Bien en Tom hangen eindelijk naast elkaar
Liefdesgeschiedenis
In 1910 schilderde Vilmos Huszár een meisje van 2 uit een bevriende familie, in 1912 een jongen van 5 uit een heel andere familie. Toen zij elkaar jaren later bij toeval ontmoetten was het liefde op het eerste gezicht. De twee portretten zijn nu voor het eerst samen te zien.
Gretha Pama
22 september 2017
Bien Egter van Wissekerke (links) en Tom Jurriaanse, geschilderd door Vilmos Huszár in 1910 en 1912.
Foto Ton Pors
Vilmos Huszár en 100 jaar De Stijl, Stadsmuseum Harderwijk t/m 7 januari. Inl: stadsmuseum-harderwijk.nl
Achter elk schilderij zit een verhaal en soms is dat verhaal bijzonder. Bien Egter van Wissekerke, te zien op het schilderij links, was twee jaar oud toen zij in 1910 werd geschilderd door Vilmos Huszár, mede-oprichter van De Stijl. Tom Jurriaanse, op het schilderij rechts, was vijf toen Huszár in 1912 zíjn portret maakte. De familie Egter van Wissekerke en de familie Jurriaanse kenden elkaar niet.
Twintig jaar later, ze waren allebei student, ontmoetten Bien en Tom elkaar op het station van Hulshorst (Veluwe). Het was liefde op het eerste gezicht, ze zijn zestig jaar getrouwd geweest. Dat zij elkaar op dat station ontmoetten, kwam door toedoen van Huszár – maar dat kon de schilder niet weten. En nu, precies honderd jaar nadat De Stijl werd opgericht, hangen de portretten voor het eerst samen op een tentoonstelling. Opnieuw: door een samenloop van omstandigheden.
Hun zestigjarig huwelijk vierden Tom (1907-1994) en Bien (1908-2006) in 1992 in villa De Houtsnip op Landgoed Leuvenhorst. Die villa is ook de plek waar nu hun verhaal wordt verteld door één van hun kinderen, de 77-jarige Govert Jurriaanse, voormalig fluitist bij het Schönberg Ensemble en het Residentie Orkest. In het huis, en verderop in een houten bijgebouw, is hier en daar een lege plek aan de muur te zien. Daar hangen de schilderijen van Vilmos Huszár, die nu tijdelijk in Stadsmuseum Harderwijk hangen: drie portretten van Tom, waaronder het bekende Jongen kijkt naar witte wolk (ook uit 1912), maar bijvoorbeeld ook Uitgebloeide zonnebloemen in gemberpot (datering onbekend).
Govert Jurriaanse kwam hier als kind vaak logeren: zijn grootouders woonden er. Vilmos Huszár woonde in de buurt, die kende hij ook. Ook bij de persoon met wie het verhaal van zijn ouders begint, zijn oudtante Anna Egter van Wissekerke, logeerde hij regelmatig. Zij woonde iets verderop, in Laren.
Schilderlessen
In 1905, vertelt Govert Jurriaaanse, reisde Anna Egter van Wissekerke door Europa, zoals dat in haar kringen gebruikelijk was. Ze nam ook schilderlessen: in München, bij de Hongaarse kunstschilder Hollósy, waar ook Huszár een opleiding volgde. Vilmos Huszár was ook Hongaar. Zijn eigenlijke, Joodse achternaam luidde Herz, maar die hadden zijn ouders in verband met het toenemend antisemitisme veranderd in het meer gangbare Huszár.
Anna nodigde Vilmos uit voor een bezoek aan Nederland. Daar introduceerde ze hem in haar eigen, artistiek-chique Haagse kringen. En het beviel: Vilmos Huszár bleef in Nederland, vestigde zich in Voorburg, maakte in Den Haag kennis met Jozef Israëls en Henk Bremmer en werd lid van het schilderkunstig genootschap Pulchri Studio.
Jongen kijkt naar witte wolk, portret van Tom Jurriaanse uit 1912.
Foto Ton Pors
En Anna en Vilmos werden verliefd, ze hadden trouwplannen. Maar Huszárs huwelijksaanzoek werd geweigerd: Anna’s ouders vonden de kunstenaar te arm en te jong voor haar (Vilmos was 21 in 1905, Anna 33). Een paar jaar later, in 1909, trouwde Huszár met Anna’s hartsvriendin, Jeanne van Teijlingen. Anna bleef haar leven lang ongehuwd.
Vreemd genoeg deerde die gang van zaken de verhoudingen niet. Govert Jurriaanse: „Jeanne en Anna bleven beste vriendinnen. En Anna werd de peettante van de zoon van Vilmos en Jeanne, Bertie. Kennelijk was het allemaal niet zo wrang als je zou denken, misschien was ze minder verliefd op hem dan de overlevering wil.” Ook de relatie met de rest van de familie bleef intact. Bien Egter van Wissekerke, het tweejarige meisje dat Huszár in 1910 portretteerde, was het dochtertje van Frederik Egter van Wissekerke, Anna’s enige broer.
Dus zo kende Huszár de Egters van Wissekerke. Hoe kende hij de familie Jurriaanse?
