Rona en een van haar foto’s, de Easterparade in Londen in 1956.
Foto’s Vincent Mentzel; Jutka Rona/ MAI
‘Ze kan er verbijsterend sexy uitzien, ze heeft een superieure intelligentie, ze is warm en hartstochtelijk, ze heeft een enorm gevoel voor humor.” Zo sprak Dimitri Frenkel Frank midden jaren zestig in Vrij Nederland over zijn geliefde Jutka Rona. „Over mijn vrouw kan ik in feite niet praten zonder te overdrijven. […] Ze is een vrouw met wie ik mij nooit verveel, een voortdurende bron van verwondering, die ik ook uitermate bewonder.”
LEVENS
Op deze pagina publiceert NRC Handelsblad elk weekeinde twee levensbeschrijvingen van mensen die recent zijn overleden. Het kan gaan om bekende of onbekende mensen, uit binnen- of buitenland; om mensen die zich verdienstelijk hebben gemaakt voor de maatschappij of mensen die op een andere manier zijn opgevallen. Suggesties voor de rubriek zijn welkom op necrologie@nrc.nl.
Schrijver-regisseur Dimitri Frenkel Frank en fotograaf Jutka Rona ontmoetten elkaar op de set van Makkers, staakt uw wild geraas, een sinterklaasfilm van Fons Rademakers. Ze zouden acht jaar geliefden blijven, tot 1968. Bert van der Veer, die in 2014 een biografie schreef over Frenkel Frank, vertelt dat Rona niet veel kwijt wilde over de scheiding: „Ik was natuurlijk op zoek naar de sleazy details, maar zij was discreet en beheerst.” In het boek laat ze wel los dat ze „een beetje zurig” werd van de relatie: „Dimitri had toch iets van: jij zorgt voor de boel hierbinnen en ik zorg voor de boel hierbuiten en dat was een rolverdeling die mij helemaal niet aanstond.”
Jutka Rona, die in 1934 in Boedapest werd geboren en 5 maart aan longkanker stierf in Amsterdam, was geen vrouw voor achter het aanrecht. Hoewel ze na de scheiding de zorg voor de twee kinderen op zich nam, maakte ze naam met vooral haar theater- en portretfotografie, en later met reisgidsen en een boek over Hongarije. Toen dochter Lili en zoon Dimitri groter werden, reisde ze als fotograaf mee met journalisten om hun verhalen te illustreren: met Derk Sauer naar Libanon, met Ad van Krimpen naar New York en Lapland, met Bart Vos naar Papoea-Nieuw Guinea. Na de dood van haar vader Imre Rona in 1974 zou ze tot de sluiting in 2003 directeur blijven van het door hem opgerichte ABC Press, een fotoagentschap aan de Nieuwezijds Voorburgwal. En intussen maakte ze foto’s van iedereen die in Nederland – en soms daarbuiten – iets voorstelde: Jan Wolkers, Willem Frederik Hermans, Harry Mulisch, Ellen Vogel, Dries van Agt, Jane Mansfield, Kirk Douglas. „Het grote leven!”, schreef Annemarie Oster vorige week in een afscheidscolumn in de Volkskrant over haar vriendin.
Oster leerde Rona kennen op de set van tv-programma Hadimassa, waar ze werd uitgenodigd voor een feestje bij haar thuis: „Daar stond de gastvrouw […] in een petite robe noir waaruit stoere schouders en lange armen staken. Zo petite als die jurk, zo groots was Jutka, een vrouw om tegen op te kijken.”
‘Zo petite als die jurk, zo groots was Jutka’
In 1936 komt Rona samen met haar joods-Hongaarse ouders en haar zus naar Amsterdam. In de oorlog duikt het gezin onder, zij en haar zus zullen in die jaren op zeven verschillende adressen wonen. Net als in zoveel joodse gezinnen wordt er later zelden over die tijd gesproken; in interviews zegt Rona dat ze niet zoveel had met het joods-zijn. Na de oorlog volgt ze het gymnasium en in 1954 doet ze samen met Ed van der Elsken examen voor de Fotovakschool in Den Haag. Ze legt zich toe op de sociale fotografie, evenals tijdgenoten Sem Presser en Eva Besnyö. „Maar Jutka was veel bescheidener, ze had niet zo’n grote mond als andere fotografen, die zichzelf veel beter op de voorgrond wisten te plaatsen”, zegt kunsthistoricus Ingeborg Leijerzapf, die in 2006 samen met Marijke Winnubst een artikel over Rona schreef voor het Fotolexicon. „Misschien is ze daarom wat minder bekend. Maar ze heeft een enorm en indrukwekkend oeuvre achtergelaten; vijftig jaar lang heeft ze allerlei aspecten van de Nederlandse geschiedenis vastgelegd, met haar portretten, straatfoto’s en reisreportages.”
