Over de wederopbouw
“Het wordt mooi, Rotterdam wordt een mooie stad.” Rotterdam wordt ruim, het zal de allure krijgen van een wereldstad: het snelle verkeer, de brede boulevards, de hoge gebouwen zullen gezamenlijk een sfeer van bedrijvigheid scheppen, die in overeenstemming is met het hedendaagse leven. Gemoedelijk zal het niet zijn, maar we zien op het ogenblik liever een rij glanzende auto’s dan een rijtuig met oude dames en voelen ons beter thuis in een winkel van glas en spiegels, dan in een bedaagde kruidenierszaak, waar de geur van kruidnagelen, zeep en kandij ons aangenaam prikkelt. Rotterdam zal onze stad zijn, de stad van de mens uit de twintigste eeuw.
Rein Blijstra in Het Vrije Volk 13-11-1952
Omslag Hoe zal Rotterdam bouwen? van architect Herman Kraaijvanger uit 1946.
Collectie Paul Groenendijk
Een nieuwe, betere, mooiere stad
Wederopbouw is het begrip dat gebruikt wordt voor de herbouw van Nederland na de verwoestingen van de Tweede Wereldoorlog. In de architectuur en stedenbouw betreft het vooral de periode van 1945 tot ongeveer 1968. Rotterdam is dé Wederopbouwstad van Nederland. Hier is de wederopbouw het best zichtbaar, vooral in het centrum. Door het bombardement van 14 mei 1940 was het hart van de stad verwoest. Maar ook andere steden als Middelburg, Arnhem, Nijmegen en Den Helder werden zwaar getroffen. Rotterdam heeft de wederopbouw het meest rigoureus aangepakt en de nieuwe ideeën over de functionele stad het meest consequent toegepast. Rotterdam stond niet bekend om zijn stadsschoon, dus er werd zoveel geruimd dat er een tabula rasa ontstond voor een nieuwe, betere, mooiere stad.
Rotterdam heeft de wederopbouw het meest rigoureus aangepakt en de nieuwe ideeën over de functionele stad het meest consequent toegepast.
Het monument Aan den slag lijkt geïnspireerd op het socialistisch realisme.
Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad/Fotograaf onbekend
Aan den slag
Tijdens de bezetting kwam de wederopbouw niet van de grond. Er kon nauwelijks worden gebouwd. Maar na de bevrijding werd in hoog tempo aan de wederopbouw van stad en haven gewerkt. Op de Coolsingel stond een lichtreclame met de woorden Aan den slag. Rotterdammers weten van aanpakken. K.P. van der Mandele sprak bij de onthulling in november 1945: “Temidden der gedenkplaatsen van onze gevallenen verrijst dit monument, dat oproept tot arbeid. Wij staan voor de grootse taak een nieuwe stad te bouwen. Werkgevers en werknemers zullen de handen ineenslaan en doorzetten. Zij zullen werken en werk scheppen. Moge dit monument een aansporing en een middel tot inspiratie zijn.”
Op de Coolsingel stond een lichtreclame met de woorden Aan den slag. Rotterdammers weten van aanpakken.
Trots
Het enthousiasme over de wederopbouw van Rotterdam was groot. De bouwactiviteiten werden door de meeste Rotterdammers met trots gevolgd. Op de jaarlijkse Opbouwdag waren er allerlei activiteiten en grote stukken in de dagbladen. De Wederopbouwritten van de RET werden druk bezocht.
Vele fotografen maakten in opdracht fotoboeken van het nieuwe Rotterdam: Cas Oorthuys, Ed van Wijk, Kees Molkenboer en Frits Rotgans.
Verder waren er tentoonstellingen als Rotterdam Straks (1947), De Maasstad in de Steiger (1949) en Een stad herrijst (1950) en de vijfjaarlijkse manifestaties Ahoy’ (1950), E55 (1955), Floriade (1960) en C70 (1970). Twee tijdschriften waren volledig gewijd aan de Wederopbouw van Rotterdam: Rotterdam Bouwt! en De Maasstad. Tien en twintig jaar wederopbouw werden begeleid door een boek. Vele fotografen maakten in opdracht fotoboeken van het nieuwe Rotterdam: Cas Oorthuys, Ed van Wijk, Kees Molkenboer en Frits Rotgans. De gemeente liet ook films maken over de Wederopbouw, zoals Houen Zo! en En toch…Rotterdam!. Het gemeentearchief gaf kunstenaars opdrachten om de bouwactiviteiten vast te leggen en liet de fotograaf Jan Roovers de stad fotograferen.
Boekomslag De Schoonheid van ons Land. Het nieuwe centrum van Rotterdam werd in 1959 nog als toonbeeld van schoonheid gezien.
Collectie Paul Groenendijk
Van scepsis naar herwaardering
De euforie over de wederopbouw maakte eind jaren zestig plaats voor scepsis en kritiek. Het nieuwe centrum werd kaal, zakelijk en ongezellig gevonden. Het moest attractiever, socialer en groener worden, met vooral meer woningen en recreatieve voorzieningen. In de jaren zeventig werden Amsterdamse architecten als Piet Blom geïmporteerd om de stad gezellig te maken. Gebouwen uit de wederopbouwperiode werden gesloopt en vervangen door eigentijdse architectuur. Vanaf het eind van de twintigste eeuw ondervindt de wederopbouw een herwaardering. Vele publicaties, tentoonstellingen en manifestaties benadrukken de unieke kwaliteiten van de Rotterdamse wederopbouw. De brandgrens, de grens van het tijdens het bombardement verwoeste gebied, is in de stad gemarkeerd. Diverse gebouwen uit de wederopbouwperiode zijn inmiddels rijksmonument en gerestaureerd. In 2015 wordt 75 jaar wederopbouw gevierd.
