Quantcast
Channel: Bouilla Baise Work in progress
Viewing all 1008 articles
Browse latest View live

Views & Reviews Made in Belgium Hugo Claus Harry Gruyaert Photography

$
0
0

Made in Belgium Hardcover
by Hugo Claus  (Author), Harry Gruyaert (Author)
Publisher: Delpire Editeur (25 Sept. 2000)
ISBN-10: 285107203X
ISBN-13: 978-2851072030

Hugo Claus - In geval van nood
Een knipoog naar Calvino
door Annette van den Bosch

Op 5 april 2004 werd Hugo Claus 75 jaar en dat liet de uitgever niet onopgemerkt voorbijgaan. Er verschenen mooie uitgaven van de Verzamelde Gedichten en van alle romans, Mark Schaevers maakte een uitvoerige keuze uit vijftig jaar interviews en Claus zelf droeg een nieuwe bundel bij, In geval van nood, dat binnen een maand al toe was aan een tweede druk.
Het is een forse bundel van 197 pagina's, waaruit ik een aantal thema's belicht: het thema schrijven en het thema liefde. Het openingsgedicht begint zo:

Woorden? Grondeloos
Leestekens? Noordeloos
(p. 7)

De tekst geeft al aan dat woorden mogen rondgaan zonder vaste grond en dat er minder punten en komma's gebruikt hoeven te worden. Zij zijn zonder Noorden.
Vervolgens spreekt hij over het gedicht als nest. Een verwijzing naar Jozef Deleu's literaire tijdschrift Het liegend konijn waarin de gedichten 'uit het nest geroofd' zijn?

Het eerste gedicht eindigt met de woorden:

Ach, wat nog rest
na het gemiddelde van de jaren
is een steeds minder bibberend
springplankje
(p. 7)

De springplank bibbert minder, maar is wel gereduceerd tot een plankje, in de loop der jaren. Zijn dit de woorden waarmee een 75-jarige terugkijkt op een lange, bevlogen en vooral bijzonder productieve carrière als schrijver en regisseur met gedichten, boeken, toneelstukken en films op zijn naam? Weinigen zullen hem na kunnen volgen. Zo'n brede blik, zo'n groot interesseveld en zoveel productie op zo'n immens terrein. Het motto van de bundel luidt: 'Con leggerezza pensosa' (met nadenkende licht[voetig]heid). Deze woorden zijn waarschijnlijk ontleend aan de Italiaanse schrijver Italo Calvino. De Amerikaanse componist Elliot Carter (1909), de man die op 90-jarige leeftijd zijn eerste opera schreef, componeerde in 1990 een stuk voor klarinet, viool en cello met de titel 'Con leggerezza pensosa', opgedragen aan Italo Calvino. Hugo Claus ontmoette Calvino in 1959 waar zij samen meededen aan het Young Artists Project; hij heeft de schrijver dus van nabij meegemaakt.

Nadenkende licht[voetig]heid is een goed motto voor een schrijver die niet van dogma's houdt en de verwondering nastreeft en vereert. Zijn gedichten variëren binnen deze bundel sterk van kwaliteit, van goed geschreven verhalende gedichten tot matige rijmwerk op het niveau 'het is in het Bargoens/ dat ik loens'. Claus voelt in deze variatie ongetwijfeld verwantschap met de opvattingen van Calvino (1923 - 1985), voor wie lichtheid, snelheid, precisie, duidelijkheid en veelvormigheid de kenmerken van goede fictie waren.

In In geval van nood zijn opgenomen Made in Belgium, dat al eerder verscheen als zelfstandige uitgave onder die titel met foto's van Harry Gruyaert, Zeezucht dat verscheen onder die titel met schilderingen van Jan Vanriet en dat in 2003 in een oplage van 76.000 exemplaren werd verspreid in België en Groeten, de bundel die verscheen ter gelegenheid van Gedichtendag 2002.
Naar andere dichters verwijst Claus in het gedicht 'De as', over de verstrooiing van de as van Eddy van Vliet in Watou door Gwij Mandelinck op 12 oktober 2002. Opmerkelijk zijn de regels.

Trouw gebood
dat hij zou blijven schudden
Tot er geen as meer was
(p. 89)

Mandelinck vertelde me in een interview voor Meander begin vorig jaar dat hij verbaasd was dat er zoveel as was om te verstrooien. Dat maakt Claus in deze paar regels duidelijk, maar dan met de klank van grote vriendschap daar doorheen gemengd.

In 'de geuren van mijn herbarium' weet Claus een bijzondere sfeer op te roepen. Naast de inhoud, is er de terugblik naar het verleden. Herbarium (1949) is een van de eerste dichtbundels van Claus en deze werd door het bijzondere karakter ervan in 2002 opnieuw uitgebracht.

De zee is mijn getuige
mijn kop splijt ik aan duigen

dat er hier duiven overblijven
gevoederd door hoestsiroop
(p. 23)

Is dit de siroop die schorre kelen verzacht en vooral verdooft? Voor de man die aan zijn stem en kuchen te horen vaak een streling van de stembanden nodig had?

De 200 Apaches (zonder Winnetoe)
duiken achteloos rochelend in de verre puinen
En weer is de lamlendige liefde
in de weer
(p. 23)

Hier worden jeugdherinneringen, liefde en seks bij elkaar gevlochten in rochelen en puin. Herbarium werd destijds door Claus geschreven voor zijn eerste vrouw, hij had de bundel geïllustreerd. Beter dan Claus kan niemand dit omschrijven. In het achterlaten van de kinderlijke wereld met avonturenboeken voor 'het lamlendige van de liefde' is een duidelijke verwijzing te vinden naar de bundel de lenige liefde van Herman de Coninck, de dichter van de verwondering bij uitstek. Die verwondering vinden we bij Claus terug in de laatste regel van het gedicht.

'Nooit eerder,' zei zij hees, 'Nooit.'

Of was ik het die dat zei?
(p. 23)

Bij de laatste regel wordt opeens het perspectief omgedraaid, waar in de voorlaatste regel de man degene was die iets unieks tot stand bracht is het nu de vrouw. Vrouwen en liefde, het uiterlijk en het gevoel blijven onverbrekelijke duo's, die steeds terugkeren in de bundel. Zoals in het gedicht 'Bewegen I' .

Alsof door de wenteling van je lenden
een heldere nachtmerrie ontstaat
(p. 26)

En dan later:

De liefdes, praat er niet over
ik registreer alleen die dagelijkse
nonchalante dood van mij
(p. 26)

De kleine dood, waarmee het onstuimige orgasme ook wel wordt vergeleken is bij Claus niet uitbundig of droef stemmend, maar een nonchalant tussendoortje van dagelijks ritueel.
In 'Bewegen V' grijpt de dichter terug naar eerdere verkondigingen.

Vervoering, verschuiving
op de bestofte gladde vloer
Wij vergeten dat het waar is
dat wij elkaars gemis zijn
elkaars voer
(p. 30)

In 'En wiegend in mijn moeders water' worden oorzaak en gevolg omgedraaid, daarna is er een verwijzing naar de existentiefilosofie van Sartre, naar de anderen die door hun kijken de hel kunnen vormen. Vervolgens schakelt de dichter over naar het alledaagse geweld, met platvloers eindrijm, refereert aan de buren die het hoesten verkeerd interpreteren.

Maar ik hoest
me een bronchitis
en tot in de wolkenvelden
staan zij verdekt
opgesteld, de anderen, die hel.

Zij bonkte tegen de muur.
'Een schedelbreuk?'
'Nee, scheef geneukt.'
(p. 64)

Met romantiek en dichterlijkheid heeft de schrijver niet veel op, blijkt in een ander gedicht getiteld 'Aks'.

Drieënnegentig procent van de Amerikaanse
bevolking gelooft dat er engelen bestaan
             (klapwiekend
             zomerdinsdagavonds)
Ik voel me niet zo dichterlijk
             (de dingen
             op zijn onnozelst)
want ik wil alles met jou vergelijken
(p. 144)

In die paar regels gebeurt veel, er wordt statistiek aangehaald, het Amerikaanse volk wordt te kijk gezet, want de engelen verschijnen per klapwiek en op een doordeweekse avond. Daarnaast plaatst Claus zichzelf als iemand die niet zo 'dichterlijk' is, niet romantisch in engelenromantiek gelovend. Maar ondertussen zegt hij 'ik wil alles met jou vergelijken', hetgeen romantisch is en onnozel maar ook heel aards menselijk.

In Zee van tijd (1) komen elementen samen die in eerdere gedichten voorkwamen of wellicht is het andersom, afhankelijk van het moment waarop het gedicht geschreven werd.

De zee is mijn getuige
Mijn kop mag aan duigen
als er nog bijen overblijven

gevoerd door hoestsiroop
en uit zijn winterslaap
rijst een zoveelste Apache

(zonder Winnetoe)
en wiekt aarzelend
over de verse puinen

Mama, mag Magda buiten spelen
(p. 150)

Woordgroepen, zinnen, aanhalingen komen bij Claus regelmatig in dezelfde vormen voor. Hij hoeft niet steeds uniek te zijn en zichzelf te overtroeven. Blijkbaar zijn de zinnen zichzelf genoeg.Verderop in de bundel in het gedicht 'Verademing' is er weer herhaling, nu van het 'elkaars gemis' en 'elkaars voer' zijn. Het zichtveld van de lezer wordt vergroot, doordat we nu zien waar de verschuiving aan te danken is en ook waarmee de vloer bezaaid is.

Verademing
vervoering, verschuiving (meubelen,
verhuizing, diefstal en vernietiging)
En vooral de bestofte vloer met peuken
toen wij vergaten dat
het waar is dat wij elkaars
gemis zijn, elkaars voer.
(p. 169)


Het gedicht 'Panoramisch' verwijst naar eerder al eens aangehaalde personen Nonkel Miele en Magda. Het woord Nonkel doet denken aan Cyriel Buysse (o.a. het Bolleken) en aan monkelen. Nonkel Miele kon zingen, iets van Hugo Wolf, lazen we al in een ander gedicht. Ook Pierke komt voor, door die Vlaamse namen krijgen de gedichten een hoog Permeke-gehalte.

Magda lag hyperbolisch klaar
Zij piepte als een trampoline
Had Nonkel Miele toen al
zijn sokken uitgetrokken?
(p. 178)

In hetzelfde gedicht 'Panoramisch' staat een verwijzing naar de zelfdoding van Herman Brood op een wijze die aan circus- en kermisattracties doet denken, waardoor een vervreemdend effect ontstaat. De assonantie geeft bovendien een associatie met de kunstenaar Panamarenko, die bekend staat om zijn fantastische vliegmodellen, die overigens net zo min als Brood konden vliegen.

Een kwieke panoramische
zwenk langs het dak van het Hilton Hotel
Komt zien! Komt horen en zien!
De mens als pannenkoek!!
(p. 179)

In 'Een bruiloftslied' komen wederom verwijzingen voor naar eerdere gedichten. Daardoor wekt het de indruk of de gedichten in de bundel om en door elkaar buitelen. Dat geeft een interne samenhang, maar anderzijds ook een idee van zappen. Alsof de lezer door een interactieve bundel wandelt. Het lijkt een knipoog naar Calvino.

93 procent van de Amerikanen gelooft
dat er engelen bestaan.
             (De hele dag tevee. Ik deed er aan mee.)
Jan Hoet zei: Iedereen is kunstenaar, ook
de blonde logopediste in haar afgrondelijke sleep
in de 1900-Wintertuin.
             (Kan je alles met alles vergelijken?)
(p. 190)

Even verder in dit gedicht weer een bekende zin:

             O, ceremoniële vorst
wuif je haarlok weg, wrijf in je oogkassen,
             vecht tegen de geeuw van je leven.
             En slaap in haar sleep.
                   ( Ik voel me niet dichterlijk vanavond.)
(p. 190)

In 'Ophelia's song' is een Shakespeareaanse vrouw aan het woord, of is het hier de Hamlet, die gestoord raakt.

Hoe kan ik ooit van zinnen zijn?
Mijn zinnen werden vastgebonden.
De hemel heeft een zwijn gezonden,
dat heeft mijn brein geschonden.
Wat voor een zot zwijn mag dit zijn?
Rara, dat zwijn draagt hermelijn.
(p. 191)

De zinnen ontglippen (en hoe!), ook al is zij (of hij) volgens eigen zeggen niet van de zinnen en al voelt de dichter zich geboeid door de omgeving, de anderen, die hem het zwijgen willen opleggen (zwijgen en zwijnen en paarlen daarvoor). Zwijnen en zinnen worden met elkaar verbonden met een dierlijk bontje van hermelijn. De hermelijn als koninklijke dracht vergelijken met het aardse boerenzwijn dat in de modder wentelt als gezonden door de hemel, het is Claus ten voeten uit. De tegenstellingen vinden elkaar in de waanzin. In 1970 kwam er een bundel van Claus uit 'Heer Everzwijn' over de Vlaamse schilder Hugo van der Goes. Ja, zot is het hoe alles in elkaar grijpt in het universum van de dichter. Claus is als een vorst in zijn eigen paleistuin bezig. Af en toe een kruidje roeren, een rozenstruik planten, een aantal bomen snoeien. Maar vooral genoegen scheppen in het planten en zaaien en af en toe eens een zaadje ergens tussen steken waar het niet hoort. Of een kruising proberen te bewerkstelligen tussen soorten die elkaar nog niet kenden. Op een manier die enerzijds degelijk en traditioneel aandoet en anderzijds de draak steekt met het hedendaagse interactieve zapp-lezen.

Claus speelt de vorst die zijn minstrelen voor hem laat zingen en die daarnaast zelf alle edele kunsten beoefent. Hij regisseert, hij schrijft, hij dicht, hij houdt zich bezig met de beeldende kunst, hij leest en draagt voor. Af en toe roept hij eens een aantal narren-recensenten bij zich om hem te vermaken en blijkt hun oordeel niet terecht of onvakkundig dan stuurt hij de heren en dames terug naar hun kamer om nog eens wat te overdenken. Pas maanden later roept hij ze terug. Dan mogen ze een nieuw kunstje vertonen en commentaar leveren op zijn met met drek en odeur besprenkelde vondsten. En deze vorst mag dat van zijn volk, het werkt zelfs in zijn voordeel.

Gekus in nekhaar
Over zijn schouder
knipoogt zij naar
alle anderen

(p. 52)

Zoals zijn dame speelt met de anderen, speelt dichter-vorst Claus ook met de dame en met het wellustig toeziend volk daarachter. Want reken maar dat de knipogen van beide kanten komen!

Hugo Claus – In geval van nood
Uitg. De Bezige Bij, Amsterdam 2004
176 blz. (gebonden); € 26,50
ISBN 90 234 4813 8

Mark Schaevers – Groepsportret Hugo Claus. Een leven in citaten
Uitg. De Bezige Bij, Amsterdam 2004
452 blz.; € 17,50
ISBN 90 234 1438 1

Hugo Claus – Gedichten
Uitg. De Bezige Bij, Amsterdam 2004
1376 blz. (cassette); € 95,-
ISBN 90 234 1287 7

Hugo Claus – De romans
Uitg. De Bezige Bij, Amsterdam 2004
2856 blz. (cassette); € 95,-
ISBN 90 234 1341 5

Annette van den Bosch

[gepubliceerd: 24 oktober 2004]


















K.N.V.G. VREDESFEEST 1946 Arnhem Henk Jonker Aart Klein Wim Zilver Rupe 1/100 Dutch Photographic Publications from the Wingender Collection Photography

$
0
0

K.N.V.G. VREDESFEEST 1946 Arnhem
Koninklijke Nederlandsche Gymnastiek Vereeniging 1st (only) ed. 1946 32 p. 13.8 x 20.7 cm. 56 photos photographers:
Henk Jonker, Aart Klein, Wim Zilver Rupe

Wim Zilver Rupe (1904-1993) is geboren in Malang, Indonesië en vanaf 1908 in Nederland opgegroeid. Vlak voor het einde van de oorlog kwam hij in contact met de Particam-fotografen Aart Klein, Henk Jonker en Maria Austria en sloot zich in 1945 bij hen aan. Hij fotografeerde de oorlogsschade in Nederland in opdracht van de Binnenlandse Strijdkrachten en legde daarna met zijn collega's herrijzend Nederland vast, totdat hij zich in 1953 als zelfstandig fotojournalist aan de Passeerdersgracht 12 in Amsterdam vestigde. Van 1957 tot 1970 was hij als fotograaf voor de gemeente Haarlem werkzaam. Zijn vroege archief is bij het Maria Austria Instituut ondergebracht.


Collectors Mania 1/100 Dutch Photographic Publications from the Wingender Collection Photography

This publication highlights over 70 hidden gems from the Wingender collection, one of the most comprehensive collections of Dutch photobooks today. Since 1956 Jan Wingender accumulated 7000 photobooks, ranging from the 19th century to now.

The collection comprises photo books by photographers such as Ed van der Elsken and Eva Besnyö, as well as rare vernacular publications such as photographically illustrated company books, schoolbooks, and political pamphlets. As such it offers an overview of a rapidly transforming visual culture in the Netherlands, and makes the development of applied Dutch photography insightful. The collection was acquired by the Nederlands Fotomuseum in 2013.












ARNHEM sept. 1944 - april 1945 J.C. de Joode Sem Presser K.J. Douma A. Bouvet 1/100 Dutch Photographic Publications from the Wingender Collection Photography

$
0
0

J.C. de Joode, Sem Presser
K.J. Douma, A. Bouvet (photography)
ARNHEM sept. 1944 - april 1945
Smit, Hengelo 1946 1st (only) ed. 18.6 x 26 cm 48 pag.

The photojournalist Sem Presser (1917-1986) literally took the whole world as the field for his endeavours. He produced reports from the South Pole, former Dutch New Guinea, Korea, the United States, Suriname, Africa and a host of other places. But he also worked closer to home, in The Netherlands, Belgium, Germany, Switzerland, Italy and France. With subtle humour and an eye for sometimes absurd details, he recorded his fellow man. Street scenes become almost surreal tableaux vivants. 




Collectors Mania 1/100 Dutch Photographic Publications from the Wingender Collection Photography

This publication highlights over 70 hidden gems from the Wingender collection, one of the most comprehensive collections of Dutch photobooks today. Since 1956 Jan Wingender accumulated 7000 photobooks, ranging from the 19th century to now.

The collection comprises photo books by photographers such as Ed van der Elsken and Eva Besnyö, as well as rare vernacular publications such as photographically illustrated company books, schoolbooks, and political pamphlets. As such it offers an overview of a rapidly transforming visual culture in the Netherlands, and makes the development of applied Dutch photography insightful. The collection was acquired by the Nederlands Fotomuseum in 2013.

















The Hyena & other Men Spotted photoBooks EasterMarket Bredevoort April 2017

$
0
0

See also

Sanne Sannes op de Boekenmarkt Bredevoort 21 augustus 2010 ...



The Hyena & Other Men
Pieter Hugo
Many myths surround the "Hyena Men" who haunt the peripheries of Nigeria's cities. Accompanied by hyenas, rock pythons and baboons, these men earn a living by performing before crowds and selling traditional medicines. Pieter Hugo's extraordinary portraits of their liminal existence reveal an uncanny world of complex, codependent relationships, where familiar distinctions between dominance and submission, wildness and domesticity, tradition and modernity are constantly subverted. Nigerian journalist Adetokunbo Abiola introduces readers to the "Hyena Men," explaining the traditions and mystique behind their practices. Presented in thirty-five full-color plates, these intense portraits reveal why Hugo is one of the most exciting young photographers at work today.

In The American West 
Richard Avedon
Published by Abrams, New York, 1985
Folio, Unpaginated (ca 172pp). Dark tan cloth with pictoral onlay to front and rear with acetate dustwrapper. Numerous Black & White plates. Text in English. Considered by many to be Avedon's best work, and not without reason. In the American West was a 6-year project that culminated in the exhibition at the Amon Carter Museum, Fort Worth, Texas, and portrayed blue collar westerners in eighties America- ranch workers, roustabouts, bar girls, drifters, and gamblers. "Beginning in the spring of 1979, I spent the summer months traveling in the West, going to truck stops, stockyards walking through the crowds at a fair, looking for faces I wanted to photograph. The structure of the project was clear to me almost from the start and each new portrait had to find its place in that structure. As the work progressed, the portraits themselves began to reveal connections of all kinds- psychological, sociological, physical, familial- among people who had never met.".



ANDRIESSE, EMMY / CHARLES, J.B. - Beeldroman
Amsterdam, Bert Bakker / Daamen, 1956. First edition. Hardcover including dustjacket. 29x20. Text by J.B.Charles and photographs by Emmy Andriesse, a novel in pictures with many mainly full page black and white photographs by the esteemed Dutch photographer Emmy Andriesse.


TROMP, IR. TH.P. - Verwoesting en Wederopbouw. Revival in The Netherlands.
 Amsterdam, Contact, 1945. Hardcover with illustrated boards. No dustjacket. 104 pages. 171 photographs. A photographic history of the Revival of The Netherlands after World War II with photographs by a.o. Caas Oorthuys, Emmy Andriesse, Carel Blazer, Krijn Taconis.



OORTHUYS, C. (FOT), R. PATRIS (TXT) - Dit is Rome
 Amsterdam, Contact, z.j.. Paperback. 95 pp. Zwart/wit illustraties. Contact-foto-pocket. Rome in tekst en foto's.


Katholieke Illustratie
Jaar: (1867 - 1967)
Hoofdredactie/Eindredactie: H.A. Banning J.R. van der Lans
Uitgeverij: Katholieke Illustratie
Uitgever/Directeur : Henri Bogaerts
Genre: Familie
Katholieke Illustratie verschijnt vanaf 1867 om de katholieke gezinnen een 'eigen' weekblad te verschaffen met een opvoedende functie, als tegenwicht tegen de 'goddeloze' areligieuze pers van die dagen. Het bevat veel artikelen over katholieke onderwerpen, zoals heiligenverhalen en katholieke politiek, maar heeft ook aandacht voor cultuur, wetenschap, belletrie en nieuws. De afgebeelde voorpagina is gewijd aan de poging van de Zweden Andree, Strindberg en Fraenkel om per luchtballon als eersten de Noordpool te bereiken. Bij de start verongelukt de ballon bijna, en de verslaggever betwijfelt of er ooit nog wel iets van de expeditie vernomen zal worden. Inderdaad zal niemand de poolreizigers nog levend zien. Hun lijken worden pas meer dan dertig jaar later gevonden. Na de Tweede Wereldoorlog verliezen de kerken gaandeweg aan invloed en aanhang, en blijken confessionele massabladen zoals Katholieke Illustratie niet meer levensvatbaar. Het katholieke karakter van het blad wordt steeds zwakker, totdat het in 1968 opgaat in Nieuwe Revu. God verdwijnt, het bloot verschijnt... (HM)




KATE, ROLF TEN & BREMAN, PAUL E.A. - 6 over Jazz. Kaleidoscoop van een deels miskende, deels overschatte muze.

Amsterdam/Zaandijk, Uitgeverij Heijnis N.V./Uitgeverij J. Heijnis Tsz. 1958. KATE, ROLF TEN & BREMAN, PAUL E.A. 6 over Jazz. Kaleidoscoop van een deels miskende, deels overschatte muze. Illustrated paper-covered boards, 21,5 x 21,5 cms. 110 pp. with interesting full-page photos i.a. by Ed van der Elsken (depicting Ella Fitzgerald, Rita Reys & Wessel Ilcken, The Modern Jazz Quartet, Louis Armstrong), Hans Buter, Carel de Vogel and Gerrit Schilp, incuding the EP-record 'Twintig Fragmenten Jazzmuziek' with fragments performed by Bessie Smith, Louis Armstrong, Duke Ellington, Billie Holiday, Miles Davis, The Dave Brubeck Quartet, Count Basie, Dutch Swing College Band, The Jazz Messengers and others.


Dolle Mina Klaagt Aan


See also



ED VAN DER ELSKEN - Bagara - Foto's Uit Equatoriaal Afrika Van Ed Van Der ELsken

Amsterdam, De Bezige Bij. 1958, First Edition. Hard Cover Cloth, 272 x 212 m. Pages unnumbered, througout illustrated in B&W photographs, often full size, 4 colour photographs. Includes the textbook.The story of an elephant-hunt. "Van der Elsken heeft aan een groot aantal safari's deelgenomen, sommige met goede jagers, andere met onsportieve. (-) Veel dank is de auteur verschuldigd aan de zeer moedige en correcte jager Henri Quintard, aan wie dit boek met bewondering is opgedragen."Including the textbook.

BROOS Kees ; FLIP Bool
Edité par Fragment Uitgeverij, Amsterdam, 1989
ISBN 10: 9065790195 / ISBN 13: 9789065790194
Photographically illustrated dust jacket. 141 pages.The best book concerning modernist photography between the two world wars, in Holland. The first 40 pages of texts have colour illustrations of posters, collages, montages, covers of books(De Groene, Mannen in leer, De absolute film.) These pages, on grey paper, are followed by 90 reproductions of photographs, whole page, duotone printing, by Eva Besnyö, G. Kiljan, Domela, Schuitema, Piet Zwart, Paul Citroen, Wolf Suschitzky, Carel Blazer, Cas Oorthuys, Hans Wolf, Hajo Rose, Erich Salomon.Captions, bibliography. 

Martin Coppens: Impressies 1945: Geteisterd Nederland. Impressions 1945: Stricken Holland. 1947.
NV Uitgevermaatschappij, Eindhoven, 1947. First edition, first printing. Martin Parr, Gerry Badger, The Photobook, vol 1, Seite 195. Frits Gierstberg, Rik Suermondt, The Dutch Photobook, page 20. Original hardback and reprint jacket. 341 x 242 mm (13 1/2 x 9 1/2 in). 130 pages. 66 black&white photographs. Foreword by Martien Coppens. 



Baas in Eigen Buik Eva Besnyö Geertje Silfhout 1/100 Dutch Photographic Publications from the Wingender Collection Photography

$
0
0


Baas in Eigen Buik. Feministische Uitgeverij Sara, Amsterdam, 1978. Vormgeving Hennie van der Zande, tekst Joyce Outshoorn en Marjo van Soest.
Leporello met foto-ansichtkaarten. Foto's van Eva Besnyö, Geertje Silfhout en ANP.




Collectors Mania 1/100 Dutch Photographic Publications from the Wingender Collection Photography

This publication highlights over 70 hidden gems from the Wingender collection, one of the most comprehensive collections of Dutch photobooks today. Since 1956 Jan Wingender accumulated 7000 photobooks, ranging from the 19th century to now.

The collection comprises photo books by photographers such as Ed van der Elsken and Eva Besnyö, as well as rare vernacular publications such as photographically illustrated company books, schoolbooks, and political pamphlets. As such it offers an overview of a rapidly transforming visual culture in the Netherlands, and makes the development of applied Dutch photography insightful. The collection was acquired by the Nederlands Fotomuseum in 2013.
 




Jann Ruyters– 0:00, 28 juni 2010
Jarenlang zocht ze haar weg slingerend tussen bars en boeken. Uiteindelijk trok ze zich als een kluizenaar terug in de studeerkamer.

Beelden uit de fotoroman die Sylvia Bodnár beroemd maakte in lesbisch-feministische kringen. (Trouw)

In de fotoroman ’Haar liefde stond op het spel’ heeft Sylvia Bodnár een hoofdrol als de adellijke Marga van Laarhoven; het slachtoffer van een weddenschap tussen motormeisje Guusje en haar vriendinnen. Zou Guusje de mooiste dame van het dorp kunnen versieren? Na de bij het genre horende hobbels van bedrog, berouw en vergeving eindigt de fotoroman in een innige kus: ’Niets staat hun geluk nu in de weg!’