De kracht van Rona lag daar „waar zij in rust kan gadeslaan en fotograferen”, schreef Leijerzapf in het Fotolexicon. Voor het boek Op je tenen lopen (1998) volgende Rona het dagelijks leven van kinderen met de ziekte van Duchenne. Drie jaar werkte ze eraan, vertelt vriendin Marijke Jalink, die Rona hielp met een aantal fotoboeken („Ik zette wat punten en komma’s”). „Ze logeerde bij mensen thuis zodat ze kon meemaken hoe dat is, als je kind zo’n spierziekte heeft. Hoe dat ochtendritueel gaat, van opstaan en aankleden. Ze voelde zich echt betrokken.”
In 2000 verschijnt Een denkbeeldig Leven, Hongaars Fotoalbum, waarvoor Rona voor langere tijd teruggaat naar Hongarije. Het is een boek over het leven zoals het misschien geweest zou zijn als het gezin niet uit Boedapest was vertrokken, over vrienden die de hare hadden kúnnen zijn. Opvallend was dat die ‘vrienden’ op een na allemaal joods bleken. Ze verdiept zich ook in het leven van Hongaarse zigeuners, op plekken waar de Holocaust heeft plaatsgevonden.
Naarmate ze ouder werd, had ze meer met haar afkomst dan ze zelf lang had gedacht.
Op zoek naar het Hongaarse leven
Andrea Bosman − 15/09/00, 00:00
Als kind van 2 jaar kwam fotografe Jutka Rona met haar ouders in 1936 vanuit Hongarije naar Nederland. Sinds ze de laatste tien jaar weer vaker naar haar geboorteland reist, houdt de vraag hoe haar leven eruit zou hebben gezien als ze in Boedapest was gebleven, haar sterker bezig.
Rona ging op zoek naar sporen: plekken, straten, huizen, maar uiteindelijk vooral naar mogelijke vrienden, mensen met wie ze zich verwant voelde, die deel hadden kunnen uitmaken van haar Hongaarse leven. Het boek 'Een denkbeeldig leven' is het resultaat van deze zoektocht.
De acht hoofdpersonen die het fotoalbum bevolken, verdwijnen na het lezen van het boek niet snel uit je hoofd. Niet alleen door de beweeglijke, reportage-achtige wijze waarop Rona ze met haar Leica heeft vastgelegd -op straat, in café's, thuis, in een van de vele zwembaden die Boedapest rijk is, tijdens een begrafenis, een trouwerij, op het platteland- maar ook door de manier waarop ze ze heeft getypeerd. Eva, Vera, András, de mooie vlinderachtige Erika, die altijd te laat komt. De flirtende oudere journalist Laci, op wie Rona -had ze hem met zijn doorrookte bromstem vlak na haar middelbare schooltijd ontmoet- vast haar oog had laten vallen. Hij doet haar aan haar vader denken, al was die knapper.
In haar beschrijvingen legt Rona voortdurend lijnen naar anderen, naar vrienden in Nederland, naar haar ouders, haar moeder vooral, die in 1997 op 95-jarige leeftijd overleed. Ze verknoopt de levensverhalen van haar 'personages' met haar eigen jeugdherinneringen, met haar -joodse- familie, tegen de achtergrond van een bewogen periode in de geschiedenis.