Vanaf het eind van de twintigste eeuw ondervindt de wederopbouw een herwaardering.
Iconograaf van naoorlogs Rotterdam
Door EDDIE MARSMAN
In 1948 fotografeerde Kees Molkenboer de Rotterdamse Leuvehaven. Voor- en achtergrond bestaan voornamelijk uit puin, wat rechtop staat, staat in de steigers. De lucht boven het tafereel kun je niet anders dan passend noemen: zwart en dreigend, vol wolken die zwaar weer voorspellen. Toch is het geen deprimerende foto, want dwars door het beeld loopt een waslijn vol vrolijk wapperend wit wasgoed, als een tweede, nieuwe, horizon.
De foto, te zien op een bescheiden (50 foto's) maar hartveroverende expositie in het Historisch Museum Rotterdam, moet een van de mooiste zijn die Molkenboer (1907-1987) maakte van zijn geboortestad, en tegelijkertijd een van zijn meest symbolische. Toch behoort het beeld niet tot de canon van de naoorlogse wederopbouwfotografie. Want die geschiedenis is nu eenmaal vooral een Amsterdamse geschiedenis, geschreven door met name de fotografen van de beroepsvereniging GKf, zoals Oorthuys, Blazer, Klein en Besnyö. Zij waren de fotografen die zich, hoewel gedienstig (die G en K stonden tenslotte voor Gebonden Kunstenaars), ook nadrukkelijk presenteerden op cultureel vlak. Molkenboer daarentegen was 'gewoon' een fotojournalist. Waar zij aan de lopende bank boeken maakten, vervaardigde Molkenboer er slechts één, Stad van Erasmus, in 1952 uitgegeven door de Bezige Bij.
Molkenboer, in Crooswijk geboren als zoon van een stalhoudersknecht, was slager en uitbater van een postagentschap annex bibliotheek voor hij zich aan de fotografie wijdde. Zijn eerste camera spaarde hij bij elkaar met de zegeltjes van De Gruyter. Na zich enkele jaren in het amateurcircuit te hebben geschoold opende hij in 1936 onder de weidse naam International Photopress Office zijn eigen studio waar hij zich toelegde op portret-, architectuur- en persfotografie. Mobil Oil, Diergaarde Blijdorp en Berkels Patent, behoorden tot zijn klantenkring. Als fotojournalist (freelance, wel te verstaan) werkte hij voor De Waarheid, het Handelsblad en het christelijke dagblad De Rotterdammer.
Molkenboer was wat je noemt een zakelijk fotograaf; wat erop moest staan, stond erop, centraal maar weinig nadrukkelijk in beeld en zonder al te veel toegevoegd drama. Het is waarschijnlijk ook de reden dat zijn archief (ruim 42.000 foto's) zo gemakkelijk in de vergetelheid kon raken. Ook Molkenboer zelf moet het idee hebben gehad dat hij 'slechts' verslag deed van wat hij achteraf niet anders dan oud nieuws kon noemen.
Jarenlang lagen zijn foto's in een kelder, waar ze in 1997 uit te voorschijn kwamen. Pas toen bleek de meerwaarde: die zo vanzelfsprekend meegefotografeerde tijd.
Op Molkenboers foto's zwaaien moeders hun kinderen uit voor het schoolreisje, wordt verkeersles gegegeven op het plein voor de oude Schouwburg, worden zeepkistenraces en bakfietsenraces voor slagersjongens georganiseerd. En als er in 1949 verkiezingen zijn, staat er een mensenmenigte voor het pand van het Rotterdamse Parool waar op een reusachtig billboard de uitslagen worden bijgehouden. Zo ging dat toen, dat zie je. Het zijn vooral de details die dat verleden leven inblazen - de wapperende zomerse jurken, de trotse blik van het jongetje dat de verkeersagent mag assisteren, die aandoenlijke bromfietshelm, het gewicht van de slagersfietsen dat zich laat aflezen aan de gespannen benen en armen.
Uiteraard is er vrijwel geen foto waarop niet een bouwput verzeild is geraakt - dit is tenslotte Rotterdam. Kinderen spelen er op de zandsteenblokken die gereed liggen voor de restaurarie van de Laurenskerk, er wordt gevist aan de Oude Binneweg waar door De Vries Robbé & Co weer het een en ander wordt neergezet. En als meneer en mevrouw in 1949 de etalage van het zouist geopende modehuis Gerzon bewonderen, wordt achter hun rug alweer de Amsterdamsche Bank uit de grond gestampt.
Tegelijkertijd met de expositie in het Historisch Museum vindt in het Centrum Beelden Kunst een expositie plaats van Molkenboers boksfoto's. Het zijn vooral publiciteitsfoto's, gemaakt voor de boksschool van Theo Huizenaar. Bep van Klaveren, zijn broers Wim en Piet, Luc van Dam, Arie Veerman, ze werden door Molkenboer voor een geïmproviseerd gespannen laken neergezet. Dat laken was wat te klein voor de foto zodat een trapleuning of een muurtje gewoon mee werd gefotografeerd. Maar wat gaf het. Het ging toch om die tors en die kop, om de uitstraling van de vechtjas. Die konden later wel worden uitvergroot. Voor de expositie zijn de statieportretten, want dat zijn het, weer volledig afgedrukt. Het effect is aandoenlijk: zelfs Bep van Klaveren lijkt ineens een lieftallig Michelinmannetje, dat verzeild geraakt is in een toneelstuk. Of dat Molkenboers bedoeling is geweest valt te betwijfelen, maar aan zijn wederopstanding als iconograaf van de naoorlogse jaren, doet het weinig af.
Zie ook