Robert Soublette (1846-1921) en zijn zoon Tito (1870-1938) waren rond de eeuwwisseling de belangrijkste fotografen op Curaçao. Robert Soublette richt zich, na eerst wat andere beroepen te hebben uitgeoefend, in 1880 helemaal op de fotografie. Naast het uitvoeren van opdrachten en het maken van studiofoto's trok Soublette eropuit om buitenopnames te maken. Vaak van dezelfde standpunten met een aantal jaren ertussen. Hiermee worden de veranderingen van toen in beeld gebracht. Robert Soublette was een druk en gevierd fotograaf. In 1904 werden veel foto's van hem (anoniem) in een speciaal album gedaan. Dit album is toen aangeboden aan H.M. Koningin Wilhelmina door de kolonie Curaçao. Als gevolg hiervan verwierf het bedrijf Soublette et Fils de status van hoffotograaf. Het werk van de Soublette's werd gebruikt om artikelen en ander publicaties over Curaçao te illustreren. Zij hadden een groot gevoel voor compositie, hetgeen te zien is op de vele foto's die zij hebben gemaakt van Willemstad. Veel van hun foto's werden ook als ansichtkaart uitgegeven. In de tentoonstelling over het werk van vader en zoon Soublette was werk te zien uit verschillende collecties: het Tropenmuseum, het Maritiem Museum uit Willemstad, Curaçao, het KITLV, de fraters van Tilburg en het klooster Maria Dal in Roosendaal. De expositie kwam tot stand in samenwerking met de stichting Maritiem Museum Curaçao. Ter gelegenheid van deze expositie is het boek "Soublette et Fils. Photography in Curaçao around 1900" van J. A. Schiltkamp, E. van Reeven, S. Wachlin en B. Smit verschenen.
Een fotografische schatkist wordt geopend
Dozen en dozen vol met foto’s bevinden zich in het archief van de Fraters van Tilburg. In een groot aantal van die dozen, die bewaard worden in de kelder van het generalaat aan de Gasthuisring in de Brabantse stad waar de congregatie haar oorsprong heeft, zijn de foto’s opgeslagen die de fraters maakten op de Nederlandse Antillen en in Suriname. Dat ‘Caribische’ deel van de fotocollectie bestaat uit naar schatting zo’n dertigduizend afbeeldingen die tussen 1886 – het jaar waarin de eerste drie fraters naar Curaçao vertrokken – en ergens aan het einde van de twintigste eeuw zijn gemaakt.
De tienduizenden foto’s vormen een schat aan beeldmateriaal, afkomstig uit een gebied dat van oudsher maar een marginale betekenis in de fotografie heeft gehad. Nadat de ontdekking van de fotografie in 1839 wereldkundig was gemaakt en zich over de wereld verspreidde, kwam die nieuwe uitvinding ook op de Nederlandse Antillen en in Suriname terecht. Caribische en Amerikaanse rondreizende fotografen deden ook de Antillen en Suriname aan met voornamelijk portretfotografie. De fotografische activiteiten breidden zich in deze gebieden steeds meer uit, en ook hier kwamen er permanent gevestigde studio’s.
Maar in de West bleef de ontwikkeling van de fotografie duidelijk achter wanneer die vergeleken wordt met de ontwikkeling in het koninkrijksdeel in de Oost. Zo bleef het aantal fotostudio’s in Suriname in de periode 1839-1939 beperkt tot enkele tientallen, terwijl dat er in Nederlands-Indië maar liefst 450 waren. Mogelijk komt dit door het feit dat de Oost voor het moederland economisch veel belangrijker was dan de Antillen en Suriname, en dat er een verband bestaat tussen ‘economisch gewin en grote daden in een kolonie’ en het al dan niet totstandkomen van ‘een grote fotoproductie’. Hierdoor is slechts een beperkt visueel historisch beeld van de West bewaard gebleven en in dat opzicht mag de uitgebreide collectie van de Fraters van Tilburg een zeer welkome aanvulling genoemd worden.
Deze vooralsnog onaangeboorde bron was tot voor kort vrijwel onbekend buiten de congregatie. Slechts sporadisch zijn foto’s uit het uitgebreide aantal dozen gehaald en bijvoorbeeld voor een publicatie gebruikt. In 2009 kwam daar verandering in. Toen toog een delegatie van Stadsmuseum Tilburg en de Stichting Cultureel Erfgoed Caribisch gebied & Nederland samen met de Tilburgse hoogleraar Arnoud-Jan Bijsterveld naar het generalaat om een eerste grove inventarisatie van de fotocollectie te maken. Daar vloeide een project uit voort dat onder meer de digitalisering en beschrijving van de Caribische fotocollectie beoogt. Dit omvangrijke karwei zorgt er niet alleen voor dat de foto’s niet verloren gaan, maar maakt het daarnaast mogelijk om de collectie toegankelijk te maken voor eenieder die erin geïnteresseerd is. Het is namelijk de bedoeling dat de Caribische foto’s op internet te bekijken zullen zijn.
Sommige van de Caribische foto’s uit de verzameling van de fraters zijn als losse stapeltjes in bruine enveloppen gestopt, andere zijn in fotoalbums geplakt. Ook zijn er veel met lijm op – niet-zuurvrije – vellen papier geplakt. Deze lijm is overigens veelal al aan het loslaten en heeft vlekken op het fotopapier achtergelaten: conservatie door digitalisering is dus geen overbodige luxe. Op de enveloppen waarin de foto’s bewaard worden, is in veel gevallen met pen een korte notitie gemaakt om aan te geven wat er op de foto’s in die betreffende envelop te zien is. Andere zijn zonder verdere aanduiding of beschrijving opgeborgen.