De fotoroman werd opgenomen in het ’Lesbisch Prachtboek’ (1979) diende als tegenwicht tegen de kommer en kwel die het lesbische leven in de jaren zeventig omringde. De fotostrip moest, naast plechtigere artikelen over androgynie en godin, het frivole hoogtepunt van het boek zijn. De mooie heldin werd gemakkelijk gevonden in eigen kring: Sylvia Bodnárs Marga was elegant, bedeesd, melancholiek, vrijmoedig, doortastend; net als Sylvia zelf.

Het Lesbisch Prachtboek maakte van de Nederlands-Hongaarse Sylvia Bodnár begin jaren tachtig een beroemdheid in eigen kring, iets wat ze door haar verschijning toch al een beetje was. In 1975 had Bodnár samen met haar toenmalige geliefde Dorelies Kraakman de allereerste vrouwenboekhandel annex café in Nederland opgericht: de Heksenkelder en Heksenketel, aan de Oude Gracht in Utrecht.

Als Sylvia ’de Heks’ binnenkwam, wat ze vrijwel dagelijks deed op zoek naar vertier, wijn en boeken, was het alsof de reïncarnatie van Virginia Woolf binnenschreed. Sylvia had niets op met de hobbezakkerige tuinbroekenmode die in feministische kringen populair was. Haar androgyne kledingstijl herinnerde meer aan Dietrich en Garbo: maatpakken met uitlopende broekspijpen en korte getailleerde jasjes. Ze had iets melancholieks, met die zachte melodieuze stem, die rustige, bedachtzame aanwezigheid.

Haar weemoedige uitstraling liet zich makkelijk rijmen met haar romantische niet-Nederlandse achtergrond. Sylvia Bodnár werd in 1946 in Hengelo geboren als kind van Hongaarse immigranten. Haar ouders waren allebei als kleuters na de Eerste Wereldoorlog per trein uit Hongarije naar Nederland gebracht. De Balkan was uiteengevallen, er heerste hongersnood en vanuit Nederland kwam hulp via ’Het Centraal Comité voor Hongaarsche vakantiekinderen’ dat de uitgemergelde kinderen naar Nederland haalde om aan te sterken. Nederlandse gezinnen kregen een toeslag als ze deze kinderen opnamen.

Sylvia’s moeder Erzibet kwam op een boerderij in Brabant terecht. Ze moest er hard werken en ging alleen naar de lagere school. Sylvia’s vader, Frits, had meer geluk. Hij groeide op bij een rijke boerenfamilie in Hengelo. Hij was een artistiek getalenteerde jongen, werd fotograaf en kreeg van zijn ouders een eigen fotozaak . Ze ontmoetten elkaar toen ze allebei in de twintig waren. Zij had al van hem gehoord als de Hongaarse jongen in Hengelo die zo mooi kon vioolspelen. Ze trouwden en kregen vier kinderen. Sylvia was het nakomertje, geboren in de nadagen van de relatie, toen Frits’ hang naar mooie vrouwen het huwelijk fataal werd. De Bodnárs scheidden in de jaren vijftig waarna Sylvia’s moeder een huis kraakte en haar vier kinderen verder alleen opvoedde.

Hoewel hier geboren en haar hele leven in Nederland wonend, voelde Sylvia zich nooit echt Nederlands. Ze moest huilen toen ze als jongvolwassene voor het eerst op Hongaarse bodem landde. Ze voelde zich thuis in het literaire klimaat in Boedapest, ze herkende de leeshonger en de melancholie van de Hongaren. Na de middelbare school ging ze in Utrecht Hongaarse letterkunde studeren; die studie bestond nog niet, maar ze vindt een professor die haar wil helpen de studie op poten te zetten.

Sylvia is lesbisch, als vanzelfsprekend, nooit nadrukkelijk maar wel openlijk. Toch sprak ze er niet over met haar moeder. Ze nam wel vriendinnen mee naar huis, maar ze introduceerde hen niet als geliefden. Haar vriendinnen pikte ze soms op in nachtclubs en bars, toch zijn ze niet van de straat.

Nog voor ze ging studeren leerde Bodnár professor Dessaur kennen, de schrijfster Andreas Burnier, een van haar eerste liefdes, die het korte verhaal ’Tot volgend jaar in Jeruzalem’ aan haar wijdde.

Eind jaren zestig had Sylvia als 23-jarige een verhouding met de Griekse Melina, eigenaresse van ’Homolulu’, een van de eerste lesbische nachtclubs in Amsterdam. In die jaren was ze ook veel te vinden in het COC aan het Leidseplein waar ze bevriend raakte met de Engelse zangeres Dusty Springfield die in haar ’lost years’ begin jaren zeventig een tijd samen met haar twee poezen bij Sylvia in huis woonde, in het statige herenhuis aan de Tolsteegsingel in Utrecht.

Midden in de jaren zeventig start Sylvia Bodnár met haar toenmalige geliefde Dorelies Kraakman vrouwenboekhandel en vrouwencafé de Heksenkelder annex Heksenketel in Utrecht, een gebeurtenis die nationaal en internationaal de aandacht trok. „We wilden meer mogelijkheden voor vrouwen om zich te oriënteren op de samenleving vanuit feministisch perspectief”, vertelde ze onlangs in een terugblik in een Utrechts tijdschrift.

Eind jaren zeventig begon ze de literaire uitgeverij Vrouw Holle. Sylvia had een buitengewone neus voor teksten van bijzondere, tot dan toe onbekende schrijfsters. Vrouw Holle gaf onder meer de poëzie uit van Adrienne Rich, en teksten van Marina Tsvetajeva en Anna Achmatova.

Als uitgeefster, boekhandelaarster en vertaalster liet Bodnar zich inspireren door de vrouwen van de linkeroever die in de jaren twintig de literaire salons van Parijs beroemd maakten. Met haar eruditie, literaire smaak, voorkomen en stijl paste Sylvia ook beter tussen de chique literaire heldinnen van de jaren twintig zoals Sylvia Beach, Nathalie Barney en Djuna Barnes, dan tussen de Dolle Mina’s en Anja Meulenbelts van de jaren zeventig.

In de jaren tachtig stapte Sylvia vanuit het uitgeversvak over naar de KRO-radio. Eerst presenteerde ze het literaire programma ’Lezen voor de lijst’. Later raakte ze geïnteresseerd in spiritualiteit en new age en maakte ze samen met Frits Bloemink het radioprogramma Ararat, waarin ze mensen interviewde over ’alles wat raakt aan het wonderbaarlijke’ van boeddhisme tot graancirkels, van ufo’s tot klankschalen. Sylvia benaderde alles ernstig.

Haar turbulente liefdesleven kwam tot rust toen ze rond haar veertigste de wijn en het nachtleven eraan gaf. Ze ontmoette journaliste Rémi van der Elzen, de eerste vrouw met wie ze ook samen ging wonen, tot einde jaren negentig .

Sylvia paste met haar nauwgezetheid en geduld niet in de tijd waarin alles sneller en flitsender moet. Toen Ararat, ondanks hoge luistercijfers eind jaren negentig moest verdwijnen, trok Sylvia zich terug in haar werkkamer. De laatste jaren woonde ze alleen en zag weinig mensen meer. Dat kluizenaarsleven zat er altijd al in, zeggen vriendinnen nu.

Af en toe ruilde ze Utrecht in voor Rome waar ze zich ook met boeken omringde. Ze werkte aan een biografie van Giordano Bruno, de Italiaanse filosoof, kosmoloog en vrijdenker die in 1600 door de katholieke kerk vanwege zijn ketterse opvattingen op de brandstapel werd gebracht. Sylvia was getroffen door Bruno’s onconventionele denken en zijn volharding. Ze werkte lang aan de biografie, het boek moest perfect zijn voordat ze ermee naar buiten wilde treden.

Het manuscript over Bruno was bijna klaar toen Sylvia getroffen werd door een hersenbloeding. Een paar dagen stierf ze. Op de herdenkingsbijeenkomst in Slot Zuilen kwamen haar vriendinnen en verwanten bijeen. ’Als een wijs mens sterft, sterft een hele bibliotheek’, memoreert een van hen.



Foto’s
De Dolle Mina- beweging speelde goed in op de publiciteit en is daarom in vele foto’s vastgelegd. Zo heeft fotografe Eva Besnyö de Dolle Mina’s een aantal jaren gevolgd. Daarnaast zijn er veel ANP-foto’s van de beweging gemaakt. Dit weblog- onderdeel richt zich op de manier waarop de Dolle Mina- beweging in foto’s ge(re)medieerd is. Aan de hand van de spanning tussen het individuele en het collectieve culturele geheugen zoals Van Dijck die beschrijft en de manier waarop media elkaar remediëren, zoals Bolter & Grusin beschrijven zal onderzocht worden hoe Dolle Mina in ons cultureel geheugen is verankerd. Geven de foto’s die deel uit maken van het cultureel geheugen een eenzijdig of juist een veelzijdig beeld? En hoe zijn foto’s van Dolle Mina clichématig of iconisch geworden? Is er daarbij ruimte voor herschrijving in het cultureel geheugen?
De volgende vragen zullen hierbij aan bod komen:  Hoofdvraag:

Hoe wordt de Dolle Minabeweging ge(re)medieerd in foto’s en hoe is zij in het culturele geheugen verankerd?  Deelvragen:

Hoe is Dolle Mina vastgelegd op foto’s?
Hoe komt de verhouding tussen het individuele en collectieve cultureel geheugen in de foto’s naar voren?
Hoe zijn bepaalde foto’s van Dolle Mina iconisch geworden?
In welke mate is er ruimte voor herschrijving?


Ik zal me hierbij richten op foto’s van Eva Besnyö, foto’s van het ANP die op de website http://www.spaarnestadphoto.nl (een archief dat meer dan elf miljoen pers- en documentairefoto’s uit de twintigste eeuw bezit) staan en foto’s van het nationale archief die op de website http://www.nationaalarchief.nl te zien zijn.  

Dolle Mina als ‘jonge en protesterende vrouw’.

De publieke ruimte is volgens Jürgen Habermas een ruimte waarbinnen publieke opinie wordt gevoerd. McGuigan onderscheidt in ‘the cultural public sphere’ drie manieren waarop in de publieke ruimte debatten gevoerd kunnen worden: onkritisch populisme, radicale subversie en kritische interventie. Bij radicale subversie wordt volgens McGuigan de nadruk gelegd op symbolisch protest ‘acting out various forms of carnivalesque subversion in order to disrupt’. (McGuigan, 2005: 37) Wanneer de foto’s van Spaarnestadphoto, die alle van de ANP afkomstig zijn en destijds in Nederlandse kranten hebben gestaan, in aanschouwing worden genomen valt op dat er alleen foto’s zijn waarop Dolle Mina aan het protesteren is. Zo is bijvoorbeeld een foto te zien waarbij Dolle Mina de redactie van Margriet bestormd met mattenkloppers en schoonmaakartikelen omdat het weekblad vrouwen zou ‘vergiftigen’ met haar wekelijkse adviezen. Daarnaast zijn ook foto’s te zien waar leden van Dolle Mina tegen anti-geboortebeperking protesteren met de borden ‘Dear God, tell the pope, the pill is no dope’ en demonstreren voor abortus. Verder zijn er foto’s te zien waar ze een corset verbranden bij het standbeeld van Wilhelmina Drucker, waar ze tegen het opleidingsinstituut Nyenrode protesteren omdat het alleen mannen toelaat en foto’s waar ze op de dam in het gezelschap van hun kinderen demonstreren voor ‘gratis kresjes’.





Hieruit valt af te leiden dat Dolle Mina een typisch voorbeeld van radicale subversie is: ze gebruiken ‘guerilla- tactieken’ en symbolische protesten om hun thema’s in de publieke ruimte duidelijk te maken. (McGuigan, 2005: 37)Op veel foto’s springen protestborden in het oog. Er wordt dus naar andere media verwezen, namelijk de protestborden. Hierbij kan McLuhan aangehaald worden die stelt dat de inhoud van een medium altijd een ander medium is. (McLuhan, 1964: 8 ) De foto’s laten de protestposters en -borden zien waarmee Dolle Mina haar thema’s duidelijk wilde maken, waarbij het protestbord als medium de boodschap vormt.

Ook op de beeldbank van het nationale archief zijn veel foto’s te vinden waarop Dolle Mina’s protesteren. Zo is eveneens te zien hoe ze de redactie van Margriet binnenvallen, hoe ze premier Biesheuvel overvallen, hoe ze de Tweede Kamer met kinderen bestormen om aandacht te vragen voor crèches, hoe ze demonstreren voor abortus en hoe ze gratis condooms aanbieden aan scholieren. Verder valt op dat de omgeving steeds Amsterdam of Den Haag is. Heel soms zie je mannen afgebeeld op de foto’s, maar op de meeste foto’s zijn protesterende vrouwen te zien.



Wel krijgen sommige foto’s een wat meer ‘persoonlijk’ gezicht, omdat er ook foto’s van vergaderingen tijdens het eerste congres te zien zijn (waarbij een aantal mannen te zien zijn) en van een moeder met kind. Er zijn verschillende foto’s van deze vrouw en het is opmerkelijk dat alleen zij en haar kind te zien zijn. Ze staat bij een huis, terwijl ze poseert met haar kind bij een protestbord. Deze Dolle Mina is in de omgeving van haar eigen huis gefotografeerd en krijgt daardoor een eigen gezicht. Het zijn daarmee persoonlijke foto’s geworden die uit de toon vallen bij de andere foto’s van het archief, waarbij meerdere vrouwen te zien zijn die samen op straat of in de Tweede Kamer protesteren. De foto’s kunnen daarom gezien worden als ‘personal memory objects as sites where individual minds and collective cultures meet’. (Van Dijck, 2007: 22) Volgens José van Dijck bewegen herinneringen zich tussen ons zelf en anderen, tussen het private en het publieke en tussen het individuele en collectieve. Als persoonlijke herinnering zijn de foto’s een illustratie van een moment van moeder en kind samen voordat zij gaan protesteren. Als onderdeel van het nationaal archief vormen zij echter ook een collectieve herinnering aan de Dolle Mina- beweging.




Deze ‘persoonlijke’ foto’s  doen het beeld versterken dat Dolle Mina een protesterende vrouw was. De Dolle Mina’s kwamen met hun ludieke acties veel in de pers. Marjo van Soest stelt in het boek ‘Meid, wat ben ik bewust geworden’. Vijf jaar Dolle Mina dat de sfeer die Dolle Mina het eerste halfjaar uitstraalde er een was van ‘speelse rellerigheid’. De ludieke acties hadden een grote aantrekkingskracht op journalisten. Opmerkelijk was dat de progressieve pers veel aandacht besteedde aan het uiterlijk van de Dolle Mina’s. Beschrijvingen die niet ter zake deden als ‘hypervrouwelijk’, ‘mooi’, ‘charmant’, ‘tenger’, ‘brunette’, ‘pittig’ en ‘struis’ sierden interviews en commentaren. Dolle Mina speelde hier in op in door bij protestacties steevast de leukste en mooie vrouwen naar voren te schuiven om maar zoveel mogelijk media-aandacht te krijgen, wat één van de Dolle Mina’s in interview met HP de Tijd deed opmerken:

‘We hadden voorzien dat we weggeschreven zouden worden als manwijven, kenau’s, lesbiennes. Dat ze het penisnijd en castratiedwang zouden noemen en dat soort dingen. Daar hebben we allemaal rekening mee gehouden. We hebben daarom gezorgd dat we er goed uitzagen. Pep je een beetje op, is er bij de eerste acties gezegd. Dat is misschien wel een beetje oneerlijk, omdat we er juist tegen vechten dat de vrouw alleen als lustobject gezien wordt. Maar in de strijd is alles geoorloofd.’ (geciteerd in: Van Soest, 1975: 19- 20)

Enerzijds werkte deze tactiek, anderszijds schoot zij haar doel voorbij. Het gevolg hiervan was dat er eenzijdige belangstelling vanuit de media ging ontstaan, omdat deze slechts oog had voor de uiterlijke aspecten en de ludieke acties van Dolle Mina en niet voor de achter- en dieperliggende motieven. (Van den Berg, 1997: 70)Op de foto’s uit beide archieven overheerst ook het beeld van Dolle Mina als jonge en protesterende vrouw. De foto’s van het nationaal archief bijvoorbeeld laten leuke, jonge vrouwen zien tijdens het eerste Minacongres. Ze zijn allemaal erg jong en zien er modebewust uit. Ze hebben hun haar lang of kort en roken. Daarbij laten vrijwel alle foto’s een stedelijke omgeving als Amsterdam of Den Haag te zien. Heel soms zie je mannen, maar op de meeste foto’s protesterende vrouwen. Aan de hand van het beeld van Dolle Mina als ‘protesterende, jonge vrouw’ zijn met name twee foto’s het meest beklijfd in het culturele geheugen.

Dolle Mina en haar iconische status door ‘Baas in eigen buik’.

In het artikel ‘Reenactment and the Making of History’ gaat Marita Sturken in op de iconische status van bepaalde Vietnamfoto’s. Foto’s hebben volgens Sturken een grotere capaciteit om een iconische status te krijgen dan bewegende beelden, omdat ze op grote schaal verspreid kunnen worden in boeken en andere publicaties, waardoor mensen bepaalde foto’s meerdere keren kunnen zien. Bovendien hebben ze de capaciteit om het verleden in één blik te vangen. (Sturken, 1997: 90) Ook van Dolle Mina zijn bepaalde iconische foto’s ontstaan. Eén daarvan laat Dolle Mina’s tijdens een demonstratie voor abortus in Utrecht in 1970 zien en de andere foto laat actievoerders van Dolle Mina in Amsterdam in 1971 zien die demonstreren voor de opname van de pil in het ziekenfondspakket:



De baas- in- eigen- buikfoto is bijvoorbeeld te zien in de canon die sociaal werk in Nederland heeft opgesteld: http://www.canonsociaalwerk.nl/abortus/index.html Het woord ‘canon’ geeft het al aan: deze foto en de gelegenheid waar deze naar verwijst, namelijk een demonstratie voor abortus door Dolle Mina, is onderdeel geworden van het collectieve geheugen. De foto is daarnaast op vele andere sites te vinden, zoals op een Duitse website over de tweede feministische golf (http://www.frauenmediaturm.de/vorfruehling.html) en een site die over de alternatieve canon gaat die christen-historici (!) hebben opgesteld als aanvulling op de Canon van Nederland en waarvan de baas- in- eigen- buikfoto als venster deel van uit maakt (die als venster níet is opgenomen in de offciële Canon van Nederland die door Frits van Oostrom is opgesteld) Zie: http://www.katholieknederland.nl/actualiteit/2007/detail_objectID588706_FJaar2007.html

Ook staat de foto in het digitale archief van Spaarnestadphoto. Eén van de deelacrhieven is ’t Sticht, een fotopersbureau uit Utrecht. Deze deelcollectie bevat meer dan 450.000 persfoto’s en negatieven van de jaren vijftig tot en met negentig. De emancipatiebeweging in de jaren zeventig is één van de onderwerpen waardoor het bedrijf bekend is geworden. Voor hen is de baas- in- eigen- buikfoto blijkbaar synoniem geworden aan de emancipatiebeweging van de jaren zeventig, omdat deze staat afgebeeld bij de beschrijving van ‘t Sticht:http://www.spaarnestadphoto.nl/content/view/131/105/lang,nl/ Tenslotte staat de foto ook bij een hoofdstuk over Dolle Mina in het boek Nederland stromenland: een geschiedenis van de politieke stromingen van Paul Lucardi uit 2002. (zie pagina 59) http://books.google.com/books?id=c6sI2qayFrsC&pg=PA59&lpg=PA59&dq=dolle+mina+beweging&source=web&ots=5sHdGBdYoo&sig=wdCWDwPJLpUmVXKAbKYOowGtuUo#PPA59,M1 Volgens Femke van den Berg is de foto een eigen leven gaan leiden, omdat hij ook steevast in alle schoolboeken prijkt. Datzelfde geldt voor de foto waarbij Dolle Mina protesteert voor de opname van de anticonceptiepil in het ziekenfonds. Ook die komt steevast weer terug in boeken en op websites. Zo wordt de foto getoond in een hoofdstuk over Dolle Mina in het boek Verzameld verleden: veertig gedenkwaardige momenten en figuren uit de vaderlandse geschiedenis. (red. Els Kloek. 2004) Het hoofdstuk telt drie bladzijden en deze foto is de enige foto die afgebeeld wordt naast enkele protestprosters van Dolle Mina. Kortom, de titel van het boek, die aan geeft dat het om ‘gedenkwaardige momenten en figuren uit de vaderlandse geschiedenis’ gaat, verraadt dat het boek canonieke momenten of personen wil tonen. Dolle Mina is één daarvan en de foto met de pildemonstratie vormt dus haar representatie. Ook wordt de foto op een omslag van een boek getoond dat over de geschiedenis van de pil in Nederland gaat (zie: http://www.klassieken.nl/boekboek/show/id=33117/dbid=12276/typeofpage=30186 ) En op een website waarbij de scheikundige uitvinding van de pil wordt beschreven: www.kennislink.nl/web/show?id=147679

Tevens wordt de foto als het enige beeldmateriaal getoond bij een beschrijving van de tentoonstelling ‘Wauw! Nederland in de jaren zeventig’ in het Noordbrabantsmuseum: http://www.uitinbrabant.nl/uib/kunst/site/nieuws/detail/A_33228886.html?Wauw-!-Nederland-in-de-jaren-%E2%80%9870

Dat deze foto’s voortdurend te zien zijn in geschiedenisboeken, canons en tentoonstellingen en daarmee steevast als enige aan de Dolle Mina- beweging of aan de jaren zeventig in het algemeen gelinkt worden, maakt dat beide een iconische status gekregen hebben. Dat deze foto’s daarbij in andere media verschijnen, zoals boeken en websites, kan als een vorm van remediëring beschouwd worden. (Bolter & Grusin, 1999: 55)

Baas in eigen buik- en pildemonstratie als persoonlijke herinnering

Beide foto’s zijn door de fotografe Eva Besnyö vervaardigd en waren bedoeld als persoonlijke interesse in de Dolle Mina- beweging. Besnyö volgde de beweging vijf jaar lang en heeft haar in diverse foto’s vastgelegd. Voordat zij zich bij de beweging voegde, was Besnyö al een bekend fotograaf en had al een redelijk oeuvre opgebouwd. Nadat haar kinderen de deur uitgingen en haar huwelijk stuk liep, voelde ze een enorme leegte. Net op dat moment begon de Dolle Mina- beweging en die sprak haar enorm aan. Zo zegt zij in het speciale nummer dat Vrij Nederland in 1980 aan Dolle Mina wijdde:

‘Ik had grote bewondering voor wat ze deden, en ik dacht, hoe jammer het was dat ik niet jonger was zodat ik nog mee kon doen. Ik praatte over de Dolle Mina’s met Joris Ivens, vertelde hem dat het mij zo interesseerde wat ze deden. “Waarom doe je dan niet mee?” zei hij. “Maar daar ben ik te oud voor,” zei ik. “Ik ben toch ook niet te oud om de loopgraven van Vietnam in te gaan”, zei hij.
Eerst dacht ik dat ik  alleen als fotografe mee zou doen. Toen kwam de fase dat ik ineens merkte dat ik mijn toestel vasthield zonder te fotograferen en luisterde. In de daarop volgende fase zei ik ook wel eens iets [..] en begon af en toe een mening te geven. En tenslotte ben ik meegetrokken en heb bewust gekozen om echt deel te nemen.  Langzaam ben ik één van hen geworden. Ik herinner me dat op een bijeenkomst iemand zei: “Wat moet dat mens daar;  ik wil niet dat ze hier fotografeert.” Toen zeiden de anderen: “Dat is toch Eva,” zo heel vanzelfsprekend van ze hoort erbij; ik was een meubelstuk van Dolle Mina geworden. (geciteerd in: Holtrop, 1980: 6)

Besnyö was dus persoonlijk betrokken bij de beweging. In ‘Mediated Memories in the Digital Age’ stelt José van Dijck dat er een spanningsveld tussen het individuele en collectieve cultureel geheugen bestaat. Collectieve gebeurtenissen zijn van invloed op individuele herinneringen, terwijl individuele herinneringen onderdeel kunnen worden van het collectieve culturele geheugen. (Van Dijck, 2007: 6) De foto’s die Eva Besnyö gemaakt heeft zijn een persoonlijke documentatie en een individuele herinnering. Opvallend is dat deze twee foto’s van Besnyö nu op websites en in geschiedenisboeken prijken, waardoor zij onderdeel van het collectieve cultureel geheugen zijn geworden.

Een actuele remediëring van ‘Baas in eigen buik’.

Waarom zijn nu juist deze twee foto’s, die in eerste instantie bedoeld waren als persoonlijke documentatie (voor Eva Besnyö zelf en voor de Dolle Mina- beweging) exemplarisch geworden? Waarschijnlijk omdat mensen nu als ze aan Dolle Mina denken, meteen aan ‘Baas in eigen buik’ en aan abortus denken. De abortusstrijd was, naast de opname van de pil in het ziekenfonds, één van de belangrijkste thema’s voor de Dolle Mina- beweging. Dolle Mina protesteerde ook voor gelijke lonen voor man en vrouw en voor gratis crèches, maar de baas- in- eigen-buik- en pildemonstratiefoto zijn bij de meeste mensen waarschijnlijk blijven hangen, omdat deze veelvuldig in geschiedenisboeken en op websites staan. Daarbij komt dat deze beide thema’s nog altijd actueel zijn. Toen minister Hoogervorst in 2003 besloot om de pil uit het ziekenfonds te schrappen stuitte dit op een hoop weerstand. (zie: http://www.nd.nl/htm/dossier/abortus/artikelen/030920a.htm )Door dit soort beslissingen wordt weer gerefereerd aan oude foto’s van Dolle Mina die als eerste voor deze thema’s streed.

Vooral de baas- in- eigen- buikfoto heeft een iconische status bereikt. Nu de Christenunie lid is van het kabinet, laait de discussie weer op over abortus. Zo is bij een protest tegen de anti-abortusgroep ‘Schreeuw om leven’ in het voorjaar van 2007 van dezelfde slogan gebruikt gemaakt als die van Dolle Mina destijds, waarbij duidelijk gerefereerd wordt aan de bekende foto:



Deze foto’s zijn een typisch voorbeeld van remediëring. De protestgroep anno 2007 die protesteert voor het behoud van abortus maakt gebruik van de beeldtaal die iconisch is geworden voor de herinnering aan Dolle Mina. Het iconische is op deze wijze opnieuw geïnterpreteerd. Toeschouwers op de Dam zullen zich waarschijnlijk ook meteen Dolle Mina herinneren en haar ‘Baas in eigen buik’ demonstratie. Bolter & Grusin stellen dat remediëring het verwijzen van media naar andere media is. Media reflecteren voortdurend op elkaar en kunnen elkaar reproduceren of vervangen. (Bolter & Grusin, 1999: 55) Bij deze actuele foto’s is goed zichtbaar hoe zij naar de foto’s van toen verwijzen. Het verleden wordt als het ware in een nieuwe context van pro-abortusstrijd geplaatst.