,,Aanvankelijk had ik geen idee wat het precies moest worden, het was een ongrijpbaar gevoel waarop ik afging en dat ben ik helemaal niet gewend'', vertelt Jutka Rona in haar huis in Amsterdam. In haar nabijheid wordt duidelijk waarom de hoofdpersonen in haar boek zo naturel overkomen: ze moeten zich erg op hun gemak hebben gevoeld bij deze hartelijke, jeugdige vrouw. ,,Normaal gesproken maak ik reportages met meer rationele uitgangspunten. Ik had nooit gedacht dat dit boek zo persoonlijk zou worden. Eerst was ik nogal moeizaam bezig om plekken terug te vinden, gebouwen, scholen. Tot ik Abram de Swaan (de socioloog, red.) in Boedapest tegenkwam, die vroeg hoe het ging. Hij zei: 'Waarom begin je niet met vrienden in plaats van locaties?''
Rona moest heel wat drempels overwinnen om mensen, wiens namen ze via Hongaarse kennissen kreeg aangedragen, voor haar ongewone project te benaderen. Je verleden fotograferen? Dat kan toch helemaal niet?, kreeg ze vaak te horen. Ze beschrijft hoe ze soms dagenlang om de telefoon heen draaide voor ze iemand durfde te bellen. Toch was het precies de juiste stap om de mensen centraal te stellen. ,,Mijn werkwijze is gaandeweg helemaal anders geworden, van mijn oorspronkelijke plan is niets terechtgekomen. Zelfs de goed uitgelichte portretten die ik nog apart van iedereen heb gemaakt, heb ik uiteindelijk weggelaten.''
Wel is ze nog op zoek gegaan naar één sleutelplek, naar de Margritbrug over de Donau waar ze in 1963, tijdens haar eerste bezoek aan Boedapest, een eerste duidelijk gevoel van herkenning had. Ze schrijft: ,,Ik hurk, kijk even op en zie opeens een beeld dat af en toe door mijn hoofd of over mijn netvlies schiet en dat ik nooit thuis heb kunnen brengen: een grijze, bollende vlakte met links een rij ovale vormen. Het is het loopvlak van de brug met opzij de reling met uitsparingen, op ooghoogte van een kind in een wandelwagen.''
Thuisgekomen bevestigde haar moeder dat ze vroeger bijna dagelijks met de kinderwagen over de brug is gereden. ,,Dat was wel een opluchting'', zegt ze. ,,Dat dat niet helemaal verbeelding bleek te zijn. Je wantrouwt die vage herinneringen van stemmen en geuren natuurlijk, zeker van een kind van 2 jaar.''
De kans dat ze haar herinneringen met verhalen van thuis verwarde was niet groot: er werd niet veel over Hongarije gesproken, dat haar ouders vanwege het opkomend fascisme in die jaren hadden verlaten. ,,Het was geen taboe, maar mijn ouders waren realistische, pragmatische mensen die vooruitkeken. Ze blikten niet met vreselijk veel emoties terug op hun leven in Boedapest. Mijn moeder kon wel heel leuk over haar jeugd vertellen. Hoe ze, als dochter van een vooraanstaande arts, met de 'koetsj' -zoals zij het uitsprak- naar school ging, over de kinderjuffrouw die haar naar het schaatsen begeleidde. Ze was trots op het 'anders' zijn, ook in Nederland. ,,Er zijn zoveel factoren die ons anders maakten. We zagen er natuurlijk ook anders uit. Als mijn ouders de deur uitgingen, maakte mijn moeder zich altijd op. Ze kon er prachtig uitzien. Dan was ik aan de ene kant trots, anderzijds wilde ik ook graag gemiddeld zijn, net als andere kinderen.''
,,Dat gevoel van 'anders' zijn is eigenlijk altijd gebleven. Tot het boek. In tegenstelling tot wat je zou verwachten, heeft het werken aan 'Een denkbeeldig leven' de dingen hier meer op hun plaats laten vallen. Ik voel me nu completer hier, het bevestigt het idee dat Nederland echt mijn basis is.''
En Hongarije is vreemd genoeg als 'moederland' niet dichterbij gekomen. ,,Ik vind dat ik na het boek wel het recht heb om me er thuis te voelen, dat ik het me niet vrijblijvend heb toegeëigend. Dat deed ik daarvoor wel, zonder dat ik het land eigenlijk goed kende, het idee dat Hongarije een beetje van mij was, zonder dat ik er moeite voor had gedaan. Nu hoef ik het land niet meer met die interesse te bekijken, met een voortdurend spiedend oog. Nu pas heb ik een soort vakantiegevoel als ik daar ben.''
