Quantcast
Channel: Bouilla Baise Work in progress
Viewing all 1008 articles
Browse latest View live

Al negentig jaren touw van de G.M.G. Goudsche Machinale Garenspinnerij Graphic Design Charles Jongejans Ad Windig Company Photography

$
0
0

Al negentig jaren touw van de G.M.G. [Text (firm's history). Photography Ad Windig. Layout: Charles Jongejans].
Gouda, 1951, 22 b&w photographs / bedrijfsreportage / aanzicht fabriek, productieproces van-grondstof-tot-eindproduct, waslokaal, kantine, administratief personeel). - Ill. 3 b&w photographs, 1 color / logo's en keurmerk)., NN, Firmenschrift, Photographie - Anthologie - Auftragsphotographie, commissioned photography - Nederland, Niederlande - 20. Jahrh.,


Ad Windig (1912-1996) deed in de eerste oorlogsjaren werkervaring op bij Carel Blazer en Emmy Andriesse en was in 1945 een van de oprichters van de GKf (Gebonden Kunstenaarsfederatie fotografen). Hij ging in 1948 voor enige jaren met Carel Blazer een compagnonschap aan onder de naam Blazer en Windig ('een wat tochtige naam'). Ad Windig was op zijn beurt leermeester van Ed van der Elsken en Philip Mechanicus. Het doel van de fotografie was voor hem de publicatie: boeken maken, opdrachten en reclamedrukwerk; een ander gebruik had voor hem geen waarde. Gelukkig is zijn complete archief bewaard gebleven. Van zijn reisfotografie die hij in de loop der jaren in zijn favoriete Frankrijk maakte stelde het MAI een tentoonstelling samen onder de titel 'Les Vacances de Monsieur Windig' (Maison Descartes, Amsterdam 1997) (bron: Geschiedenis van De Nederlandse Fotografie, uitgeverij Voetnoot, 1993).

Universiteitsbibliotheek toont werk Jongejans; Ontdekkingen van een eigenzinnige estheet

Veertig jaar geleden deed industrieel en grafisch ontwerper Charles Jongejans iets wat voor en na hem maar weinig ontwerpers hebben gewaagd: hij liet het grootste deel van een boek zetten in een cursieve halfvette letter op een breedte van 28 cicero, hetgeen overeenkomt met bijna 12,5 centimeter; de alinea's liet...

HUB. HUBBEN 6 januari 1998, 00:00


AMSTERDAM Eerder had Jongejans zich de woede van letterontwerper Jan van Krimpen op de hals gehaald door het gedenkboek Een eeuw Hoenderloo 1851-1951 eveneens in een cursieve letter (de Bodoni) en in Engelse regelval te zetten - begin jaren vijftig een opzienbarende wijze van tekstbehandeling. Door toedoen van jurylid Jan van Krimpen ontging Jongejans de Staatsprijs voor Typografie, maar even later werd Een eeuw Hoenderloo - met door Jongejans strak geregisseerde foto's van Paul Huf - niettemin bekroond als een van de Best Verzorgde Boeken. Nog veel bonter, in de ogen van de critici, maakte Jongejans het in het boekenweekgeschenk van 1962, Een schot in de lucht van Anton Koolhaas met illustraties van Anne Mieke van Ogtrop. Alinea's springen nu weliswaar in maar beginnen onder het laatste woord van de voorgaande alinea. Het duurt even voordat de speelse systematiek van het ontwerp zich openbaart, want op het eerste gezicht lijkt het alsof een gruwzaam lettervretertje zich aan de pagina's tegoed heeft gedaan.Huib van Krimpen (zoon van) ontstak in de vakpers in razernij: 'Aan het geschenk 1962 is alles rot wat er maar rot kan zijn. Het summum van het hele boekje is overigens de alinea-indeling die hij zich meent te kunnen permitteren. Dit moet men zien om te kunnen geloven'.Ruim dertig jaar later is de nalatenschap van Charles Jongejans (1918-1995) opgenomen in de collectie Zeldzame & Kostbare Werken van de Universiteitsbibliotheek in Amsterdam; een selectie daaruit stelt de bibliotheek tentoon onder de titel Charles Jongejans, eigenzinnig estheet, eigenzinnig docent.In de vooroorlogse jaren kwam Jongejans op de Haagse Academie van Beeldende Kunsten in aanraking met docenten als Gerard Kiljan en Paul Schuitema, door hun collega's betiteld als 'de maniakken' vanwege hun moderne opvattingen over het ontwerpersvak. Conventionele begrippen over esthetica schoven zij terzijde; essentieel was het hoe en waarom van de vorm. In plaats van de opdrachtgever naar de ogen te kijken dienden ontwerpers een vormscheppend proces te ontwikkelen. De introductie van de foto als dynamisch en 'objectief' grafisch element maakte eveneens deel uit van de door Schuitema en Kiljan gepropageerde Nieuwe Zakelijkheid.Meteen na de oorlog vestigde Jongejans zich als zelfstandig ontwerper. Hij maakte jaarverslagen, gedenkboeken en gelegenheidsuitgaven, dikwijls met foto's en illustraties van hemzelf zoals bijvoorbeeld in het Kerstnummer van 1956 waaraan overigens ook Jan Bons illustraties bijdroeg. Jammer genoeg toont de expositie - door Kirsten Langmuur en Cilla Tibbe met veel zorg ingericht - slechts twee van de zes pagina's waarop Jongejans jongleert met afbeeldingen van voor die tijd moderne industriële produkten. In zijn boektypografie streefde Jongejans naar een integratie van tekst een beeld, en het eigenzinnig regisseren van beide elementen leidde tot complexe producties die doorgaans buiten het reguliere uitgeverscircuit vielen.Zijn opdrachtgevers waren onder meer Ahrend, de Bijenkorf, de Gemeente Amsterdam, waarvoor hij meerdere kalenders ontwierp, de papiergroothandel Proost & Brandt, het Holland Festival en Goed Wonen. Als tentoonstellingsontwerper was Jongejans betrokken bij Jeugd van Nederland en Het Atoom en De Nederlandsche Vrouw, omvangrijke manifestaties in naoorlogs Nederland.Het gedachtegoed van zijn leermeesters is herkenbaar in de reeks uiteenlopende industriële produkten die Jongejans ontwierp: een buisframe stoel, een brievenbus voor de PTT, een fruitschaal, een bureaulamp, meet- en regelapparatuur voor Honeywell - functionaliteit stond voorop.Naast ontwerper was Charles Jongejans tussen 1948 en 1981 docent aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam, aanvankelijk het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs geheten. Hij onderwees er letterstudie en typografie en richtte in 1953 - het vak van grafisch ontwerpen krijgt gaandeweg enige status - een aparte afdeling typografie op.Onder zijn leerlingen bevonden zich later bekend geworden ontwerpers als Paul Mijksenaar, Wim Crouwel, Lies Ros, Ewald Spieker en Jan Boterman. Laatstgenoemde noteert in het bij de expositie verschenen vouwblad: 'Jongejans liet je steeds opnieuw kijken naar letters en vormen van typografie. ''Zo hoort het'' in de typografie was taboe. Hij drong haast ongemerkt aan op het ontwikkelen van, zoals hij het noemde, een eigen handschrift, waarbij je oog moest hebben voor de mogelijkheden die kunnen ontstaan door ''zomaar te typograferen''. Hij bedoelde hiermee dat door het spel van taal en letters in de handzetterij ontdekkingen konden worden gedaan, die achter je tekentafel niet waren ontstaan.'Op de expositie is veel ruimte vrij gemaakt voor de werkstukken die studenten in opdracht van Jongejans vervaardigden, veelal daterend uit de periode vóór 1967. Begin jaren zeventig werd aan de Rietveld Academie de afdeling typgrafie opgeheven en ondergebracht bij de afdeling grafisch ontwerpen.Op Jongejans' eigen initiatief, want hij onderkende tijdig dat de opkomst van de beeldcultuur een ander onderwijsprogramma vereiste. Dat laat onverlet dat het eigenhandig zetten van en experimenteren met (loden) letters en vormen een ook vandaag nog zichtbare invloed heeft gehad op een vooraanstaande generatie ontwerpers.In Allesbehalve Plat (Amsterdam, 1989), een van zijn laatste publicaties, maakte Charles Jongejans een wandeling door openbaar letterland: 'Een schoolvoorbeeld van onverschilligheid blijft wel de belettering van ons Nationale Monument. De tekst is fraai getekend door Jan van Krimpen en vakkundig in steen gehakt, maar het resultaat oogt meer als ornament dan als leesstof. Om de tekst toch te kunnen overzien, is op de achterzijde van het monument een plaquette aangebracht. Helaas sloop er een foutje in, en omdat men te bedonderd was het hele ding opnieuw te maken, ontstond een ander monument: dat van onze Vaderlandse Zuinigheid. Mocht het ooit nog eens hersteld worden, dan moet het voor dubbelfocusdragers meteen op de goede hoogte geplaatst worden.'Binnenkort weten we of bij de restauratie van het monument zijn opmerking ter harte is genomen.Charles Jongejans, eigenzinnig estheet, eigenzinnig docent. Tentoonstelling in de Universiteitsbibliotheek Amsterdam. Tot en met 16 januari.

In 1861 namen vijf Goudse (klein)garenfabrikanten[1] het initiatief om aan de Turfsingel in Gouda een garenfabriek te stichten waarbij gebruikgemaakt werd van stoommachines. De fabriek ging daadwerkelijk in 1862 van start en bood werkgelegenheid vanaf het begin aan meer dan honderd werknemers. Tot die groep werknemers behoorden in die beginperiode ook enkele tientallen kinderen. Na 1874, toen de Kinderwetje van Van Houten werd aangenomen, was het verboden om kinderen onder de twaalf jaar te laten werken. Aanvankelijk produceerde het bedrijf halfproducten, maar toen de kleingarenfabriekjes hun productie moesten verlagen vanwege het verlies aan kindarbeid, schakelde het bedrijf over op de fabricage van eindproducten.[2]

De in 1880 benoemde directeur Eldert Kortenoever breidde het bedrijf verder uit met nieuwe stoomketels en -machines. In 1891 werd er een nieuw machinegebouw bij de bestaande fabriek gevoegd. Een gevelsteen uit dit jaar is bewaard gebleven.[3] Ook in 1896 werd het bedrijf verder uitgebreid met een nieuw fabrieksgebouw. De uitbreiding van het bedrijf leverde in de omgeving hinder op, de omwonenden klaagden over het "toewaaien van fabrieksafval en stof uit het hekelhok".[4] In hetzelfde jaar 1896 vond er een grote staking plaats, waarbij 120 mannen en vrouwen het werk gedurende acht dagen neerlegden. Uiteindelijk was de stakingskas ontoereikend om resultaat te kunnen boeken.[5]

In 1901 kwam er een dynamolokaal bij en in 1906 een ijzeren watertoren. Ook in 1908 en in 1913 werd het complex verder uitgebreid met enkele fabrieksgebouwen. Het aantal werknemers nam toe tot ruim 400 in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog. In de winter van 1917 ging een deel van het complex door brand verloren. De brand bleef beperkt tot het oude gedeelte van het complex, waarvan de bovenverdiepingen met voorraden en machinerieën verloren ging. Het nieuw gebouwde gedeelte uit 1916 bleef echter gespaard.[6] In 1923 werd er gedurende een periode van veertien weken gestaakt tegen een voorgenomen loonsverlaging. Na bemiddeling door burgemeester Mijs werd de staking beëindigd en gingen de stakers akkoord met loonsverlaging, die geringer was dan aanvankelijk was voorgesteld.[7]

In 1961 verkreeg het bedrijf ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan het predicaat Koninklijk. Ook in die tijd werkten er nog zo'n vierhonderd werknemers.[8] Na de jaren zestig was de bloeitijd van de Goudse garenindustrie voorbij. In 1981 werd het bedrijf verplaatst naar Waddinxveen. De gemeente Gouda kocht het fabriekscomplex in de jaren zeventig van de 20e eeuw en vestigde er een sociaal-cultureel centrum voor de wijk Korte Akkeren. Van het gebouw bleven alleen de buitenmuren behouden, binnen werd het gebouw volledig gesloopt en heringericht. Het Cultuurhuis Garenspinnerij werd op vrijdag 7 maart 2014 officieel geopend door wethouder Daphne Bergman.
