Het gevolg van de iconische status van beide Dolle Mina- foto’s is dat de kijker niet meer het gevoel heeft de gebeurtenis op de foto ‘mee te maken’, maar zich bewust wordt van het medium fotografie. In eerste instantie zijn de foto’s vanuit documentarisch perspectief gemaakt om de acties van Dolle Mina vast te leggen. Toeschouwers in de jaren zeventig hadden bij de foto’s waarschijnlijk alleen oog voor de acties die Dolle Mina uitvoerde, waardoor van ‘immediacy’ gesproken kan worden. Doordat de foto’s iconisch zijn geworden, kijkt de toeschouwer van nu met veel meer afstand naar deze foto’s. De iconische status maakt het publiek juist wel meer bewust van het medium fotografie, waardoor tegenwoordig eerder van ‘hypermediacy’ gesproken kan worden. (Bolter & Grusin, 1999: 31)   De beide foto’s tonen in ieder geval aan hoe elementen uit het individuele geheugen onderdeel van het collectieve culturele geheugen worden en op hun beurt weer door andere individuen geremediëerd worden, namelijk anti-abortusgroepen van anno 2007.Op deze manier is de dynamiek van het cultureel geheugen zichtbaar zoals Van Dijck die beschrijft: herinneringen die voortdurend heen en weer bewegen tussen het individuele en collectieve geheugen en tussen heden en verleden, waarbij herinneringen nooit hetzelfde blijven, maar constant onderhevig zijn aan de veranderingen in tijd en veranderende relaties tussen onszelf en anderen. (Van Dijck, 2007: 21)

Een andere blik op Dolle Mina

De iconische status die Dolle Mina behaald heeft met de abortusfoto’s en de vele foto’s waarop zij ludieke acties uitvoerde heeft Dolle Mina in het culturele geheugen als jonge, protesterende vrouw verankerd. Femke van den Berg stelt in De identiteit van een rebelse meid. De collectieve identiteit van de actiegroep Dolle Mina dat door de selectieve aandacht van de media slechts een beperkt aantal facetten van de Dolle Mina’s nu voortleven. Dolle Mina speelde dan wel handig in op alle media-aandacht door er  bij protestacties ‘vrouwelijk’ uit te zien en zichzelf als aantrekkelijke, assertieve en seksueel bevrijde vrouw te presenteren, hierdoor ging echter wel het beeld ontstaan dat ‘Dolle Mina’s jong, mooi en vrouw waren en dat zij allemaal in Amsterdam woonden’. (Van den Berg, 1997: 114- 115)
Maar in hoeverre klopt dit beeld eigenlijk? Wat veel mensen namelijk niet weten is dat ook mannen aan de Dolle Mina- beweging deelnamen en ook oudere vrouwen. Eva Besnyö is daarvan een voorbeeld. Een andere oudere Dolle Mina is Henny de Swaan. De oudere Mina’s en mannen werden echter nooit op de voorgrond geschoven bij protestacties, terwijl zij beiden wel een aanzienlijk aandeel in de beweging hebben gehad. Zo waren mannen betrokken bij de oprichting van Dolle Mina en probeerden zij in de beginfase de beweging professioneel in goede banen te leiden.

Wellicht zouden meer foto’s van Eva Besnyö deel uit kunnen maken van het collectieve cultureel geheugen. Omdat zij de beweging persoonlijk volgde, heeft zij deze minder eenzijdig vastgelegd dan fotografen van het ANP of andere persbureaus. Zo heeft ze ook foto’s gemaakt van protesterende mannen en van Dolle Mina-acties in de provincies. Deze waren veel minder ludiek en provocerend dan de Amsterdamse acties. Eén van de voorbeelden is de Huifkartocht door het land, waarmee enkele Dolle Mina’s de provincies introkken om de mensen in kleine dorpen, die soms nog nooit van geboortebeperking gehoord hadden, informatie te verstrekken hierover. Hierbij gingen zij minder radicaal te werk dan in Amsterdam of Den Haag. Hoofdzaak was mensen te informeren. Dat deden ze bijvoorbeeld ook door op scholen meisjes ervan bewust te maken dat zij lagere lonen ontvangen voor het zelfde werk dan hun mannelijke collega’s . Dolle Mina trok dus ook het land in om mensen via lezingen en congressen te bereiken en te informeren over al hun thema’s. (Van Soest, 1975: 133) Bij velen is echter het beeld ontstaan dat zij louter protestacties voerden en uit jonge, aantrekkelijke vrouwen bestonden. Kortom, het beeld dat in het collectieve cultureel geheugen bestaat is een wat eenzijdig beeld, vandaar dat er ruimte is voor herschrijving. Beelden uit het individuele geheugen, zoals sommige foto’s van protesterende mannen of oudere Mina’s, die door Besnyö gemaakt zijn, zouden misschien een andere blik op de Dolle Mina- beweging kunnen werpen dan het huidige beeld dat in het cultureel geheugen verankerd is.      

Conclusie

Dit deelonderzoek richtte zich op de vraag hoe Dolle Mina in foto’s ge(re)medieerd is. De wisselwerking tussen het individuele en collectieve cultureel geheugen zoals José van Dijck die beschrijft is in deze casus goed zichtbaar, omdat bepaalde foto’s uit het archief zowel als individuele en collectieve herinnering beschouwd kunnen worden. De foto’s die Eva Besnyö gemaakt heeft van de Dolle Mina- beweging waren voor persoonlijke doeleinden gemaakt, maar zijn later tevens in geschiedenisboeken, websites en canons geremedieerd waardoor zij een onderdeel zijn gaan vormen van ons cultureel geheugen. De iconische status die Dolle Mina behaald heeft met de abortusfoto’s, maar ook de vele foto’s waarop zij ludieke acties uitvoerde heeft het beeld geschetst dat Dolle Mina ‘jong, mooi en vrouw was en in Amsterdam woonde’. Op deze manier is Dolle Mina in het culturele geheugen als jonge, protesterende vrouw verankerd.  Hoewel Dolle Mina ludieke acties voerde, ging zij ook het land in om congressen en lezingen te geven, waarbij mannen en oudere vrouwen eveneens een onderdeel van de beweging vormde. Zo heeft Eva Besnyö tevens mannen vastgelegd die aan het protesteren waren en oudere Dolle Mina’s, zoals Henny de Swaan, die de provincies introkken om mensen over de thema’s van Dolle Mina te informeren. Kortom, het beeld dat in het cultureel geheugen van Dolle Mina bestaat is een wat eenzijdig beeld, waardoor er ruimte voor herschrijving is.

Views & Reviews Black and white and (some) kind of blue or I only want to be happy Annaleen Louwes Photography

$
0
0

At an invitation of Beautiful Distress – a Dutch organsiation aiming to create more awareness and acceptance in society for the mentally ill – photographer Annaleen Louwes stayed for three months as an artist-in-residence in the Kings County Hospital Center, Brooklyn, New York, in the fall of 2014.

In an interview on the website of Beautiful Distress Louwes explains: ‘I was the odd man out, in every respect. Photography is for these people a picture, proof for an identity card, or a large mural on the wall of an idyllic scene with palm trees. But it is not an art form, while I am an artist. The idea of art they did comprehend but in the form of therapy, like drama therapy for example.  But I couldn’t sort myself into that kind of category. Around the hospital lived mostly poor African Americans and Latinos. I remained the intruder. I found this to be very complicated. I felt very humble and small, because of their pain, I was walking around there. For them I remained the white lady, which evokes distrust as well as respect. I went there the white European, to combat against the stigma of ‘poor black crazies’, by making photographs, which just produces more stigmas instead of less. For me that was a real struggle and it took awhile before I found a solution for both issues, in my head and in my work.’

BLACK AND WHITE AND (SOME) KIND OF BLUE OR I ONLY WANT TO BE HAPPY
VAN 14 APR TOT 15 OKT 2017
Het Dolhuys I museum van de geest presenteert de fototentoonstelling ‘Black and white and (some) kind of blue or I only want to be happy’ van fotograaf Annaleen Louwes. De tentoonstelling omvat indringende beelden die Louwes maakte als artist-in-residence op een psychiatrie afdeling in New York. Zij was daar op uitnodiging van de stichting Beautiful Distress.

Bij aanvang van haar drie maanden durende verblijf realiseerde Louwes zich dat zij niet alleen de wereld van de psychiatrie, maar ook een voornamelijk zwarte gemeenschap binnentrad. “Ik voelde mij niet alleen een indringer, maar ook een outsider”, aldus Louwes. Deze kloof weet ze op innovatieve wijze te dichten. De kleurnegatieven van haar modellen draaide ze om waarbij ze er achter kwam dat zowel een lichte als een donkere huidskleur op negatief heel mooi blauw kleurde.

‘’Blauw bleek een tussenkleur om elkaar te vinden. De geportretteerden vonden die blauwe huidskleur helemaal te gek.” Zo vond Louwes de toegang tot hun binnenwereld en ontstond een sterke samenwerking. Daarnaast participeerde Louwes zoveel mogelijk in het dagelijks leven van de cliënten om hen beter te leren kennen. Ze volgde gedragstherapie, liep mee op de crisisafdeling en werd getroffen door een wanhoopskreet van een van de cliënten: ‘’I only want to be happy’’. Het resultaat van haar bezoek is een prachtige serie beelden: vergankelijk en broos, maar ook vol schoonheid, kracht en trots.

See also

Onrustige Studies Annaleen Louwes Mirelle Thijsen's Choice of Photobooks on Care environments and Matters of Life and Death Photography



Zij zijn niet zo anders dan wij
Fotografe Annaleen Louwes verbleef drie maanden op de dagopvang van een psychiatrische inrichting in New York. Haar foto’s imponeren door kwetsbaarheid én kracht.
Rianne van Dijck
20 april 2017

Fotografie

Annaleen Louwes, . T/m 15 oktober in Het Dolhuys, Haarlem.
●●●●●

Toen Dr. Hugh W. Diamond tussen 1848 en 1858 als psychiater was aangesteld op de vrouwenafdeling van het Surrey County Lunatic Asylum in het Britse Surrey, ging hij ervan uit dat hij zijn patiënten kon onderbrengen in objectieve categorieën. Hij zocht naar tekenen van gekte – melancholie, depressie, alcoholisme – in hun houding en gezicht en fotografeerde hen in geruite gestichtsjurken terwijl ze afwezig in het niets staren of als bange vogeltjes de lens inkijken. Vergelijk deze allereerste foto’s van psychiatrische patiënten, bijeengebracht in het boek The Face of Madness, eens met de foto’s die Annaleen Louwes (1959) nu exposeert in het Dolhuys in Haarlem, en zie hoe de beeldvorming over geesteszieken in die afgelopen anderhalve eeuw veranderd is.


‘In Residence’ tussen patiënten

Louwes werkte in 2015 drie maanden als artist in residence in het Kings County Hospital Center in Brooklyn, New York en fotografeerde daar de mensen die er een dagprogramma volgden. Mannen en vrouwen, voornamelijk Afro-Afrikaans, wat voor haar als blanke fotograaf een extra barrière opwierp, die ze oploste door een aantal beelden in kleurnegatief af te drukken. Daardoor wordt namelijk de huidskleur van zowel zwarte als blanke mensen blauw en daarmee een neutrale factor.

Die technische ingreep is esthetisch fraai, maar wat meer indruk maakt is de ontwapenende intimiteit van de serie. Niemand fotografeert op zo’n ontroerende wijze liggende mensen als Louwes – we zagen het eerder al in de foto’s die ze maakte van Ko Moreau (2001) en de serie Restless Studies Den Dolder (2003, ook over psychiatrische patiënten). In Black and white and (some) kind of blue, or I only want to be happy zien we een oudere man, Alphonso K., op bed liggen terwijl zijn ene hand zachtjes rust op zijn knie en de andere zijn slapende hoofd, ogen gesloten, ondersteunt – een portret van grote kwetsbaarheid.

Krachtige mannen

Ook imponerend zijn de vijf grote kleurenportretten van mannen die zo’n kracht uitstralen dat je je afvraagt wat zij toch in dat County Hospital te zoeken hebben.

Terwijl Diamond in de negentiende eeuw op zoek ging naar de verschillen tussen patiënt en degene die alleen al door het niet hebben van een ziekte autoriteit geniet, benadrukt Louwes het humane aspect. Ze gaat zoek naar kwetsbaarheid én kracht, en laat daarmee zien dat ‘zij’ niet zo anders zijn dan ‘wij’, en dat de grens tussen normaal en niet normaal vaak helemaal niet zo duidelijk is als wij willen geloven.








photoBooks & Strawberries BookMarket Hooglandse Kerk Leiden april 2017 Photography

$
0
0

See also



The Naked-Ladies Alphabet Body Type symbolising the free spirit Anthon Beeke Wim Crouwel Graphic Design Photography



TYPO-FOTO ELEMENTAIRE TYPOGRAFIE IN NEDERLAND 1920-1940

Dick Maan and John Van Der Ree: TYPO-FOTO. ELEMENTAIRE TYPOGRAFIE IN NEDERLAND 1920-1940. Antwerp: Veen/Reflex, 1990. First edition. Text in Dutch. A near-fine hardcover book in full decorated cloth in a fine dust jacket: the four corners of the boards have all been gently bumped. Out-of-print and very uncommon.
9 x 11.75 hardcover book with 112 pages and 135 color and b/w examples of Dutch avant-garde typography from 1920-1940, including many rare and unusual examples.

This is the best anthology of Dutch typography to my knowledge. Beautifully designed and printed, this book gets my absolute highest recommendation. Includes individual sections and biographies devoted to these pioneers of modern typography: Piet Zwart,Paul Schuitema,Gerard Kiljan, Cesar Domela Nieuwenhuis, Dick Elffers, Wim Brusse, Cas Oorthuys, Henny Cahn and Willem Sandberg.

WEEDA, FRITS & SUERMONDT, RIK. - Frits Weeda. In de schaduw van de welvaart. Amsterdam 1958-1965. Tekst Rik Suermondt.

De Verbeelding. 2005. Oblong. 142 p. Foto's. Hardcover. 


OOG OM OOG (ŒIL POUR ŒIL) – Sanne SANNES (1964) in Bruno Mouron's 10 photoBooks Photography



Irma Boom’s Library, Where Pure Experimentalism Is on the Shelf



Views & Reviews Camera in Love Ed van der Elsken Stedeklijk Museum Amsterdam Street Photography



Friso Kramer, industrieel ontwerper, auteurs Rainer Bullhorst& Rudolphine Eggink, uitgegeven door Uitgeverij 010 Rotterdam 1991

MENDELSOHN, ERICH, - Russland, Europa, Amerika. Ein architektonischer Querschnitt.
Berlin, Rudolph Mosse Buchverlag, 1929. 1.-5. Auflage /First edition. 34,5x24 cm. H.cloth (covers sl.dam./browned/foxed; spine worn, contents otherwise fine). 214 pp. (endp./fly-leaves sl.foxed), with c. 100 full-page photographs and artist-impressions of important avant-garde architecture in the interbellum period, by an eminent German architect (1887-1953), famous for his designs for department stores and utility buildings in the U.S.A.



BauhausPhotography


Willem Diepraam Photojournalist Collector Publicist Curator & Organizer Photography



Views & Reviews EYES ON PARIS PARIS IN PHOTOBOOKS FROM 1890 TO THE PRESENT Photography


5 of Irma Boom’s Favorite Books



All Pictures All Mirrors Diane Arbus Street Photography




Een eeuw door weer en wind: 's-Werelds wel en wee gedurende honderd jaar varen met Vinke & Co. [Text Max Dendermonde (firm's history); J.J. Slauerhoff; P. Plancius (essay). Photography Cas Oorthuys. Layout  Mart Kempers].
Amsterdam, 1960, 133 b&w photographs, 4 color, in opdracht, uit bedrijfsarchief en uit niet-particuliere archieven / portretten en documentaire foto's / firmanten, straatbeelden, stoomschepen, houttransport). - Ill. 12 b&w photographs, 10 color, in opdracht en uit niet-particuliere archieven / etsen, schematische tekeningen van driemasters, documenten, reproductie van schilderij, potloodtekeningen)., NN, Firmenschrift, Wirtschaft, Firmengeschichte - Photographie - Anthologie - Auftragsphotographie, commissioned photography - Nederland, Niederlande - 20. Jah

See also 

Hi Ha Canada & the Company Photobooks by Mart Kempers Graphic Design Photography




COPPENS, MARTIEN - Monsters Van de Peel
Eindhoven, Lecturis, 1958. First edition. Hardcover without dustjacket (as issued). 20x26 (oblong ).36 pages. 13 black and white photos and 5 colour-tinted monochrome photographs., Reference: The Photobook: A History volume II, pag.190, Foto in omslag, Het Nederlandse documentaire fotoboek na 1945, pag.36, Het Nederlandse fotoboek, pag.88-89.



Die Scheuche Märchen (Reprint)
Kurt Schwitters / Kate Steinitz / Theo van Doesburg
Published by Fizz-Subvers Press, Alkmaar 1980




Anthon Beeke's Provocations: The Virgin Sperm Dancer Parr/Badger III Graphic Design Photography



Portraits
McCurry, Steve
 ISBN 10: 0714865370 / ISBN 13: 9780714865379
Published by Phaidon, UK, 2013
 In 1985, McCurry photographed an Afghan girl for the National Geographic. The intensity of the subject's eyes and her compelling gaze made this one of the most widely celebrated portraits in the history of contemporary photography. This new, expanded edition features more photographs than before, including unpublished work - in this selection from Steve Curry's critically acclaimed colour portraits of young to old, mainly from India, Pakistan, Burma, Afghanistan, Mali, Bali and more. Critically acclaimed and recognized internationally for his classic reportage, over the last thirty years, he is a member of Magnum Photos, a recipient of the Robert Capa Gold Medal and more.


Reprint Wij zijn 17 Les Copains The Indecisive Moment: The 'Stream-of-Consciousness' Photobook Johan van der Keuken Photography










De Stijl in Drachten Papegaaienbuurt krijgt kleur terug Theo van Doesburg

$
0
0

Papegaaienbuurt krijgt kleur terug
De Stijl in Drachten
De kleuren van De Stijl werden voor het eerst aangebracht op en in huizen en een school in Friesland. Het ontwerp van Theo van Doesburg wordt nu in ere hersteld.
Gretha Pama
24 april 2017



Expostie

Theo van Doesburg, kleur in architectuur
T/m 25 juni in Museum Drachten. Inl: museumdrachten.nl

De tweede stad van Friesland, Drachten (45.000 inwoners), staat niet bekend om zijn kunst en cultuur. Toch is er een museum, Museum Drachten, dat ligt aan een Museumplein. En niet ver van dat museum en dat plein, er gaat een stadswandeling naar toe, liggen 16 opvallende huizen en één voormalige Rijkslandbouwschool: daar werkte Theo van Doesburg, oprichter van De Stijl, voor het eerst de ideeën van zijn beweging over kleur in architectuur uit.

Je kunt er rondwandelen en helderrood, knalgeel of diepblauw geschilderde raamkozijnen, voordeuren en dakkapellen zien, in 1921 en 1922 aangebracht op bakstenen huizen (dat dan weer wel). Bij de Rijkslandbouwschool aan de overkant, tegenwoordig een particulier woonhuis, mag je op afspraak naar binnen om de originele glas-in-loodramen te bekijken: vier gestileerde, bijna abstracte landarbeiders, een spitter, een maaier, een zaaier en een rooier. Voor de kozijnen en de deuren van de school zijn secundaire kleuren gebruikt: paars, groen, oranje.

Hoe Theo van Doesburg of all places in Drachten terecht kwam? Dat is te zien in Museum Drachten, waar op de eerste verdieping het schoenmakerswinkeltje is nagebouwd dat Evert en Thijs Rinsema dreven aan de Zuidkade. De schoenen maakten de broers om geld te verdienen, eigenlijk waren het kunstenaars.

Tegenwerking

Theo van Doesburg en Evert Rinsema ontmoetten elkaar in 1915, toen ze kort na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog waren gemobiliseerd in Brabant. Evert zat bij die gelegenheid te lezen in Heraclitus, een Griekse filosoof uit de oudheid – dat viel op. Theo en Evert werden vrienden, ze gingen ook corresponderen. En Evert bracht Theo in contact met Cornelis Rienks de Boer, architect en later zijn opdrachtgever. Evert Rinsema, in een brief van 9 april 1922: „De directeur van de school, die wat het schilderwerk betreft nogal tegenwerkt, zegt, dat hij de ramen wel mooi vindt, maar de figuren niet duidelijk kan zien.”


Het citaat staat in een boek dat sinds vorig weekend te koop is in het museum, Brieven over kunst – De Stijl – het leven en de dood, en dat is samengesteld door Thijs Rinsema, een kleinzoon. Het boek werd diezelfde zaterdag in ontvangst genomen door nog een andere erfgenaam, kunsthistorica Wies van Moorsel (1935). Zij kreeg in 1975 de nalatenschap van Theo van Doesburg van haar tante Nelly, diens echtgenote, en schonk die daarna aan de Nederlandse Staat.

Je kon Wies van Moorsel kort voor de officiële overhandiging nog tegenkomen in de Torenstraat 3: een frêle oudere dame, die een bezoek bracht aan het huis dat nu ook vanbinnen de originele kleuren terugkrijgt die haar oom ervoor had bedacht. Dat is nog lastig: Zwitserse kleurexperts zijn bezig monsters te nemen van resten van de oorspronkelijke verf, verstopt als die zitten onder later aangebrachte lagen. De kleuren blijken donkerder geweest in kamers waar meer licht invalt – en lichter in de donkerder kamers.

Bekijk hoe De Stijl begon in onze video

Overgeschilderd

De museumwoning gaat open op 1 juni. Al wel te bezichtigen, sinds anderhalve week: de ontwerptekeningen van Theo van Doesburg. Die zijn opgehangen in Museum Drachten. Tijdelijk, want ze zijn kwetsbaar. Je ziet de symmetrie van de kleuren voor de gevels, voor binnen de kleurvlakken van de kamers, maar bijvoorbeeld ook de kleuren voor de trap, rode spijlen boven blauwe tegels. Linksonder op de tekeningen het vignet van de opdrachtgever: ‘C.R. de Boer, architect B.N.A., Stationsweg 60 Drachten’.

Theo van Doesburg, Kleurencompositie II voor de begane grond (1921). Beeld Museum Dr8888

Was Drachten dan zo vooruitstrevend, in de jaren 20? Nou nee, gebiedt de eerlijkheid te zeggen. De rood, geel en blauw geschilderde kozijnen en deuren werden al snel weer overgeschilderd – wat overigens ook gebeurde in Straatsburg, waarvoor Theo van Doesburg tussen 1926 en 1928 een feestzaal ontwierp. In Drachten hield de buurt aan de kortstondige uitbundigheid de bijnaam ‘Papegaaienbuurt’ over. Pas in de jaren 80 kwamen de buitenkleuren terug, althans voor een deel, dankzij een initiatief van de bewoners.

En Everts broer Thijs, schilder en ontwerper van meubels à la De Stijl, maar met een eigen signatuur, werd nooit echt beroemd. Zijn werk staat permanent tentoongesteld in Museum Drachten, maar veel Drachtenaars kennen hem niet. In dit Stijljaar zou dat kunnen veranderen: zijn meubels komen straks te staan in de museumwoning aan de Torenstraat, dat het Van Doesburg-Rinsemahuis zal worden genoemd.


In Drachten ligt De Stijl op straat
CULTUUR
Flip van Doorn– 18:11, 5 maart 2017

Kleurrijke huizen in Drachten. © Flip van Doorn

In 2017 hult heel Nederland zich in De Stijl. De kunstbeweging is precies een eeuw oud en dat vieren we. De hele maand maart zet Het Mooiste Nederland de schijnwerper op bijzondere plekken waar De Stijl een rol speelt. Vandaag: Drachten.
Elders in Nederland hangen werken van de kunstenaars van De Stijl in musea. In Drachten maakt het erfgoed van de beweging deel uit van het straatbeeld. Dankzij de vriendschap tussen een kunstenaar en een dichtende schoenmaker.

In 1917 bracht kunstenaar Theo van Doesburg in zijn woonplaats Leiden het eerste nummer van het tijdschrift De Stijl uit. De gelijknamige kunstbeweging was geboren, naast de oprichter waren Piet Mondriaan, Gerrit Rietveld en Bart van der Leck de boegbeelden. Nu we dit jaar het eeuwfeest vieren, pronken Den Haag, Utrecht, Amersfoort en Leiden pronken uitbundig met de veren - in primaire kleuren - van De Stijl.

In het straatbeeld dook De Stijl echter ver buiten de Randstad voor het eerst op. De primeur was in 1921 voor Drachten. Dat is op z’n zachtst gezegd opmerkelijk. Na Leeuwarden is het inmiddels weliswaar de grootste plaats van Friesland, maar tot de Friese Elfsteden behoort het niet. Er stoppen geen treinen, ze spelen er geen betaald voetbal, en als Drachten een keer in het nieuws komt, is het omdat een verwarde man zijn woning laat ontploffen.

Drachten heeft wel een Museumplein. Aan dat plein staat een charmant gebouw, een voormalig klooster dat - met een knipoog naar dada - bekendstaat als Museum Dr8888. Geen toeval: Drachten is de plaats waar in 1923 het laatste officiële dada-optreden plaatsvond. Maar nog belangrijker: het is de plaats waar Theo van Doesburg voor het eerst de architectuurideeën van De Stijl in praktijk kon brengen. Dat had alles te maken met een bijzondere vriendschap. Van Doesburg zou nooit in Drachten terecht zijn gekomen als hij kort na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog niet was opgeroepen voor militaire dienst. Nederland was neutraal, maar uit voorzorg werd het leger gemobiliseerd. In zijn compagnie raakte Van Doesburg bevriend met Evert Rinsema, een schoenmaker uit Drachten. Ze deelden hun liefde voor literatuur. Evert schreef gedichten en aforismen. Zijn broer Thijs - ook schoenmaker - schilderde en ontwierp meubels. Na de oorlog kwam Van Doesburg regelmatig naar Drachten, en dankzij bemiddeling van zijn goede vriend Evert kreeg hij in 1920 een opdracht van gemeente- architect Cees Rienks de Boer.

“Van Doesburg mocht zestien middenstandswoningen ontwerpen”, vertelt museumdirecteur Paulo Martina. Samen volgen we de stadswandeling die van Museum Dr8888 naar de Oosterstraat leidt. Uit de verte blinken felle kleuren ons tegemoet. “Ongetwijfeld had hij hier een rijtje van zestien kleine Rietveld-Schröderhuizen in gedachten. Het werd een compromis.” Rienks de Boer kreeg het niet gedaan de oorspronkelijke ontwerpen uit te laten voeren. Drachten was nog niet klaar voor betonnen woningen met witgepleisterde muren en accenten in primaire kleuren. Gebouwd werd er met baksteen, op advies van Van Doesburg kleurden alleen kozijnen, erkers, deuren en dakkapellen fel geel, rood en blauw. In zijn ontwerpen van de interieurs kon de kunstenaar zich wel helemaal uitleven, het werden driedimensionale Stijl-kunstwerken. De modelwoning is nog niet klaar, daar wordt hard gewerkt om zo’n interieur helemaal in oorspronkelijke staat terug te brengen, compleet met meubels van Thijs Rinsema. Op 1 juni gaat het Van Doesburg-Rinsemahuis open voor het publiek; het Rietveld-Schröderhuis van het noorden.