Wat opvalt bij het doorbladeren van het boek is dat de foto's weemoediger zijn dan de verhalen. Het zijn de straten met zwarte, verbrokkelde Jugendstil-gevels met ingestorte balkons, het meubilair van het museumrestaurant, de ouderwetse, ronde reclamezuilen, het duizelingwekkende interieur (lampjes, zigeunerinnetje met traan, gebloemde bedbank met drie verschillende kussens, tafelkleedjes) van het kleine flatje waar Rona het tien dagen uithield. Van het moderne Boedapest is niet veel te zien. ,,Ik heb geprobeerd om foto's van vroeger te maken.'' Het is het Boedapest uit de spaarzame verhalen van haar vader, waarbij ze zich rokerige koffiehuizen in smalle straten voorstelde, een voor haar onbekende romantische wereld.
De teloorgang van ABC Press
Deze maand komt er een einde aan het Amsterdamse fotopersbureau ABC Press, dat 68 jaar lang de beste buitenlandse fotografie naar Nederland haalde....
Door Erik van den Berg 15 juli 2003, 00:00
Diep onder de grond in een verlaten kalkmijn in Boyers, Pennsylvania wordt een van de kostbaarste fotocollecties ter wereld bewaard. Albert Einstein die z'n tong uitsteekt, de eerste vlucht van de gebroeders Wright, de kleine Kennedy die salueert bij de kist van zijn vader – het zijn klassieke beelden uit het miljoenen foto's tellende archief van de verzamelaar Otto Bettmann. Omdat de collectie door ouderdom in verval begon te raken, verhuisde ze twee jaar geleden van een aantal pakhuizen in Manhattan naar de bunker in Pennsylvania. Daar liggen de elf miljoen prints op zestig meter diepte bij een temperatuur van twintig graden onder nul opgeslagen. Conserveringsdeskundigen denken dat ze op die manier nog zeker duizend jaar meekunnen.Het diepvriesdepot is een initiatief van Bill Gates, wiens fotobureau Corbis halverwege de jaren negentig de nalatenschap van de in 1935 uit nazi-Duitsland gevluchte Bettmann verwierf. Alle beelden uit de collectie, dat onder meer het historische beeldarchief van persbureau UPI omvat, worden door Corbis digitaal toegankelijk gemaakt. De hele operatie zal decennia in beslag nemen.De tientallen miljoenen dollars kostende onderneming tekent de schaalvergroting in de internationale fotopersbureaus. Nieuwkomers als Corbis en Getty Images hebben de afgelopen jaren veel macht gekregen. Ze slokken complete beeldbanken en collecties op en kapen auteursrechten weg voor de neus van kleinere agenten.En daarmee zijn ze medeschuldig aan de ondergang van ABC Press in Amsterdam. Zo ziet althans directeur Ellen van de Graaf het, die vorige week het einde van het gerenommeerde fotopersbureau bekendmaakte. Het kantoor dat 68 jaar lang buitenlandse topfotografen en -agentschappen in Nederland vertegenwoordigde, sluit 31 juli zijn deuren. Pogingen gegadigden voor overname te vinden zijn op niets uitgelopen. De negen medewerkers is ontslag verleend. Van de Graaf, in dienst sinds 1975, noemt de sluiting pijnlijk maar onvermijdelijk. Ze geeft een voorbeeld: 'Sinds jaar en dag vertegenwoordigen wij de rechten van Time-Life. Begin dit jaar kwam er een mailtje: Time-Life is voortaan gesyndicaliseerd door Getty Images. Tegen dat soort overvallen kunnen we ons onmogelijk verdedigen.'Een factor is volgens Van de Graaf ook de malaise bij kranten en tijdschriften, die door verlies aan advertenties pagina's inleverden en minder ruimte bieden aan buitenlandse fotografie. 