All aboard | Linen for the High Seas 1900-1970 Rotterdamsche Lloyd Baloeran DSS Slamat Textiel Museum Tilburg

$
0
0

All aboard | Linen for the high seas, 1900-1970

21 November 2015 till 30 October 2016
From table damask to household textiles, this exhibition gives an impression of the linen used aboard large passenger ships between 1990 and 1970. Such linen was custom made for Dutch shipping companies such as Holland America Line and Koninklijke Hollandsche Lloyd. In the first quarter of the 20th century, the global shipping industry encounters a rapid expansion to meet increasing demand for passenger and freight transport. Shipping companies operate scheduled services to a broad network of destinations, from China and Japan, to Africa and South America. Over the course of time, the ships become more spacious and comfortable. Large and luxurious areas emerge, particularly in first class, including: smoking-, music- and ladies’ rooms, as well as special conversation and dining salons. Interior design also gains importance. Artists are commissioned for everything from furniture and walls, to floors and linen.
photo: Tablecloth Koninklijke Hollandsche Lloyd, Designer: unknown, Year: 1929, Material: linen, Technique: damask woven, Production: W. J. van Hoogerwou & Zn. (Boxtel), Collection TextielMuseum, Photo: Joep Vogels commissioned by TM

From tablecloth to hand towel
Dining in first class naturally takes place at tables decked out in damask. Between 1900 and 1970, Dutch linen mills produced thousands of tablecloths, serviettes, napkins and towels in all shapes and sizes. Tea towels, washroom linen and cleaning cloths: all feature a fitting pattern or the shipping company logo.
‘Modern’ design also makes an appearance here in the first quarter of the 20th century. Gone are the traditional historical patterns, making way for fresh Art Nouveau designs. For KNSM (Koninklijke Nederlandsche Stoomboot Maatschappij), Theo Nieuwenhuis designs Art Nouveau damask in 1938 displaying a three-master, squid and shells. His contemporary, Chris Lebeau, creates a damask pattern with stylised seagulls for KPM (Koninklijke Paketvaart Maatschappij). Portraying only its logo, Holland America Line has a more subdued style, influenced by the ‘New Objectivity’ (Nieuwe Zakelijkheid) movement. After the Second World War, amid more pressing financial concerns, attention is no longer paid to such details as the design of shipping linen. Passenger shipping dwindles. Orders with linen mills also decrease gradually until the curtain finally falls on many factories around 1970. This spells the end of Dutch linen production. As for the ships, most have since sunk or been dismantled: disappearing forever along with their contents. Luckily some of the linen remains.
photo: Tablecloth Rotterdamsche Lloyd (RL) withmanual fa. Elias, Designer: unknown, Year: 1936, Material: linen, Technique: damask woven, Production: J. Elias Textielfabrieken (Eindhoven), Collection TextielMuseum, Photographer: Joep Vogels commissioned by TM




Rotterdam Lloyd Baloeran Dempo Sibajak Indrapoera Johan von Stein Graphic Design Photography

Softcover Rotterdam, R.L. nd.[c. 1935]. large 8 . orig. lettered & pict. stiff wraps, printed in 2 colours (black and white), orig. very thin paper dustjacket preserved. String through spine, recte of upper-wrap silver-coloured with white lettering. Title-p. printed in 2 colours (blue & white), with on left part track-map with legenda in black & blue with white lettering. Introd. on 2 L.l. with a beautiful illustration in centre-fold., 5 Ll. with short text descr. 4 passenger-ships of the company with large illustrations of the ships and their interiors on opp. page, folding-out, with more general information on last 2 L.l. A stunning piece of advertising-art, describing four major passenger-ships of company"s fleet, the Ms.s. "Baloeran, Dempo





Mapje met 12 originele ansichtkaarten uit de periode tussen 1924 en 1940, " Herinnering aan de reis met de D.S.S. Slamat" ( D.S.S. = Dubbelschroefs stoomschip)




























'Linnen damasten tafelgoederen' stalenboek No. 10 E.J.F. van Dissel & Zonen Design Chris Lebeau

$
0
0

'Linnen damasten tafelgoederen' stalenboek No. 10

Een stalenboek met een zwarte stijve kaft die in de lengte dubbel geklapt wordt (de titel staat daardoor eigenlijk op de achterkant van het boek). In de band zitten drie splitpennen. Elke pagina bevat links een pagina met afbeelding (alleen op eerste pagina een foto) van een tafellaken - servet - vingerdoekje. Op deze pagina worden het nr., het motief, de kwaliteit en een citaat uit diverse bronnen vermeld. Op de rechter pagina zit een stofstaal - 16 pagina's totaal met de volgende ontwerpen van Lebeau (m.u.v. de eerste: ontwerp van Cornelis van der Sluys!): 500, Marguerite; 505, Vlinder; 506, Braam; 508A, Hulst; 509, Roos; 512, Haantjes; 513, Klimop; 514, Bokken; 520, Narcis; 523, Papegaai; 525, Lente; 526, Pauw; 527, Eendjes; 528, Meidoorn; 560, Schoolvisschen en 561, Visschen.

VervaardigerChris Lebeau (ontwerper), Corn. van der Sluys (ontwerper), Linnenfabrieken E.J.F. van Dissel & Zonen (Eindhoven) (uitvoerder) Plaats Eindhoven Datering 1920 Objectnummer 06771 Objectnaamhuishoudtextiel, tafelgoed, stalenboek Materiaalpapier, linnen, foto Techniekdamastgeweven, bedrukt Deelcollectietextielvormgeving, huishoudtextiel Afmeting hoogte: 35.5 cm, breedte: 34.0 cm

Zie ook

Vorstelijk Damast Linnenfabrieken van Dissel & Zoon Chris Lebeau Design Cas Oorthuys Company Photography
















Patroontekening voor een damasten servet met dessin "Haantjes"., Chris Lebeau, E.J.F. van Dissel & Zonen, c. 1906













Views of Sumatra Anneke Groeneveld C. B. Nieuwenhuis Dutch East Indies Photography

$
0
0


C. B. Nieuwenhuis
People gathered at pasar (market) at Bukittinggi (Fort de Kock). Sumatra. 1907
Anneke Groeneveld

C. B. Nieuwenhuis was a Dutch photographer active in Sumatra from about 1890 until his death on april 20, 19221. Once established there, he quickly came to be considered one of the island's best photographers. His fame depended largely upon his outstanding views of the Sumatran landscape, but landscape photography is only one theme in his varied body of work. A man of great talent, Nieuwenhuis kept up with technical developments of the medium and adapted his business to changes in the consumer market for photographs.
Christiaan Benjamin Nieuwenhuis was born in Amsterdam on July 4,1863. He spent his youth in Amsterdam, and in1883 he moved to Hardervijk. His early training in music enabled him to travel to Jakarta, following a young woman, Frederika J. S. van Ginkel, whom he had met during her leave in the Netherlands. He is reported to have left for Jakarta in 1884 as a member of the Royal Military Band. It was there, a few years later, that he learned photography at the studio of Koene & Co., which had been opened in mid-1887. It is not known how long Nieuwenhuis stayed in Jakarta, but it may have been until at least 1888.
By 1892, he had moved to Padang, Sumatra, where he set up his own studio in the side room of the house he designed and built at the Bentegweg. He married Frederika the following year. He placed a sign advertising his studio on the front of the house, exhibited his pictures on the outer veranda and ran advertisements in local newspapers. He made studio portraits in the carte-de-visite, cabinet and boudoir formats, using the more sensitive gelatin dry plates and faster lenses to shorten the posing time for his subjects. His customers were both Europeans and well-to-do native residents; he also received commissions to make official group portraits of Dutch colonial authorities.
In addition to making these portraits, Nieuwenhuis also sold views of Sumatran landscapes and towns that he made during photographic excursions into the countryside. He traveled extensively throughout Sumatra, from Sabang in the upper north to Palembang in the south. He consistently took his pictures from elevated and distant points in order to get overall views; street scenes of towns are rarely found. Nieuwenhuis' views show the contrasts of colonial influence and traditional life on the island. Some images that were especially popular among tourists depict only the forms and beauty of the landscape, but many illustrate his interest in showing the technical achievements of the modern time. He often photographed iron bridges and harbor yards, as well as the West Sumatran railway line and its stations.
The photographer also had an interest in ethnographic subjects he came across on his travels, and he made architectural views in Batak and Minangkabau villages. Locals posed for him with their tools and utensils, in their traditional dress, and Nieuwenhuis made some excellent anthropological group portraits. At one point prior to 1897, he received an assignment from the Dutch colonial government to photograph on the Mentawai Islands, on the west coast of Sumatra.
On occasions such as this he took anthropological pictures for his own use. In an account of his trip, Nieuwenhuis says that he found it difficult to photograph there since the people had not yet had contact with photography and were distrustful of the camera. Nieuwenhuis distracted them with small gifts and had to work patiently, since they would not remain still for long. In one instance, he gave a Radja an old military uniform to convince the man to pose for him. Nieuwenhuis later traveled to Nias, where he portrayed nobles and warriors posing in their most precious attire and full fighting kit. Despite their general interest, the real ethnographic value of these pictures is clearly doubtful.
Nieuwenhuis also made individual anthropological portraits in his studio. These images show isolated native "types" of Sumatra and Nias in a European setting. He sold prints of these ethnographic and anthropological pictures, along with his topographical views, to Europeans as souvenirs of Indonesia. The sales extended his income from his commissioned work, and his photographs were soon published in popular travel articles and scientific essays.
Always looking for enterprising ways to extend his photographic business, Nieuwenhuis asked the military governor, Van Heutsz, for permission to join a military campaign in Aceh, where war had broken out between natives and the colonial army. During January 1901, he spent nearly two weeks with the Royal East Indies Army on an expedition to Samalanga.
Nieuwenhuis and others had already taken pictures showing the military presence in Aceh, but they were static pictures of military settlements and portraits of soldiers that did not show the actual fighting. His Samalanga pictures are unusual because they were made while the conflict was going on. If his porters had not fled with his camera as soon as the actual man-to-man combat began, he would likely have taken pictures of the fighting itself, but he still can be considered the first actual war reporter in Aceh. Nieuwenhuis soon published an account of his experiences that included twenty-two pictures.2
The images served then as propaganda for the Dutch Army, and today they are symbols of Dutch military superiority in Indonesia. In a 1902 review of the book, the images were praised for their informative value. Although the reviewer did not regard them as beautiful, he considered them an interesting alternative to the written reports of the war that enabled readers to get a real view of how things looked.3 Later in 1902, Nieuwenhuis toured through Java with the amateur archaeologist Isaac Groneman to take archaeological pictures. Unlike earlier photographers, he depicted Borobudur and other temples in an artistic way, rather than presenting details for archaeological study.
By 1905, Nieuwenhuis had moved from Padang to Banda Aceh, and at the same time he advertised himself as a photographer in Medan. Medan was an important economic center where some of the best studios were established, including the Sumatran branch of Singapore's G.R. Lambert & Co. and the studio of Lambert's former employees, Kleingrothe & Stafhell. Nieuwenhuis did not want to miss economic opportunities in this center, and he traveled between the two towns. His studio was at the house of friends, the Reep family, and he stayed there several times a year. Nieuwenhuis' wife had died in 1898, and by this time he was taking care of his three children as well as his mother-in-law. He often took his children along to Medan to enjoy a holiday there and play with the Reep children.
In Banda Aceh, his firm issued picture postcards with views and portraits of Sumatrans. After 1910, Nieuwenhuis moved back to Padang, where he issued a series of postcards called Sumatra's Westkust (Sumatra's West Coast) as both photogravures and bromide prints. He also started reprinting and making enlargements of older views. This change in focus for his business was due to the growth of amateur photography, which lessened the interest in commissioned portraits, but the demand for quality views by professional photographers remained strong. In 1916, Nieuwenhuis photographed ethnographic artifacts from Aceh before they were sent to a museum in the Netherlands, and in 1918 he issued a portfolio, also called Sumatra's Westkust, that contained twenty-four photogravures of his most successful views.
In his later years in Padang, Nieuwenhuis made some excellent ethnographic and anthropological pictures of the Batak people. These differ from his earlier images in that they are more lively, showing people in action, at the market or dancing; they also show a more realistic vision of how life had changed within a decade. These images, in various sizes, were sold to tourists and were compiled into albums. Nieuwenhuis' daughters, Christine and Hermine, assisted in producing the albums. His elder daughter, Christine, continued to operate both the studio in Padang and the branch in Medan after Nieuwenhuis' death.