Glas-in-loodramen in de Rijkslandbouwschool. © Museum Drachten

Glas-in-loodramen
Wie met een gids de stadswandeling volgt, kan al wel een kijkje nemen in het gebouw van de Rijkslandbouwschool, aan de overkant van de Torenstraat. Pronkstuk zijn de glas-in-loodramen die Van Doesburg ontwierp. Kozijnen en deuren liet hij schilderen in de secundaire kleuren: oranje, paars en groen. Alleen de buitenkant; binnen zou volgens de directie een dergelijke kleurkakofonie de concentratie van de leerlingen maar verstoren.

Om de bijnaam Papegaaienbuurt kan Martina glimlachen. “Het was in de jaren twintig misschien ook wat veel van het goede. Van Doesburg was zijn tijd ver vooruit en Drachten was een slaperig dorpje in de provincie. Maar de bewering dat bewoners meteen de boel lieten overschilderen, is aantoonbaar onjuist. Later ging wel de kwast over de kozijnen, maar in eerste instantie woonden mensen hier naar volle tevredenheid.” Hij is trots op het erfgoed. “Elders in Nederland hangen schilderijen in musea, in Drachten ligt De Stijl op straat. En dat is precies wat Van Doesburg wilde.”

Een groep bewoners verenigde zich in 1988 in de Stichting Theo van Doesburg en liet het oorspronkelijke schilderwerk zo veel mogelijk in ere herstellen. Sindsdien is de Papegaaienbuurt weer een kleurrijk uitroepteken, een statement in een centrum dat verder niet uitblinkt in schoonheid of samenhang. De grootste groei maakte de plaats na 1950 door, en dat is te zien.

Terug in het museum bekijk ik de toonbank van de schoenmakerswinkel van Evert Rinsema, waar altijd een schriftje lag waarin hij zijn gedachten kon noteren. De huiskamer van zijn broer Thijs is gereconstrueerd, met zijn schilderijen aan de wand en stoelen van zijn hand in de hoeken. Ze doen me denken aan de meubels die Rietveld ontwierp. “Thijs Rinsema was misschien wel net zo getalenteerd als Rietveld”, stelt Martina. “De enige reden waarom hij niet zo bekend werd, is zijn gebrek aan ambitie. Met zijn schoenmakerij verdiende hij zijn brood, de kunst kwam op de tweede plaats.” Een bestaan als kunstenaar vond hij te onzeker. Hetzelfde gold voor Evert; de twee broers bleven hun hele leven als schoenmaker werken. Dankzij hun bijzondere vriendschap met de grondlegger van De Stijl lieten zij hun woonplaats een bijzondere kunstcollectie en een straat vol cultureel erfgoed na. En een even onverwachte als prominente plek in de geschiedenis van De Stijl.

De Stijl in Drachten
Niet minder dan vier exposities wijdt Museum Dr8888 dit jaar aan De Stijl. Op dit moment is werk van beeldend kunstenaar en graficus César Domela te zien, in april opent een overzichts-tentoonstelling met vrijwel alle ontwerpen die Theo van Doesburg voor Drachten heeft gemaakt. Vanaf juli neemt het museum bezoekers mee naar Curaçao, waar Gerrit Rietveld samenwerkte met het kunstenaarsechtpaar Engels. In oktober volgt een overzicht van Stijl en constructivisme in Noord-Nederland, in samenwerking met de Rijksluchtvaartschool in Eelde. De officiële opening van het Van Doesburg-Rinsemahuis vindt plaats op 1 juni. Kijk voor het volledige programma op museumdrachten.nl

Museumwoning in de Papegaaienbuurt  wordt ‘een cadeautje voor Drachten’
DRACHTEN – In het voorjaar van 2016 wordt in de Torenstraat het Van Doesburg Rinsemahuis geopend. Het wordt een museum van internationale allure, voorspelt directeur Paulo Martina van Museum Dr8888.

Tekst en foto’s Fokke Wester

De Torenstraat, of de Papegaaienbuurt zoals het gedeelte van nummer 3 tot en met 21 wordt genoemd, kreeg in 1988 weer de kleuren zoals die oorspronkelijk zijn ontworpen door kunstenaar Theo van Doesburg. Bij de buurt horen ook enkele woningen aan de Oosterstraat en de Houtlaan en de tegenovergelegen Rijkslandbouwwinterschool. De middenstandswoningen zijn in 1920 in opdracht van de gemeente gebouwd naar een ontwerp van de Drachtster architect Cornelis Rienks de Boer. Hij vroeg aan Van Doesburg, die hij bewonderde, om een kleurontwerp te maken. Van Doesburg, nu wereldberoemd als schilder, architect en voorman van De Stijl, was regelmatig in Drachten door zijn contacten met de broers Evert en Thijs Rinsema.

Primaire kleuren

Van Doesburg ontwierp voor de woningen een schema met de primaire kleuren rood, blauw en geel, met daarnaast wit, zwart en grijs. Verder maakte hij kleurontwerpen voor de interieurs van de woningen en de bijbehorende tuinen. De kleuren zorgden in Drachten voor veel opschudding en leverden de woningen de bijnaam Papegaaienbuurt op. Binnen een jaar na de oplevering werd het houtwerk overgeschilderd in de meer vertrouwde kleuren wit en groen.

Het idee om de originele kleuren terug te brengen in het straatbeeld ontstond eind jaren zeventig, toen internationaal de aandacht en waardering voor De Stijl opleefde. In 1988 was het zover. Toen werd tegelijk ook het kleurenontwerp voor de Rijkslandbouwwinterschool toegepast, met de secundaire kleuren oranje, groen en violet. Dat plan was nooit eerder uitgevoerd.

Meteen verkocht

Peter Westerhof kwam in 1997 wonen op nummer 13. De vorige eigenaar had op eigen initiatief ook Van Doesburgs kleurontwerp voor het interieur in de woning toegepast. ,,Mijn vrouw en ik stapten over de drempel, we keken elkaar aan en waren meteen verkocht. Je moet nooit te enthousiast zijn als je een huis gaat kopen, maar wij konden ons gewoon niet inhouden.”

,,Wij hebben er zoveel mogelijk bijpassende meubels bij gezocht, maar eigenlijk is het de bedoeling dat de ruimte zo leeg mogelijk blijft. Van Doesburg heeft het echt ontworpen als een driedimensionaal kunstobject. Als de kamer leeg is, voelt dat ook heel bijzonder.” De Torenstraat is het eerste project waarbij een kunstenaar zoveel ruimte kreeg, zegt Westerhof. Architect De Boer heeft zich echt ondergeschikt gemaakt aan Van Doesburg.

Wonen in een kunstwerk

,,Wij wonen in een kunstwerk. Zelf vind ik het geweldig, maar als ik mensen vertel dat wij een rode schouw hebben, schrikken ze er altijd een beetje van. Ze kunnen het zich maar moeilijk voorstellen, maar ik geniet er elke dag weer van als ik thuiskom van mijn werk. Dat rood van die schouw, dat is zo goed gekozen. Het is zo harmonieus, alles klopt gewoon. Ik woon hier nu zeventien jaar en dit interieur verveelt mij nooit.”

Wie na 1988 zijn huis in de Papagaaienbuurt heeft gekozen, heeft bewust voor de kleuren gekozen, zegt Westerhof. Toch viel het hem op dat van veel huizen na verloop van tijd het schilderwerk al weer verslechterde. Westerhof heeft zich dan ook sterk gemaakt voor de vorming van een Vereniging van Eigenaren, waardoor het schilderwerk aan de buitenkant in elk geval gewaarborgd werd. Tegenwoordig krijgen de bewoners subsidie van de gemeente voor het onderhoud van het schilderwerk, dat volgens een strikt schema wordt uitgevoerd. ,,Wij noemen ons wel eigenaren, maar we zijn natuurlijk alleen maar passanten, die een tijdje in dit prachtige kunstwerk mogen wonen. Dit is een monument, waarvan je mag genieten, maar waar je ook goed op moet passen. Wij geven het door aan de volgende generaties.”

Voor nul euro

De Stichting Van Doesburg Rinsemahuis heeft de woning voor nul euro van de gemeente kunnen overnemen, zodat de WOZ-waarde (125.000 euro) kan worden beschouwd als Smallingerlandse subsidie. Vervolgens kreeg de Stichting een subsidie van twee ton van de provincie, uit een potje dat is bedoeld voor herbestemming van oude gebouwen. ,,Ook het stadhuis van Bolsward krijgt daar geld uit. Die twee ton is nog niet helemaal genoeg. De woning heeft veel achterstallig onderhoud, want er is jaren niets aan gedaan. Er zou eigenlijk nog een ton bij moeten, dan kunnen we alles doen zoals we graag willen. Komt het geld er niet, dan moeten we keuzes maken. Maar dat doen we natuurlijk liever niet. Ik denk dat we nu de kans hebben om het goed te doen.”

De woning wordt terug gerestaureerd naar de oorspronkelijke situatie, dus zonder centrale verwarming en nog met een pomp in de keuken. Alleen op de zolder komt een moderne keuken en sanitair. Ook het tuinontwerp van Van Doesburg wordt als het even kan uitgevoerd. De museumwoning kan worden bezocht, maar wordt voor bepaalde perioden ook beschikbaar gesteld aan kunstenaars, die er mogen werken als artist in residence. ,,Daarvoor zoeken we mensen uit de verschillende disciplines waarin ook Van Doesburg actief was. Heel breed dus, van schilderen, typografie en poëzie tot muziek, dans en beeldhouwwerk.”

Internationale allure

Komend voorjaar moet het karwei beginnen, zodat de museumwoning volgend jaar december kan worden opgeleverd. De officiële opening staat gepland voor het voorjaar van 2016. Westerhof verwacht dat het Van Doesburg Rinsemahuis van internationale allure kan zijn en dat het als Stijl en Dada-museum in 2018 een grote trekker kan worden als onderdeel van Leeuwarden Culturele Hoofdstad. ,,Wij beseffen in Drachten nog steeds niet wat wij in huis hebben. We zijn hier nog altijd veel te bescheiden. Dankzij kleuronderzoeker dr. ir. Mariël Polman, docent Historische Binnenruimten, Conservering en Restauratie van cultureel erfgoed aan de Universiteit van Amsterdam en Specialist kleur & schilderingen bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort is dit Van Doesburg Rinsemahuis al onderwerp geweest op internationale symposia. Er is brede belangstelling voor dit project. En het kleurontwerp van Van Doesburg voor de binnenkant van de woning is eigenlijk veel spectaculairder dan dat voor de buitenkant. En dat interieur wordt nu voor het eerst zichtbaar zoals het is bedoeld. In 2017 bestaat de Stijl honderd jaar en dat wordt hier natuurlijk ook gevierd. Drachten neemt in de Stijl en Dada een belangrijke plaats in. Hier kreeg De Stijl voor het eerst de kans om echt naar buiten te treden. Daar mag Drachten best trots op zijn.”

De Stijl In Drachten from David Baronian on Vimeo.

















Views & Reviews ROBERT MAPPLETHORPE A PERFECTIONIST Kunsthal Rotterdam Photography

$
0
0

ROBERT MAPPLETHORPE
A PERFECTIONIST APRIL 22, 2017 – AUG. 27, 2017 HAL

Jointly acquired by the Los Angeles County Museum of Art and The J. Paul Getty Trust. Partial gift of The Robert Mapplethorpe Foundation; partial purchase with funds provided by The J. Paul Getty Trust and the David Geffen Foundation. Photography
From Saturday 22 April the Kunsthal Rotterdam will present a large-scale retrospective of the life and work of Robert Mapplethorpe (1946-1989), one of the most influential artists and photographers of the 20th century. More than two decades after his death, his work remains controversial and tests the limits of what is artistically possible. The exhibition offers an impressive survey of his career, from early works in the late 1960s to the art world success he established in the 1980s.
More than 200 objects throw new light on his preferred genres: portraiture, self-portraiture, the nude, and still life. This is the first time that Mapplethorpe’s work is shown in the Netherlands on such a
large scale after a long absence. The Kunsthal is delighted to be the only European venue to present this special exhibition, organised by the Los Angeles County Museum of Art and the J. Paul Getty Museum in collaboration with the Robert Mapplethorpe Foundation.

With his photography and personality – intense and insistent – Mapplethorpe breaks down the boundaries between life and art. His passionate desire to achieve aesthetic perfection forms the core of his work. The exhibition focuses on what Mapplethorpe called ‘perfection in form’, which can be seen in his fascination with sexual fetishism and in his almost tangible floral petals.

 ICONIC IMAGES AND MASTERLY COMPOSITIONS
‘Robert Mapplethorpe, a perfectionist’ shows Mapplethorpe’s personal bond with his models, his talent for running a successful studio, and above all, his ambition to elevate photography to the status of fine art. The iconic images and masterly compositions that made him famous are set in a wider context. The exhibition, including the famed X, Y and Z Portfolios, provides insight into his working method, showing the trajectory from his improvisational beginnings to the highly controlled studio practice he developed while seeking aesthetic perfection.

The retrospective follows Mapplethorpe’s development over time and presents the major themes of his work. On display are portraits of friends and acquaintances – including his girlfriend and muse Patti Smith, the body builder Lisa Lyon and model Phillip Prioleau, as well as prominent artists, writers and musicians. But there are also many self-portraits, which demonstrate that Mapplethorpe understood the importance of crafting his own image.

AESTHETICS
Sexuality is at the centre of a large part of Mapplethorpe’s work. In the late 1960s he used images from gay pornographic magazines for his collages. When he began to take his own photographs in the early 1970s, he had already discovered the SM subculture of New York. Mapplethorpe is unrivalled in recording the naked body sculpturally in photography. The combination of in-your-face sexual images and impressive technical mastery attracted very broad attention and launched Mapplethorpe’s national and international career. His refined, sculptural and technically perfect floral still lifes also display Mapplethorpe’s predilection for sensitively illuminated and balanced compositions.

PUBLICATION
The exhibition is accompanied by a fully illustrated catalogue, ‘Robert Mapplethorpe: The Photographs’, co-published by the J. Paul Getty Museum and LACMA. A comprehensive guide to the artist's work and career, this publication features an introduction by co-curators Britt Salvesen and Paul Martineau, five scholarly essays, an illustrated chronology, and a selected exhibition history and bibliography.


Zoeken naar de perfecte penis
Fotografie
Robert Mapplethorpe wilde kosten wat kost beroemd worden – en het lukte. De Kunsthal brengt het eerste overzicht van zijn werk in Nederland, sinds zijn dood in 1989.
Gijsbert van der Wal
26 april 2017 om 14:17

Patti Smith, 1978.
foto's robert mapplethorpe foundation

Robert Mapplethorpe – Een perfectionist. T/m 27 aug. in de Kunsthal, Rotterdam. www.kunsthal.nl
●●●●●
Mapplethorpe: Look at the pictures

Uitzending: 27/4 om 22.40 uur op NPO2.

‘Hou me levend’, zei de New Yorkse fotograaf Robert Mapplethorpe (1946-1989) op zijn sterfbed. Keep me alive. Vlak voor zijn dood benoemde hij een biografe, die hij aan zijn ex-geliefde David Croland voorstelde met de woorden: ‘Ik wil dat je haar alles vertelt.’ De biografie verscheen in 1995, maar Mapplethorpes vrienden blijven over hem vertellen. Zo komen er tientallen partners, assistenten, familieleden en modellen aan het woord in de uitstekende documentaire Mapplethorpe: Look at the pictures (2016).

Als je hun verhalen hoort, vraag je je soms wel af waarom ze zo loyaal zijn gebleven. Uit de film, maar ook uit bijvoorbeeld Just kids (2010), de autobiografie van de muzikante Patti Smith, komt Mapplethorpe naar voren als een grenzeloos ambitieuze man. ‘Ongelooflijk’, zegt een vriendin. ‘Er is geen woord voor. Ambitie is een understatement.’ Bij de eerste expositie van zijn jongere broer Edward, die (anders dan Robert) een fotografie-opleiding had gevolgd, eiste Mapplethorpe dat hij onder een pseudoniem zou gaan werken. Edward deed het nog ook. En Marcus Leatherdale, een vriendje, moest het veld ruimen zodra hij zelf succes kreeg als fotograaf.

Opportunisme

Mapplethorpes schaamteloze opportunisme spreekt het meest uit zijn relatie met de 25 jaar oudere kunsthistoricus en fotoverzamelaar Sam Wagstaff, een bemiddeld en invloedrijk man. Wagstaff bezorgde de beginnende kunstenaar een loft in Lower Manhattan, deed hem een Hasselblad-camera cadeau en bracht hem in contact met belangrijke galeriehouders, critici en verzamelaars. ‘Als hij het geld niet had gehad, zou ik misschien niet bij hem zijn gebleven’, horen we Mapplethorpe in de documentaire zeggen. ‘En het goede aan Sam was: hij wist dat dat part of the package was, zogezegd.’

Maar toen Wagstaff begin 1987 overleed aan aids, probeerde Mapplethorpe in interviews de betekenis van zijn weldoener voor zijn leven en werk te marginaliseren. Hij vreesde dat mensen zouden vermoeden dat hij ook besmet was, en dat dat nadelige gevolgen zou hebben voor zijn carrière. Daar had hij niet bang voor hoeven zijn. ‘Zijn markt trok aan toen mensen hoorden dat hij doodging’, zegt David Croland in Look at the pictures. Mapplethorpe kreeg in 1988 een groot retrospectief in het Whitney Museum in New York en in de decennia na zijn dood volgden er wereldwijd nog vele tentoonstellingen. De jongste opende afgelopen weekend, in de Kunsthal in Rotterdam.

Robert Mapplethorpe – Een perfectionist is een voortreffelijk, met grote zorg samengesteld en ingericht overzicht. Het begint met Mapplethorpes assemblages van vlak na zijn academietijd. In de mix: katholieke beeldtaal, pornoplaatjes, fetisjisme, een laatste restje hippie-esthetiek. Omstreeks 1972 maakt het beeld van anderen plaats voor eigen foto’s, die Mapplethorpe aanvankelijk met een polaroid-camera schiet en later met de Hasselblad. Daarna is hij fotograaf, ruim vijftien jaar lang. „Ik denk dat het werk richting een soort perfectie beweegt”, zegt hij terugblikkend in 1988, „maar in wezen blijft de visie hetzelfde.”

In die visie hebben kunst en porno, esthetiek en rauwheid hetzelfde gewicht. De X Portfolio (1978) bestaat uit dertien op bescheiden formaat afgedrukte zwartwitfoto’s van kinky homoseks, de Y Portfolio uit hetzelfde jaar bevat dertien hyper-esthetische bloemstillevens. De SM-scènes houdt Mapplethorpe na 1980 voor gezien; de bloemen blijven en krijgen gezelschap van mannenlichamen, meestal zwarte, die hij inderdaad steeds perfecter wil vastleggen. In de Z Portfolio (1981) hebben verschillende naakte mannen in dertien vierkante composities dezelfde behandeling gekregen als de bloemstillevens. Uitgekiend studiolicht ketst bijvoorbeeld op het witgeverfde haar en de rechterschouder van Leigh Lee, een donker model dat naast een omkrullend zwart scherm oogt als een stamper naast een bloemblad.

Lee Leigh, 1980.
Foto Robert Mapplethorpe Foundation

En ja, dan zijn er die andere stampers. „Robert zocht naar de absoluut perfecte zwarte penis”, zegt zijn biografe Patricia Morrisroe in Look at the pictures. Die penis bleek aan Milton Moore te hangen. Moore poseerde voor verschillende beroemd geworden foto’s, waaronder Man in Polyester Suit: een man in driedelig pak dus, op kruishoogte gezien, met een grote onbesneden slurf uit de gulp. Een heel effectief beeld, want het wordt zo’n orgáán ineens, temidden van al die strak gevouwen en gestikte stof.

Perfect studiolicht

Bij Mapplethorpe worden penissen bloemen, zoals bloemen vaak sculpturen worden, en echte sculpturen in beeld zijn gebracht alsof het levende lijven zijn.

Het zijn uitstekende foto’s, waarin alles evenwichtig gekadreerd is in perfect studiolicht. Er zijn erbij die lang beklijven. Maar ze zijn ook weer niet zo opzienbarend dat ze Mapplethorpes beroemdheid helemaal kunnen verklaren. Die beroemdheid is ook door andere factoren bepaald: zijn status in de New Yorkse kunstwereld van de jaren tachtig, zijn omgang met beroemdheden (hun glossy beeltenissen zijn een derde grote groep op de tentoonstelling, naast de bloemen en de lichamen), de tragische afloop door aids en de controverse die zijn fotografische nalatenschap begin jaren negentig teweegbracht in conservatief Amerika. Want er wordt in Mapplethorpes foto’s dus wel eens een vinger in een plasbuis gestoken, of een vuist in een kont, en zoiets schiet dan soms in een verkeerd keelgat.

Robert Mapplethorpe, Calla Lily, 1988.
Foto Robert Mapplethorpe Foundation

Vijfentwintig jaar geleden stuitte je niet zo gauw op zulke beelden, maar nu staat het hele internet er vol mee. We zijn wel wat gewend. Foto’s van celebrities zijn ook overal, en op sites als Flickr en Instagram wordt Mapplethorpe door amateurfotografen naar de kroon gestoken met uitgebalanceerde bloemstillevens. Zijn werk maakt niet meer dezelfde indruk als vroeger.

Waarom dan toch naar de Kunsthal? Omdat dit de eerste grote Mapplethorpe-tentoonstelling in Nederland is sinds de dood van de kunstenaar. De bezoeker weet voortaan precies wat hij zich bij Mapplethorpe moet voorstellen. Al zijn bekende foto’s hangen er, en meer. De volledige X-Y-Z-portfolio’s, bijvoorbeeld. De afdrukken (die Mapplethorpe nooit zelf maakte) zijn om je vingers bij af te likken: zwarte partijen zijn ook echt inktzwart, huid heeft zachte grijstonen, bloemblaadjes zijn stralend wit. En als je je even over alle internetfoto’s in je achterhoofd heen zet, begrijp je Mapplethorpes verwondering over de sensualiteit van een witte aronskelk. Het lijkt wel een bevroren beeld van opspattende melk. De keiharde, berekenende man uit de documentaire Look at the pictures moet ook een gevoelige kant hebben gehad. Kan niet anders. Zoals hij naar donkere lijven keek, naar konten en ruggen, gezichten en piemels, en zoals hij die uitlichtte en in het kader zette: dat is meer dan seks alleen. Daar is ook liefde in het spel.

Ken Moody and Robert Sherman, 1984.


Ermes, 1988.

Tulips, N.Y.C., 1977.


Two Men Dancing, 1984.


Calla Lily, 1988.


Isabella Rossellini, 1988.


Lisa Lyon, 1981.


Self-Portrait, 1980.

Poppy, 1988.


Patti Smith, 1978.

Joe, NYC, 1978.


Kathy Acker, 1983.


Ken Moody, 1983.


 Self-Portrait, 1975.


Self-Portrait, 1980.


Self-Portrait, 1985.



Views & Reviews Japanese Dreams Felice Beato Photography

$
0
0

Japanese Dream

Text(s) by Monica Maffioli, graphic design by Maurizio Bartomioli
German, English
2012. 132 pp., 56 ills.
bound in silk
33.70 x 48.80 cm
ISBN 978-3-7757-3437-0

Well-traveled photographer and war correspondent Felice Beato (1832–1909) reached the Japanese port city of Yokohama in July 1863 and spent more than twenty years there. He captured unique portraits of geishas in splendid kimonos, samurai, sumo wrestlers, and scenes of everyday life or classic Japanese landscapes. Beato’s photographs deeply influenced the style of the Yokohama School, not so his fellow Japanese enthusiasts and contemporaries Charles Wirgman, Raimund Freiherr Stillfried von Rathenitz, and Adolfo Farsari.

Characteristic of Beato’s photographs—which in the early days were exposed on albumin plates—is their careful composition, occasionally recalling woodcuts by master artists Hiroshige or Hokusai. However, the Anglo-Italian photographer and his fellow artists were pioneers in hand-colored photography: their vivid impressions provide a view of traditional Japanese society of the waning Edo period, and for a long time they shaped the European notion of the exotic, distant Asian country.

FELICE BEATO 19TH CENTURY PHOTOGRAPHS IN ‘JAPANESE DREAMS’
ART REVIEWS · JUNE 13, 2012

 Felice Beato Photographs Of 19th Century Japan From Japanese Dreams








These photographs by Felice Beato from ‘Japanese Dreams’  give us an incredible glimpse into the hermit kingdom of the 19th Century.

Japan had been isolated from the west for centuries and it wasn’t until Britain and America opened up trade with Japan after 1854 and the emergence of photography began to reveal Japan’s feudal societies and culture that people in the West began to get some sense of what must have seemed a very strange exotic society.

So who was this Italian traveller and war correspondent? Well Beato arrived in Japan in 1863 and spent more than twenty years in the port city of Yokohama capturing the earliest glimpses of Japanese culture. Many of these early photographs were compiled into photographic volumes but most of the authorship has since been lost. The book ‘Japanese Dreams’ from which these photographs are taken attempts to retrieve some of these lost scenes into a single volume, a time before industrialization, before Japans rude awakening into the modern era and before the wars of the 20th century.

Just to note, you’ll notice that many of Beato’s photographs were hand-coloured. It was a technique that successfully applied the refined skills of Japanese watercolourists and woodblock printmakers to European photography. A rather incredible legacy to leave behind don’t you think?

Een wonderwereld geopenbaard
Japan was eeuwen een geïsoleerd land, waar de tijd stil moet hebben gestaan. Daarover gaat een prachtboek met ingekleurde foto's uit de late 19de eeuw.
Marianne Vermeijden
31 augustus 2012

Vier geisha’s, ca. 1885; en (onder) een samoerai met bamboe-hoed, ca. 1863-‘68 gefotografeerd door Felice Beato
Foto’s Uit besproken boek 

Het is een wonderlijk schouwspel. Vier meisjes die iets opvoeren waarbij je je niets kan voorstellen. Het moet zang en muziek zijn geweest, samen met trage, sierlijke bewegingen – Minimal art avant la lettre. Maar het meisje dat geknield zit lijkt me een dwarsligger – even geen zin in dat geneuzel. Alsof ze elk moment kan opveren, een klap aan de lucht kan uitdelen of zich zal uitstrekken als een tai chi-leerling.

Dit bloedernstige viertal werkte als geisha. Gezelschapsdames die tijdens theeceremonieën dienden te entertainen en converseren op hoog niveau. Een lijdensweg heet dat nu, afgaande op Geisha van Liza Dalby en Dagboek van een geisha van Arthur Golden, die deze beroepsgroep veel later op basis van een confidenties van binnenuit hebben beschreven. Vrouwenhandel zelfs, omdat de meisjes onder de knoet zaten van een ‘madame’ die erop toezag dat spuugdure kimono’s in de loop der jaren yen voor yen werden terugbetaald.

In de jaren twintig verdienden zo’n 80.000 vrouwen in Japan nog de kost op die manier. Ze hoopten dat in een van de vele theehuizen van de oude, keizerlijke hoofdstad Kyoto, waar ze in groten getale optraden, een rijk man hen ooit zou toefluisteren ‘ja, jou wil ik als vrouw’.

Deze foto uit circa 1885 staat afgebeeld in Japanese Dream. Een eigenaardig boek dat 50 cm hoog is, 34 cm breed, summier wordt ingeleid en met lege kleurpagina’s royaal en subtiel is vormgegeven. Eigenaardig, omdat je zelden laat 19de-eeuwse foto’s van Japan zo groot en gedetailleerd onder ogen krijgt, inclusief de stofjes voor de lens en latere beschadigingen.