'Wij hebben nauwelijks Nederlands materiaal. En ga maar na wat voor een jaar we achter de rug hebben, met Fortuyn, twee verkiezingen en de affaires rond het koningshuis.'ABC Press stond voor kwaliteit en traditie – ook in de werkwijze. Terwijl de concurrentie overging op digitale dienstverlening, werkte ABC Press nog met klassieke prints, die na telefonische bestelling werden opgediept uit het archief en per koeriersdienst naar de klant werden gebracht. Hoewel er uiteindelijk een database kwam (www. abcpress. nl) geeft Van de Graaf toe, dat de omschakeling sneller had gekund: 'ABC Press had álles. Iedereen kwam bij ons. Maar gaandeweg wilden mensen liever een database raadplegen. We zijn er misschien te laat mee gekomen. Hoewel andere agenten, zoals Sunshine en RBP, het nog steeds zonder doen.'Een van de troeven van ABC Press was de band met Magnum, het befaamde fotografencollectief dat in 1947 door onder anderen Henri Cartier-Bresson en Robert Capa in Parijs werd opgericht en decennialang de artistieke standaard in de fotojournalistiek bepaalde.Die band gaat terug tot het jaar 1936, toen de Hongaarse emigrant Imre Rona in Amsterdam ABC Press Service oprichtte. De 34-jarige Rona kon het goed vinden met zijn jongere landgenoot Robert Capa, die net als hij het antisemitische klimaat in Boedapest was ontvlucht en zich begin jaren dertig in Parijs vestigde.Beiden waren in kunst en letteren geïnteresseerde journalisten, die inzagen dat ze de taal van hun nieuwe vaderland nooit goed genoeg zouden beheersen en zich daarom richtten op de fotografie.Capa ontwikkelde zich al snel tot een van de bekendste fotojournalisten van zijn tijd (beroemd werd zijn foto van een stervende soldaat in de Spaanse burgeroorlog), Rona begon een persbureau aan de Nieuwezijds Voorburgwal, met uitzicht op de postzegelmarkt.Van de Graaf herinnert zich Rona nog goed: 'Een kleine, beweeglijke en zeer handige man, die handelsgeest combineerde met creativiteit. Dat hij besloot het werk van bevriende fotografen te gaan vertegenwoordigen, was een briljante ingeving.'De fotografe Jutka Rona, Imres dochter en sinds het overlijden van haar vader in 1974 zakelijk directeur van ABC Press, herinnert zich hoe Capa en andere Magnum-leden over de vloer kwamen in het ouderlijk huis in de Schubertstraat: 'Mijn vader was ambitieus, hij wilde een groot Europees bureau. Ik denk dat hij de naam ABC bedacht omdat hij voorin het telefoonboek wilde staan.'”Rona was meteen belangrijk, want hij had Magnum', zegt fotograaf Eddy Posthuma de Boer, die vanaf het einde van de jaren vijftig voor ABC Press werkte. 'De fotografie was toen nog niet zo ontwikkeld in Nederland, terwijl Rona juist internationaal was georiënteerd. Dat kwam ook doordat al die gevluchte Hongaren elkaar kenden: Rona en Capa, André Kertész, Brassaï, Moholy-Nagy, Tom Blau van Camera Press, Eva Besnyö, noem maar op. Rona wist de weg in de wereld. Én hij wist wat kwaliteit was en hoe je er geld mee kon verdienen.'Met het lood in de schoenen heeft Van de Graaf de afgelopen dagen haar buitenlandse partners van het einde van 'ons mooie ABC'op de hoogte gebracht. Tientallen brieven gingen de deur uit, de vestigingen van Magnum in New York, Londen en Parijs stelde ze vooraf telefonisch op de hoogte. 'Ik was bang voor de reacties. Maar iedereen reageert geschrokken en vol medeleven. Ik kom ook niet met een raar verhaal natuurlijk. Veel bureaus hebben het moeilijk.'Jutka Rona benadrukt dat Van de Graaf 'een heel goede directeur'is geweest. 'Het is een droevige ontknoping, maar wel een die ik heb zien aankomen. Er zullen nog wel meer agenten verdwijnen, nu zoveel archieven digitaal toegankelijk zijn.'Het archief van ABC Press, ondergebracht in het kantoor aan de Oudezijds Achterburgwal, verhuist waarschijnlijk voor een symbolisch bedrag naar het Spaarnestad Fotoarchief in Haarlem. Voorwaarde is dat de over de hele wereld verspreide rechten geregeld zijn; een taak waar Van de Graaf zich nu voor inzet.Spaarnestad beheert momenteel 6 miljoen foto's. De komst van de 3 miljoen prints en dia's van ABC Press betekent een aanzienlijke uitbreiding. Is er voldoende geld en personeel voor? Woordvoerder R. Mast: 'Dit is zo'n mooi en belangrijk archief, dit krijgt prioriteit.'