NOTES
1. Biographical information included in this essay has been taken from internal evidence in C. B. Nieuwenhuis' photographs, conversations by
the author with Mr. and Mrs. Cornelis-Niewenhuis and with Steven Wachlin, and from the following sources:
Maurik, J. van, Herinneringen van een totok, Indische typen en schetsen, Amsterdam 1897, 27-33.
Anneke Groeneveld, Toekang Potret: 100 Years of Photography in the Dutch Indies, 1830-1930, Museum of Ethnology, Amsterdam/Rotterdam,  1989. Wachlin, Steven, Commercial Photographers and Photographic Studios in the Netherlands East Indies 1830-1940: a survey, Amsterdam, 1989. Zweers, Louis, Sumatra, Kolonialen, koelies en krijgers, Houten, 1988, 12,105,127,160.
2. Nieuwenhuis, C De Expeditie naar Samalanga (Januari 1901), dagverhaal van een fotograaf te velde, Amsterdam, 1901.
3. Review in Tijdschrift van het Koninklijk, Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap, 2nd S-, XIX (1902), 436-437. 



C. B. Nieuwenhuis
People gathered at pasar (market) at BukGroup of villagers from the island of Siberut,
of the Menawai island group, off the south coast of Central Sumatra, c. 1910

C. B. Nieuwenhuis
Nias warriors in festive dress in front of their adat houses, c.1900.

C. B. Nieuwenhuis
Bridge at Anai Kloof, Sumatra, c. 1900


C. B. Nieuwenhuis
Distant view of river in Pedang, Sumatra, c. 1900




NIEUWENHUIS, C. - Sumatra's Westkust. Serie B.
Padang, C. Nieuwenhuis [c. 1912?]. - Collection of 24 views of the West Coast of Sumatra (numbered 25-48) taken by the photographer C.B. Nieuwenhuis reproduced in heliogravure; printed in brown with legends underneath. Orig. printed wrs. Oblong sm. 4to. (21,6 x 28 cm.).

Christiaan Benjamin Nieuwenhuis

Surau Taloek/Bukittinggi/Sumatera, fotograaf Nieuwenhuis, 1895-1905Nieuwenhuis kwam in 1884 als lid van de Koninklijke Militaire Kapel naar Jakarta. Hier leerde hij fotograferen bij het atelier van Koene & Co. In 1892 had hij zijn eigen studio in Padang op Sumatra, waar hij visitekaartportretten maakte van Europeanen en welgestelde Sumatranen.
Nieuwenhuis reisde veel door Sumatra en fotografeerde het landschap. Hij had bijzondere aandacht voor ijzeren bruggen, spoorwegen en stations. Daarnaast laten Nieuwenhuis' foto's de inheemse bevolking en de verschillende aspecten van hun cultuur zien. Hij fotografeerde huizen van de Minangkabauers, markttaferelen, vrouwen die de was doen in de rivier en mannen bij de moskee.
Ook maakte Nieuwenhuis foto's van de oorspronkelijke bewoners in hun traditionele kledij. Deze foto's werden, soms in albums, verkocht aan toeristen. Zij vonden hun weg naar Europa waar deze foto's verschenen in populaire reisverhalen en wetenschappelijke essays.

Uit:
Anneke Groeneveld, C.B. Nieuwenhuis' Views of Sumatra, in Toward Independence, A Century of Indonesia Photgraphed, San Francisco 1991, p. 64 t/m 71












Views & Reviews Poignant family snapshots THERE IS SOMETHING ABOUT MY FAMILY Fotodok Photography

$
0
0

THERE IS SOMETHING ABOUT MY FAMILY
FAMILY TIES THROUGH THE LENS OF 15 INTERNATIONAL PHOTOGRAPHERS
Every year, we take billions of family photos: a succession of mostly happy moments. But what if photographers and artists turned a more enquiring and critical lens on (their) families? From 3 April to 5 June, FOTODOK presents There is Something about My Family, an exhibition that takes a penetrating look at family ties.

In There is Something about My Family, 15 makers explore the influence of immigration, war, ideologies and other (major) societal changes on family ties. Mundane and recognisable family rituals and modern family compositions are also presented. With work by Michael Anhalt (DE), Sara Blokland (NL), Vicky von der Fuhr (NL), Vincent Gouriou (FR), Pieter Hugo (SA), Eddo Hartmann (NL), Marjolein Busstra and Rebecca van Hartskamp (NL), Vardi Kahana (IS), Anaïs López (NL), Pauline Bakker (NL) and Anisleidy Martinez (MX), Petra Mrša (HR), Ad Nuis and Arthur van den Boogaard (NL), Uljana Orlova (NL), Judith Quax (NL), Jana Romanova (RU) and Phillip Toledano (UK).

Photographers on family
Many of the makers have themselves become part of the sometimes uncomfortable situations and family relationships that they portray. Like Phillip Toledano (UK) in When I was Six, which recounts the loss of his sister and the impact of her death on his family. Or Anaïs López (NL) who, together with a filmmaker and writer, follows two Rwandan brothers as they are reunited with their mother in In my dreams I want to become a tourist. Or Pieter Hugo (SA) in Kin, a collection of images that focuses on all the people the photographer regards as family, from his parents to the nanny who raised him.

Two works by Michael Anhalt (DE) show the consequences of his parents’ decision to flee the former East Germany. In Eddo Hartmann’s (NL) photos of his childhood home, which he fled at the age of 14 with his brother and mother, the interiors tell their story. In Shvilishvili (grandchild), Jana Romanova (RU) delves into the family history of her Georgian grandmother, who was killed by a nephew. The exhibition also features the work of young, emerging photographers. Uljana Orlova (NL) documents the asylum procedure she and her mother went through in the 1990s, while Vicky von der Fuhr (NL) talks to her mother about their family.

Schrijnende familiekiekjes
Expositie Fotodok toont werk van vijftien fotografen die vat trachten te krijgen op hun familie.
Tracy Metz
21 april 2016

Pieter Hugo: 'Ann Sallies, who worked for my parents and helped raise me'. Douglas, 2013, uit de serie 'Kin'.

Phillip Toledano was zes toen zijn zusje van negen, Claudia, overleed. Thuis werd er niet meer over haar gesproken. De kleine Phillip ontwikkelde een passie voor planeten en verre zonnestelsels – zo ver mogelijk weg van dat onbegrijpelijke verdriet. Dat er een verband tussen was, begreep hij pas toen hij bij het overlijden van zijn moeder een doos vond met aandenkens aan Claudia: foto’s, briefjes van zijn zusje aan haar ouders, brieven van de moeder aan haar overleden dochter, een haarlok in een plastic zakje. Hij heeft er een fotoboek over gemaakt dat je de tranen over de wangen doet biggelen.

Dat geldt voor veel werk op de tentoonstelling There is something about my family bij Fotodok in Utrecht – bepaald geen aaneenschakeling van blije familiekiekjes. Femke Lutgerink en Jenny Smets kozen werk van vijftien fotografen uit acht landen. Ze maken goed zichtbaar hoe de makers het fotograferen en filmen aanwenden om vat te krijgen op hun eigen levens. In al hun intimiteit zijn het grote verhalen. Helaas botst zoals wel vaker bij Fotodok de veelheid aan projecten op de beperkingen van de ruimte.

There is something about my family

T/m 5/6 in Fotodok, Utrecht. Inl: fotodok.org

De Zuid-Afrikaanse fotograaf Pieter Hugo is een grote, gespierde, getatoeëerde kerel. Een van de indrukwekkendste foto’s uit zijn serie Kin (‘verwanten’) is die van hem naakt op bed met zijn pasgeboren dochtertje voor zijn kruis.

Een andere belangrijke vrouw in zijn leven was zijn zwarte nanny, van wie hij een prachtig weemoedig portret maakte. Maar tot zijn verwanten rekent Hugo ook daklozen die in het park liggen te slapen. In zijn land is het privéleven niet van het politieke te scheiden.

Nooit werd over het dode zusje gesproken

Hetzelfde geldt voor het Oost-Duitsland uit de jeugd van Michael Anhalt. Zijn ouders wilden vluchten met een zelfgebouwd vliegtuig maar werden gesnapt. Jaren later werd het gezin herenigd in het Westen, maar het lukte ze niet meer om samen te leven.

Uljana Orlova vluchtte in de jaren negentig als kind met haar moeder uit Litouwen naar Nederland, maar waarom? Dochter wil haar eigen verleden leren kennen, moeder wil niets loslaten, ook niet nu de dochter haar daartoe met de videocamera wil dwingen. Het wordt een schrijnende confrontatie, die je als kijker ook nog ondergaat in de benauwde ruimte van een kast onder een trap – het zweet breekt je om allerlei redenen uit.

Hoe weinig je over je eigen (familie)leven te zeggen hebt, is het thema van het geëngageerde multimediaproject over Rwanda van fotograaf Anaïs López, journalist Paulien Bakker en filmer Anisleidy Martinez. De overheid besloot er alle weeshuizen te sluiten, ook al zijn veel kinderen daar van kleins af aan opgegroeid en hebben geen idee hoe ze zich in de buitenwereld moeten handhaven.

Het drietal volgde twee jongens van wie de moeder werd opgespoord en naar wie ze met tegenzin werden toegestuurd. Daar ontdekten ze dat ze in de bekende valkuil van de westerse hulpverlening waren getrapt: omdat de jongens in gezelschap van westerlingen waren gezien dacht iedereen nu dat ze wel rijk zouden zijn. Het drietal maakte een boekje, ‘In my dreams I want to become a tourist’ waarvan de opbrengst scholing voor gedupeerde kinderen financiert.

Ja, toerist zijn, dat is een mooier toekomstbeeld dan je afvragen waar je volgende maaltijd vandaan moet komen.


CRIME SCENES | A HUNDRED YEARS OF PHOTOGRAPHIC EVIDENCE the Nederlands Fotomuseum Photography

$
0
0

CRIME SCENES | A HUNDRED YEARS OF PHOTOGRAPHIC EVIDENCE
In spring 2016 the Nederlands Fotomuseum will be presenting the exhibition Crime Scenes | A Hundred Years of Photographic Evidence.

Can a photo show or reveal something or serve as evidence? Since the invention of photography, the camera has been viewed mainly as a mechanical device for depicting reality. What one sees in a photograph has always been as it is. Is what one sees in a photo always ‘true’ however? Photos can also provide a subjective view of reality and they can be manipulated or staged.  The exhibition Crime Scenes is the first show to give viewers an insight into the fascinating way that the medium has been used in legal cases over the past 100 years and the discussions that have been held over the role of photography in them.

Crime Scenes presents eleven case studies from the history of  the ‘photograph as a piece of evidence’, with emphasis on issues of major humanitarian importance and/or international law: from the late 19th century until the present day. Starting with the notorious crime scene photos of the French police photographer Alphonse Bertillion, and continuing with the aerial photographs of bombed cities during the first world war and the films of the concentration camps used in the Nuremberg trials of the Nazis, the exhibition ends with the debate around the evidence for drone raids in Waziristan and the attempts to show that the Bedouins in the Negev desert were previously not simply nomads, with the aim of supporting their claim to have a right to live there to this day. The exhibition will bring together a great variety of historical visual material. In each of the cases the background will be lucidly set out.

FOTODOCUMENT
CRIME SCENES
Vrij Nederland • 20 april 2016
Razendsnel na de uitvinding vond de fotografie haar weg naar de rechtszaal. Groot enthousiasme! Eindelijk kon de waarheid gewoon worden getoond. Nu kon iedereen zien hoe zo’n laaghartige moordenaar eruitzag of wat het gespuis had uitgespookt. Met een beetje geluk zag je zelfs nog het moordwapen uit het lijk steken of ernaast liggen. Bewíjs. Niemand twijfelde aan de kracht van de fotografie als bewijsmateriaal. In...
Lees verder




Bijster jaargang 1 aflevering 1-6 (1969-1970) Ed van der Elsken Photography

$
0
0

Bijster, jaargang 1, aflevering 1-6 (1969-1970). Uitgegeven door De Bezige Bij. 

Mooie set van dit nog altijd spannende en sprankelende tijdschrift, waarvan niet meer dan 6 nummers zijn verschenen. 

Groot formaat (ca. 32 x 20 cm). Kleurrijke en experimentele vormgeving! 

Met teksten van zo goed als alle bekende Nederlandse schrijvers en dichters van dat moment: o.a. Remco Campert (redacteur), Hugo Claus, Jan Cremer, Jules Deelder, Betty van Garrel, W.F. Hermans (vaste medewerker), Bert Schierbeek, C.B. Vaandrager, Hans Verhagen, Hans Vervoort, Simon Vinkenoog en Freddy de Vree. 

Met vertaalde teksten van o.a. Jorge Luis Borges, Jerzy Kosinski en Vladimir Nabokov. 

Met foto's en tekeningen, nogal eens in de erotische sfeer (expliciet), van o.a. Pim van Boxsel, Ed van der Elsken, Willem van Malsen, Frits Muller, Eddy Posthuma de Boer en Wolinski.

