Er staan landschappen in, beroepsgroepen, geisha’s, samoerai, courtisanes, sumi-worstelaars, Shinto-heiligdommen en boedhistische tempels. Bijna alle 55 foto’s zijn kleurenfoto’s. Dat kan helemaal niet, want pas in 1907 presenteerden de gebroeders Auguste en Louis Lumière hun autochrome, een kleurprocédé met een raster van oranje, groene en violette zetmeelkorrels. En Kodak zou zijn kleurenrolletjes pas na WO II wereldwijd uitventen.

Make-up

Toch is het de kleur die deze foto’s feeëriek waarachtig, en waarachtig feeëriek, maakt. Met dank aan de coloristen, mannen die aanvankelijk de drukgangen van de Japanse houtsneden van kleur voorzagen en zich na de terugloop van deze arbeidsintensieve grafiek, toelegden op de make-up van zwart-wit foto’s.

Dat is tot op de dag van vandaag een zeer onderschat métier, schrijft fotodeskundige en verzamelaar Terry Bennett in Early Japanse Images, dat in tegenstelling tot Japanese Dream wél diep graaft in deze historische en experimentele fotofase in Japan. En gelijk heeft ie, want een laan vol kersenbloesem, waar ook 19de-eeuwse Japanners zich al aan vergaapten, betovert niet in zwart-wit, en dat doen die troze bloemennevels nu wel.

De foto’s in Japanse Dream komen vooral uit de verzameling van de Zwitserse journalist en fotokenner Charles-Henri Favrod (1927), eind vorige eeuw nauw betrokken bij nieuwe fotomusea in Lausanne en Florence. Ook hij zal beamen dat Japanse foto’s uit deze vroege periode lastig zijn toe te schrijven. Foto-avonturiers, vooral gevestigd in Yokohama – Felice Beato en Adolfo Farsari uit Italië, Baron Raimund von Stillfried uit Oostenrijk, en Kusakabe Kimbei uit Japan – openden studio's, kochten ze op, namen elkaars glasnegatieven over en vulden albums met eigen en andermans anonieme opnamen. Westerse toeristen schaften die nu zeer kostbare lakalbums gretig aan. Moet u zich voorstellen: ze kregen na 1868 een land te zien dat ruim twee eeuwen de wereld had buitengesloten. Met uitzondering dan van die Hollandse handelsclub op Deshima.

Ze kwamen langs de weg kramen met parasol- en lampionmakers tegen. Geisha’s met bloemen in het haar, witgekalkte gezichten en gehuld in kimono’s vol vlinders of waaiers hielden hen in restaurants gezelschap. Compleet getatoeëerde heren, alleen gekleed in lendendoek (tattoos fungeerden eerst als crimineel kenmerk en later als surrogaatkleding bij de lagere klasse), sjouwden draagstoelen, bagage of etenswaren. Vergelijk dat met de laat 19de-eeuwse straattaferelen van Londen en Parijs, vol Victoriaans textiel en je begrijpt waarom thuis gepocht werd met die albums – de openbaring van een wonderwereld. En in Japanese Dream smeult die verbijstering na. We reizen mee langs tempels die zich spiegelen in azuurblauwe meren; langs dorpstraten met houten huizen die net zo organisch in het landschap opgaan als de vuurrode esdoorn.

Queues

Zoals zich in Europa het Japonisme liet gelden in kunst en kunstnijverheid, dankzij de Wereldtentoonstellingen Londen (1862) en Parijs (1867) en vooral dankzij de houtsneden van Hokusai en Hiroshige, zo eigende Japan zich in die tijd toch al gretig Westerse fenomenen toe; van queues tot architectuur. En het gemengd baden werd meteen als iets barbaars afgeschaft. Maar Japanse Dream is daarvan gevrijwaard. Boeren, krijgers en worstelaars gaan nog gehuld in stro, lappen en harnas, alsof ze het feodalisme graag in stand hielden. Courtisanes kleedden zich als strenge keizerinnen, in kimono’s met zulke beeldschoon ingekleurde dessins dat de eigentijdse mode van prints en glitter er mateloos armoedig bij afsteekt. En scharrelen je ogen door de pastelgetinte landschappen – van een laaiende, ondergaande zon in de baai van Fukuyama tot een riviergezicht in Nagasaki – dan meen je een zachte bries te horen in de oeverloze stilte van een bijna leeg land.

Dit is Japan in vreedzame isolatie. Niet veel later zou het zich aan de buitenwereld – onder meer tegenover China en Rusland – van een ongekend gewelddadige kant laten zien.

Japanese Dream. Hatje Cantz

In Japanese Dream zijn laat 19de-eeuwse foto’s van Japan groot en in detail afgedrukt. Er staan landschappen in, geisha’s, samoerai, courtisanes, sumi-worstelaars, Shinto-heiligdommen en boedhistische tempels. Bijna alle 55 foto’s zijn prachtig ingekleurd.

Beato's portret van een veranderend Japan; Hij deinsde er niet voor terug bergen slachtoffers te fotograferen; De tochten door het Japanse achterland waren een kolfje naar zijn hand
Manifestatie 'Breda Fotografica '92. Internationale fotografie uit o.a. Amerika, Duitsland, Italië en Nederland'. T/m 30 aug. Op 11 locaties in Breda, waaronder De Beyerd, Boschstraat 22. Inl. 076-225025.
Lucette ter Borg
27 juli 1992

Hij had lef maar geen goede smaak, denk ik bij het bekijken van de twee visitekaartjes die de fotograaf Felice Beato (¢4 1834 - ¢41907), een Brit van Italiaanse afkomst, in 1864 en 1866 maakte. Het kaartje uit 1866 toont Beato zelf, een gezette man met snor en baard en een iets te vlezige onderlip, en profil afgebeeld. Het kaartje uit 1864 laat het afgehakte hoofd van een Japanner zien dat tussen twee kluiten aarde op een plank tentoon is gesteld. Ik kijk nog een keer: het kleine fotootje is echt bedoeld als visite-kaartje. Dacht Beato werkelijk dat hij hier klanten mee kon lokken? Wilde hij laten zien dat zijn specialiteit het fotograferen van Japanse gebruiken was - hoe morbide ook? Of wilde hij alleen maar provoceren en tonen dat hij verder durfde te gaan dan wie ook van zijn collega's? Ik denk het laatste.

Beato had, voordat hij zich in 1863 als een van de eerste westerse fotografen in het Japanse Yokohama vestigde, het choque-effect tot zijn handelsmerk gemaakt. Als oorlogsreporter op de Krim, in China en Korea was hij gewend aan bloederige taferelen en hij deinsde er niet voor terug om "fraai gecomponeerde' bergen slachtoffers op de gevoelige plaat vast te leggen. Hij danste er zelfs verheugd omheen volgens ooggetuigen. In Japan maakte Beato snel naam. Hij kon goed van de verkoop van zijn foto's aan westerlingen leven en misschien vond hij daarom zijn provocerende visitekaartje niet langer nodig.

Van de honderden foto's die ik een dag lang op de grote manifestatie "Breda Fotografica '92' bekijk, blijven die van Beato me het langst bij. Het zijn opnamen die de Italiaan tussen 1863 en 1877 van het Japanse landschap, de inheemse bevolking en haar gebruiken maakte. De manifestatie (het vervolg op de "Photoworks'-tentoonstellingen, die tot vorige zomer ieder jaar in Amsterdam werden georganiseerd) vindt plaats in de elf belangrijkste musea en galeries van de stad. In de gotische Grote Kerk hangt recent werk van Nederlandse fotografen als Wijnanda Deroo, Ossip en Julia Ventura. In de kruisgangen blikkeren de koel esthetische mode- en society-foto's van Horst P. Horst me tegemoet. De Beyerd biedt een overzicht van Amerikaanse fotografen uit de twintigste eeuw, waarbij alle grote namen vertegenwooordigd zijn: Ansel Adams naast Paul Strand, William Klein naast W. Eugene Smith, Lee Friedlander naast Diane Airbus en Robert Mapplethorpe. Het Breda's Museum beperkt zich tot fotografen uit de stad zelf: Paul den Hollander en Stem-fotograaf Johan van Gurp onder anderen. In het gebouw van de NBKS, vlak bij de Grote Markt, hangen de foto's van Felice Beato.

Als Beato in Japan aankomt, treft hij daar een samenleving in verandering, die nog nauwelijks prijs stelt op de komst van westerlingen. De macht van de shoguns, die zich tegen westerse invloed verzetten, is tanende. De keizer neemt de regering over en verlegt zijn residentie van Kyoto naar Tokyo. Hier moet een metropool naar westers voorbeeld ontstaan. Tussen 1868 en 1912 (de Meiji-tijd) transformeert Japan van een centralistisch geregeerde feodale staat tot een verlichte, op het westen georiënteerde monarchie.

Beato is niet geïnteresseerd in de confrontatie tussen het oude en nieuwe Japan. Hij wil zo objectief mogelijk vastleggen wat verloren dreigt te gaan. En daarvoor ontduikt de avonturier de strenge Japanse wetgeving die bepaalt dat westerlingen niet meer dan tien mijl buiten Yokohama mogen komen. Onder het mom van diplomatieke missies beklimt Beato de Fuji-Yama, reist naar Kawasaki en Tokaido en fotografeert paleizen, tempels en dorpen - vaak met het risico onderweg overvallen en gedood te worden door de vijandige inheemse bevolking. Beato moet zich een ware ontdekkingsreiziger hebben gevoeld. De tochten door het mysterieuze, onbekende Japanse achterland, waren een kolfje naar zijn hand. Met een gedistantieerde interesse maakt hij studioportretten van getatoeëerde staljongens, kooplui, samurai's in volle wapenrusting en geisha's aan de opiumpijp. En even bedachtzaam fotografeert hij mistige panorama's over Nagasaki, Yokohama en Edo.

Steeds weer is er in Beato's foto's sprake van een rijkdom aan details, die alleen maar tot stand kan zijn gebracht door heel secuur van tevoren de zaken te arrangeren. Zo houdt een postbode zijn 'postzak' - een bamboestok die aan het uiteinde gesplitst is zodat een brief ertussen klemt - niet nonchalant vast. Welnee, hij houdt de stok kaarsrecht over zijn schouder, zodat de karakters op het briefpapier goed te zien zijn. Het mannetje zelf heeft zich in een soort van Egyptische pose gedraaid, vermoedelijk op aandrang van Beato. Op die manier zijn allebei zijn benen en armen te zien, en zijn zijn broek, beschilderde hoofddoek, buikgordel en de slippers die hij draagt goed te onderscheiden.

Met zijn pogingen om het vreemde land en volk als in een encyclopedie te documenteren, voegt Beato zich in de rij van "antropologische' fotografen als Edward S. Curtis, Karl Moon of Emry Kopta. Al blijft Beato zijn leven lang het avontuur zoeken, in zijn werk mijdt hij het anekdotische. Daardoor hebben zijn foto's de tand des tijds weerstaan.









Views & Reviews Photographed during Wartime Studio Wolff Annemie Wolff Photography

$
0
0

Op de foto in oorlogstijd (Photographed during wartime) is about a hundred rediscovered rolls of film dating from 1943, depicting portraits of 440 people, one plaster mask, one cat and three dogs.


Op de foto in oorlogstijd (Photographed during wartime) is about part of the oeuvre of photographer Annemie Wolff (1906-1994): a hundred rediscovered rolls of film dating from 1943, depicting portraits of 440 people, one plaster mask, one cat and three dogs. Included with the photos is a ledger, organised by month with the names and addresses of Annemie’s customers and what they paid. Tamara Becker and An Huitzing have identified more than three hundred people in the photographs and tell their stories from the moment that Annemie’s first customer, the half-Jewish toddler Robert Ferro arrived on 14 January 1943. Annemie saw a cross-section of her neighbourhood appear before her camera; Jewish and non-Jewish, young and old, happy and sad, Amsterdammers and refugees.
Why did people go to Annemie Wolff’s house on the Noorder Amstellaan (Churchill-laan) in Amsterdam-South to be photographed in the middle of the war? Many wanted a passport photo for a forged identity card. Others needed photos to prove that they were actually ‘Aryan’. However, most photos were made as memories, to give to loved ones or as keepsakes. There are lots of baby photos: despite everything, life went on during the occupation. The contradiction between the peaceful photos and the horrifying circumstances is the leitmotif through the book, up until the last customer on 24 September 1943, the bodybuilder and German soldier Karl Barta.



Prachtige portretfoto’s uit de oorlog
Herontdekt Historicus Simon B. Kool deed een spectaculaire vondst: het oeuvre van fotografe Annemie Wolff.
Arjen Ribbens
3 mei 2017 om 9:39

Annemie Wolff/Monica Kaltenschnee 

Een groot en onverwacht cadeau. Zo mag de vondst van fotohistoricus Simon B. Kool gerust worden genoemd. Dankzij zijn speurzin en doorzettingsvermogen kan aan de geschiedenis van de Nederlandse fotografie een hoofdstuk worden toegevoegd.

BOEKEN

Simon B. Kool: Uit de vergetelheid. De herontdekte fotografie van Annemie en Helmuth Wolff Lecturis, 272 blz. € 29,95

●●●●●
Tamara Becker & An Huitzing: Op de foto in oorlogstijd. Studio Wolff, 1943 Lecturis, 448 blz. € 29,95

●●●●●
EXPOSITIE

Uit de vergetelheid. De herontdekte fotografie van Annemie en Helmuth Wolff. T/m 3 sept. in het Nationaal Holocaust Museum, Amsterdam. Info: jck.nl

●●●●●


Annemie en Helmuth Wolff, wie kent hen nog? Een Duits echtpaar dat in 1933 voor de nazi’s naar Amsterdam vluchtte en zich hier ontwikkelde als fotografen. Door tragische omstandigheden is hun veelzijdige en betekenisvolle oeuvre in de vergetelheid geraakt. Met een overzichtstentoonstelling in het Nationaal Holocaust Museum in Amsterdam en de publicatie van twee boeken krijgen de Wolffs nu alsnog de erkenning die hun toekomt.

Zestien jaar geleden stuitte Kool in het Gemeentearchief van Amsterdam op een paar bijzondere foto’s van de haven. Achterop zat een stempel van ene Annemie Wolff. Archiefmedewerkers prikkelden zijn nieuwsgierigheid. Deze fotografe zou na een ruzie met het havenbedrijf haar archief hebben vernietigd. „En er was iets met zelfmoord”, hoorde Kool.

Na een speurtocht vond de fotohistoricus het verloren gewaande archief van Wolff terug. De kinderloze fotografe had het in 1994 nagelaten aan de kleindochter van vrienden.

Kool wist niet wat hij zag: duizenden opnamen van Schiphol en de haven in Amsterdam, voor en na de oorlog. Reportages uit Afrika. En studio- en productfotografie, onder meer voor Libelle en Margriet. Niet alleen de kwaliteit van de 50.000 negatieven verbaasde Kool. Ook de verhalen over Annemie en Helmuth Wolff intrigeerden hem. In Uit de vergetelheid heeft hij hun beider levensverhaal beschreven.

Architect

Zelfportret van Annemie Wolff uit de jaren dertig.
Annemie Wolf/Monica Kaltenschnee

Helmuth Wolff was architect en bioscoopeigenaar in München. In 1932 trouwde hij met fotografe Annemie Koller, de politicus Adolf Hitler woonde een paar straten bij hen vandaan. Toen de nazi’s met de Jodenvervolging begonnen en in 1933 een arrestatiebevel tegen Helmuth Wolff uitvaardigden, vluchtte het echtpaar naar Amsterdam. Als bedrijfsleider bij een handelsdrukkerij begon Helmuth een reclameblaadje, De Nieuwe Week, het blad der huisvrouw. Annemie ging daarvoor artikelen en foto’s maken. Niet veel later kreeg ze ook opdrachten van het Amsterdamse havenbedrijf.



Ingenieur Helmuth Wolff ontpopte zich als een propagandist van nieuwe fotografietechnieken. Hij richtte in 1937 het tijdschrift Kleinbeeld-foto op en hield lezingen door het hele land. Hij publiceerde ook een lijvig boek over de toepassing van kleurenfotografie, nog zo’n relatief nieuw terrein.

Kleuren : de ontwikkeling en toepassing der kleurenfotografie / tekst en 58 kleurenfoto's van H.E.W. Wolff ; met bijdragen van J. Bekk ... [et al.]
Helmuth Egon Wilhelm Wolff (1895-1940)
Julius Bekk cop. 1939 Amsterdam : Kosmos

Het leven van de Wolffs nam een dramatische wending na de Duitse inval in Nederland. Op 15 mei 1940 probeerden ze een einde aan hun leven te maken. Helmuth slaagde daarin, maar Annemie werd gered en keerde na een week terug naar huis.

Wat de weduwe in de oorlog deed, werd duidelijk na een nieuwe vondst van Kool: een ladenkastje met honderd genummerde filmrolletjes met portretfoto’s. Alle gemaakt in de eerste negen maanden van 1943, bleek uit een bijbehorend kasboek. In haar bovenwoning in Amsterdam-Zuid had de fotografe een portretstudio ingericht. Haar opdrachtgevers waren afgehaakt en op deze manier hield ze het hoofd boven water. De bezetter verplichtte elke Nederlander tot een persoonsbewijs. Voor het eerst ging de hele bevolking op de foto.

Voor Joden was er nóg een reden om op de foto te gaan. In zijn boek haalt Kool Mevrouw Zwagers aan, personage in Marga Minco’s kroniek Het bittere kruid: „‘We hebben ons allemaal laten fotograferen’, zei ze op een middag tegen mijn moeder toen ze thee kwam drinken. ‘Mijn man en ik samen, en de kinderen. Weet je het is zo’n aardig aandenken voor later. Je kunt nooit weten wat er nog zal gebeuren, en dan heb je tenminste een foto van elkaar.’ […] Geregeld kregen we bezoek van kennissen, die met hun portretten voor de dag kwamen.”

Annie Wolff krijgt de erkenning die haar toekomt

Op de honderd filmrolletjes stonden 440 personen, één kat en drie hondjes. Hoewel die oorlogsportretten slechts een tijdelijk onderdeel in het oeuvre van Annemie Wolff vormen, zijn ze het hart van de tentoonstelling in het Nationaal Holocaust Museum.

Het is een indrukwekkende reeks. Van buurtgenoten, jong en oud, Jood en niet-Joods, Amsterdammers die soms van heinde en ver kwamen. Sommige geportretteerden leken zich bewust van het feit dat ze op de rand van het ravijn bivakkeerden, zo somber of verdrietig staren ze voor zich uit. Vele anderen blikten lachend, of zelfs uitdagend in de lens.

Studio Wolff

Wat de meeste geportretteerden te wachten stond, is te lezen in Op de foto in oorlogstijd. In dat boek reconstrueren historicus Tamara Becker en antropoloog An Huitzing de korte geschiedenis van Studio Wolff. Gedetailleerd, en zonder ook maar een moment larmoyant te worden, beschrijven zij hoe het de driehonderd klanten die zij konden identificeren is vergaan nadat ze de studio bezochten.

Op de foto in oorlogstijd is een ontzagwekkend boek, dat een groot lezerspubliek verdient. Het is een aaneenschakeling van driekwart eeuw oude, nauwgezet beschreven levensverhalen, die aan urgentie niks hebben ingeboet. Aan de hand van de microkosmos van een kleine fotostudio wordt duidelijk hoe een multiculturele samenleving met vele vluchtelingen door verraad en perverse wreedheden uiteenvalt.

Van die naargeestige periode is gek genoeg geen spoor terug te vinden in de naoorlogse fotografie van Annemie Wolff. De Duitse, die wegens haar verzetsactiviteiten in 1950 Nederlandse mocht worden, was na de Bevrijding weer de haven van Amsterdam gaan fotograferen. Voor Margriet maakte ze weer een kookrubriek. Al die foto’s straalden van optimisme, alsof er nooit oorlog was geweest.

In 1963 laat het Havenbedrijf aan Annemie Wolff weten dat „het zelf een camera had gekocht”. Een ambtenaar vond haar vraagprijs voor kleurenafdrukken te hoog. Na een venijnige briefwisseling geeft Wolff het op. De laatste twintig jaar van haar leven heeft ze geen foto meer gemaakt.

Walter Lifmann

WALTER LIFMANN
Met zijn ouders, broer en zusje vluchtte Walter Lifmann in 1933 vanuit Duitsland naar Nederland. Zijn vader vond een baan bij het modehuis Gerzon in Amsterdam. In juni 1943, een maand voordat Walter zich door Annemie Wolff liet portretteren, waren zijn ouders en zijn zusje bij een razzia opgepakt en naar Westerbork gestuurd. Wellicht liet hij de vrolijke foto voor hen maken.

Op 26 augustus wilde Walter een pakje naar zijn familie sturen. Hij werd in het postkantoor gecontroleerd en bleek voedselbonnen van zijn familieleden op zak te hebben. Die had hij moeten inleveren. Via Westerbork en Auschwitz kwam Walter Lifmann in Sobibor terecht. Daar is hij in oktober 1943 met driehonderd gevangenen ontsnapt. Ergens in Oost-Europa is hij voorjaar 1944 omgekomen.

Ondanks toezeggingen dat hij als drager van het IJzeren Kruis voor zijn verdiensten in de Eerste Wereldoorlog naar Theresienstadt zou worden gestuurd is de vader van Walter in Auschwitz vermoord. Zijn moeder en zus zijn in 1945 in Theresienstadt bevrijd. Ook zijn broer Herbert heeft de oorlog overleefd.

 Isabel Wachenheimer

ISABEL WACHENHEIMER
De Wachenheimers waren gevluchte Duits immigranten. In 1942 waren ze elf keer opgepakt en steeds weer vrijgelaten. Ferdinand aus der Fünten, de Duitse militair die leiding gaf aan de Jodenvervolging in Amsterdam, zei tegen Isabels vader Eugen dat hij nog nooit een Jood had gezien met zoveel hoge onderscheidingen. Het vaderland kon trots op hem zijn.

Toch gingen de ouders van Isabel op 21 april 1943, drie weken na het maken van de portretfoto, op transport. Eugen en Else Wachenheimer behoorden tot de ‘bevoorrechte Joden’ die mee mochten met de eerste trein naar Theresienstadt, de ‘modelstad’ bedoeld om de geruchten over vernietigingskampen te ontzenuwen.

Isabel mocht niet mee en bleef bij haar grootmoeder, en toen die ook werd opgepakt stond ze er alleen voor. Niet lang, want na een razzia belandde ze in juni 1943 in Westerbork. Een half jaar later werd ze in Theresienstadt herenigd met haar sterk vermagerde ouders. In oktober 1944 ging het gezin weer op transport, nu naar het vernietigingskamp Auschwitz. Bij aankomst scheidde een Duitse kampmedewerker Isabel van haar ouders; de 16-jarige hoorde bij degenen die nog konden werken.

In het Oostenrijkse werkkamp Lenzing-Pettighofen werd de ernstig zieke Isabel Wachenheimer in mei 1945 door het Amerikaanse leger bevrijd. Na anderhalf jaar revalidatie in Davos trouwde ze met een gelovige Duitse Jood waar ze in Westerbork verliefd op was geworden. Het paar vestigde zich in Israël.

Judith Trijtel

JUDITH TRIJTEL
Op 10 maart 1943 maakte Annemie Wolff portretfoto’s van Judith Trijtel en haar moeder Lisa Trijtel-Külbs. Ze waren bedoeld voor een verzoekschrift om onder de registratie als Jood uit te komen. De Duitse jurist Hans Calmeyer, die in de oorlog als ambtenaar in Nederland werkte, beoordeelde die zogenoemde Calmeyer-aanvragen.

Judiths moeder was een Duitse die in 1930 met haar familie naar Amsterdam kwam. Ze trouwde in 1932 met de Joodse slagersknecht Toby Trijtel. Bij de verplichte registratie in 1941 had Lisa opgegeven dat ze twee Joodse grootouders had. Toen haar duidelijk werd welke consequenties dat had, stelde Lisa haar verzoekschrift op. Daarin openbaarde ze een familiegeheim: ze had slechts één Joodse grootouder. Uit schaamte zou haar moeder Sara altijd stil hebben gehouden dat ze een buitenechtelijk kind was van een niet-Joodse soldaat. Een verzinsel, zoals de meeste verhalen in Calmeyer-aanvragen.

Annemie Wolff drukte de foto’s van Judith en haar moeder iets lichter af, zodat ze wat blonder leken. De Calmeyer-aanvraag werd goedgekeurd. Judith en haar moeder kregen een persoonsbewijs zonder ‘J’ en konden ‘opduiken’. En vader Toby, die in 1942 was opgepakt, mocht terugkeren uit Westerbork en kreeg een persoonsbewijs met een rode ‘J’, voor gemengd gehuwden. Het gezin overleefde de oorlog.

Hilde Jacobtshal

HILDE JACOBTSHAL
Vlak voordat zij zou onderduiken liet de 18-jarige verpleegster Hilde Jacobsthal zich op 19 juli 1943 portretteren door Annemie Wolff, een aandenken voor haar familie.

Met haar ouders en broer was ze in 1929 vanuit Berlijn naar Nederland geëmigreerd. Ze groeide op in het Duits-Joods milieu van de Amsterdamse Rivierenbuurt, met onder anderen de familie van Otto Frank als vrienden. Met haar uniform en verzonnen besmettelijke ziektes wist Hilde haar familie lang uit handen van de bezetters te houden. Op aandringen van haar ouders zou Hilde in 1943 op het platteland onderduiken. Toen ze al na één dag terugkeerde naar Amsterdam omdat ze een slecht gevoel had over de mensen bij wie ze terechtkwam, bleken haar ouders opgepakt, Via Westerbork werden ze naar Bergen-Belsen getransporteerd.

Hilde Jacobsthal dook onder in België en nam daar deel aan het verzet. Na de Bevrijding trok ze als verpleegster met het Britse leger naar Bergen-Belsen, in de hoop haar ouders te vinden. Die bleken in oktober 1944 in Auschwitz te zijn vermoord.

Hilde Jacobsthal werkte anderhalf jaar in Bergen-Belsen, dat lange tijd als vluchtelingenkamp diende voor Oost-Europese Joden. In het kamp ontmoette ze haar man, een Zwitserse arts, met wie ze later naar de VS emigreerde. Hun dochter Rita publiceerde in 2014 een boek over haar moeder, Motherland, Growing up with the Holocaust.

Lena Peper

LENA PEPER
De 12-jarige Lena Peper kwam samen met haar zusje Branca op 12 augustus bij Foto Wolff. Tot de bezetters in 1942 een Verwalter aanstelden, hadden hun ouders een viswinkel in de Rijnstraat in Amsterdam. Haar vader was al eens opgepakt, maar na betaling van 500 gulden hadden twee Nederlandse politieagenten hem terugbezorgd. Om de kinderen te kunnen laten onderduiken, hadden de meisjes valse persoonsbewijzen nodig. Van onderduiken kwam het echter niet, want bij een razzia eind september werd het gezin opgepakt.

Via Westerbork belandden de Pepers later in Bergen-Belsen. Omdat ze in bezit waren van buitenlandse visa of Palestina-certificaten stonden ze op de nominatie om geruild te worden met Duitsers. Vader Elkan Peper bezweek in februari 1945. Moeder Femma en haar dochters werden in april in een trein op weg van Bergen-Belsen naar Theresienstadt bevrijd door Amerikaanse troepen.


