Schilderend met licht oude meesters achterna
Om Nederland te beschermen tegen overvloedig water zijn zandplaten verhoogd, waterbekkens aangelegd en kregen rivieren extra aftakkingen. Wat bleek: deze nieuwe natuur lijkt erg op de landschappen zoals de Hollandse meesters die ooit schilderden. Fotograaf Loek van Vliet zocht de overeenkomsten.
Tekst Sandra Smallenburg
Dit is hoe we het Nederlandse landschap al eeuwenlang kennen. Een brede rivier die meanderend door het laagland trekt. Een moerasgebied waar oude loofbomen met hun voeten in het rimpelloze water staan. Uiterwaarden waarin nog plassen staan van de laatste overstroming. Of een uitgestrekt strand waar schelpen bloot zijn komen te liggen tijdens het laagtij.
Zo schilderden Salomon van Ruysdael, Jacob Isaaksz van Ruisdael, Jan van Goyen en later ook Jan Hendrik Weissenbruch het Hollandse landschap in de afgelopen eeuwen. Als een schitterende confrontatie van wolken en water. En zo fotografeerde Loek van Vliet ditzelfde land in de afgelopen maanden opnieuw. Ogenschijnlijk is er niets veranderd. Het Dwingelderveld ligt er net zo verstild bij als op het schilderijBoslandschap met moeras van Jacob van Ruisdael uit 1665. En de bocht in de Oude Maasarm die Van Vliet in het Limburgse Ooijen-Wanssum fotografeerde, is typisch zo’n stukje rivier waar Salomon van Ruysdael in de zeventiende eeuw graag een veerpontje in had geschilderd.
Maar schijn bedriegt. Want de door Van Vliet vastgelegde stranden, moerassen en uiterwaarden zijn jonge landschappen, opnieuw door mensenhanden gecreëerd. Ze maken deel uit van de zogenaamde klimaatbuffers: gebieden waar natuurlijke processen de ruimte krijgen en die ons land moeten beschermen tegen de gevolgen van de klimaatverandering.
In 2006 is de Coalitie Natuurlijke Klimaatbuffers, een samenwerkingsverband van zeven natuurorganisaties, begonnen met de aanleg van deze klimaatbuffers, met als doel Nederland veiliger en tegelijk mooier te maken. Dit voorjaar is het programma afgerond en inmiddels zijn op meer dan twintig plaatsen nieuwe natuurgebieden ontstaan. Zandplaten zijn opgehoogd, zoals bij de Zeeuwse Roggenplaat, habitat van zeehonden en trekvogels. Rivieren kregen aftakkingen en bekkens, zodat er bij hoog water geen steden meer bedreigd worden. En het mooie is: die nieuwe natuur bleek erg te lijken op de oer-Hollandse landschappen die we uit de schilderkunst kennen. Met weiden waar runderen grazen en watertjes waar mensen zich voor hun plezier ophouden – precies zoals op die oude schilderijen.
Om die gelijkenissen te benadrukken werd ter afsluiting van het project een fotograaf op pad gestuurd om de nieuwe natuur vast te leggen. Kunsthistorica Maartje van den Heuvel, verbonden aan de Universiteit Leiden en opdrachtbegeleider, koos vier schilderijen die thematisch aansloten bij de nieuwe landschappen. Fotograaf Loek van Vliet, in 2010 afgestudeerd aan de kunstacademie in Den Haag, trok vervolgens met kleurenkopietjes van die schilderijen het land in. „Ik ben eerst naar het Rijksmuseum en Museum Boijmans Van Beuningen geweest”, vertelt hij, „om te kijken hoe die oude schilders te werk gingen.” Ook las hij studies over hoe zij de atmosfeer in het landschap verbeeldden. „De hoogte van de horizon, de mate van heiïgheid, het moest allemaal perfect kloppen.”
Dat betekent niet dat Van Vliet op exact dezelfde locaties heeft gewerkt als de Hollandse schilders eeuwen geleden. Van Goyens Gezicht op Arnhem vond hij uiteindelijk terug in Vlijmen, bij Den Bosch. De kerk heeft plaatsgemaakt voor een modern ziekenhuis, maar de lucht is nog net zo grijs en drukkend als in 1644. „Het schilderij van Van Goyen stamt uit zijn groen-bruine periode”, zegt Van Vliet. „Dus heb ik de kleurcontrasten achteraf op de computer wel iets aan moeten passen zodat de tonen overeenkwamen.”
Maar meestal wachtte Van Vliet geduldig tot de juiste omstandigheden zich voordeden, tot er een mooie wolkenlucht voorbijtrok, of het water precies de goede hoogte had bereikt. Zes uur stond hij in zijn geleende droogpak in het water van de Oude Maasarm, waarna hij het juiste standpunt uiteindelijk toch op de oever vond. In het Drentse Dwingelderveld moest hij lang wachten tot de wind ging liggen en de rimpelingen in het water voor precies die mooie natuurlijke reflectie in het water zorgden als op het schilderij van Ruisdael. Van Vliet: „Het voelde alsof ik in de voetsporen van die oude schilders trad.”
Het Strandgezicht met schelpenvissers, dat Weissenbruch in 1891 vermoedelijk in Scheveningen schilderde, vond Van Vliet uiteindelijk terug op de Roggenplaat. „Dat brede, geleidelijk aflopende strand is een landschap dat in Nederland in de twintigste eeuw afnam”, vertelt kunsthistorica Maartje van den Heuvel. „Dat kwam door moderne oplossingen als Deltawerken en zeeweringen. Maar de Coalitie herstelde dergelijke zand- en schelpenplaten om dijken en dammen te beschermen en de natuur klimaatbestendiger te maken. Zo keren oude landschapselementen weer terug.”
Het belangrijkste doel van de klimaatbuffers is natuurlijk het hoofd te bieden aan het wassende water, zegt Van den Heuvel. „Maar het is een mooi neveneffect dat die nieuwe landschappen ook esthetische kwaliteiten hebben. In de klimaatbuffers heeft de natuur weer een wat losser karakter. Het zijn landschappen met grassige weiden met koeien, meanderende rivieren met vissers, kreken achter duinen en polderakkers die worden bewerkt door boeren.” Precies het soort landschappen dus dat dankzij de export van onze schilderkunst in het buitenland herkend wordt als oer-Hollands. „Het is interessant voor bewoners én toeristen dat zij deze landschappen hier nu weer terugzien.”