Photographer of Javanese Antiquities Isidore Van Kinsbergen Dutch East Indies Photography

$
0
0
Isidore Von Kinsbergen
Seated Buddha Amitabha statue, west side of Borodubur, c.1863-1866. Albumen print.

Isidore Van Kinsbergen

Photographer of Javanese Antiquities

Pauline Lunsingh Scheurleer

During the nineteenth century, there was a growing awareness among Europeans in the Dutch Indies of the importance of Javanese antiquities, which consist mainly of temples made of volcanic stone housing stone images of hindu and buddhist divinities, sacred bathing places and caves cut out of the rock. These shrines are adorned with decorative motifs and often with narrative reliefs. Other items of interest are small figurines of deities cast in bronze or precious metal; ritual implements made of metal, such as water vessels, bells, lamps, incense burners, mirrors and golden jewelry; records engraved on copper plates or on stones; decorative parts of domestic buildings; terta-cotta objects for domestic use; and manuscripts on palm leaves. These telics date roughly from the fifth to the sixteenth centuries.
The Batavian Society of Arts and Sciences (Bataviaasch Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen), which was founded in 1778, played a pivotal role in stimulating research of these antiquities. Often with financial support from the government of the Dutch East Indies, the Society dispatched representatives to make records of these remains and included descriptions and drawings in survey reports. With the development of photography in the middle of the nineteenth century, it was only natural that the Society should look to this new medium to further its interests.
In Isidore Van Kinsbergen they found the photographer they were seeking.
Van Kinsbergen had arrived in Batavia in 1851 to take up a position as an ornamental painter and actor at the theater. He earned a living during the day by painting the scenery of the stage on which he appeared in the evenings.1 As a photographer, he was self-raught. A few years after arriving in Java, he had come across a book on photography by chance and decided ro master this new craft.
Early in 1862, he was asked to be the official photographer for a diplomatic mission to Thailand that was headed by the Secretary-General of the Dutch East Indies, Alexander Loudon. Later that year, he accompanied the Governor-General, Sloet van de Beele, on a trip through Java and Bali. The photographs he took on these journeys, which were made with the collodion wet-plate process, were shown to the Directors of the Batavian Society as evidence of Van Kinsbergen's abilities. They met with great approval, and at the end of 1862 he was commissioned by the government, through the Batavian Society, to photograph Javanese antiquities under the direction of an antiquarian, the Revetend J.F.G. Brumund.2 Brumund, who had started his archaeological trip in May 1862, died suddenly in March 1863, but it was decided that the photographer should proceed on his own.
Van Kinsbergen sent his photographs back to Batavia in batches as they were made. He would go to a site and stay for some weeks or months to photograph. He soon found himself confronted by a number of unforeseen problems, the greatest of which was that hardly any of the antiquities were in a fit state to be photographed. His report on the condition in which he found the temples on the Dieng Plateau and the measures he took to improve them is recorded in the minutes of the Batavian Society.3
Much of the plateau was now a swamp, although the ancient Javanese had apparently constructed a good drainage system. After some trial and error, Van Kinsbergen was able to dig an outlet for the water with the help of coolies. In addition, not only were the temples overgrown with masses of vegetation, but the ground level had risen by up to one-fourth of the height of the temples. Sculptures were often covered with dirt or tar, which first had to be removed. Also, many of the antiquities were hard to reach—on mountains or in dense forests—and the weather did not always provide the kind of light that was required. It took him a total of seventy-two days to take sixty-two photographs on the Dieng Plateau.
Only two-thirds of the job had been completed when his contract expired in May 1866, but it was extended for another year.4When that year was up, many "final notices" were still needed before Van Kinsbergen could be persuaded to complete his commission. When he finally delivered the last photographs, the entire committee was extremely satisfied with the result. It was decided that prints of each negative would be made and assembled into portfolios called Antiquities of Java. These were sent to King William III of the Netherlands, to the custodian of Javanese antiquities of the Museum of Antiquities (Museum van Oudheden) in Leiden and to learned societies in London, Paris and Calcutta. Arrangements were also made so that copies of the photographs could also be ordered by anyone interested.5
In spite of the almost endless delays in completing this job, the Society soon gave Van Kinsbergen another commission, this time to take photographs of sculptures and reliefs of Borobudur, which had not been included in the previous project.6
Van Kinsbergen set off in April 1873 and finished the job on June 1,1874.7
At Borobudur he found obstacles such as loose stones and a thick layer of earth on the floors of the galleries, settling floors and defective drainage. After some preliminary excavation, he was rewarded with the discovery of about two hundred reliefs. A problem here he had not encountered before was the narrowness of the galleries, a peculiarity of the structure that others had also confronted. He assembled a stand that could be pushed in front of each relief in such a way that the lens was at the correct distance from the object, but even so the preparation of one negative sometimes took ten days.8
Van Kinsbergen's photographs generally met with approval. The Directors of the Batavian Society had continuing faith in him despite his endless delays, and they always applauded his work. The pictures were made known to a wider public beginning in 1876 by P.J. Veth, professor of ethnology at the Leiden University, in a series of articles in the popular journal Eigen Haard, each of which reproduced one of Van Kinsbergen's photographs as the centerpiece.
Today, specialists in the field not only frequently use his photographs for reference, but often do so with admiration. The photographer's greatest admirer, though, was the archaeologist G. P. Rouffaer, who never missed a chance to praise his work. In a 1901 review of a book of the arts of the Dutch East Indies by E. A. von Saher, who had included images of plaster casts, Rouffaer made a special point of lauding Van Kinsbergen's photographs to the skies.9
There was one diehard critic of Van Kinsbergen's photographs, however, Dr. C. Leemans, director of the Museum of Antiquities in Leiden. In 1858, the Dutch government asked Leemans to prepare a book on Borobudur using the architectural plans, sections and drawings of the sculptures and reliefs made by F. C. Wilsen between 1849 and 1857 (these had been commissioned by the government after the failure of the daguerreotype experiment), a paper written by Wilsen, and a 1857 article by the Reverend Brumund. With great perseverance and after surmounting many difficulties, Leemans succeeded in completing his task.
In 1873, the book, consisting of four immense volumes of plates and two smaller volumes of text, was published by E.J. Brill in Leiden. In a letter to the Directors of the Batavian Society, Leemans commented on the portfolios of Van Kinsbergen's Antiquities of Java, which he had just received. He said that the work was not complete and that he would like to receive the missing photographs. In general, he found the photographs too full of contrast in the blacks and whites to provide a proper idea of the objects, and he felt that a measuring rod should have been added in each photograph. Finally, as a general objection to the medium of photography, he remarked that the objects were shown from just a single viewpoint in a false perspective, which made it necessary to add plans and sections for clarity. Then he came to his real point: Now that his own book had appeared, why was it necessary to commission Van Kinsbergen to document Borobudur photographically?10
In the meantime, a third party had involved himself in the discussion. The well-known Dutch critic, Conrad Busken Huet, who lived and worked in Java from 1868 to 1878, had little interest in things Javanese, but he now took Van Kinsbergen's side. In a short and sharp article in the March 1875 issue of rhe Economist, he reduced the dispute to a simple statement: Leeman's work is pedantry, Van Kinsbergen's is art.
The only just criticism of Van Kinsbergen's photographic series is that they do not provide a complete survey of Javanese antiquities. He included many so-called Polynesian images that are of no relevance to Javanese archaeology, but these are, however, charming pictures. He also completely omitted photographing several important temple sites. On the other hand, photographs of archaeological importance, such as a dated sculpture of Ganesha, show this deity so charming in his compactness that it has become one of Van Kinsbergen's most popular photographs. It is also a good example of his technical control; he often blackened the background of sculptures without disturbing their form in order to make them stand out.
Isidore Van Kinsbergen continued to live and work in Batavia until his death in 1905. He became famous for his photographs of antiquities, but he also did popular subjects such as Javanese portraits and landscapes.11
In the circle of Europeans living in Batavia, however, he was more famous for other talents. No major festivity was conceivable without Van Kinsbergen's support. He decorated the rooms and was the driving force behind each party.
Likewise, he was the moving spirit at the theater. He organized and produced plays, and in 1875 he invited a French opera group to come to Java.12 These pleasures of Batavian social life likely contributed to his delays in completing his photographic commission, but he was still the best choice to do it. There was no one more suited for the job.



NOTES
  1. Batavian Nieuwsblad, 30 August 1901, 2.
  2. Minutes of the Batavian Society, The Hague, 1862, 5-6, 40-41, 57-58, 145-147.
  3. Ibid., 1864, 262-269.
  4. Ibid., 1866, 158, 184, 249.
  5. Ibid., 1872, 16-18.
  6. Ibid., 40.
  7. Ibid., 1874, 71.
  8. Ibid., 71-73.
  9. Rouffaer, G.P., Monumentale Kunst op Java "De Gids", vol. 2, 1901, 225-252.
  10. Minutes of the Batavian Society, 1873, 102-106.
  11. S. Wachlin, in Toekang Potret: 100 Years of Photography in the Dutch Indies iSyo-ioio, Amsterdam & Rotterdam, 1989, 183.
  12. Praamstta, Olf, "Een Indisch Toneelstuk", Maatstaf, April 1986, 130-156. 




Isidore Von Kinsbergen
Punta Dewa temple (c. 750 AD), Dieng Plateau, Cental Java, 1864. Albumen print.

Isidore Von Kinsbergen
General view of Borodubur with Dutch flag, c.1873. Albumen print.

Isidore Von Kinsbergen
Ganesha with a crown, from Candi Bara (1239 AD), A Java Hindu Temple, near Blitar, East Java,
1863. Albumen print.


Isidore Von Kinsbergen
Gupolo, guardian of Sewu temple (780 - 790 AD) near Prambanan, Central Java,
c.1863-1868. Albumen print.


Isidore van Kinsbergen (1821-1905)

Fotopionier en theatermaker in Nederlands-Indië

Gerda Theuns-de Boer & Saskia Asser. With contributions by Steven Wachlin
Isidore van Kingsbergen (1821-1905) is sometimes described as the “sleeping beauty” of nineteenth-century photography, because his remarkable body of work has never been presented in its entirety. Yet he was a flamboyant artist who appeals to the imagination. For the first time, this publication gives a broad overview of the exceptional qualities of this photo pioneer. Van Kinsbergen became famous for the almost four hundred photographs he took of Java’s antiquities at the behest of the Dutch colonial government and the Batavian Society. Detailed research has also brought to light a hitherto unknown part of his oeuvre, including the portraits he made at the courts of Yogyakarta, Surakarta, Bandung, Madura and Buleleng (Bali). In his studio, he used his experience as a theatre director to photograph people from various social backgrounds in an expressive manner. Due to his tireless efforts for new cultural projects, he has also been called as the “soul of colonial artistic life in Batavia”.

Along with the publication of this richly illustrated monograph, an exhibition of Van Kinsbergen's work was held at the Huis Marseille, in Amsterdam. For the first time, some 140 photographs, albums and other objects from various national and international collections were on display. Together they gave an overall impression of the exceptional qualities of this photo pioneer. The exhibition was held from December 11, 2005 till February 26, 2006 (www.huismarseille.nl).

De Nederlands-Belgische kunstenaar Isidore van Kinsbergen was een unieke persoonlijkheid die ooit getypeerd is als de sleeping beauty van de 19de-eeuwse fotografie in Nederlands-Indië. Zijn kwaliteiten als fotograaf waren bij zijn leven al onbetwist en worden nog altijd internationaal erkend. Bovendien was hij een flamboyante, tot de verbeelding sprekende kunstenaar die zijn ervaringen als theatermaker volop in zijn fotografie benutte. Als een van de eerste fotografeerde hij op systematische wijze de belangrijkste oudheden op Java, zoals de Borobudur. Daarnaast heeft hij een unieke serie portretten op zijn naam staan van de vorsten van Bali, Bandung, Surakarta en Yogyakarta en hun entourage. Van Kinsbergen was een veelzijdige en creatieve fotograaf wat ook te zien is in zijn landschapsopnamen en zorgvuldig in zijn studio gearrangeerde stillevens en “volkstypen”. Daarnaast was hij zijn hele leven actief in het cultureel-maatschappelijke leven in Batavia wat hem de bijnaam “de ziel van het Europese koloniale en artistieke leven in Batavia” opleverde. Dankzij recent en uitvoerig onderzoek verschijnt nu voor het eerst een rijk geïllustreerde tweetalige publicatie (ned/eng) over het werk en het leven van Isidore van Kinsbergen waarin al deze aspecten aan de orde komen.

Dit boek verscheen mede naar aanleiding van de grote overzichtstentoonstelling van het werk van Van Kinsbergen, die van 11 december 2005 tot en met 26 februari 2006 te bezichtigen was in het Huis Marseille, stichting voor fotografie in Amsterdam (www.huismarseille.nl).