De vaste route van…. (rubriek)
De tijd te lijf gaan
Vaste_Route_102009Voor het maken van twee foto’s ging Jutka Rona 35 jaar geleden dagelijks van haar huis in de Gabriël Metsustraat naar de Wolvenstraat. Om daar - tussen Herengracht en Keizersgracht - het verstrijken van de tijd te betrappen.
De massieve bloembakken en de betonnen stootblokken langs de trambaan maken de Gabriël Metsustraat minder statig dan in 1963 toen Jutka Rona er kwam wonen. “Soms verstopt een kat zich erachter om te loeren op vogels die zich onbespied wanen”, zegt ze als we, op weg naar de Wolvenstraat, de verdedigingslinie van het Amerikaanse consulaat oversteken. “Dat is het enige aardige.” De ogenschijnlijk terloopse observatie is kenmerkend voor de fotografe. In haar onlangs verschenen fotodagboek Binnen/Buiten documenteerde ze een jaar lang het dagelijks leven van haar nabije omgeving. Een kalender van het - gewelddadige - wereldnieuws onderaan de pagina’s onderstreept de tijdelijkheid.
Terwijl we via de korte Van Miereveldstraat en de Teniersstraat op het Museumplein komen, schiet haar zo’n vergeten voorval te binnen. “In de nacht van 14 op 15 april 1971 ben ik in bed horizontaal omhoog geschoten door een enorme knal. Het was voor het eerst sinds de oorlog dat ik een bom hoorde afgaan.” Op Museumplein 17, naast het Amerikaanse consulaat, zat toen de Russische handelslegatie. De zware bomaanslag was een protest tegen de behandeling van joden in de Sovjet-Unie. De voorgevel van het pand lag eruit, veertien bewoners raakten licht gewond en in de wijde omtrek sneuvelden ruiten. Sinds 2006 huist de Friesland Bank in het pand.
Of ze een foto wil maken, vraagt de jongen van een Amerikaans stel dat over het grasveld is genaderd. De fotografe hoort zijn uitleg van de camera minzaam aan en vraagt of ze het Rijksmuseum als achtergrond willen.
Gemis van de snelweg
Ze heeft de Leica meegenomen waarmee ze in 1974 elke dag rond het middaguur de Wolvenstraat vastlegde voor haar eerste fotoboek. Meestal ging ze op de fiets. “Verrukkelijk was het om op de terugweg door de museumpoort komend het plein in tegenlicht te zien: de wijdse blik, een niet vormgegeven plek die je zelf mocht invullen. Ik mis het drievoudige plezier van de ‘snelweg’.” Vergenoegd verklaart Jutka Rona zich nader. “Het geluid van de klinkers als je er in de auto met een bloedgang overheen reed. Het trillen als je eroverheen fietste - wel goed rechts houden. En dan als moeder/voetganger: het snel oversteken met de kinderwagen!” Achter het hek om de bouwput van het Stedelijk was de speelplaats bij het beeld van Henry Moore, waar haar kinderen zelfs in de regen in de zandbak wilden. De uitbouw van het Van Gogh Museum doet denken aan een gevangenisluchtplaats en de IAMsterdam-blokkendoos voor het Rijksmuseum is “erg lelijk, maar je ziet hoe leuk de toeristen het vinden. Het grote plein is nu weliswaar niet mooi, maar er wordt goed gebruik van gemaakt, dus alle kritiek is onnodig.”
Voor we, noodgedwongen, de Jan Luijkenstraat ingaan, vestigt ze de aandacht op de baaierd aan gele drempels, betonblokjes, paaltjes en overig ameublement. “Amsterdam is net een verkeersspel.”
Op de Spiegelgracht vertelt Rona dat ze te voet vaak haar ogen sluit: “Pas weer kijken als ik bij dat of dat portiek ben. Om het lopen spannender te maken.” De voormalige zaak van fijne vleeswaren van F.G. Lebbing op de hoek van de Prinsengracht was trouwens “een negeerhoek, omdat het tijdens de bezetting een foute zaak was.”