RUTH BURGHARDT
De 20-jarige Ruth Burghardt liet op 17 mei 1943 foto’s maken voor een nieuw persoonsbewijs. Als kind woonde ze met haar moeder in het gezin van haar oom, uitbater van een sportkledingwinkel in Kassel. Toen daar in 1933 de ruiten werden ingegooid, vluchtte de familie naar Amsterdam.

Ruth had een Calmeyer-aanvraag lopen. Als die zou worden gehoreerd, kon ze de portretfoto gebruiken voor een persoonsbewijs zonder ‘J’. Een Nederlandse niet-Joodse vriend van haar moeder wilde wel verklaren dat hij eigenlijk haar vader was. Bij een Duitse antropoloog die zitting hield in Den Haag moest Ruth Burghardt haar schedel laten meten. Tegen betaling van 750 gulden kreeg ze een verklaring die haar ‘half-Joods’ maakte; de Jodenster mocht af. Haar moeder, grootmoeder, oom en tante overleefden de oorlog niet.

235 - Annemie en Helmuth Wolff in Amsterdam Zuid
Gepubliceerd op woensdag 20 juni 2012 17:21 | Geschreven door Simon B. Kool |

In het voorjaar van 1933 ontvlucht het echtpaar Annemie en Helmuth Wolff München voor het nazigeweld. Zoals vele immigranten in de jaren dertig vestigen zij zich in het nieuwe Plan Zuid in Amsterdam. Eerst twee jaar op Stadionweg 12. Dan verhuizen zij naar de Noorder Amstellaan 157, de huidige Churchilllaan, waar zij samen een fotostudio beginnen. Annemie en Helmuth, die van oorsprong architect is, weten al snel interessante reportage-opdrachten binnen te slepen.

 Annemie en Helmuth Wolff

Uitzicht vanuit de Woning Noorder Amstellaan 157

De luchthaven Schiphol en de Amsterdamse Haven, op dat moment beiden nog onderdeel van Handelsinrichtingen der Gemeente Amsterdam zijn de belangrijkste opdrachtgevers. De nieuwkomers voelen zich thuis in het Amsterdamse culturele leven. Zij richten een tijdschrift op over kleinbeeldfotografie dat in korte tijd zeer populair wordt en Helmuth geeft lezingen door het hele land over het gebruik van de handzame kleine camera's. Daarnaast blijft reizen hun passie. Zo maken zij verschillende reportages van Noord Afrika, de Wereldtentoonstelling in Parijs van 1937 en Egypte. Het resulteert in verslagen in tekst en en beeld, die zij ook op de internationale markt verkopen. In september 1939 toont prins Bernhard de eerste foto’s van zijn pasgeboren dochter Beatrix op een door Annemie en Helmuth georganiseerde tentoonstelling in het Amsterdamse Arti.

Dan slaat het noodlot toe. Wanneer de Duitsers ons land binnen vallen besluiten zij beiden niet nog eens te vluchten. Zij doen een poging tot zelfmoord door in de keuken de gaskraan open te draaien. De Joodse Helmuth komt om het leven, Annemie wordt op tijd gevonden. Zij heeft later nooit meer willen spreken over deze tragische periode van haar leven.

Annemie Wolff ergens in Zuid (Wie weet waar deze foto gemaakt is?)

Begin 1943 pakt Annemie de activiteiten van de studio weer op. Zij maakt vooral portretten van mensen in Amsterdam Zuid. Zij kan als niet-joodse vrouw ongestoord doorwerken terwijl in de buurt steeds meer mensen verdwijnen, op transport naar de kampen of in de onderduik. Na de oorlog doet Annemie enkele pogingen naar de VS te emigreren. Maar in 1950 besluit zij toch in Amsterdam te blijven en wordt zij Nederlands staatsburger. Zij hervat haar werkzaamheden voor de gemeente. Naar haar geboorteland zou zij nooit meer terugkeren. Wanneer de Amsterdamse Haven na 28 jaar een eind maakt aan de werkrelatie verspreidt Annemie het gerucht dat zij al haar negatieven heeft vernietigd.

Man met Annemie's hond Blacky, jaren dertig. Noorder Amstellaan kruising Scheldestraat. Foto: Helmuth Wolff. (Wie kent de gehurkte man?)

In 1994 overlijdt Annemie. Meer dan zestig jaar heeft zij in Amsterdam-Zuid gewoond, de buurt waar zij zich thuis voelde. Annemies nagelatenschap komt in Haarlem terecht, bij Monica Kaltenschnee, die tot het einde voor haar heeft gezorgd. Zij is de kleindochter van Annemies achterbuur uit de Deurloostraat. In Haarlem bevinden zich de veelal goedbewaarde negatieven en dia's, meer dan 40.000. Ook een groot aantal documenten, brieven en boeken zijn bewaard gebleven.

Het jaar 1943 
Een van de belangrijkste ontdekkingen is de vondst van honderd filmrollen uit het jaar 1943, het jaar dat Annemie de bewoners van Amsterdam-Zuid portretteerde. Het ziet er naar uit dat het bewaren van de beelden uit dat cruciale jaar een bewuste keuze van de fotografe is geweest. Een teruggevonden logboek, bijgehouden vanaf januari 1943 tot ver na de oorlog beschrijft de namen, adressen en negatiefnummers van de geportretteerden in die periode.

Annemie Wolff - studiefoto - 1961

Elke maand fotografeerde zij rond de 30 personen. Uitstekende negatieven tonen mannen, vrouwen en kinderen, soms met Jodenster. Netjes gekamd voor de foto, met de beste kleren aan, vaak met een glimlach. De beelden lijken gemaakt voor de traditionele herinnering, voor het cadeau doen aan verwanten of vrienden, maar de geschiedenis van de buurt en de onbekende levensverhalen van deze mensen maken je bij het zien onzeker en weemoedig. Niet allen zijn van Joodse afkomst, de meesten wel. Soms verraden familienamen een Duitse immigranten herkomst, Friedmann, Wachenheimer, Weissendorf, Frischauf. Soms van verder in Oost-Europa, Rona, Nowalski. Onder de geportretteerden zijn mensen die de holocaust niet hebben overleefd. Het Digitaal Monument Joodse Gemeenschap geeft van sommigen de tragische afloop van hun leven prijs. Het lijkt er op dat een aantal mensen in de onderduik de oorlog heeft overleefd. Maar van de meesten zijn tot nu toe geen gegevens achterhaald.

In het voorjaar van 2011 is de Stichting Annemie en Helmuth Wolff opgericht met als eerste doel geld in te zamelen om de collectie Wolff te conserveren, te digitaliseren en de achtergronden te onderzoeken. Uiteindelijk zal het leven en werk van Annemie en Helmuth worden getoond in een tentoonstelling, een boek en een documentaire.

Annemie Wolff en vriendin op de Noorder Amstellaan (nu Churchill-laan)

De stichting zou graag in contact komen met mensen die Annemie hebben gekend of iets meer kunnen vertellen over haar werk. In augustus 2011 is gestart met het onderzoek naar de identiteit van de mensen die op die foto’s uit 1943 staan. Een groot aantal heeft een Jodenster op de kleren. Soms geheel in beeld, soms is er nog net een puntje van te zien. Andere mensen hebben wel een Joods uiterlijk maar dragen geen Jodenster. Het onderzoek vergt nog veel tijd en geld. De filmrollen zijn 70 jaar oud en zeer kwetsbaar. Tot op heden heeft de stichting niet genoeg geld om de films geheel door een gespecialiseerd bedrijf te laten afdrukken. Daarom zijn Monica Kaltenschnee en haar man Willem Kroese begonnen heel voorzichtig van alle films één foto van elke persoon af te drukken en te digitaliseren. Dan begint de grote puzzel: welke naam hoort bij welke foto?

Man met camera in Zuid - Foto: Helmuth Wolff - 1936 (Wie kent deze man en weet waar de foto gemaakt is?)

Het is vooral An Huitzing, secretaris van de stichting die deze tijdrovende taak op zich heeft genomen. Soms is het overduidelijk in een archief, soms biedt internet uitkomst. Af en toe wordt contact gevonden met nabestaanden. Het proces van namen bij foto’s zoeken en de zoektocht naar nabestaanden is nog lang niet afgelopen. Uiteindelijk hopen wij zoveel mogelijk foto’s te kunnen toegevoegen aan het Joods Monument voor degenen die omgekomen zijn in de oorlog. Voor de gefotografeerden die de oorlog overleefden of die niet vervolgd werden – niet alle gefotografeerden waren immers Joods  –  hopen we dat nabestaanden verblijd kunnen worden met een mooie foto van zichzelf als kind en/of hun ouders of andere familieleden.

Simon B. Kool

Zie: http://www.stichtingwolff.nl/

De belastingdienst heeft de Stichting Wolff aangemerkt als een instelling die het algemeen cultureel nut dient, de stichting heeft de ANBI-status waardoor giften aan de stichting fiscaal aftrekbaar zijn. U kunt uw giften overmaken op bankrekening ABN Amro 503277231 t.n.v. Stichting Wolff, 1011 AS Amsterdam, o.v.v. Gift Onderzoek Stichting Wolff.

Copyright alle foto's Monica Kaltenschnee, Haarlem.









Tien foto's in een mapje rond het havenbedrijf in Amsterdam van de Vereeniging 'De Amsterdamsche Haven' Annemie Wolff

$
0
0
Wolff, Annemie 
Tien foto's in een mapje rond het havenbedrijf in Amsterdam van de Vereeniging 'De Amsterdamsche Haven' in een Duitse uitgave plus twee foto's uit een Engelse uitgave. 
prentbriefkaart-serie
breedte 13.5 cm 
hoogte 8.5 cm 
1950 - 1960














Views & Reviews Modern Color Fred Herzog Photography

$
0
0

Fred Herzog: Modern Color
Fred Herzog is known for his unusual use of colour in the fifties and sixties, a time when art photography was almost exclusively associated with black and white imagery. The Canadian photographer worked almost exclusively with Kodachrome slide film for over 50 years, and only in the past decade has technology allowed him to make archival pigment prints that match the exceptional color and intensity of the Kodachrome slide. In this respect, his photographs can be seen as a pre-figuration of the New Color photographers of the seventies.This book will bring together over 230 images, many never before reproduced, and will feature essays by acclaimed authors David Campany and Hans-Michael Koetzle. Fred Herzog will be the most comprehensive publication on this important photographer to date.


Fred Herzog: Modern Color


Reviewed by Kenneth Tanaka

Great photography can be made in the public eye by those eager for recognition in their own time, but it can also be made quietly in the margins, away from the spotlight, perhaps to be lost in obscurity, perhaps to be discovered later.

—from David Campany's introductory essay to Modern Color


I first learned of Fred Herzog's work right here at TOP from Mike's June 30, 2008 article "Great Photo Books You Can Buy New—Part III" The subject book was Vancouver Photographs, a book published for a 2007 Vancouver Art Gallery show and one that's become among my most treasured and most viewed books.

Now, somewhat unexpectedly, we have Modern Color, a much broader and richer retrospective of Fred Herzog's work published by Hatje Cantz. It's simply glorious. But I’m getting ahead of myself.

Fred Herzog was born in Germany in 1930 but emigrated to Canada as a young man, finding a job as a medical photographer in a Vancouver at the University of British Columbia. (Thirty years later he retired as head of the University's Biomedical Communications Department in 1990.) Like so many others, Herzog pursued street style photography around Vancouver as an amateur pastime after work and on the weekends in the late 1950s. Apparently he liked it because he kept shooting for the next 40+ years.

Longtime Vancouver residents might primarily view Herzog’s work as a valuable historical record, as Jeff Wall did, as it captures a slightly scruffy mid-century city that no longer exists.


The rest of us see some remarkable mid-century street-style photography, made all the more remarkable by its early use of color. Herzog did shoot B&W film and some of these images are in the book. But he is more notable for being an early and faithful adopter of Kodachrome slide film on which the majority of the book's images were recorded. While some professional photographers were taking bows for their early color work, Herzog was quietly, anonymously cranking out an average of two weekly rolls of work that rivaled that of most of the contemporary pros.

You can see many of Fred Herzog’s images at his gallery's site. They’re quiet, unforced, uncontrived, often atmospherically emotive, but always carefully descriptive and insightful. In the absence of formal training Fred Herzog clearly had a keen and extremely consistent eye for photographic composition and timing.

Modern Color seems a perfect retrospective collection of Herzog’s work in typical Hatje Cantz quality. It’s prefaced by three essays, the best of which is, not surprisingly, by David Campany. (Essays are also presented in German at the book's end.) The 330 images are very well reproduced on generous 27"-square pages usually with one image per page. (Unfortunately the designer just couldn't resist ruining a few images with double trucking. But it is only a few.)


I have come to greatly admire Fred Herzog’s work for several main reasons. He seemed to instinctively know how to use the early-era Kodachrome color palette to tremendous advantage for his scenes. He "sees" visual and emotional meaning and depth potential in many scenes. He knows how and when to compress space. He mastered natural light use in an age of ASA 10 and 25. His work represents a standard against which I measure my own slightly congruent efforts.

But in the final analysis I suppose I most admire Fred Herzog’s work because it was done "in the margins" without boastful pretension. It was done for the love and enjoyment of the work, not entirely unlike Vivian Maier’s work. Fortunately, unlike Maier, Fred has received well-deserved recognition within his lifetime and has directed its curation for this wonderful book.

Ken

Tom, Fred, and Tuulikki. Photo by Henning Wulff.

Book review: Modern Color by Fred Herzog
Oliver Atwell January 23, 2017
Photographer Fred Herzog releases a volume that reminds audiences just how pioneering his colour work was. Oliver Atwell takes a look


Fred Herzog Jackpot
‘Jackpot’, 1961: Herzog’s work focuses on the everyday experiences of ordinary people.

There are always firsts – it’s just that in some fields there seem to be more firsts than others. That’s especially true of photography, a medium that has a history of ‘pioneers’ in single fields. Colour photography is a good example. The real pioneer of the medium seems to change depending on whom you ask (most people, perhaps rightly, would say William Eggleston) but let’s allow some space for another name: Fred Herzog.

Herzog’s work has much in common with William Eggleston, who eschewed big scenes in favour of the quotidian. It was through focusing on the everyday in the US that Eggleston was able to reveal the deeper truths of the world. Scenes of society in the macrocosm, rather than showing us nothing, showed us everything: race relations, urban alienation, gender politics and class distinctions.

Herzog’s images, taken in Canada, do much the same. ‘Content cannot be manufactured, in my opinion,’ Herzog says. ‘That which I can find is better than that which you can make. That which we find, the work and the use of the people out there, it’s natural, that’s what ordinary people do, that interests me.’

In his work, we’re shown a world we recognise, anachronistic as some of it may be, yet we relate to it. Despite slight shifts in social, cultural and technological parameters, the world now looks much the same as it did in the ’60s and ’70s.

There’s defiance in the work of Herzog, whose images focused largely on the working class of Vancouver, Canada. Furthermore, his shots were taken using mostly Kodachrome slide film, meaning he was limited in terms of actually getting to exhibit his images in public. Add to this the fact that he was shooting in colour when the photography scene was still seeing the world in tones of black & white, and you have a photographer who was clearly shooting more for himself than for anyone else.

Fred Herzog Boat Scrapers
‘Boat Scrapers 1’, 1964: Through colour and form we find scenes that may be overlooked.

Developing images

Herzog started taking pictures in Germany in 1950 where, as part of a youth group who every summer went hiking in the Alps, he was given a Kodak Retina I camera. Those images, taken through a camera that possessed only a primitive peephole viewfinder, were lost some years later as Herzog travelled to Canada on a rust-bucket ship that apparently nearly sank. The boat took on water and all the images were destroyed by the corrosive salt water. However, once Herzog landed on dry land he continued taking pictures, the best of which were black & white and featured German immigrants pouring off the boat into Montreal.

A while later, Herzog worked as a medical photographer and also became a serious documentary photographer. He’d spend hours walking around the streets of Vancouver capturing the second-hand stores, signs and people. What was striking to Herzog at this time was that he was beginning to identify a genre that had perhaps not yet found its definition: street photography. Until that point, so few photographers had taken up the idea of simply touring the everyday streets and capturing what they saw. Certainly we can see examples of what appear to be street photography in older work – Walker Evans and Henri Cartier-Bresson, for example – but Herzog’s work was framed and defined specifically by this idea.

Eventually, Herzog began to discover the ease and convenience of colour photography. ‘First of all, when you do black & white, all you have is the basic resource – a negative. That needs a lot of dancing around the darkroom, and time, patience and energy. You should ideally be a man of leisure, an English gentleman. And a lot of English gentlemen did serious and beautiful photography… But I didn’t have time for that. That’s one reason I did colour slides. I’d get 36 slides back. Beautiful, finish.’

Fred Herzog Elysium Cleaners
‘Elysium Cleaners’, 1958: An example of Herzog’s fascination with billboards and signs.

Colour and Herzog were a perfect marriage. Take a stroll through Herzog’s streets and you find a place awash with neon signs, Coca-Cola adverts, yellow  light against thick shadow, vintage cars, billboards and the rest. It’s thanks to the lush tones of Kodachrome slide film that he was able to achieve this. It was the best film and most reliable development, although he had to wait an age for the results as he sent them to Palo Alto, California, or Rochester, New York.

It was worth the wait, it seems. Herzog knew that what he was doing was unique. He wanted to unpack the everyday and shock people with the familiar. But it has taken some years for his pioneering work to be recognised.

Ironically, considering his images were film through and through, it’s the world of digital that has finally brought his work to the world’s attention. Herzog was able to scan his images and present them as he’d always wanted them to be seen. If ever there was a case for the marriage of analogue and digital practices, this is it.

SCORE: 5 out of 5

Instagram toen het nog niet bestond
Fotografie Lang voor Instagram werd al neergekeken op die warme snapshots in kleur. Maar kleurenfotografie van de ware meesters, uit de jaren vijftig tot tachtig, is weer volop in trek.
Rosan Hollak
9 mei 2017 om 15:15

Lartigue. Life In Color. Links: ‘Me, Florette’, Old Tucson Studios, Arizona, 1962. Rechts: ‘Florette and Pierre Sieard’, Palm Springs, California, April 1962.
Foto Abrams (2015)

Het eenzame interieur van een kapperszaak. Een arm die uitsteekt tussen twee verschoten gordijnen. Snapshots op Instagram? Nee, kleurenfoto’s die Fred Herzog, een Duitse fotograaf die in de jaren vijftig van de vorige eeuw naar Canada emigreerde, in en rond Vancouver maakte. Zijn deels onbekende foto’s uit die periode werden eind vorig jaar gebundeld in Modern Color, een prachtig fotoboek vol warme Kodachrome-kleuren.

Modern Color is niet het enige fotoboek met oude kleurenfotografie dat recentelijk op de markt verscheen. Sinds een aantal jaar brengen uitgeverijen als Steidl en Hatje Cantz Verlag boeken uit met kleurenfotografie uit de jaren vijftig tot tachtig van de vorige eeuw. En ook in musea is een revival. Vorig jaar kwam het Amsterdamse fotografiemuseum Huis Marseille met een retrospectief van de Amerikaanse fotograaf Stephen Shore, pionier van de kleurenfotografie, van wie in november dit jaar in het Museum of Modern Art in New York een grote overzichtstentoonstelling staat gepland. Het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam bracht met de tentoonstelling American Neon Signs by Day & Night een hommage aan kunstenaar Toon Michiels die midden jaren zeventig roadtrips maakte langs steden als Reno en Las Vegas. Fotografiemuseum Foam in Amsterdam toont op dit moment Los Alamos, de fotoserie van de Amerikaanse fotograaf William Eggleston die tussen 1965 en 1974 roadtrips maakte door de zuidelijke en westelijke staten van Amerika.

Smoothies

Waarom is die kleurenfotografie nu weer zo in trek? Hebben sociale media ermee te maken? Wie kijkt naar de beelden die nu worden gepost op Instagram, Snapchat of Facebook ziet dat het inmiddels een wijdverspreid gebruik is om foto’s te delen van een smoothie in een café, een hand met felgekleurde nagels of een schaduw op een muurtje. Het zijn fragmentopnames van kleine, alledaagse momenten, vaak opgeluisterd door een filtertje dat de sfeer van Kodachrome – de oude kleurenfilm van Kodak – weergeeft.

Bekijk ook de fotoserie: Pioniers van de kleurenfotografie

Die ogenschijnlijke terloopsheid kwam ook al terug in de beelden van Fred Herzog of Eggleston. Maar wat veel Instagramgebruikers als een vanzelfsprekendheid ervaren – het fotograferen van triviale momenten in kleur – werd destijds in de kunstwereld gezien als frivool of zelfs ronduit ordinair. De kleurenfotografie van Eggleston, voor het eerst getoond in 1976 in een solotentoonstelling in het MoMA, werd door collega’s verguisd. Grootheden als Walker Evans (‘Color photography is vulgar’) of Henri Cartier-Bresson haalden hun neus op voor de foto’s die Stephen Shore – hij heeft inmiddels eenInstagram-account met ruim 890.000 volgers – in de jaren zeventig in de VS maakte van motelinterieurs, parkeerplaatsen of een pannenkoekenontbijt. De ware fotograaf maakte immers zijn beelden in zwart-wit. Kleurenfotografie was iets voor reclame- of amateurfotografen en werd geassocieerd met ‘het toeval’, zwart-wit fotografie symboliseerde ‘een existentiële visie op de wereld’.

Bovendien was er nog een praktische reden waarom men zich niet met kleurenfotografie bezighield: het was duur en arbeidsintensief. Terwijl veel fotografen in hun eigen doka zwart-witfoto’s konden afdrukken, moest de fotograaf die zich met kleur bezighield zijn werk laten afdrukken in een fotolaboratorium. Dat gold zeker voor Eggleston, die experimenteerde met het Dye Transfer-procedé, een peperdure druktechniek waarbij kleuren uit een enkel kleurennegatief in fases opnieuw werden samengevoegd tot een volledige kleurenfoto op papier.

William Eggleston. Portraits. Links: ‘Untitled’, 1965 (Memphis, Tennessee), Rechts: ‘Untitled’, 1965-8 (Memphis, Tennessee).
Foto National Portrait Gallery Publications (2016)

Dat arbeidsintensieve proces lijkt nu onwerkelijk, in een tijd waarin een soortgelijke foto, met behulp van een smartphone en een bewerkingsprogrammaatje, zo is gemaakt. Maar wie goed kijkt naar de beelden van deze vroege meesters kan wel degelijk zien hoeveel schoonheid er in de foto’s schuilt. Nergens is rood zo rood als in de afdrukken van Eggelston. Of neem de diepe zwart- en roodtinten in de afdrukken van de Antwerpse Magnum-fotograaf Harry Gruyaert die in de jaren tachtig de verlopen moderniteit van België en Frankrijk vastlegde.

Ballon voor een gezicht

Gruyaert, de Europese pionier van de kleurenfotografie die in 2015 een overzichtstentoonstelling had in Parijs, had een opvallende blik als het ging om lijnen en vormen. Een ballon voor een gezicht, een vrouw half in de schaduw, het zijn weloverwogen composities. Deze kunst werd al eerder geperfectioneerd door de Amerikaanse fotograaf Saul Leiter. In de jaren vijftig van de vorige eeuw struinde hij met zijn camera door de straten van New York. Maar zijn fotoboek Early Color, inmiddels een klassieker, werd pas in 2006 voor het eerst bij Steidl uitgegeven. Zijn beelden, die ook wel worden omschreven als urban visual poetry, lijken op gelaagde, abstracte composities die doen denken aan schilderijen van abstract-expressionistische schilders als Barnett Newman of Mark Rothko. Waar een ander aan voorbij zou lopen, bevroor Leiter een gebeurtenis tot verstilde schoonheid.

FOTOBOEKEN MET VROEGE KLEURENFOTOGRAFIE UIT DE VORIGE EEUW:

Kodachrome. Luigi Ghirri. Mack, 2017

Fred Herzog. Modern Color. Hatje Cantz Verlag, 2017

Langdon Clay. CARS - New York City, 1974-1976, Steidl, 2016

Harry Gruyaert. Harry Gruyaert/ Magnum Foto’s. Uitgeverij Hannibal, 2015

William Eggleston. Portraits. National Portrait Gallery Publications, 2016.

William Eggleston. The Democratic Forest, selected works. David Zwirner Books/Steidl. 2016

Lartique. Life in Color. Samengesteld door Martine d’Astier en Martine Ravache. Abrahms, New York, 2015

Saul Leiter. Early Color. Steidl, 2008.

Het zijn die korte momenten, die destijds met zoveel zorg werden vastgelegd – Eggleston vermeed het woord ‘snapshot’ – die de Instagram-generatie nu opnieuw kunnen inspireren. Dat verklaart wellicht de hernieuwde aandacht voor deze pioniers van de kleurenfotografie. Want hun moderne blik op de wereld is herkenbaar. Destijds had Eggleston er al een term voor: de ‘democratic camera’. Alles wat hij vastlegde, vond hij even belangrijk. Een persoon op straat, een verkeersbord, een glas waar het zonlicht doorschijnt. De aandacht die hij schonk aan het alledaagse is inmiddels normaal geworden en maakt nu deel uit van onze democratische blik op de wereld. Met als verschil dat wij alles wat wij zien, met een paar eenvoudige handelingen kunnen delen met de rest van de wereld. Dat was wel anders voor die ploeterende fotografen die, vaak dagen achtereen, in eenzaamheid over de straten slenterden, op zoek naar een moment van schoonheid. Zij waren hun tijd ver vooruit. Hun zorgvuldige blik op de wereld heeft onze snelle visie op het bestaan beïnvloed. Door hen zijn we de wereld gaan bewonderen in al haar details. Het verklaart waarom we het nu normaal vinden om in het museum te kijken naar een foto van een felgekleurd reclamebord aan een gevel. Of naar het beeld van een eenzame glijbaan op het strand. Niet zo gek dus dat deze oude kleurenfotografie opnieuw aan populariteit wint. Want ja, inderdaad, we begrijpen nu dat er schoonheid schuilt in een opwaaiend plastic zakje. Of in het schuim van een zorgvuldig geprepareerde cappuccino. Daar mogen we mensen als Herzog, Shore of Leiter dankbaar voor zijn.













Aspects of Amsterdam Frits Rotgans 1/100 Dutch Photographic Publications from the Wingender Collection Photography

$
0
0

Cloeck & Moedigh Amsterdam

Selfie by Dutch photographer Frits Rotgans in a jet fighter; ca.1966

Frits J. Rotgans was trained as a commercial designer and started to work with photography as an amateur in the 1930s. Having studied the basics of photography on his own, Rotgans explored various techniques. He experimented with colour photography, and in 1942 made hundreds of colour slides of the German occupation in Amsterdam – a unique photographic and historical document.

After the war, as a self-trained photographer Rotgans developed into a much sought-after professional. His photographs are distinguished by thoroughly created idea, well adjusted composition and impeccable technical production. Among Rotgans’ favourite subjects were the harbors of Amsterdam and Rotterdam, inland navigation and air traffic (one of the most famous books was Rotterdam, stad en haven (Rotterdam, city and port), 1959. Among his clients were big companies like dockyards, the Royal Dutch Airlines and the municipalities of Amsterdam and Rotterdam.