Speelse en vakkundige kijk op Nederlands-Indië

'De toehoorster met haar Mona Lisa blik.' Zo omschrijft onderzoeker Gerda Theuns-de Boer een vrouw op een van de foto's van Isidore van Kinsbergen....

Merel Bem 18 januari 2006, 16:38
 
Kijkt ze strak de camera in of scheren haar ogen langszij? Glimlacht ze of is ze verdrietig? Het zijn vragen die ook op de Mona Lisa van toepassing zijn, en die het schilderij zo beroemd hebben gemaakt. De foto van Van Kinsbergen, gemaakt omstreeks 1870, is helemaal niet beroemd. Sterker nog - tot zijn overzichtstentoonstelling, nu in het Amsterdamse Huis Marseille, had behalve een select groepje mensen nog niemand van de 19de-eeuwse fotograaf gehoord. Geen makkelijk uitgangspunt voor het maken van een expositie. Dat erkennen ook de samenstellers: voor hen is de tentoonstelling 'het einde van een lang traject', terwijl zij voor de bezoekers van Huis Marseille 'juist een eerste smaakmaker' is. Al vanaf het ontstaan van het museum, aan het eind van de jaren negentig, bestond het plan om een presentatie en een boek te maken over het Nederlands/Belgische multitalent (geboren in 1821 in Brugge, een Amsterdamse vader) die in 1851 per schip aankwam in Batavia op Java. Uitgebreid onderzoek is aan de tentoonstelling voorafgegaan, onder andere door indoloog Theuns-de Boer en Saskia Asser, conservator van Huis Marseille. De erfenis van Van Kinsbergen bleek nogal verspreid bewaard, en voor een deel buiten Nederland. Talloze instellingen verbonden hun naam aan het project, waaronder het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land-en Volkenkunde (KITLV) en het Instituut Kern in Leiden, het KIT Tropenmuseum in Amsterdam en het Erasmus Talencentrum in Jakarta. En al die voorbereidingen leidden uiteindelijk tot een mooie tentoonstelling en een kloek boek met heldere teksten. Geen makkelijk toegankelijke tentoonstelling, omdat van tevoren veel informatie op de kijker moet worden overgedragen. Over de geschiedenis van Nederlands-Indië, de persoonlijke geschiedenis van Isidore van Kinsbergen, en de geschiedenis van de 19de-eeuwse fotografie - en dan nog die in de tropen (over collodiumplaten nathouden bij een temperatuur van boven de dertig graden bijvoorbeeld). De tentoonstellingszalen zijn voorzien van tekstbanieren, maar meer dan de grote lijnen kunnen die natuurlijk niet schetsen. Aan de andere kant zijn de foto's van Van Kinsbergen, waar het uiteindelijk om gaat, ook voor degene die niet onmiddellijk al die kennis paraat heeft fascinerend om te zien. Grof gezegd valt zijn oeuvre in drie delen uiteen. In zijn eigen tijd is hij beroemd geworden met zijn archeologische foto's van Javaanse oudheden, zoals het Diengplateau en de Borobudur, die hij maakte in opdracht van het Nederlandse gouvernement en het Bataviaasch Genootschap. Contrastrijke, meestal dramatisch belichte studies zijn het, van stenen Buddha's en talloze tempels, die Van Kinsbergen als enthousiaste amateur-archeoloog vaak zelf eerst schoonboende voor hij ze fotografeerde. Maar de meeste indruk maken de foto's die hij nam aan diverse vorstenhoven op Java en Bali, met trotse mensen in de meest prachtige gewaden, en de tableaux vivants die hij samenstelde in zijn studio. Tot die laatste groep behoort de gambang-speelster met de intrigerende toehoorster. Bij het zien van die foto's wordt in één keer duidelijk waarom méér mensen dan alleen wetenschappers kennis moeten maken met Isidore van Kinsbergen. De fotograaf, die een grote liefde had voor het theater en zelfs enkele jaren directeur was van het Théatre Français de Batavia, moet een bijna academisch plezier hebben gehad bij het positioneren van zijn modellen. Drie inheemse nachtwakers nemen drie totaal verschillende houdingen aan (één van hen slaapt zelfs), evenals de drie mensen rond de oude slotenmaker, die zijn ambacht uitoefent tegen de achtergrond van een Griekse zuil (ongetwijfeld een theaterrekwisiet) en een waarschijnlijk door Van Kinsbergen zelf geschilderd landschap. Speels doen die foto's aan, en tegelijkertijd getuigen ze van serieus vakmanschap. Het is een charmante combinatie. Een eerste kennismaking die niet goed verloopt zou volgens wetenschappers een stuk of drie keer moeten worden overgedaan om die ene negatieve ervaring te veranderen in een positieve. In het geval van Isidore van Kinsbergen smaakt die eerste ontmoeting juist meteen naar meer.

Van Kinsbergen maakte fraaie, nog nooit vertoonde foto's van 19de eeuws Indië.
door Cécile van der Harten − 10/01/06, 00:00
Niet eerder was het oeuvre van Isidore van Kinsbergen te zien. Nu, ruim 100 jaar nadat de foto's werden gemaakt, is er een indrukwekkende tentoonstelling die een beeld geeft van het leven in Nederlands Indië in de 19de eeuw.

Van Kinsbergen (1821-1905) was bij leven een man met een indrukwekkende reputatie in Nederlands-Indië, die zich bewoog in de hoogste kringen van de kolonie. Hij werd geroemd om zijn inventiviteit en was alom bemind als 'onzen genialen stadgenoot'. Aanvankelijk ging hij in 1851 in Batavia aan wal als de nieuwe peintre-décorateur van het Théâtre Français de Batavia. Van Kinsbergen was ingehuurd om voor twee theaterseizoenen de decors te ontwerpen en te schilderen én hij was verantwoordelijk voor de toneelaankleding van de voorstellingen. In nog geen drie jaar tijd wist hij zich op te werken tot directeur van het Théâtre.

Van Kinsbergen was niet alleen decorschilder. In Nederland, Frankrijk en België had hij al naam gemaakt als klassiek geschoold zanger, portrettist en lithograaf. Tijdens een bezoek aan Frankrijk, in 1855, ontdekte hij het nog jonge medium fotografie. Bij terugkeer in Batavia associeerde hij zich met de Franse fotograaf Lecouteux en werd zo de eerste fotograaf van Nederlandse afkomst in Batavia.

In de jaren die volgden zou Van Kinsbergen faam verwerven als portrettist en fotograaf van de in die tijd zo populaire volkstypen. Zijn maatschappelijke positie verschafte hem een uitstekend netwerk dat resulteerde in een goed gevulde portefeuille met fotografie-opdrachten, waarbij beroemde Britse concurrenten als Woodbury & Page werden uitgeschakeld. De Nederlands-Indische regering nodigde Van Kinsbergen in 1862 uit als officiële fotograaf van het Nederlands gezantschap naar Siam en een tweetal gouvernementsreizen, waar hij fotografeerde aan de hoven en vorsten en hovelingen voor zijn camera plaatsnamen. Tijdens deze reizen werden bezienswaardigheden en de oudheidkundige resten die de kolonie rijk was niet overgeslagen. De foto's die hij maakte leidden tot een aantal opdrachten van het Bataviaasch Genootschap, waarvan de portfolio's met foto's 'Oudheden van Java' en 'Boro-boedoer' het bekendst werden.

Deze albums waren lange tijd zo ongeveer het enige dat bekend was van de fotograaf Van Kinsbergen. Zijn nalatenschap bevond zich in een sluimertoestand in moeilijk toegankelijke antropologische collecties in binnen- en buitenland. Veel van zijn werk was anoniem of foutief toegeschreven in archieven opgeborgen. Opmerkelijk voor een man met zo'n wijdverbreide faam. Met de tentoonstelling in Huis Marseille wordt nu, na jaren van studie, het indrukwekkende oeuvre van Van Kinsbergen ontsloten.

Wat het fotografisch werk van de theaterman Van Kinsbergen zo bijzonder maakt is dat zijn passie voor toneel in alles zichtbaar is. De mensen die hij voor zich laat poseren werden zorgvuldig gegroepeerd in tableaux vivants met veel aandacht voor pose en attributen. Zijn foto's vallen op door de symmetrische composities en grote aandacht voor esthetiek en de bijzondere behandeling van de lichtval. Van Kinsbergen maakte op een bijna theatrale manier gebruik van het licht zodat elk detail, zeker bij de oudheden die hij fotografeerde, zichtbaar werd.

In die tijd was van kunstlicht geen sprake. Een fotostudio bevond zich deels in de buitenlucht om zoveel mogelijk gebruik te maken van het daglicht. In de tropische omstandigheden was het bovendien eigenlijk alleen mogelijk om tussen 07.00 en 10.00 uur te fotograferen, omdat alleen dan het licht optimaal was.

De eerste pioniersfase in de fotografie was toen al voorbij. De daguerrotypie, een foto op een koperen drager waarbij negatief en positief één zijn, was al verdrongen door procédés waar een negatief op glasplaat de basis is voor een afdruk op papier. Van Kinsbergen werkte met het populaire natte-collodiumprocédé. Dit was een negatiefprocédé waarbij een glasplaat behandeld werd met een lichtgevoelige, uiterst vluchtige laag collodium.

Expedities zoals Van Kinsbergen die maakte op Java en naar de Borobudur waren hele ondernemingen. De fotoapparatuur was zwaar. De camera werd gevuld met loodzware glasplaten die een beeld leverden dat in het zonlicht op papier belicht werd. De afdruk die zo ontstond was even groot als het glasnegatief, omdat ook de vergroter in die tijd nog niet bestond.

Van Kinsbergen beklaagde zich bij menige gelegenheid over de moeilijkheden tijdens het transport, de vele koelies die ingehuurd moesten worden, het gebrek aan rijtuigen en de tropische omstandigheden waaronder gereisd werd.

Wat de expedities verder bemoeilijkte was dat een deel van de oudheden volledig overwoekerd was en door de moerassige omgeving zich deels onder de grond bevond.

Van Kinsbergen ontpopte zich als een verwoed amateur-archeoloog, die de tempelcomplexen die hij wilde fotograferen met hulp van koelies uit de veenachtige, zompige grasvlaktes bevrijdde. Zijn archeologische activiteiten leverden een schat aan nieuwe kunstwerken en ontdekkingen op.

Zijn fotografische verslag biedt een geweldig inzicht in de rijke historie van Indië en het leven in deze kolonie in de 19de eeuw. Bovendien geven ze een fraai overzicht van de toestand waarin de historische monumenten zich in de 19de eeuw bevonden. Voor de liefhebbers van 19de eeuwse fotografie valt er nog meer te genieten. De foto's zijn van een ongekende kwaliteit, omdat de ruim honderd jaar lange halfslaap er voor heeft gezorgd dat het daglicht de kleurtonen nauwelijks heeft aangetast.