De klok boven de luifel van de Schildercamer op Nieuwe Spiegelstraat 62 staat stil. “Wist je dat Amsterdam de meeste klokken heeft, die niet lopen? Wim T. Schippers heeft daar een vorm aan gegeven.” Ze doelt op het project in 1971 waarbij de kunstenaar 25 klokken op het Rembrandtplein zette die allemaal op dezelfde tijd stilstonden.
Bij de soepwinkel die in de plaats is gekomen van de vishandel slaan we linksaf de Kerkstraat in, langs Lambiek waar ze strips kocht voor haar destijds achtjarige zoon. “Het leukste komt nu”, zegt ze aan het andere eind van de straat. “Rechtsaf de Leidsegracht op, linksaf brug over, rechtsaf brug over, linksaf de Keizersgracht op.” We volgen de onevenzijde tot de Huidenstraat. “Op de Herengracht zien we straks de vos.” De gevelsteen prijkt op 365, een mooie metafoor voor haar onderneming uit 1974.
Verdwenen tijd
“Ik zocht een onopvallend straatje. Zonder kroegjes op de hoek, niks bijzonders, met een gemiddeld publiek op weg tijdens de lunchpauze. Zomaar een straatje met wandelaars, fietsers, auto’s. Er moest wel een klok zijn, want het ging me om de tijd.” Destijds bleef de klok aan de gevel van Herengracht 298 op 18 mei stilstaan. De tijd is nu helemaal verdwenen, alleen het bevestigingspunt zit er nog. Op de andere hoek, waar een bakkerij was, is een café gekomen. Rona gaat naar het midden van de brug en kiest met haar Leica het kader van toen om te laten zien waar ze ’s middags tussen 12 en 2 stond. Harvey Keitel deed het haar na in de film Smoke van Wayne Wang en Paul Auster in 1995. Het is bepaald een hachelijker onderneming nu, want het is vrijwel geen moment rustig. “Ik moest soms een tijd wachten voor er eindelijk iemand voorbij kwam.” Kreeg ze weleens commentaar? Slechts één keer kwam een man uit zijn huis om te vragen wat ze toch elke dag deed.
We lopen door het straatje naar de locatie van de tweede foto: “Ik fotografeerde de Wolvenstraat altijd in dezelfde volgorde. Eerst vanaf de Herengracht, daarna de Keizersgracht.” Het is, op een doordeweekse dag, ongelofelijk veel drukker dan in 1974. Vaak racete ze er op de fiets doorheen om de enkele wandelaar aan de andere kant te vangen. “Met fietsers is me dat nooit gelukt.” Zoals op de foto’s in het boek zitten de verschillen in de details. Andere straatlampen, uithangbordjes, markiezen en natuurlijk andere winkels. Ook op de brug over de Keizersgracht posteert ze zich op de plek van toen. “Mijn kader was te krap, maar daar kwam ik pas na een tijdje achter. Toen bleek dat er links achter een schutting een gebouw verrees. Ik had, over het verstrijken van de tijd gesproken, de hele bouw kunnen vastleggen, maar ik kon natuurlijk niet meer van het kader afwijken.”
Hoeveel tijd heeft Wolvenstraat 1974 niet gekost? “Tussen werk en gezin met kinderen door lukte de dagelijkse gang helaas niet altijd.” Het verzuim onderving ze met zakelijke notities: Haarlem, opnamen “Rooie Sien”. Koorts, ziek. Crematie van vader. Haar vader, Imre Rona, richtte na de bevrijding het fotoagentschap ABC Press op. Jutka was net twee toen haar ouders in 1936 Boedapest definitief verlieten. Ook in Hongarije heeft ze de tijd te boek gesteld: van het leven dat ze daar had kunnen leiden.
Tekst: Jessica Voeten
October 2009
Jutka Rona
Wolvenstraat 1974, tussen 12 en 2 (1975), gesigneerd
De gebeurtenissen op een straathoek in Amsterdam, met korte tussenpozen gefotografeerd en beschreven.
Uitgave: Drukkerij Mart Spruijt, Amsterdam (1975)
Softcover, ongepagineerd (ca 48 pag.), zwart-wit foto's.
Vormgeving door Karel Martens