In order to test the limits of vision, Rotgans continues to work with panoramic shots and even succeeds to construct 15 unique cameras. Those instruments were compiled from other camera parts and plywood and used with large format negatives. He gave them names like ‘Tin-Frizzie’ and ‘Rotgans’s Ideal’, as if each one had an own character. Some of them are kept in the collection of the Netherlands Fotomuseum.

fotograaf Frits J. Rotgans – panorama
Onder meer vanwege de moeite waarmee het maken van een goede panoramafoto in de vorige eeuw gepaard ging, was de populariteit van dit genre decennialang betrekkelijk gering. Veel fotografen, zowel professionals als amateurs, waagden zich er eenvoudigweg niet aan. In de jaren vijftig bekwaamde fotograaf Frits J. Rotgans zich er juist in. Hij ging daarbij zelfs zó ver dat hij - speciaal voor breedbeeld- en panoramafotografie - zijn eigen camera’s ging bouwen! De in Amsterdam geboren Frits Jacobus Rotgans (1912-1978) volgde eerst een reclameopleiding, maar begon in de jaren dertig te fotograferen. Tijdens de oorlogsjaren vervalste hij persoonsbewijzen, en onder een schuilnaam tekende hij cartoons voor een verzetsblad. In Amsterdam fotografeerde hij met een Contax-kleinbeeldcamera stiekem activiteiten van de Duitse bezetter. Na de oorlog zou blijken dat dit het enige materiaal in kleur uit die periode was.

Panoramafoto schiphol Amsterdam van Frits J. Rotgans


(c) Foto: Frits J. Rotgans

Zelfbouw voor breedbeeldfotografie
Vlak na de oorlog fotografeerde Rotgans in het Duitse Ruhrgebied binnenvaartschepen en hun schippers. Daar ontwikkelde hij ook al zijn belangstelling voor breedbeeldfotografie. Met zijn perfectionistische instelling stelde hij zich echter niet tevreden met de daarvoor beschikbare camera’s, maar dokterde hij zelf betere constructies uit. Daarbij gebruikte hij weliswaar bestaande objectieven, maar hij construeerde hier een nieuw camerahuis omheen. Kodak USA leverde daarvoor op speciale bestelling filmconfecties in afwijkende maten. Die zelfbouw liep een beetje als een rode draad door Rotgans’ fotografische leven. Telkens wanneer hij bij zijn fotografie een beperking tegenkwam, bedacht hij daarvoor - zonder enige fototechnische opleiding - een oplossing. Later zou hij zeggen dat dit vooral “veel improvisatie en geknutsel met multiplex” was. Liefkozend gaf hij zijn camera’s allerlei bijnamen, zoals onder meer ‘Thin Frizzie’ en ‘Old Faithful’. In totaal bouwde en/of modificeerde hij zo’n vijftien camera’s, waarvan een enkele zó groot en zwaar was dat deze nauwelijks door één man te tillen viel. Rotgans fotografeerde dan ook altijd vanaf statieven.

Panoramapionier Frits J. Rotgans
Rotgans telde een gevarieerde klantenkring, waaronder tal van gerenommeerde bedrijven, uiteenlopend van Albert Heijn tot Wilton Feijenoord. Daarbij viel hij regelmatig op door de hoge en vaak spectaculaire standpunten waarmee hij in binnen- en buitenland een goede reputatie verwierf. Net als tijdgenoot Cas Oorthuys heeft ook Rotgans de (industriële) wederopbouw van Nederland na de Tweede Wereldoorlog breed vastgelegd. In zijn geval niet alleen figuurlijk, maar ook letterlijk. Dat deed hij lang niet altijd in opdracht; veel foto’s waren vrij werk. In de jaren zestig verschoof zijn belangstelling van de (binnen)scheepvaart naar de luchtvaart. Een van van zijn bekendste foto’s is een zelfportret dat hij in de cockpit van een Starfighter-straaljager maakte. Ook de luchthaven Schiphol werd een goede klant. De hierbij afgedrukte foto lijkt op het eerste gezicht tamelijk gewoontjes. Wie nauwkeuriger kijkt, ziet dat deze avondopname van voor tot achter geheel scherp is: een scherpteverloop is niet zichtbaar. Het verkrijgen van een enorme scherptediepte was eveneens een constructief uitgangspunt. Die wens werd al in de beginjaren van zijn loopbaan ingegeven door de opdracht om op de Rijn een sleep van twee kilometer lengte te fotograferen. Met conventionele camera’s kon dat niet, en dus ontwikkelde Rotgans er eentje waarmee dat wél mogelijk was. Later legde hij zich ook toe op wildlifefotografie, waarvoor hij onder meer naar Afrika reisde. Gewoontegetrouw construeerde hij de ‘Silent Rotgans Fasttelereflex’, waarvan de sluiterklik niet hoorbaar was. Rotgans heeft ook een aantal fotoboeken op zijn naam staan, en Focus heeft in het verleden enkele reportages aan hem gewijd. Desondanks is de fotograaf Rotgans tegenwoordig goeddeels vergeten. Onterecht, want een zelf zijn camera’s bouwende panoramapionier van internationaal niveau verdient waardering en respect.




Collectors Mania 1/100 Dutch Photographic Publications from the Wingender Collection Photography

This publication highlights over 70 hidden gems from the Wingender collection, one of the most comprehensive collections of Dutch photobooks today. Since 1956 Jan Wingender accumulated 7000 photobooks, ranging from the 19th century to now.

The collection comprises photo books by photographers such as Ed van der Elsken and Eva Besnyö, as well as rare vernacular publications such as photographically illustrated company books, schoolbooks, and political pamphlets. As such it offers an overview of a rapidly transforming visual culture in the Netherlands, and makes the development of applied Dutch photography insightful. The collection was acquired by the Nederlands Fotomuseum in 2013.
 




























De Lieverdjes van Amsterdam Astere Michel Dhondt I Amsterdam the PhotoBooks 1907 - 2011 Collection Jan Wingender Photography


Views & Reviews Right Here Right Now! Marie-José Jongerius Naarden 2017 Photography

$
0
0

Right Here, Right Now!

What do we do when we are faced with breathtaking beauty? Who are the heroes who dare to stand out from the crowd? Hasn’t everything already been recorded? The curators of FotoFestival Naarden have tried to answer these questions in an exhibition entitled “Right Here, Right Now!” It explores the present as the past of the future, as captured by acclaimed photographers from home and abroad. They tell stories about various topical issues in a changing society.

Living in the moment
What we do when we are faced with breathtaking beauty? Do we capture it or enjoy the moment? What keeps us in our experience if we are just busy trying to take photos? Are the innumerable photographic images not just causing us to just forget faster?

Bridges or walls
Do we continue muddling through or do we make serious attempts to give each other a better future? Do we let refugees perish or do we bring them inside? Are you a bridge builder or do you hide behind the dikes? Do you build a wall around your family, your friends or yourself to protect against evil and thus ensure a good future for yourself?

Dare to be different
Who are the heroes who dare to stand out from the crowd? Is there a hero in you? If you do something that others do not dare to do, are you reckless or visionary?

Déja-vu
Hasn’t everything already been recorded? We can now take and share more pictures in a week than were taken throughout the entirety of the analog era. Fortunately, there are photographers and artists who are still able to distinguish themselves and manage to surprise us with a new perspective on an old concept.

Crying for the moon
What do you dream of and what do you do to make your dream come true? How do you shape your future in a world that changes daily? How do people handle their setbacks and how do they fight for their happiness? “Be careful what you wish for … it just might happen.”

Unlike any other medium, photography can depict stories that engage us, make us happy or frightened, and can make us realize how important the present is in our daily lives and for our future. In short: Right Here, Right Now

See also


Deze fotograaf raakte gefascineerd door de palmbomen van L.A
Voor de palmbomen van Los Angeles moet je naar Fotofestival Naarden. Marie-José Jongerius fotografeerde voor haar nieuwe project deze symbolen van de stad, die dreigen te verdwijnen.
Tracy Metz
19 mei 2017 om 10:53

Foto's Marie-José Jongerius 

FOTOFESTIVAL NAARDEN

‘Right Here, Right Now’ is het thema van de vijftiende editie van het tweejaarlijkse Fotofestival Naarden, dat deze zaterdag begint.

Dit thema is gekozen omdat de fotografie niet los te zien is van de grote actualiteiten in de wereld. Galeriehouder en samensteller Eduard Planting: „Ik zie fotografen terugkeren naar de ambachtelijkheid, weg van wat ik noem de ‘knip-, plak- en borduur’ trend waarbij de esthetiek voorop stond.”

In Naarden zijn 187 inzendingen te zien, zowel documentaire als kunstfotografie, van rond de vijftig fotografen uit binnen- en buitenland.

Zo is er het project van Danila Tkachenko over ‘Restricted areas’ in Rusland. Planting: „James Bond-achtige bouwsels achter hekken in de sneeuw.” De Engelsman David Chancellor trok voor zijn project naar Texas om de leden van de Safari Club te portretteren, die haast onzichtbaar verscholen staan tussen hun trofeeën.

Verder vinden er tijdens het festival in de White Box in de Grote Kerk debatten plaats. Op 27 mei wordt de eerste Nederlandse Fotoboekenprijs uitgereikt.

Wat de wolkenkrabber is voor New York, is de palmboom voor Los Angeles: een symbool voor de stad. Voor haar nieuwe fotoproject heeft Marie-José Jongerius zich verdiept in Washingtonia robusta [Mexicaanse waaierpalm] zullen we dat erbij zetten? lc , de bekendste van de 28 soorten palmbomen die er in L.A. groeien en met zijn eindeloos lange, spichtige stam het beeld van de stad bepalen. „Zonder de palmbomen zou je niet weten in welke stad je was”, zegt Jongerius.

Haar Los Angeles Palms is onderdeel van de hoofdtentoonstelling van het Fotofestival Naarden dat deze zaterdag begint; het gelijknamige boek verschijnt een week later. Het blijkt verrassend actueel te zijn: mogelijk zijn de dagen van deze zo karakteristieke boom geteld.

De palmboom, en dan vooral Washingtonia robusta, fascineerde haar omdat die geldt als hé́t symbool van Los Angeles. „Er zijn kilometers en kilometers aan straten, boulevards en avenues die omzoomd zijn met deze mooie, hoge palmbomen. En juist de hele hoge dunne springen het meest in het oog.”

Op tafel spreidt ze haar grote werkboek uit. „Van al mijn projecten maak ik zo’n boek. Alles wat ik ben tegengekomen tijdens de drie jaar onderzoek dat aan dit boek vooraf ging, zit hierin.” Ansichten liggen naast brieven van instanties als de Getty Library, waar ze veel achtergrondmateriaal over de palm heeft geraadpleegd. Verder zijn er visitekaartjes en architectuurtekeningen. Prints van Google Maps wijzen de weg naar gebouwen die beroemder zijn om de palmen voor de deur dan om het gebouw zelf, zoals het Harbor Building, ooit hoofdkwartier van oliebaron Getty, waar de bomen met kabels aan de gevel vastzitten omdat ze anders zouden omvallen. In het boek is een tekst opgenomen van de Amerikaanse historicus Jared Farmer, die het zonder scherts heeft over ‘the lollipop effect’ van deze Washingtonia Robusta.

„Er is nu veel discussie in Los Angeles over de toekomst van de palmen”, vertelt Jongerius. „Veel ervan zijn geplant voor de Olympische Spelen van 1932, en naderen nu het einde van hun natuurlijke leven. In tegenstelling tot wat veel mensen denken is deze palmsoort niet inheems. Ze hebben veel water nodig, ze geven geen schaduw en ze vergen veel onderhoud. Al die dode bladeren, de ‘baard’ van de palmbomen, kan een brandgevaar vormen. Er gaan nu veel stemmen op om ze niet te vervangen.” Hoe treurig verwaarloosde palmen zijn, is te zien op haar foto van een parkeerterrein aan de rand van Palm Springs. Het asfalt is gebarsten en veel van de bomen zijn onthoofd – stokjes zonder lolly.



Het onderhoud is een terugkerend probleem. In 1972, vermeldt Jared Farmer, drukte het al zo zwaar op de gemeentelijke begroting dat er op een traject van drie kilometer langs de snelweg plastic bomen werden neergezet. Het werd een enorm schandaal, met ingezonden brieven aan de krant met suggesties als: „In het kader van zuinigheid zie ik liever echte bomen en plastic opzichters.” Een paar jaar laten waren ze weer weg.

Gemaakt landschap

Jongerius’ verbintenis met Amerika gaat jaren terug. Ze ging er voor het eerst heen in 1995 om in New York stage te lopen bij fotograaf Dana Lixenberg. In 1999 ging ze terug met een werkbeurs van het Mondriaanfonds om portretten te maken van schrijvers en acteurs, en tussen 2002 en 2006 woonde ze er fulltime. „Maar ik raakte in de ban van dat gemaakte landschap.”



Die wending zou beslissend blijken voor haar carrière. In haar fotoprojecten is de invloed van de mens overal, maar de mens zelf is nergens te zien. Over de Tweede Maasvlakte maakte ze een fotoreeks met de veelzeggende titel Lunar Landscapes. Het vervolg, Concrete Wilderness, over de bouw van de eerste emissevrije containerterminal ter wereld op de Tweede Maasvlakte, liet opnieuw in vervreemdende nachtelijke beelden de diepe sporen zien van het menselijke ingrijpen, zonder de mens.

Ook voor Los Angeles Palms wilde ze, in een agglomeratie van vier miljoen mensen, geen personen in beeld hebben. Dus ging ze ’s ochtends vroeg, tussen 4 uur en 8.30u, met haar technische field camera op stap. Er is één uitzondering: op een foto van palmen in een fluwelig groen gazon in Santa Monica ligt een dakloze onder een deken te slapen. „Ook in Los Angeles wordt de kloof tussen rijk en arm steeds groter”, zegt ze, „en dat wilde ik op een niet al te nadrukkelijke manier laten zien.”

Bekende kunstenaars zijn haar voorgegaan in de liefde voor de palm: Stephen Shore, Bruce Davidson, Robert Adams en Ed Ruscha, die ook liefhebber was van parkeerterreinen. Maar Jongerius is wellicht de laatste die Washingtonia robusta nog in volle glorie heeft kunnen vastleggen.

Fotofestival Naarden: 20 mei t/m 18 juni. Zie fotofestivalnaarden.nl. Op 27 mei wordt in Naarden Los Angeles Palms gepresenteerd; vormgegeven door Hans Gremmen, uitgeverij Fw:Books.






Naarden Festival-OFF by Fotogram

Vanaf dit jaar zal het Naarden Festival-OFF een iets ander tintje krijgen. Fotogram neemt dit jaar de fakkel over van Erik-Jan Geniets en de onlangs overleden Frank Detrixhe, die de afgelopen 22 jaar zoveel voor het festival hebben betekend.

Bij het Naarden Festival-OFF zal dit jaar allerlei nieuws te beleven zijn, waaronder diverse korte workshops. Deze zijn steeds in de buurt van een expositie met hetzelfde thema. Zo is er straks onder andere een workshop ‘Smartphone Fotografie’ en een workshop ‘Portret’. Er zullen ook verscheidene portfoliobesprekingen en lezingen worden gehouden. Daarnaast zullen er verschillende concept exposities van bekende gastdocenten van Fotogram te bewonderen zijn.

Op 10 juni zal ook de feestelijke bekendmaking van de nominaties van de Fotogram Prijs 2017 plaatsvinden, met in het Vesting Hotel een expositie van het werk van de winnaars van deze wedstrijd in 2016.  Voor wie wil deelnemen aan de Fotogram Prijs 2017: aanmelden kan nog tot 6 mei!

Fotofestival Naarden

‘Right Here, Right Now’ is het thema van de vijftiende editie van het tweejaarlijkse Fotofestival Naarden, dat deze zaterdag begint. Dit thema is gekozen omdat de fotografie niet los te zien is van de grote actualiteiten in de wereld. Van de 187 inzendingen lichten wij tien fotografen uit.


Duivels, beermensen, sjamanen met geweien: in veel Europese landen komen monsters en hybride kruisingen van mensen en dieren voor. Ze stammen vaak uit oude heidense rituelen die verbonden zijn aan dood en geboorte, de oogst en de seizoenen. De Franse fotograaf Charles Fréger legt ze al geruime tijd vast: een grote selectie van zijn ‘wilde mannen’ is dit jaar in Naarden te zien.






Aan de Beukelsdijk in Rotterdam rijden de auto’s op vrijdag en zaterdag in colonne – vaak met vlaggen uit het raam – richting het bedrijventerrein De Spaanse Polder. De van oorsprong veelal Turkse, Marokkaanse of Afghaanse verloofden op de achterbank willen niet trouwen op een landgoed met kasteel of in een hippe strandtent. Zij kiezen voor een loods op een bedrijventerrein als hun ideale trouwlocatie. De capaciteit van de ‘trouwzalen’ is groot, het parkeren is gratis en de inrichting is volledig afgestemd op de culturele achtergrond. Schoonheid zit hier duidelijk van binnen.



Paillé fotografeert wat hij tegenkomt en heeft hierbij een onderscheidende stijl. Hij flitst vaak in met verschillende kleuren, dat maakt het werk vervreemdend en gek. Zijn series lopen allemaal dwars door elkaar heen, er is geen touw aan vast te knopen. “Ik zie mijzelf soms als een hyperrealistische schilder”, zegt hij daar zelf over: “Mijn foto’s documenteren een veranderde geestesgesteldheid.” Zijn foto’s lijken verraderlijk eenvoudig, maar zijn het resultaat van doordachte keuzes.



In Naarden is een selectie uit de serie ‘In Full Force’ te zien. Het is een serie portretten van geüniformeerde LGBTQ (Lesbian, Gay, Bisexual, Transsexual, or Queer) politieagenten uit 14 verschillende landen.



De Sizoo Brothers (Bastiaan, Bob en Willem Sizoo) zijn drie Amsterdamse fotograferende broers. Ze zijn bekend geworden door hun Instagramaccount, met zo’n 300.000 volgers, waarop ze vooral hun landschapsfoto’s delen.


Julia Steinigeweg onderzoekt de relatie tussen mensen en poppen. In de serie Ein verwirrendes Potential Een verwarrende mogelijkheid laat ze zien welke rol deze poppen in het leven van hun eigenaar kunnen spelen.


Wat neem je mee als je vlucht uit Syrië? De buitenkant van deze jonge jongens onthult weinig. Het zouden ook ‘onze’ jongens kunnen zijn. Opgegroeid in onze Nederlandse samenleving. De stillevens van de spullen die ze tijdens hun vlucht uit Syrië meegenomen hebben vertellen echter een stukje van hun echte verhaal. Allemaal jongens met dromen en ambities die ze in Nederland waar willen maken.


De serie White Bear toont ijsberen binnen hun kunstmatige woonomgevingen in dierentuinen over de gehele wereld. Sheng-Wen Lo probeert hiermee de dilemma’s over dieren in gevangenschap te tonen. Het project is uitgevoerd op 26 locaties in Europa en China. Het is de vraag of de woonomgevingen bruggen of muren tussen mensen en dieren vormen. White Bear gaat niet over ijsberen — de serie bestudeert de zichtbare symptomen van dierententoonstellingendoor de focus te richten op een specifieke soort.



Door reizen te maken naar societies in Berlijn, Paramaribo, Los Angeles, Parijs en Nairobi weet Stacii de groepen zo vast te leggen dat stereotypes worden doorbroken en er alleen nog verschil in nationaliteit en cultuur bestaat. Door eerlijk en open te blijven met de mensen die hij fotografeert, stimuleert hij ons langs het vermeende stereotype te kijken waaraan deze mensen vastzitten.



In de serie ‘Sao Paulo Nights’ richt Sebastian Palmer zich op transgender prostituees. Transgenders worden in Brazilië behandeld als derderangs burgers. Ze worden dagelijks gediscrimineerd en achtergesteld door de maatschappij. Veel van deze jongeren maken hun school niet af en het is vrijwel onmogelijk voor hen om een baan te vinden. Velen zoeken hun heil in de prostitutie. Palmer bewerkt zijn afdrukken vaak met verf en vuur en fotografeert ze daarna opnieuw.


De Sterappel en de Notaris ze bestaan nog Museumtuin ‘t Olde Ras Doesburg

$
0
0

Museumtuin ‘t Olde Ras heeft de grootste particuliere collectie fruitbomen in Europa en zet zich in voor het behoud en de bevordering van oude fruitrassen.

De stichting verzamelt oude, bijzondere en nieuwe fruitrassen en plant die aan in haar museumtuin. Op het bijna 1,5 hectare grote terrein staan de fruitsoorten aangeplant die in Nederland in de vrije natuur staan. Ruim 3000 bomen in meer dan 1500 fruitrassen staan in de museumtuin.

Fruitsoorten als appels, peren, kersen, pruimen, kweeperen, Japanse kweeperen, mispels, Japanse peren, sierfruit, bessen, moerbei, noten, amandel, perziken, abrikozen, wilde pruimen, kerspruimen, etc.. De bomen zijn opgekweekt in alle vormen zoals, hoog- en laagstam, struik, spil, lei- en vormbomen, candelaber, spalier, parasolbomen, etc.. Zo kan een ieder hun geliefde boomsoort en vorm bekijken en uitzoeken.

Het museum bevat vele oude en bijzondere fruitteeltgereedschappen, terwijl ook prachtige afbeeldingen te zien zijn. Tevens kunt u appelsap kopen uit eigen boomgaard, zonder toevoegingen, puur sap.

De Sterappel en de Notaris, ze bestaan nog
KARIN VAN MUNSTER– 0:00, 11 november 1995

Fruitteelttentoonstelling in de grote zaal van 'De Onderbouw'. J. van Stolberglaan 3 te Doesburg. Tot en met 13 november, van 10 tot 17 uur.

Al even legendarisch als hun naam is de smaak van oude appel- en perenrassen. Als we oudere consumenten moeten geloven heeft er nooit een lekkerder appel bij de groenteman gelegen dan het sterappeltje van weleer.

Of ze gelijk hebben kan een ieder controleren tijdens de 'Grote Fruitshow', die vanaf vandaag tot en met maandag wordt gehouden in Doesburg. Ruim zeshonderd oude en nieuwe fruitrassen liggen hier opgepoetst te pronken en een deel is ook te koop. Er zijn deskundigen aanwezig om vragen te beantwoorden over enten, snoeien en bewaren, er zijn demonstraties en men kan fruit laten determineren. Wie een oude appelboom in de tuin heeft en niet weet hoe de vruchten daarvan te noemen, kan vijf gave exemplaren mee naar Doesburg nemen en het wordt ter plekke uitgezocht.
Volgens J. Giessen, sinds vijfentwintig jaar fruithandelaar en een van de initiatiefnemers van de fruittentoonstelling, zijn niet alle oude rassen even lekker. “Neem de Zoete Tulp”, zegt hij. “Die heeft eigenlijk geen kwaliteit. Ook de Api étoilée, de oudste appel die we kennen, ligt louter als curiositeit op de tentoonstelling. Het is een wormstekig vierkant vruchtje maar hij groeide al in ons land tijdens de Romeinse tijd.”

Er zijn echter genoeg oude fruitrassen die puntgaaf en in groten getale van de boom komen. De Reinette du Canada bijvoorbeeld, meloen-achtig van smaak. Of de Transparante de Cronsels. Volgens Giessen zijn Sterappels inderdaad zo lekker als vaak wordt beweerd: “Je proeft een vleugje anijs. Ook de Notarisappel - eind vorige eeuw geteeld door notaris van de Ham van de Lunterse pomologische vereniging - is zo'n fijne appel.”

POMOLOOG De eerste Nederlandse pomoloog, geleerde in de ooftkunde, heette J. Knoop en beschreef in 1750 appels en peren, waarvan een deel op de tentoonstelling in Doesburg te zien is. Zo staan er kistjes met Winterjan, een bijna kogelrond stoofpeertje dat je na de pluk wel tot mei kunt bewaren. Ook de Princesse Noble, vroeger in de volksmond het Haagje genoemd, is een oud appelras met een uitgesproken smaak.

Giessen: “Helaas weten mensen niet meer wat ze met sommige appels en peren aanmoeten. Wie kookt er tegenwoordig nog stoofpeertjes? En hete bliksem, weet u nog wat dat is? Nee, dat dacht ik al. Dat maak je met zoete appels. Zoete appels zijn eigenlijk stoofappels. Ze koken niet tot moes zoals goudreinetten, maar blijven héél als je ze op het vuur zet. Ze zijn ook geschikt om te drogen. Zoete appels tref je ook nooit meer aan op de veiling, en dat is jammer. Modern fruit heeft zeker kwaliteit, maar ik denk toch dat oude rassen meer typische smaakstoffen hebben. Tegenwoordig moet een appel vooral hard, sappig en knapperig zijn, zoals de Granny Smith. De smaak lijkt minder van belang.”

Oude fruitrassen worden niet meer via de veiling verkocht omdat ze duur in produktie zijn. Ze groeien meestal op de zogeheten hoogstam, en zijn daardoor minder makkelijk te plukken dan van moderne laagstammen. Bovendien zijn ze minder ziektebestendig. Dat wil echter niet zeggen dat de Zoete Lien of de Wintervijg niet her en der in oude tuinen of boomgaarden te vinden is. Liefhebbers en gespecialiseerde handelaren weten ieder najaar weer feilloos een partijtje te vinden. Giessen zelf heeft onlangs nog een zeldzaam appelras ontdekt: “Ik reed toevallig langs een braakliggend stuk land en zag uit de verte een fruitboom die wel iets bijzonders zou kunnen zijn. Ik had gelukkig mijn plukstok bij me. Toen ik een van de appels openmaakte, was hij vuurrood van binnen. Thuis met de boeken erbij kwamen we erachter dat het de zeldzame Cardinal de Juliëtte moest zijn.”

Een bijzondere vondst als deze wordt door liefhebbers van fruitbomen onmiddellijk naar de museumtuin van de Vereniging Behoud en Bevordering Fruitcultuur in Doesburg gebracht. Hier worden oude en bijzondere fruitrassen (appels en peren, maar ook kersen en pruimen) geënt en vervolgens aan particulieren verkocht of in de museumtuin geplant voor het nageslacht. De museumtuin is ook een belangrijke leverancier van het fruit voor de tentoonstelling in Doesburg.

“Het zou toch jammer zijn als we de fijnsmakende Pruimedant voortaan alleen nog maar in de boeken kunnen terugvinden”, zegt Giessen. “Of die bijzonder verrukkelijke Juttepeer. We hebben 'm op de tentoonstelling, maar in de winkel wordt-ie niet meer verkocht omdat-ie zo klein is. En vergeet de Bloedpeer niet. Vuurrood van binnen, werd al vóór 1700 beschreven. Een peer met een hele frisse smaak. Ja werkelijk. Als die peer lauw is, is de smaak nóg fris.”


































Vijftig jaar Nederlandse fruitteelt Nederlandse Fruittelers Organisatie Agrarisch Fonds Cas Oorthuys Company Photography

N.V. Drukkerij en Uitgeversmaatschappij De Arbeiderspers Nico de Haas 1/100 Dutch Photographic Publications from the Wingender Collection Photography

$
0
0

N.V. Drukkerij en Uitgeversmaatschappij De Arbeiderspers
Buijs, Jan / Lursen, Joan
Edité par N.V. Drukkerij en Uitgeversmaatschappij De Arbeiderspers, Amsterdam, 1931
Original wrappers frayed; Text: Dutch / Published on the occasion of the opening of the office building of the Arbeiderspers. Introduction and 42 magnificent photo plates of interior and exterior, a fine example of Dutch Functionalism. Architects: Buys & Lürssen. The building was demolished in 1973.