(Isidore) van Kinsbergen
(Brugge 1821 - Batavia 1905)

Kunstschilder, decorschilder, lithograaf en theatermaker Isidore van Kinsbergen (Brugge 1821 - Batavia 1905) arriveerde op 26 augustus 1851 in Batavia (Jakarta). Hij groeide uit tot een bekend figuur in de Bataviase kunstkringen, een flamboyant theaterman (operazanger, directeur van het Théâtre Français de Batavia) en fotopionier, de eerste afkomstig uit de Lage Landen. Hoewel deze uitzonderlijke man geenszins model staat voor de fotograaf uit de negentiende eeuw, geeft zijn carrière wel een aardig inzicht in de beroepspraktijk van een fotograaf in die tijd. Midden negentiende eeuw stond het ‘schrijven met licht’, in Nederlands-Indië nog in de kinderschoenen. Proefondervindelijk moest er veel worden uitgevonden. Zo bleek fotograferen onder tropische omstandigheden heel wat ingewikkelder dan in het koelere West-Europa. De weinige potentiële opdrachtgevers (overheid, particulieren, militairen) waren onzeker of het nut en voordeel van fotografie in vergelijking met teken- en schilderkunst wel zo groot was. Het Ministerie van Koloniën verstrekte de eerste opdrachten: het fotograferen van archeologische monumenten op Java. Voor zover bekend was de officier van gezondheid Jurriaan Munnich (1817-1865) de eerste die in 1840 opdracht kreeg om de Borobudur te fotograferen. Het resultaat liet veel te wensen over. Zijn opvolger, de in Den Haag wonende Duitse fotograaf Adolph Schaefer (overleden in 1873) had in 1845 meer succes. Hij maakte in dat jaar 58 daguerreotypieën van de Borobudur. Kort na zijn aankomst in Batavia in 1844 had Schaefer in die plaats de eerste studio in Nederlands-Indië geopend waar portretfoto’s werden gemaakt. In 1855 begon Isidore van Kinsbergen met fotograferen. In 1863 kreeg hij van het Bataviaasch Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen de opdracht om een omvangrijke en kostbare fotografische documentatie van Javaanse oudheden uit te voeren, waaronder de Borobudur. Het werd aan zijn eigen expertise overgelaten hoe hij een en ander in beeld moest brengen. Die vrijheid leverde een monumentale benadering op, waarin Van Kinsbergen zijn pas verworven fotografische kennis etaleerde. Hij produceerde een aantal catalogi met afdrukken van de foto’s, die vanaf 1873 ingestuurd werden naar diverse wereldtentoonstellingen. Zo werden de Javaanse oudheden onder de aandacht gebracht van een internationaal publiek en kon Nederland zich tegelijkertijd profileren als koloniale machthebber met een wetenschappelijke visie op de archeologie. Naast het fotograferen van de Javaanse oudheden heeft Van Kinsbergen portretten, landschappen, stadsgezichten, volkstypen, kunstreproducties, fruitstillevens en naakten op zijn naam staan. Dat is niet wat hem uniek maakte. Het toeleggen op verschillende genres was zelfs kenmerkend voor de veelzijdige beroepspraktijk van de 19de eeuwse fotograaf, die vaak alle segmenten van de markt wilde en moest benutten om financieel rond te kunnen komen. Wat hem onderscheidde van zijn collega’s was dat hij in alle genres uitblonk. Hij was als theaterman de fotograaf van het grote gebaar en liet zijn verbeelding spreken. Opgeleid als schilder en lithograaf toonde Van Kinsbergen zich schatplichtig aan die achtergrond, hij bezat de voor fotografen belangrijke eigenschap goed te kunnen kijken. Zijn talent als theaterregisseur is af te lezen aan de portretten die hij in de jaren zestig maakte in zijn fotostudio in Batavia en aan de vorstenhoven van onder meer Yogyakarta en Surakarta, in Bandung en op Madura, en in Buleleng op Bali. Het is niet louter de symbolische functie en status van deze hooggeplaatste personen die benadrukt worden, Van Kinsbergen hield minder afstand dan gebruikelijk. Overduidelijk is dit te zien in beide portretten van de drie dochters van de Sultan van Yogyakarta (60002137, 60022798), die hij maakte in de periode 1862-1865. Gelet op de houding waarin de fotograaf ze heeft laten poseren, lijkt hij hier zijn kennis van de westerse klassieken te hebben benut. Een gravure naar de foto van Van Kinsbergen (60022798) verscheen in 1875 bij de reeks 'Schetsen van Java' door de Leidse hoogleraar P.J. Veth (1814-1895) in het populaire tijdschrift Eigen Haard. Veth was lyrisch over deze ‘Javaanse Gratiën’, naar de drie zusters uit de klassieke mythologie. Wellicht heeft Van Kinsbergen zich bij het maken van deze foto eveneens laten inspireren door de reliëfs op de Candi Lara Jonggrang oftewel het Prambanan tempelcomplex bij Yogyakarta (zie 60059877). Die zal hij gekend hebben: we weten dat hij als fotograaf mee was tijdens de eerste gouvernementsreis van gouverneur-generaal Sloet van de Beele (1806-1890) in 1862, waarbij ook de verschillende tempelcomplexen rond Prambanan werden aangedaan. De foto's die hij daar en bij de Borobudur maakte leidden korte tijd later tot de bovengenoemde opdracht van het Bataviaasch Genootschap. Van Kinsbergen maakte ook foto's buiten Nederlands-Indië. Toegevoegd aan een Nederlands gezantschap naar Siam (Thailand) in 1862 fotografeerde hij te Bangkok tempelcomplexen, het koninklijk paleis en maakte hij er een aantal portretten. Fotografen gingen verbindingen met elkaar aan, maakten tijdens hun rondreizen gebruik van elkaars faciliteiten en gingen bij elkaar in de leer. Zo werkte Van Kinsbergen aan het begin van zijn carrière korte tijd samen met Antoine François Lecouteux in Batavia, voor wie hij onder meer retoucheerwerkzaamheden uitvoerde. Vanaf maart 1878 was het de jonge Herman Salzwedel die een jaar samenwerkte met de ervaren Van Kinsbergen in het fotografisch atelier Kinsbergen & Salzwedel in Batavia. Ook R. Schütz is een tijd actief geweest onder de naam van het atelier van Van Kinsbergen voordat hij in maart 1884 de firma van M. Tagesell in Semarang overnam. Voor Van Kinsbergen werd het steeds lastiger om inkomsten uit zijn fotografische activiteiten te genereren. In maart 1899, hij was toen al lang niet meer fotografisch actief, verzocht het Bataviaasch Genootschap hem om de glasnegatieven van de series 'Oudheden van Java' en 'Boro-boedoer' definitief af te staan. Gerda Theuns-de Boer en Saskia Asser noemen dit in hun boek 'Isidore van Kinsbergen (1821-1905). Fotopionier en theatermaker in Nederlands-Indië' (Zaltbommel / Leiden: Uitgeverij Aprilis / KITLV Press, 2005) treffend het symbolisch einde van een lange fotografische carrière. Deze catalogus begeleidde een gelijknamige overzichtstentoonstelling die van 10 december 2005 tot 26 februari 2006 werd gehouden in Huis Marseille (Amsterdam). Een dag voor zijn tachtigste verjaardag werd Van Kinsbergen in 1901 geridderd in de Orde van Oranje-Nassua. Een paar jaar later, op 10 september 1905, overleed Isidore van Kinsbergen in Batavia. Rob Jongmans Literatuur: Theuns-de Boer, Gerda en Saskia Asser. Isidore van Kinsbergen (1821-1905). Fotopionier en theatermaker in Nederlands-Indië. Zaltbommel: Uitgeverij Aprilis, 2005



Album met foto's van Java, Bali en Siam
Petz & Co., I. (Isidore) van Kinsbergen 
Album met foto's van Java, Bali en Siam. De foto's van de overstroming in Batavia zijn gemaakt door fotostudio Petz & Co., van de overige foto's is van een aantal bekend dat ze gemaakt zijn door Isidore van Kinsbergen. Wellicht kan een deel van de resterende foto's ook aan hem worden toegeschreven.


Album met foto's van de Borobudur, de Candi Arjuna en de Candi Panataran
I. (Isidore) van Kinsbergen


Album met foto's van Indo-Javaanse tempelcomplexen, beelden, en de deur van een moskee





EN NEN: Eerste Nederlandsche Verzekering-Maatschappij op het Leven en tegen Invaliditeit N.V. Benno Wissing Graphic Design Ad Windig Company Photography

$
0
0

EN NEN: Eerste Nederlandsche Verzekering-Maatschappij op het Leven en tegen Invaliditeit N.V. Photography Ad Windig. Layout Benno Wissing].
Den Haag, 1955, 61 b&w photographs, 3 color / documentaire foto's / rondgang door het gebouw). - lll. 8 color / prent, plattegrond van verdiepingen, grafische weergave van de jaarcijfers, werktekening en aanzicht)., NN, Firmenschrift, Photographie - Anthologie - Auftragsphotographie, commissioned photography - Nederland, Niederlande - 20. Jahrh. - A. Bodon,

Eerste Nederlandsche Verzekering Mij op het leven en tegen invaliditeit en ongelukken. Opgericht te 's- Gravenhage in 1882. Vanaf 1903 genaamd Eerste Nederlandsche Verzekering Maatschappij op het leven en tegen invaliditeit. In 1919 werd deze maatschappij ook houdster van de aandelen Levensverzekering Maatschappij Dordrecht (1873). In 1951 werd de Algemene Levensverzekerings Bank te Rotterdam overgenomen, bekend als een belangrijke Volksverzekering-maatschappij. Dit sloot goed aan bij de toenmalige twee hoofdgroepen, de individuele en de collectieve verzekeringen. In 1969 werden de Eerste Nederlandsche, de Nieuwe Eerste Nederlandsche en de "Nillmij" samengesmeed tot Ennia. In 1983 kwam het tot een fusie tussen de Onderlinge AGO en de beursgenoteerde Ennia en ging men verder onder de naam AEGON. AEGON heeft vooral veel bekendheid gekregen door de schaatssport.


The heyday of Dutch industrial photography books, 1945 - 1965 Photographer Paul Huf Paul Huff: Highlights (English and Dutch Edition) once commented succinctly on his work as follows: 'They get what they ask for, but I deliver damn good work' - the very thing that makes industrial photography books so attractive. The books show work from a period during which photographers could not make a living as artists/photographers and depended on such prestigious commissions. With this highly professional approach, photographers like Violette Cornelius Violette Cornelius and Ata Kando: Hungarian Refugees 1956, Cas Oorthuys 75 Jaar Bouwen, Van ambacht tot industrie 1889-1964, Ed van der Elsken , Ad Windig Het water - Schoonheid van ons land and Paul Huf established their reputations and influenced our present-day impression of workers and entrepreneurs in the postwar Netherlands. Experimental poets and well-known writers also contributed to these books, fifty of which are on show. 'Het bedrijfsfotoboek 1945-1965. Professionalisering van fotografen in het moderne Nederland' Het Bedrijfsfotoboek 1945-1965 . 



Ad Windig (1912-1996) deed in de eerste oorlogsjaren werkervaring op bij Carel Blazer en Emmy Andriesse en was in 1945 een van de oprichters van de GKf (Gebonden Kunstenaarsfederatie fotografen). Hij ging in 1948 voor enige jaren met Carel Blazer een compagnonschap aan onder de naam Blazer en Windig ('een wat tochtige naam'). Ad Windig was op zijn beurt leermeester van Ed van der Elsken en Philip Mechanicus. Het doel van de fotografie was voor hem de publicatie: boeken maken, opdrachten en reclamedrukwerk; een ander gebruik had voor hem geen waarde. Gelukkig is zijn complete archief bewaard gebleven. Van zijn reisfotografie die hij in de loop der jaren in zijn favoriete Frankrijk maakte stelde het MAI een tentoonstelling samen onder de titel 'Les Vacances de Monsieur Windig' (Maison Descartes, Amsterdam 1997) (bron: Geschiedenis van De Nederlandse Fotografie, uitgeverij Voetnoot, 1993). 

Bernard (Benno) Wissing was a Dutch designer, painter, graphic artist and architect. He trained as a painter at the Art Academy in Rotterdam.
He began his career in 1949 as a designer for the Museum Boijmans in Rotterdam under VP Ebbinge Wubbe. He designed catalogs and posters and established exhibitions. He was one of the founders of Total Design which he worked from 1964 to 1972.
Benno Wissing
Benno Wissing
Benno Wissing
Benno Wissing
Benno Wissing
Benno Wissing
Benno Wissing
Wissing has become known for his signage designed in 1967 for Schiphol, the logo of the retail chain Makro, the house style of De Doelen, department store Metz & Co., and posters of the Holland Festival.
In 1972 he started his own agency. In 1980 he was invited to work at the Rhode Island School of Design, but he continued to make posters for the Holland Festival.
Wissing received the lifetime achievement award from the Foundation for Visual Arts, Design and Architecture in 1996.
Benno Wissing




























Views & Reviews Holland Album Hyperromantiek L.J.A.D. Creyghton Photography

$
0
0


L.J.A.D. Creyghton’s Holland Album: hyperromantiek

In september 2005 verscheen het Holland Album, een boek met idyllische landschappen van de fotograaf L.J.A.D. Creyghton. Hij fotografeerde op zo’n honderd locaties verspreid over heel Nederland.
Je zou deze serie kunnen zien als Creyghton’s persoonlijke ‘Vier Jaargetijden’.
Het boek opent met een tulpenveld bij Krabbendam in de lente en sluit af met een bos in wintersferen bij Tricht. Ook zomer en herst zijn uitgebreid in beeld gebracht.

Een groot deel van de opnamen maakte hij in de schemering van zonsopgang of zonsondergang. Het heeft er alle schijn van dat Creyghton daarbij een film met een hoog iso-getal heeft gebruikt, want veel foto’s ogen opmerkelijk korrelig. Dat verhoogt het schilderachtig effect.

L.J.A.D. Creyghton (Apeldoorn 1954) studeerde in 1984 af aan de afdeling fotografie van de Academie voor Beeldende Kunsten St. Joost in Breda.
Hij was vertegenwoordigd in een groot aantal exposities en zijn foto’s verschenen in boeken en tijdschriften. Een jaar na zijn afstuderen ontving hij van het Amsterdams Fonds voor de Kunst de Maria Austriaprijs. Zijn werk is opgenomen in diverse openbare en particuliere collecties. Creyghton interviewt voor de VPRO-radio maandelijks een Nederlandse fotograaf.