De Caribische foto’s werden vaak door de fraters zelf gemaakt, maar ook is er in de collectie werk te vinden dat afkomstig is van beroepsfotografen of fotobureaus. Singer, Fischer en verschillende andere namen van professionele makers zijn op de foto’s terug te vinden. Een fraai, zij het in omvang relatief klein onderdeel, is een boek dat foto’s bevat van vader Robert Soublette en diens zoon Tito. Opererend onder de naam Soublette et Fils legden zij het Curaçao vast van eind negentiende, begin twintigste eeuw. Met name in de portret- en panoramafotografie was deze belangrijke, voor die tijd erg moderne Antilliaanse fotostudio erg bedreven.
Maar behalve werk van beroepsfotografen bevat de collectie enorm veel foto’s die gemaakt zijn door fraters zelf, door amateur-fotografen dus. Deze ‘kiekjes’ werden geschoten bij allerlei feestelijke gelegenheden (zoals kloosterjubilea en feestdagen) en bezoeken, en tijdens excursies en uitstapjes. De lokale bevolking, maar met name de fraters zelf en de omgeving waarin zij werkten, zijn erop vastgelegd. Zo geven ze inkijkjes in de scholen en het leven in de fraterhuizen. Een potje kaarten in de recreatiezaal van een fraterhuis, genoeglijk met een groepje medefraters een drankje nuttigen, genieten van een sigaar, dergelijke alledaagse beelden werden ook gefotografeerd. In zekere zin heeft de verzameling wel iets weg van een familiealbum, dat foto’s bevat van leuke en gedenkwaardige momenten waarop de eigen familie en andere naasten zijn afgebeeld. Zo is het met de foto’s van de fraters ook: er zijn leerlingen en personen uit de Antilliaanse en Surinaamse gemeenschap afgebeeld, maar beelden met de religieuzen erop lijken ‘het hart’ te vormen van de collectie.
Nochtans waren er verschillende fraters die uitstekend konden fotograferen, zoals frater Arnoldo Broeders, één van de eerste natuurfotografen op Curaçao.
Bij het doornemen van de collectie ontstaat het beeld van een geheel dat zonder voorafgaand vastgestelde opzet bijeen is gebracht. Foto’s die afkomstig zijn uit de privécollecties van fraters, zijn bijvoorbeeld na hun overlijden in de collectie van de congregatie terechtgekomen. Ook werden foto’s naar medefraters in Nederland gestuurd en kwamen via hen in de congregatiecollectie terecht, of ze waren bijvoorbeeld gemaakt als propagandamateriaal of als illustratie voor een van de fratertijdschriften. Maar er zijn ook foto’s die speciaal voor die algemene collectie zijn gemaakt. Bijzondere gebeurtenissen in de geschiedenis van de congregatie werden bijvoorbeeld vastgelegd en feestelijke aangelegenheden die zich afspeelden in de omgeving waarin de fraters werkzaam waren en/of waarbij zij betrokken waren, werden op de gevoelige plaat vastgelegd. Daarnaast zijn er veel afbeeldingen die naar thema gefotografeerd lijken te zijn. Welke frater(s) die taak van ‘chroniqueur’ op zich had(den) genomen, is niet altijd duidelijk.
Aangezien de fraters een langere periode op de Antillen hebben doorgebracht dan in Suriname, het frateronderwijs in Suriname zich in vergelijking met dat op de Antillen maar weinig uitbreidde, én de fraters op Curaçao meer vertegenwoordigd waren dan in de andere missiegebieden waar zij werkzaam waren, zal de nadruk wat meer liggen op de Antilliaanse geschiedenis en de foto’s die daaraan gekoppeld kunnen worden. Bovendien heeft het grootste deel van de Caribische foto’s dat op moment van schrijven gedigitaliseerd is, betrekking op de Antillen.
Otrabanda means 'the other side' in Papiamentu, the Caribbean's oldest and largest creole language, spoken by the natives of Aruba, Bonaire and Curaçao and Dutch Antillean immigrant communities in the Netherlands.
It also is the name of the famous district in Curaçao's capital, Willemstad, that is home to one of the Caribbean's liveliest creole music communities.
The photo: Left, in the foreground, the 'barrio' Otrabanda, in the middle the so-called "Pontjesbrug", the floating bridge. On the right side Punda, in the foreground the "Waterfort", the fortress. In the background the "mountains" Seroe Pretoe, Veeris Berg and Jack Evertszberg. In the middle, behind the "Pontjesbrug" the old Dutch fortress Nassau. To the far right, the "Tafelberg".
Links op de voorgrond de wijk Otrabanda, midden de "Pontjesbrug", rechts de wijk Punda met op de voorgrond het "Waterfort", het Nederlands bestuurscentrum. Op de achtergrond de "bergen" Seroe Pretoe, Veeris Berg en Jack Evertszberg (links). Midden, achter de Pontjesbrug, het fort Nassau. Uiterst rechts, in nevelen: de Tafelberg. ( Historic photograph/Historische opname: Soublette et fils, circa/about 1910. © 1999 Stichting Monumentenzorg Curaçao / Kit Press Amsterdam)