Collectors Mania 1/100 Dutch Photographic Publications from the Wingender Collection Photography

This publication highlights over 70 hidden gems from the Wingender collection, one of the most comprehensive collections of Dutch photobooks today. Since 1956 Jan Wingender accumulated 7000 photobooks, ranging from the 19th century to now.

The collection comprises photo books by photographers such as Ed van der Elsken and Eva Besnyö, as well as rare vernacular publications such as photographically illustrated company books, schoolbooks, and political pamphlets. As such it offers an overview of a rapidly transforming visual culture in the Netherlands, and makes the development of applied Dutch photography insightful. The collection was acquired by the Nederlands Fotomuseum in 2013.
 


Nico de Haas

Geboren te:
Amsterdam, 23-06-1907
Gestorven te:
1995
Volledige naam:
Nicolaas de Haas
Naamsvarianten:
N. de Haas
Pseudoniemen:
Bernhard Berger, Elkar Nickel

Foto: Nico de Haas, 1942*

Fotograaf, dichter, tekenaar, vormgever en architect.

Nico de Haas werd in een Amsterdams arbeidersgezin (zijn vader was loodgieter) geboren.

Vanaf zijn zeventiende levensjaar was hij actief in communistische en socialistische verbanden als Moker en Kreet der Jongeren. Hij volgde een opleiding bouwkunde aan de MTS te Haarlem. Met zijn toenmalige vriend Cas Oorthuys deed hij vrijwilligerswerk voor de Internationale Rode Hulp.

In het begin van de jaren dertig begon hij naam te maken als arbeidersfotograaf. Zijn foto's werden gepubliceerd in Afweerfront, het blad van de Inter­nationale Rode Hulp en in De Tribune, een communistisch tijdschrift. Hij maakte in die tijd deel uit van de 'Arfots', een groepering van arbeidersfotografen, waarvan Joris Ivens de Amsterdamse en Nico de Haas de Haarlemse afdeling leidde. In 1935 trad hij in dienst bij uitgeverij De Arbeiderspers, waar hij het weekblad Wij, ons werk, ons leven ging vormgeven. Gaandeweg ontwikkelde hij zich tot een der belangrijkste vertegenwoordigers in Nederland van de Nieuwe Fotografie.

NSB

In november 1936 verliet hij de linkse kunstenaarsbeweging en trad hij als hoofdredacteur van de afdeling 'Kunst en Letteren' toe tot de redactie van het nationaalsocialistische Het Nationale Dagblad, het onder leiding van mr. M.M. Rost van Tonningen staande dagblad van de NSB.

De overgang van het socialisme naar het nationaalsocialisme was voor hem geen dramatische stap: hij was en bleef socialist, nu niet meer internationaal maar nationaal gericht.¹

Na de Duitse inval in mei 1940 was hij actief als hoofdredacteur van De vakbeweging, het blad van het NVV, van het volkse tijdschrift Hamer, en van Storm, het weekblad voor de Nederlandsche SS.

uit: Nationale Dagblad, 24-12-1941 

De Haas was ook verantwoordelijk voor de vormgeving van het genazificeerde munt‑ en papiergeld, dat De Nederlandsche Bank (toen onder leiding van Rost van Tonningen) gedurende de Tweede Wereldoorlog uitbracht.

In 1942 was hij 'SS-Onderstormleider', en verzorgde in die hoedanigheid lezingen over onder andere "De SS en de Kultuurpolitiek."

Dichter

Eeuwige Lente

Wij zijn soldaten in ons streven,
ons drijft een scherpe, koude wind,
maar aan het thuisfront bloeit het leven,
want daar draagt ied're vrouw een kind.

Wij zijn soldaten in ons wezen.
Ons drijft een stalen, sterken wil,
Maar in het land komt opgerezen
een pure jeugd, een leven pril.

Wij zijn soldaten in ons woeden,
wij groeten daaglijks makker Hein,
maar hoeveel onzer ook verbloeden
't Zal ieder jaar weer lente zijn!

Nico de Haas
uit Storm, 24-04-1942

In 1943 en 1944 verscheen een groot aantal gedichten van zijn hand in het genazificeerde literaire tijdschrift Groot Nederland.

Zijn gedichten kenmerkten zich door een parlando-stijl, die hij koppelde aan een mystieke en bezwerende toon. Hij trachtte het hogere en diepere in de wereld te verwoorden zonder te vervallen in allegorieën of mystiek. In zijn onderwerpskeuze getuigde hij van zijn sympathie voor het 'gewone volk' en zijn afkeer van de wereld der bourgeoisie.

Hij behoorde toen tot de kern van SS-leden die de redactie van het literaire tijdschrift Groot Nederland (opgericht in 1903) hadden overgenomen. De voornaamste leden waren naast De Haas Jan van der Made, George Kettmann Jr., Jan van Rheenen en Steven Barends. Deze groep ontwikkelde zich binnen het kader van de Arbeidsgemeenschap voor kunst, een mantelorganisatie van de Germaanse SS en stond indirect onder leiding van 'Voorman' J.H. Feldmeyer.

Wisten zij in 1942-1943 wat de 'eindoplossing van het joodse vraagstuk' concreet betekende? Een antwoord op die vraag ligt mogelijk besloten in een artikel dat De Haas in 1942 publiceerde en in een toespraak van Heinrich Himmler in 1943. Zie Storm. Blad der Nederlandsche SS,. 17-07-1942.
naar boven

Prozawedstrijd

Met Kettmann, Van Rheenen, Henri Bruning en Van der Made zat hij in de jury van een door de De Amsterdamsche Keurkamer uitgeschreven prozawedstrijd, waarbij naast de publicatie van het ingezonden werk (een roman of een novelle, in een oplage van 5000 ex, met royalty's) een bedrag van 1000 gulden te winnen was. Omgerekend naar 2015: ruim 6100 euro. Deze in mei 1944 uitgeschreven wedstrijd valt door het faillissement van de uitgeverij in het water. Nederlandse Literatuurprijzen 1943

Dagblad van het Zuiden, 31 juli 1944: "Het departement van volksvoorlichting en kunsten deelt mede, dat de secretaris-generaal van dit departement voor het jaar 1943 prijzen heeft toegekend aan een aantal figuren op het gebied der letteren. Deze kunstenaars zijn Henri Bruning, Cor Bruyn, dr. D. Kalma, Nico de Haas, L. Roggeveen en mevrouw J. de Jong-Snijders van Wissekerke." Nico de Haas kreeg de prijs voor zijn stukken over de volkse cultuur in Hamer.

Het bosch heeft ooren... 

In 1944 was de nationaalsocialistische uitgeverij De Amsterdamsche Keurkamer van plan Nico de Haas' poëzie onder de titel Het bosch heeft ooren... te bundelen. Deze bundel is vanwege het faillissement van de uitgeverij nooit verschenen.
naar boven

Bevrijding: arrestatie en vlucht

Na Dolle Dinsdag trok De Haas met de Stormredactie naar Groningen. Bij de bevrijding van Groningen zou hij met Het Volk-hoofdredacteur Hendrik Lindt door het verzet gearresteerd zijn. Trouw, 9 mei 1945: "In Groningen moesten zij in de stelling toen de vijand naderde. SS-Unterscharführer Hendrik Lindt viel echter dien morgen van de trap. Zijn gezworen kameraad SS-Scharführer De Haas raapte hem met een 'hersenschudding' op, droeg hem naar bed, en verpleegde hem met zulk een toewijding dat hij vergat naar het front te 'stormen'. Nadat de Martinistad voor de Europeesche orde verloren was gegaan, heeft de vindingrijke Hendrik Lindt hun beider doodsbericht verspreid, maar de Nederlandsche vrijheidsstrijders hebben de heeren wel gevonden."

Na zijn arrestatie wist De Haas toch te ontkomen. Naar eigen zeggen zou hij na de bevrijding van Groningen op een herenfietsen zonder luchtbanden naar het zuiden zijn gefietst, en via Drenthe naar de Duitse deelstaat Nordrhein-Westfalen zijn gevlucht.²
naar boven

Publicatieverbod

In oktober 1945 oordeelde de Eereraad voor de Letterkunde dat wegens zijn 'onvaderlandsche houding, gedurende de bezetting aangenomen', Nico de Haas van publicatie en openbaar optreden tot 1 januari 1951 was 'uitgesloten.' Dezelfde straf legde de Ereraad toen ook aan onder meer dichter-bloemlezer August Heyting en de bekende bloemlezer K.H. de Raaf op.

Vreemdelingenlegioen

Na de bevrijding van Nederland vestigde De Haas zich in Duitsland. Daarvandaan meldde hij zich aan bij het Franse Vreemdelingenlegioen, waar hij werk vond bij een foto‑ en filmeenheid. Hij bracht enige jaren als zodanig door in Vietnam en later in Algerije, destijds Franse koloniën.

Hij publiceerde in het Duits een novelle, Tha‑Kanee, die in 1960 en 1961 door Rolf Hochhuth in een bloemlezing van contemporain Duits proza werd opgenomen. In 1958 keerde De Haas terug naar Europa. Hij vestigde zich onder de naam Bernhard Berger in de Bondsrepubliek Duitsland, waar hij werkzaam was als architect. Hij ontwierp postkantoren en telefooncentrales voor de Duitse Bundespost. Daarnaast vervaardigde hij als kunstenaar muur­ schilderingen en plastieken. Hij overleed in 1995.

Informatie uit Frank van den Bogaard, Een stoottroep in de letteren: 'Groot Neder land', de SS en de Nederlandse literatuur (1942-1944). 's-Gravenhage 1987 en uit Gerard Groeneveld, Zwaard van de geest: het bruine boek in Nederland 1921-1945. Nijmegen 2001.

¹, ² Nico de Haas vertelde dit aan Frank van den Bogaard, die midden jaren De Haas thuis in Duitsland had opgezocht. Van den Bogaard verhaalde het op zijn beurt aan Willem Huberts.

Over Nico de Haas 

Barbara Henkes. Uit liefde voor het volk. Volkskundigen op zoek naar de Nederlandse identiteit 1918-1948. Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2005. 494p.
Samenvatting KB: "Henkes beschrijft hoe tijdens het interbellum en de bezettingstijd over nationale 'eigenheid' werd gedacht, welke politieke consequenties daaraan werden verbonden en welke opvattingen over cultuur, taal, ras en religie daarbij van invloed waren. Aandacht voor de volkskundigen Dirk Jan van der Ven, Jan de Vries, Nico de Haas en P.J. Meertens."

Dichtbundel? Spookbundel
[alleen werken van 6 of meer pagina's zijn opgenomen]

In 1944 had George Kettmann Jr. van uitgeverij De Amsterdamsche Keurkamer het plan opgevat om een poëziereeks getiteld 'Voorteekens', bestaande uit 12 dichtbundels, uit te brengen. In het tijdschrift Groot Nederland verschenen in maart-juli 1944 voorpublicaties uit deze bundels. Tenminste drie delen zijn verschenen - de bundels van Steven Barends en de debuutbundel van Jaap Joppe.

Over de andere delen is in de loop der jaren enige verwarring ontstaan. Van tenminste één deel heeft een drukproef bestaan. Als boek is het echter niet verschenen. Het gaat hierbij om:

Nico de Haas. Het bosch heeft ooren... De Amsterdamsche Keurkamer, Amsterdam. Voorteekens-reeks nr. ?. Aangekondigd als te verschijnen in 1944.

Losse gedichten van Nico de Haas

'Stijgend kwik' en 'Het kind'. Groot Nederland, 15-02-1944.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010326178:mpeg21:a0013
'Salzburger barok'. Groot Nederland, 15-05-1944.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010326181:mpeg21:a0012
'Die nacht...' en 'Lichteffecten'. Groot Nederland, 15-07-1943.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010326031:mpeg21:a0008
'Nood'en 'misverstand'. Groot Nederland, 15-10-1943.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010326034:mpeg21:a0014
'Beden aan de uren des hemels voor een verloren vrouw'. Groot Nederland, 15-12-1943.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010326036:mpeg21:a0001
'Het bosch heeft ooren' en andere gedichten. [Tien gedichten]. Groot Nederland, 15-02-1944. Blz 62-70.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010326178
'AH'. De Landwachter, 22-12-1944.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010448249:mpeg21:a0002
naar boven

Andere genres 

Onder pseudoniem Elkar Nickel. De Regensteeg. Tekst en foto's. Nenasu, Leiden, [1939]. 64p. Online op Delpher. Novelle.

Tijdschriften onder hoofdredactie Nico de Haas

Hamer, 'volkskundig' maandblad | Storm, SS-weekblad

1940 | 1941 | 1942 | 1943 | (selectie)

Hamer. Uitgave voor de Volksche Gemeenschap. 01-10-1940.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010310521
Hamer. Uitgave voor de Volksche Gemeenschap. 01-11-1940.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010310522
Hamer. Uitgave voor de Volksche Gemeenschap. 02-12-1940.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010310523

1941

Hamer. Uitgave voor de Volksche Gemeenschap. 02-01-1941.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010310524
Hamer. Uitgave voor de Volksche Gemeenschap. 02-06-1941.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010310529
Hamer. Uitgave voor de Volksche Gemeenschap. 01-09-1941.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010310532
Hamer. Uitgave voor de Volksche Gemeenschap. 01-10-1941.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010310533
Hamer. Uitgave voor de Volksche Gemeenschap. 03-11-1941.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010310534

1942

Hamer. Uitgave voor de Volksche Gemeenschap. 02-01-1942.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010310536
Hamer. Uitgave voor de Volksche Gemeenschap. 01-02-1942.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010310537
Hamer. Uitgave voor de Volksche Gemeenschap. 02-03-1942.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000203601
Hamer. Uitgave voor de Volksche Gemeenschap. 01-04-1942.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010310539
Hamer. Uitgave voor de Volksche Gemeenschap. 01-05-1942.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010310540
Hamer. Uitgave voor de Volksche Gemeenschap. 01-06-1942.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010310541
Hamer. Uitgave voor de Volksche Gemeenschap. 01-07-1942.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010310542
Hamer. Uitgave voor de Volksche Gemeenschap. 01-08-1942.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010310543
Hamer. Uitgave voor de Volksche Gemeenschap. 01-09-1942.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010310544
Hamer. Uitgave voor de Volksche Gemeenschap. 01-10-1942.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000203601
Hamer. Uitgave voor de Volksche Gemeenschap. 01-11-1942.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000203602
Hamer. Uitgave voor de Volksche Gemeenschap. 01-12-1942.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000203603

1943

Hamer. Uitgave voor de Volksche Gemeenschap. 01-01-1943.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000203605
Hamer. Uitgave voor de Volksche Gemeenschap. 01-02-1943.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000203606
Hamer. Uitgave voor de Volksche Gemeenschap. 01-03-1943.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000203611
Hamer. Uitgave voor de Volksche Gemeenschap. 01-04-1943.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000203614
Hamer. Uitgave voor de Volksche Gemeenschap. 01-05-1943.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000203619
Hamer. Uitgave voor de Volksche Gemeenschap. 01-06-1943.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000203623
Hamer. Uitgave voor de Volksche Gemeenschap. 01-07-1943.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000203625
Hamer. Uitgave voor de Volksche Gemeenschap. 01-08-1943.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000203631
Hamer. Uitgave voor de Volksche Gemeenschap. 30-09-1943.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBDDD02:000203636

Storm - SS-weekblad onder hoofdredacteurschap Nico de Haas (selectie)
In januari 1943 werd hij opgevolgd door de van het Oostfront teruggekeerde SS-Onderstormleider H. van Etten. In september 1944 keert De Haas terug als hoofdredacteur. Hij zal die rol tot vlak voor de bevrijding blijven vervullen.

Storm. Blad der Nederlandsche SS. 03-04-1942
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110529482
Storm. Blad der Nederlandsche SS. 10-04-1942
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110529483
Storm. Blad der Nederlandsche SS. 17-04-1942
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110529484
Storm. Blad der Nederlandsche SS. 24-04-1942
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110529485
Storm. Blad der Nederlandsche SS. 01-05-1942
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110529486
Storm. Blad der Nederlandsche SS. 08-05-1942
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110529487
Storm. Blad der Nederlandsche SS. 15-05-1942 - bevat poëzie van De Haas
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110529488
Storm. Blad der Nederlandsche SS. 22-05-1942
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110529489
Storm. Blad der Nederlandsche SS. 29-05-1942 (enz.)
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110529490
Storm. Blad der Nederlandsche SS. 17-07-1942
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110529497
 
Nico de Haas, blz 1: "Maar het is en blijft geknoei, want er is maar één werkelijke oplossing: de volledige en radicale uitdrijving van het heele jodendom uit de Germaansche wereld, naar een gebied, waar zij nog wèl onder Germaansche controle staan. Zoo een gebied is bijvoorbeeld het Oosten. Het ligt ver genoeg om de joden buiten het Europeesche leven te houden. Er is ruimte genoeg om ze te herbergen en er is werk genoeg, dat gedaan moet worden en binnen hun beperkte vermogens valt. Het is bovendien een gebied, dat binnen het kader der praktische mogelijkheden valt — en dat is wel het voornaamste!
De situatie is dan ook zoo, dat van nu af aan regelmatig transporten van joden naar het Oosten zullen gaan en wel in zoodanig tempo, dat op 1 Juni 1943 geen jood meer in Nederland zal worden aangetroffen."-

Dit roept natuurlijk de vraag op: wist De Haas wat er werkelijk in 'het Oosten' gebeurde? We weten het niet. Wel weten we dat alles daar op wijst - vooral door deze bewaard gebleven toespraak van Reichsführer Heinrich Himmler te Poznan, 4 oktober 1943:

"Ook wil ik aan u hier, in alle openheid, een zeer moeilijk punt noemen. Het moet tussen ons besproken zijn, en toch zullen we nooit in de openbaarheid hierover spreken.(...) Ik bedoel de ‘evacuatie van de Joden’, het uitroeien van het Joodse volk.
Dat zijn van die dingen die je zo makkelijk zegt. “Het Joodse volk wordt uitgeroeid”, dat kan ieder partijlid je vertellen: “Natuurlijk, staat toch in ons programma, we schakelen de Joden uit, uitroeien, natuurlijk, doen we, ha! Kleinigheidje”.

En dan komen ze allemaal, alle 80 miljoen brave Duitsers, en iedereen heeft zijn eigen fatsoenlijke Joden. Men zegt: alle anderen zijn zwijnen, maar dit is een prima Jood.

En niemand heeft toegezien, het moeten doorstaan. Onder ons zullen de meeste weten wat het is als 100 lijken bij elkaar liggen, wanneer er 500 liggen of wanneer er 1000 liggen. En dit doorgestaan te hebben en daarbij – afgezien van enkele uitzonderingen als gevolg van menselijke zwakten – fatsoenlijk gebleven te zijn, heeft ons hard gemaakt en is een roemrijke bladzijde in onze geschiedenis die niet beschreven is en niet beschreven zal worden." (...).

Vertaling: Kevin Prenger, 2005. Integraal op:
http://www.go2war2.nl/artikel/1236/
Toespraak-Himmler-in-Poznan-04-10-1943.htm?

Storm. Blad der Nederlandsche SS. 07-08-1942
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110529500
Storm. Blad der Nederlandsche SS. 18-12-1942
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110529519
Storm. Blad der Nederlandsche SS. 25-12-1942
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110529520
Storm. Blad der Nederlandsche SS. 08-01-1943
Bevat op blz. 1 afscheidsartikel van Nico de Haas als hoofdredacteur.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110529521

1944. De Haas weer hoofdredacteur.

Storm. Blad der Nederlandsche SS. 08-09-1944
In dit nummer staat De Haas weer vermeld als hoofdredacteur.
Redactieadres: Stadhouderskade 68, Amsterdam.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110529621
Storm. Blad der Nederlandsche SS. 15-09-1944
Redactieadres: Stadhouderskade 68, Amsterdam.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110529622
Storm. Blad der Nederlandsche SS. 22-09-1944
Redactieadres: Stadhouderskade 68, Amsterdam.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110529623
Storm. Blad der Nederlandsche SS. 29-09-1944
Redactieadres: Westersingel 44, Groningen.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110529624
Storm. Blad der Nederlandsche SS. 06-10-1944
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110529625
Verschijnt wekelijks tot eind 1944:
Storm. Blad der Nederlandsche SS. 22-12-1944
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110529636

1945. Wekelijks van 5 januari t/m 6 april

Storm. Blad der Nederlandsche SS. 05-01-1945
Redactieadres: Stoeldraaiersstraat 19, Groningen.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110529637
Storm. Blad der Nederlandsche SS. 12-01-1945
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110529638
(...)
Storm. Blad der Nederlandsche SS. 30-03-1945
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110529649
Storm. Blad der Nederlandsche SS. 06-04-1945
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110529650

Bloemlezingen

Poëzie van Nico de Haas is in deze bloemlezing aangetroffen:

Rechts uit de flank. Flanor, Hilversum, 1990.
Online op: https://whuberts.home.xs4all.nl/publicaties/rechts.pdf

Bronnen

Afkortingen: KBr en KBDH - Koninklijke Bibliotheek Brussel resp. Den Haag; LR - Lectuur Repertorium; PCG en PCNL - Poëziecentrum Gent resp. Nederland; s.n. / s.l. / s.a. - sine nomine / loco / anno = zonder naam [van uitgeverij] / plaatsnaam / jaartal.

* Collectie Willem Huberts. Fotograaf onbekend.
DBNL: Nico de Haas
http://www.dbnl.org/auteurs/auteur.php?id=haas009
NN. Boek en blad. Fotografie nummer van "De 8 en opbouw". Eindhovensch Dagblad, 05-03-1936.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMRHCE01:000059732:mpeg21:a0056
NN. Bond van kunstenaars ter verdediging van de culturele rechten. De Tribune, 02-07-1936.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010482322:mpeg21:a0050
Nico de Haas. Tekening Sterrennacht. Het Nationale Dagblad, 24-12-1941.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011128820:mpeg21:a0183
NN. De vervolging der joden. Amigoe di Curaçao, 29-07-1942.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010987207:mpeg21:a0032
NN. Bijeenkomst voor de pers te Vught. Nieuwe Apeldoornsche Courant, 04-11-1942.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMCODA01:000159931:mpeg21:a0008
NN. In dienst der revolutie. [Over de wisseling der hoofdredacteuren bij Storm]. Algemeen Handelsblad, 13-02-1943.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000042825:mpeg21:a0018
NN. Om der wille van het fatsoen. Wij nemen het op voor een niet-nationaal-socialist. Ergerlijk plagiaat in "Hamer". Volk en Vaderland, 25-06-1943.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110529779:mpeg21:a0076
NN. Geestelijk eigendom en plagiaat. Het Volk, 17-07-1943.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011118665:mpeg21:a0048
NN. Groot-Nederland onder piratenvlag. De Vrije Kunstenaar, 15-10-1943.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010448799:mpeg21:a0004
NN. De Heeren onder ekaaar. [Over mogelijk plagiaat door Nico de Haas]. De Vrije Kunstenaar, 15-10-1943.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010448799:mpeg21:a0005
SS-redacteur. Geloof in het hart de sterkste kracht ter wereld. Algemeen Handelsblad, 23-12-1943.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=KBNRC01:000043137:mpeg21:a0021
NN. Letterkundige prijsvraag. Het Vaderland, 13-05-1944.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010021338:mpeg21:a0026
NN. Kring Amsterdam: Nico de Haas over "Ambtenaar, kunstenaar en criticus". De Nederlandsche jornalist, 15-07-1944.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010493070:mpeg21:a0007
NN. Nederlandsche Literatuurprijzen 1943. Dagblad van het Zuiden, 31-07-1944.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010325912:mpeg21:a0022
NN. Nederlandsche Literatuurprijzen 1943. Twentsch Nieuwsblad, 31-07-1944.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAEN01:000064883:mpeg21:a0009
NN. 'Wij zijn gesneuveld. Het Parool, 25-04-1945.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010436458:mpeg21:a0007
NN. Niet dood, maar ondergedoken. [Over SS-Unterscharführer Hendrik Lindt en Nico de Haas. Trouw, 01-05-1945.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010443552:mpeg21:a0004
NN. Helden van den kouden grond. Trouw, 09-05-1945.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010442923:mpeg21:a0004
NN. Letterkundigen uitgesloten. Het Parool, 31-10-1945.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMNIOD05:000107074:mpeg21:a0034
NN. De zuivering van De Arbeiderspers. De zaak-Van Overbeek. Het Vrije Volk, 13-11-1947.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010949836:mpeg21:a0062
NN. De zuivering van De Arbeiderspers. Het Vrije Volk, 15-11-1947.
http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010949838:mpeg21:a0087

Frank van den Bogaard. Een stoottroep in de letteren. 'Groot Nederland', de SS en de Nederlandse literatuur (1942-1944). Stichting Bibliographia Neerlandica, 's-Gravenhage, 1987. 287p.
Gerard Groeneveld. Zwaard van de geest. Het bruine boek in Nederland 1921-1945. Uitgeverij Vantilt, Nijmegen, 2009 (2de druk - eerste druk 2001).

Boeken, brieven en/of materiaal van, over en/of aan Nico de Haas bevinden zich in:

Koninklijke Bibliotheek, Den Haag


























1936 tiental Kinderliedjes gezongen door Jacob Hamel’s A.V.R.O. Kinderkoor Piet Marée 1/100 Dutch Photographic Publications from the Wingender Collection Photography

$
0
0

Amsterdam : Algemeene Vereeniging "Radio Omroep"; [32] p, 28 cm

Collectors Mania 1/100 Dutch Photographic Publications from the Wingender Collection Photography

This publication highlights over 70 hidden gems from the Wingender collection, one of the most comprehensive collections of Dutch photobooks today. Since 1956 Jan Wingender accumulated 7000 photobooks, ranging from the 19th century to now.

The collection comprises photo books by photographers such as Ed van der Elsken and Eva Besnyö, as well as rare vernacular publications such as photographically illustrated company books, schoolbooks, and political pamphlets. As such it offers an overview of a rapidly transforming visual culture in the Netherlands, and makes the development of applied Dutch photography insightful. The collection was acquired by the Nederlands Fotomuseum in 2013.
 






MAREE (Piet). [MUSIQUE]. [PHOTO].

Kinderliedjes gezongen door Jacob Hamel’s A.V.R.O.
Kinderkoor illustratie en verzorging Piet Marée. Algemeene Vereeniging “Radio Omroep”.
Amsterdam, 1933, [1934, 1935, 1936, 1937, 1938, 1939, 1950].

8 volumes in-4 (280 x 205 mm) et (265 x 20) pour le dernier volume de (32), (30) ou (28) pp. - Couvertures cartonnées souples en couleurs, illustrées de photomontages, volumes reliés par un cordonnet de couleur, une reliure plastique ou métallique pour le dernier titre.

EXTRÊMEMENT RARE SÉRIE COMPLÈTE des recueils annuels de chansons et partitions illustrés de photomontages, photos et illustrations couleurs par Piet Marée (1903-1999) et publiés par la société de radiodiffusion AVRO.

Ouvrages d’avant-garde aux compositions typographiques et à l’illustration hors normes. Il n’y eut pas de publication entre 1940 et 1949 et l’ensemble complet, comme ici, est introuvable.






























Viewing all 1008 articles
Browse latest View live