Het boek is mijns inziens een romantische ode aan het Nederlandse landschap. Het doet denken aan de geïdealiseerde landschappen die we op historische Japanse en Chinese rolschilderingen aantreffen. Beelden om in weg te dromen. De fotograaf sluit zijn beeldenreeks af met een gedicht getiteld In beauty I walk. Die tekst en de inleiding van Den Hartog Jager verwijzen naar Creightons persoonlijk Arcadië, herinneringen uit zijn jeugd, geïdealiseerd door het geheugen.

In deze fotografie is er geen sprake zijn van sterk teruglopende populaties weidevogels of het verdwijnen van vlindersoorten. Lucht-, licht- en waterverontreiniging zijn ondenkbaar. Een laag overvliegende F-16? Onmogelijk.
Waarschijnlijk past het image dat hier aan het Hollandse landschap verleend wordt uitstekend bij de herinnering zoals menig buitenlandse bezoeker die zou willen koesteren.

Helaas ben ik in mijn jeugd, in mijn herinnering, te vaak geconfronteerd met zwarte dode beken met schuim erop en bomen met door de zure regen uitgedunde kruinen, en heb ik moeite met de hier gepresenteerde idylle.
Maar goed: ik hou van Holland, en ik hoop oprecht dat het ooit weer zo mooi zal worden als in dit Holland Album.

Han Schoonhoven

Holland Album
L.J.A.D. Creyghton
met een inleiding van Hans den Hartog Jager
in een Engelstalige editie met twee extra foto’s
en in viertalige editie (Ne, Eng, Du, Fra)
160 pagina’s met ruim 100 foto’s in full-color
gebonden, 28 bij 25 centimeter
uitgeverij Terra Lannoo bv

holland album

met het oog en het gevoel van een gouden eeuwse landschapschilder heeft de (nederlandse) fotograaf l.j.a.d. creyghton de achterkant en onbedorven plekken van nederland gefotografeerd. het openslaan van ‘holland album’ is een sensatie. bladeren in dit fotoboek duurt uren. het is als dwalen van het ene naar het andere gebied in ons land in sferen en stemmingen zoals je het wel eens hebt gezien, alleen nooit hebt kunnen vasthouden door de vlugheid van de tijd. de beelden van creyghton brengen die momenten weer tot leven -en tot stilstand- om er langer naar te kijken. de hollandse ‘platheid’ heeft geen nadere toelichting nodig dan slechts de naam van de plaats waar de fotograaf met zijn camera schilderde. de rest is verbeelding. en wat voor verbeelding: het bekijken van creyghton’s landschapsfoto’s levert de ongekend bijzondere ervaring op alsof je erin staat, zelfs de mist, het schrale zonlicht of de vrieskou op je gezicht voelt. je kijkt niet naar foto’s, maar je lijkt letterlijk even in de gefotografeerde werkelijkheid te vertoeven. dat maakt deze landschapsplaten tot grote fotokunst.

de fotograaf slaagde erin op het juiste moment op de juiste plaats te zijn. dit adagium, dat foto’s bij veel beschouwers in het geheugen kan griffen, lijkt vooral voorbestemd voor de nieuws- en reportagefotografie. maar dat het fotograferen van ‘stilstaande’ landschappen het hiervan even goed moeten hebben, bewijzen de fenomenale foto’s van hem.

ongetwijfeld zal hij vaak met veel geduld moeten heb ben wachten op de juiste sfeer, stemming en lichtval; hij was nooit een seconde te vroeg of te laat. soms zal hij geluk hebben gehad als er net nog even een streepje licht van de zon op een al ingekaderd beeld viel of als er net iemand hem voorbijfietste over een zandweg langs een dijk. hoe dan ook, het past allemaal perfect.

in tegenstelling tot andere nederlandse stads- en landschapsfotografen met een vaak opvallende voorkeur voor kleurrijke, zonnige oer-hollandse scènes, heeft creyghton juist de achterkant van ons verstedelijkte land gezocht. streken waar sporen van de mens minimaal zijn en waar in volle glorie de nog onvervuilde hollandse horizon de hoofdrol speelt. als professioneel opgeleid vakfotograaf heeft creyghton veelvuldig gebruik gemaakt van fototechnieken, die zijn beelden indringender en fraaier maken. een grove korrel schuwt hij niet, evenals voorzichtige sepiatinten en speciale kleurenfilms. hier is een kunstfotograaf aan het werk, die overduidelijk in de voetsporen treedt van 17e eeuwse hollandse landschapsschilders, maar ook het impressionisme daarmee weet te verweven.

voor mij heeft creyghton het mooiste fotoboek over het nederlandse landschap gemaakt. een verademing en parel tussen de hausse van de dikke populaire fotoboeken en boekjes met nederland vanuit de lucht (het is hier blijkbaar altijd zuid-europees weer), allochtone vrolijkheid, de zonnige foto’s van bossen, weiden en de eeuwige beelden van de oprukkende bebouwing richting idyllische boerderijtjes of onze vrolijk vernieuwende architectuur in de vinexwijken.

creyghton keek anders, met de blik van een schilder, op zoek naar de achterkant van ons land, waar de lijn tussen lucht, land of water nog de oervorm van het laagland toont in alle seizoenen tijdens de schemering, in mist, regen, vrieskou en ook met een beetje zonneschijn. magische momenten vol hollands licht, zonder sprookjesachtigheid of gezochte romantiek. dit is ons land zoals het óók is. en wat een ongekende schoonheid.

laurens reitsma (boekreporter.nl)

Brabants Licht - L.J.A.D. CreyghtonThe Holland Album
Wie Nederland bijna alleen maar kent vanaf de snelweg, zou licht vergeten dat ons land nog prachtige landschappen bezit. En meer dan je zou verwachten. Wat dat betreft wekt The Holland Album  (Terra. Isbn 90-5897-383-2. Prijs € 24,95) van de in Haaren woonachtige fotograaf L.J.A.D. Creyghton (1954) verbazing: is het allemaal zo mooi? Ja, maar je moet er wel oog voor hebben en het ook zo knap vast kunnen leggen natuurlijk. Daarbij komt dat Creyghton juist die momenten van de dag gekozen heeft, met name in de ochtend- en avondschemering, waarin het licht het mooist valt. Om niet te zeggen: het meest schilderachtig. Sommige van zijn foto’s lijken op 17e eeuwse schilderijen, andere roepen herinneringen op aan de pictorialistische pioniers van de kleurenfotografie.
Voor Brabants Licht koos ik 15 foto’s uit dit prachtige album.
Joep Eijkens


Oudesluis

Sint Maartensbrug

Borger

Sprang-Capelle

Indijk

Katwijk

Meliskerke

Herwijnen

Haaren

Oostkapelle

Loon op Zand

Elspeet

Bergen

Ijsselmeer

Herwijnen

Travel through the Indonesian Archipelago with the KPM Royal Packet Steam Navigation Company Photography

$
0
0

Koninklijke Paketvaart-Maatschappij (KPM) (Royal Packet Navigation Company) was a Dutch shipping company (1888–1966) in the Netherlands East Indies. It maintained the connections between the islands of Indonesia,[1] and supported the unification of the Dutch colony economy as the Netherlands expanded its territory across the Indonesian archipelago. The company brought inter-island commerce through the capital, Batavia (nowJakarta) rather than to Singapore, which shifted economic activity to Java.[2] With independence and establishment ofIndonesia as a nation the company, after competing with the national Pelayaran Nasional Indonesia (National Indonesian Shipping) line and being taken over by trade union laborers on 3 December 1957, was faced with nationalization and moved its headquarters and international shipping assets to Singapore in 1958.[1][3][4] From that base the company bought control of Maatschappij Zeetransport (Oranje Lijn) of Rotterdam entering a less than successful effort for the European-Canadian trade whereupon Oranje Lijn shares were sold and the company liquidated. KPM itself continued until January 1, 1967, when it merged with the Koninklijke Java China Paketvaart Lijnen (KJCPL) of Amsterdam. Crews and ships continued service with other lines until finally all former KPM elements were taken over by Nedlloyd in 1977.[1]


Album met foto's die herinneren aan een reis per KPM schip door Nederlands-Indië

A. Person 

Reis door de Indische Archipel met de Paketvaart
Het stoomschip als leidmotief

Van 1891 tot 1957 voeren de schepen van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij door de Indonesische archipel. De beginjaren van de KPM vielen samen met het proces van koloniale staatsvorming in Nederlands-Indië. Gezagsuitbreiding, maritieme expansie, economische ontwikkeling en het opkomend toerisme; de KPM lijkt er de belichaming van.

In 1888 werd de Koninklijke Paketvaart Maatschappij (KPM) opgericht om lijndiensten tussen de vele, ver uiteen gelegen, eilanden in de Indische Archipel te verzorgen. Vijfentwintig jaar later had de rederij het roer stevig in handen. Het waren de hoogtijdagen van het moderne Nederlandse imperialisme geweest, waardoor de soevereiniteit over de gehele archipel werd gevestigd. De KPM had zich in die periode niet alleen verdienstelijk, maar ook onmisbaar gemaakt. Ze was door de overheid ingehuurd voor het vervoer van manschappen en geschut tijdens de militaire expedities en had een fijnmazig netwerk van scheepvaartlijnen en kantoren opgebouwd. Daardoor kon de overheid in de Buitengewesten veel gemakkelijker zijn 'gezicht' laten zien en ook buiten Java het gezagsmonopolie handhaven. Alleen al de zichtbare aanwezigheid van de stoomschepen zal een ordehandhavende werking hebben gehad. Het vlagvertoon was van belang en de scheepsbemanning functioneerde als de informele ogen en oren van het gouvernement.

Pionierswerk was het geweest. Tot in alle uithoeken van de archipel moest er veel overwonnen worden; lastig vaarwater, zeebanken die zich verplaatsten, verraderlijke riffen, ontoereikende zeekaarten en gebrek aan vuurtorens. Aan de meeste kusten ontbraken havenvoorzieningen en moesten de schepen op de rede geladen en gelost worden, wat soms bemoeilijkt werd door ongunstige wind. Het vroeg om een vloot die uiteenliep van de vertrouwde stoomschepen tot kleinere vaartuigen die zich in ondiepe geulen konden wagen om de kustplaatsjes te bereiken. Voor het bevaren van de rivieren had de rederij hekwielers in bedrijf. Het vrachtverkeer bleef de meest lonende kernactiviteit, al nam het passagiersvervoer gestaag toe. Ook de inheemse bevolking maakte meer en meer gebruik van de schepen en voor hun producten ontstond zo een afzetgebied in de regio en daarbuiten. Door de betere verbindingen werd tevens toeristenverkeer door de archipel mogelijk. Om dit te stimuleren verscheen in 1911 bij uitgeverij J.H. de Bussy in Amsterdam de rijkelijk met foto's geïllustreerde reisgids "Guide through Netherlands India", samengesteld in opdracht van de KPM. Het ontwerp van de omslag (haast identiek aan een bekend affiche uit die jaren) lijkt wel afgeleid van de foto's uit een drietal albums in de collectie van het Tropenmuseum (Alb-0198 t/m Alb-0200). Ze werden in 1914 door de rederij aangeboden aan mevrouw A. Rühl-Van Swieten in Makassar (Celebes), als herinnering aan de reis die haar echtgenoot in 1912 maakte met de heer L.J. Lambach. Laatstgenoemde was op dat moment president-directeur en daarmee de belangrijkste man van de KPM in Nederlands-Indië. Dat verklaart de luxe uitgave; meer dan 175 losse op karton geplakte foto's in drie afzonderlijke cassettes. Van E.H. Rühl is bekend dat hij op 22 mei 1891 in dienst van de rederij was getreden als pakhuismeester in Batavia. De reis zal vast een inspectietocht zijn geweest. Leidmotief in de albums is het KPM stoomschip op de achtergrond van de foto. Als een machtig symbool van de westerse aanwezigheid ligt ze daar op de rede, in de baai, langs een steiger of kade. Op de voorgrond is de inheemse bevolking te zien, soms met prauwen (zie daar het afficheontwerp in een notendop). Telkens keert dit beeld weer in een reeks die verder bestaat uit foto's van wat men tijdens zo'n reis zoal tegenkwam.



De foto's kunnen worden toegeschreven aan A. Person. (1) Op de bovenzijde van dit album is een foto geplakt van een KPM schip langs de steiger in Bandaneira.