Ook dat is overlevering. Govert Jurriaanse: „Volgens mijn oma zag hij haar op een dag lopen in een park, waar ze een kinderwagen duwde met mijn vader erin. Zelf zat hij in het park te werken achter een schildersezel. Hij vroeg haar: ‘mevrrrrrrouw, mag ik u schilderrrrrrren’, met die rollende r van zijn accent, het was een charmeur eersteklas. Mijn oma zei ja. Maar ze mocht niet kijken terwijl hij bezig was, ‘pas als het af is’. En toen had-ie haar dus naakt geschilderd.” Zijn oma vertelde hem altijd dat ze zich rot schrok, maar zich inhield en zei: ‘dit kan niet, wat zou mijn personeel daar wel niet van zeggen’. „En toen heeft hij er kleren overheen geschilderd.” Het schilderij is later kwijtgeraakt.
Landgoed
De Jurriaansen woonden in Voorburg, net als Huszár. Ze raakten met hem bevriend en gaven hem meer opdrachten, zoals het portretteren van hun zoontje Tom. Het schilderij Jongen kijkt naar witte wolk werd in 1913 geëxposeerd in Amsterdam, en in 1985 op een overzichtstentoonstelling over Huszár in Den Haag. Zandverstuiving Hulshorst (datering onbekend) draagt als opschrift ‘voor Tom’.
Die zandverstuiving zag Huszár waarschijnlijk toen hij logeerde op Landgoed Leuvenhorst, waar je aankwam via Station Hulshorst. Dat landgoed hadden de Jurriaansen geërfd van de betovergrootvader van Govert Jurriaanse, het was een bosbouwbedrijf. In 1917 lieten Goverts grootouders er een vakantiewoning bouwen, De Houtsnip.
Gasten, naast Huszár ook kunstenaars als Bram van der Leck en Theo van Doesburg, logeerden op een van de boerderijen op het landgoed. Huszár heeft de boerderij deels afgebeeld op Oude Hierdense Boer (1930), ook te zien op de tentoonstelling in Stadsmuseum Harderwijk. Nog weer later, eind jaren twintig, vestigden de Jurriaansen zich definitief op De Houtsnip, die ze voor dat doel uitbreidden tot villa. Voor logerende kleinkinderen was er een apart, houten bijgebouw. „Dat heette het kippenhok, want dat was het eerst geweest.” Er was geen stromend water, dat kwam van de pomp, en ook geen elektriciteit. Nog altijd wordt het bijgebouw zo gebruikt bij logeerpartijen, voor de verlichting staan her en der olielampen.
Hoe ontmoetten vervolgens Tom Jurriaanse en Bien Egter van Wissekerke elkaar? En wat was daarin de rol van Huszár?
Govert Jurriaanse: „Frederik en Henriëtte Egter van Wissekerke, de ouders van mijn moeder, woonden niet in Voorburg of Den Haag, maar in Brielle. Daar was haar vader burgemeester. Het waren moderne mensen, zei mijn moeder altijd, en modern in die tijd was ook: dat je ging kamperen. Kamperen kon je niet op campings, die waren er nog niet, maar wel op landgoederen. Mijn oudtante Anna Egter van Wissekerke heeft toen tegen haar broer Frederik gezegd: ‘Vilmos kent wel mensen waar jullie terecht kunnen, hij gaat daar zelf ook naar toe.’” Dat waren de Jurriaansen op Landgoed Leuvenhorst.
Ze waren welkom. „En toen ze zouden aankomen op het station, is mijn vader ze daar gaan ophalen. Want dat had zijn moeder tegen hem gezegd: ‘Tom, haal jij die mevrouw Egter van Wissekerke en haar dochter Bien af van het station? En help ze gelijk ook even met het opzetten van de tent.’”
Huszárs huwelijksaanzoek werd geweigerd: Anna’s ouders vonden hem te arm en te jong
En de schilderijen? Wat gebeurde daarmee?
Het portret van Bien, als meisje van twee, Meisjesportret Charlotte Wibbina Egter van Wissekerke, kwam te hangen in de eetkamer van Tom en Bien in Den Haag. De portretten van Tom bleven in De Houtsnip, Jongen kijkt naar witte wolk hing in het huis, de andere twee hingen in het kippenhok. Ook de stoel op het eerste portret stond daar. Govert Jurriaanse: „Mijn grootmoeder wilde die portretten niet kwijt. Ze waren ook van haar natuurlijk.” Na de dood van zijn grootouders werd De Houtsnip deels verhuurd, het omringende landgoed kwam in handen van Natuurmonumenten. Sinds de dood van zijn vader Tom, in 1994, is het huis van Govert Jurriaanse.
Dat de portretten van Bien en Tom nu samen op de tentoonstelling hangen, is opnieuw toevallig: „Een vriend van mij zei tegen een van de samenstellers van de tentoonstelling: ‘ga eens bij Govert Jurriaanse langs, die heeft volgens mij nog wat hangen van Huszár.’”
En Vilmos Huszár zelf? Ook hij verhuisde in de jaren dertig naar de Veluwe. Er dreigde oorlog en hij hoopte als Hongaarse Jood minder op te vallen in het gehucht waar Jeanne en hij zich vestigden: Hierden. Inderdaad overleefde hij er de oorlog, hij nam zelfs deel aan het verzet. Huszár overleed in 1960. Armoedig en in de vergetelheid geraakt.