Interessant voor de verdere beeldvorming is dat exact eenzelfde foto uit deze serie (60018615) door H.F. Tillema werd opgenomen in zijn boek 'Kromoblanda”. Over ’t vraagstuk van "het Wonen" in Kromo’s groote land III' ('s-Gravenhage, 1920-1921). Tillema, bekend om zijn kritiek op de koloniale wereld, heeft die foto - als verspreider van tegenbeelden - voorzien van de ondertitel: "Handel en verkeer zijn de gangmakers voor cholera. Tot in de verste hoeken." Daarmee een volstrekt andere lading gevend aan wat de KPM er mee in gedachten had gehad. Wat een bijschrift wel niet kan doen...

Rob Jongmans

(1) Gebaseerd op reeks identieke foto's in collectie Scheepvaartmuseum (voorzien van vermelding ‘in recto, preeg: A. Person Lahr’)



De Koninklijke Paketvaart Maatschappij (KPM) 

Van 1891 tot 1957 voeren de schepen van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij door de Indonesische archipel. De beginjaren van de KPM vielen samen met het proces van koloniale staatsvorming in Nederlands-Indië. Gezagsuitbreiding, maritieme expansie, economische ontwikkeling en het opkomend toerisme; de KPM lijkt er de belichaming van. In 1888 werd de Koninklijke Paketvaart Maatschappij (KPM) opgericht om lijndiensten tussen de vele, ver uiteen gelegen, eilanden in de Indische Archipel te verzorgen. Vijfentwintig jaar later had de rederij het roer stevig in handen. Het waren de hoogtijdagen van het moderne Nederlandse imperialisme geweest, waardoor de soevereiniteit over de gehele archipel werd gevestigd. De KPM had zich in die periode niet alleen verdienstelijk, maar ook onmisbaar gemaakt. Ze was door de overheid ingehuurd voor het vervoer van manschappen en geschut tijdens de militaire expedities en had een fijnmazig netwerk van scheepvaartlijnen en kantoren opgebouwd. Daardoor kon de overheid in de Buitengewesten veel gemakkelijker zijn 'gezicht' laten zien en ook buiten Java het gezagsmonopolie handhaven. Alleen al de zichtbare aanwezigheid van de stoomschepen zal een ordehandhavende werking hebben gehad. Het vlagvertoon was van belang en de scheepsbemanning functioneerde als de informele ogen en oren van het gouvernement. Pionierswerk was het geweest. Tot in alle uithoeken van de archipel moest er veel overwonnen worden; lastig vaarwater, zeebanken die zich verplaatsten, verraderlijke riffen, ontoereikende zeekaarten en gebrek aan vuurtorens. Aan de meeste kusten ontbraken havenvoorzieningen en moesten de schepen op de rede geladen en gelost worden, wat soms bemoeilijkt werd door ongunstige wind. Het vroeg om een vloot die uiteenliep van de vertrouwde stoomschepen tot kleinere vaartuigen die zich in ondiepe geulen konden wagen om de kustplaatsjes te bereiken. Voor het bevaren van de rivieren had de rederij hekwielers in bedrijf. Het vrachtverkeer bleef de meest lonende kernactiviteit, al nam het passagiersvervoer gestaag toe. Ook de inheemse bevolking maakte meer en meer gebruik van de schepen en voor hun producten ontstond zo een afzetgebied in de regio en daarbuiten. Door de betere verbindingen werd tevens toeristenverkeer door de archipel mogelijk. Vanaf 1957 werd de rol van de KPM overgenomen door de Indonesische staatsrederij Pelni (Pelayaran Nasional Indonesia). 



Rob Jongmans Literatuur 
Koninklijke Paketvaart Maatschappij (Royal Packet Steam Navigation Company), Guide Through Netherlands India, Amsterdam (J.H. de Bussy) 1911 
Boer, Dr. M.G., De Koninklijke Paketvaart Maatschappij, Amsterdam (Uitgave Industria) 1924 Campo, J.N.F.M à, Koninklijke Paketvaart Maatschappij. Stoomvaart en staatsvorming in de Indonesische archipel 1888-1914, Hilversum (Verloren) 1992 
Jongmans, Rob, "Reis door de Indische archipel met de Paketvaart. Het stoomschip als leidmotief", in: Fotografisch Geheugen 66, Alphen aan de Rijn (Vereniging Nederlands Fotogenootschap), voorjaar 2010 
Jongmans, Rob, 'Sailing the archipelago with KPM', in: Dijk, Janneke.Rob Jongmans, Anouk Mansfeld, Steven Vink, Pim Westerkamp. Photographs of the Netherlands East Indies at the Tropenmuseum. Amsterdam, KIT Publishers, 2012, p. 79







Met wijn en camera door Frankrijk ...

$
0
0

Met wijn en camera door Frankrijk
Erfgoed Wijnhandelaar Rob Verbeek fotografeerde verdwijnende muurreclames in Frankrijk, zijn fotocollectie gaat nu naar Parijs .
Paul van der Steen
11 mei 2016
Muurreclame voor Vitteloise langs de Route Nationale 23 in 1991.
Beeld uit besproken boek

De Collectie Traces et Tracés is te zien in het Kruisherenhotel (Maastricht) tot 1/9. Traces & tracés. Sporen van verdwijnend Frans cultureel erfgoed , Rob Verbeek en Carl Lücker, uitgeverij Wijdemeer, € 34,95.

‘Alles was anders in het Frankrijk van vijftig jaar geleden”, zegt Rob Verbeek. „De huizen, het landschap, de auto’s, het ogenschijnlijke gemak waarmee werd geleefd.” In de loop van de decennia zag de francofiel uit het Limburgse St. Odiliënberg hoe de afzonderlijke delen van het land steeds meer op elkaar en de rest van de wereld gingen lijken. Vanaf midden jaren tachtig begon Verbeek één aspect van dat verdwijnende exotische Frankrijk vast te leggen: geschilderde muurreclames.

Verbeek (73) had tussen 1972 en 2006 een eigen wijnhandel. Zijn waar haalde hij in veel gevallen zelf op in Frankrijk, het liefst in zijn oude Citroën Traction Avant, vaak met de bevriende kunstenaar Carl Lücker. En passant fotografeerde Verbeek de muurreclames. De locaties werden exact vastgelegd, de gereden routes in een wegenatlas met een roze stift gemarkeerd.

Verbeek vroeg zich af wat er er na zijn dood met zijn werk zou gebeuren

Een tentoonstelling van een deel van Verbeeks tweeduizend foto’s in Roermond in 2011 werd bezocht door de culturele attaché van de Franse ambassade. Haar enthousiasme leidde tot een expositie in Amsterdam. Tijdens voorbereidingen vertelde Verbeek aan de attaché dat hij een bestemming zocht voor zijn verzameling foto’s van muurschilderingen. Wat zou er anders na zijn dood met dat werk gebeuren?

Niet veel later meldden zich maar liefst drie Franse instituten. Soms zijn buitenlanders nodig om een land te wijzen op zaken van waarde en schoonheid. Verbeek schonk zijn collectie uiteindelijk aan het Musée des Arts Décoratifs in het Parijse Louvre. „Monsieur Verbeek, nous sommes stupéfaites!”, zei de conservator na het zien van de verzameling. Verbeek blijft muurreclames fotograferen. „Steeds meer ook op plekken waar ik jaren geleden al eens ben geweest. Dan zie je hoe het verval heeft toegeslagen.”

Never At Home Lost in Mexico Yael Martínez Photography

$
0
0

A Family’s Loss,
Mexico’s Tragedy
By David Gonzalez Mar. 29, 2016 Mar. 29, 2016
This week Lens is featuring photographers from around the world who have been chosen to attend the fourth annual New York portfolio review.

A loved one vanishes. One moment a son, a brother, a husband, walks out the door, just as they do every morning. But one day, night falls and they’re not home. The sun rises, beds remain empty. Slowly, you realize something is wrong. Days and nights turn into a blur and nothing is known, except for the hurt, fear and longing that hang over your house.

This is the reality that Yael Martínez and the family of his wife, Lucero, have been living since 2013, when two of his brothers-in-law, Ignacio and David, disappeared in Iguala, Mexico. If the town sounds familiar, it’s because disappearances are what made it infamous. Iguala is where 43 students from Ayotzinapa Rural Teachers’ College were kidnapped in 2014, never to be found since. If the loss of these two was not enough, the family’s heartbreak was compounded when a third brother, Beto, died in jail while awaiting trial on drug charges. The police said he hanged himself. The family — which saw signs of violence on his corpse — suspected otherwise.

His family is not alone in their grief. In the state of Guerrero and elsewhere in Mexico, the violence fueled by the drug cartels, aided by corruption and impunity, has irrevocably changed the lives of thousands of families. In order to relate his family’s experiences to what has been convulsing his country, Mr. Martínez looked inward, producing a series of images that are quiet, personal and haunting: of empty rooms bathed in shadows, parents whose faces are etched with grief, portraits of loved ones looking at times lost, other times in pain.

“I wanted to show the emotional and psychological fractures that come with such losses,” Mr. Martínez said. “There is fear and impotence because you can’t get an answer. There is frustration. You can’t sleep. The routine of your life has been shattered. You can never be the same after that.”

The death and disappearances in his family happened before the 43 students were kidnapped, even though many people had known about situations like these for years. Beto had been arrested in February 2013 for carrying marijuana and was jailed for six months before his death. The other two brothers vanished within days of each other in early May: Ignacio was seen being hauled into a van in Iguala’s city center; David went out one day and did not come home, not unusual as he liked to party, Mr. Martínez said.

Evaporating water in the Granda family home in Guerrero.Credit Yael Martínez

Their parents filed reports with the police, Mr. Martínez said, but nothing happened.

“My mother-in-law never got a response from the police,” he said. “It was only after the 43 students were kidnapped that they started to investigate things. A lot of people after that started raising their voices demanding answers.”

Mr. Martínez’s own response to the family tragedy was to let his in-laws’ sorrow stand in for similar tragedies in so many other families. What he chronicled showed a family torn asunder by events out of their control, with questions that have yet to be answered.

In the wake of the death and disappearances, Mr. Martínez’s father-in-law and several sons moved to Acapulco, itself hardly a haven given recent violence.

His mother-in-law stayed in Taxco, about a half-hour from Iguala, convinced her two sons are alive, somewhere. She has even provided the authorities with a sample of her DNA to help with any possible identification of the bodies that have been found in numerous graves since the student kidnappings. Every Tuesday, Mr. Martínez said, she checks in with the authorities to see if anyone has been found.

“When we lost Beto and buried him, that hurt,” Mr. Martínez said. “But it’s difficult for the ones who disappeared because you cannot close the circle of life and death and let that person go. My mother says they are still alive. Sometimes she says maybe no. I go outside with my wife and she’ll see someone who looks like one of her brothers. They live with this anxiety. They want to hold on to that hope and keep to alive.”

Mr. Martínez chose to make these quieter images, rather than resort to more traditional photojournalistic approaches. You will not find empty graves or blood-streaked walls. He says that by looking at these small, personal moments in the aftermath of loss, he can begin to shed light on what so many other families are enduring in his country.

Brooms made of flowers found in Digno Cruz’s home. Guerrero, Mexico.Credit Yael Martínez

His work has won him the support of the Magnum Foundation, which last week named him one of the recipients of its Emergency Fund grants. He says the grant is a vote of confidence in photographers like him, who are telling their own stories in their own way.

“I am glad to see more opportunities for Latin American photographers,” he said. “We can tell our stories our way. We can represent ourselves and tell the stories that we are living. That work is more honest and totally different from what is usually shown.”

The grant will allow him to continue to work on the project, “Broken Roots,” which has begun to include other families who have experienced such losses.

“It is important to have this testimony,” he said. “If not, impunity will continue. This worries me. How do we find a way out of this situation? The panorama is so dark.”

Mr. Martínez and his wife found one way: Soon after the brothers died and disappeared, he and his wife decided to have a second child. Her name is Zuria Citlali. She will turn 1 next week.

“You try to put your feet on the ground and find another path,” he said. “After the loss, my wife felt the need to start over. To see another aspect of what we are living through, the darkness and light.”

FOTODOCUMENT
 
Nooit meer thuis
 
Vrij Nederland • 11 mei 2016
Het huis is leeg, de ruimtes zijn stil en de deuren blijven dicht. Ignacio komt niet meer. En David niet. En Beto ook niet. De broers zijn verdwenen. Vermist, of dood. Mensen verdwijnen in Mexico, het is er deel van het leven zoals drugsgeweld en corruptie dat ook zijn. Zo ben je er, en zo niet meer. Ignacio, David en Beto zijn de zwagers van fotograaf Yael Martínez, die van dichtbij zag wat duizenden...
Lees verder



Covered Noordoostpolder Ger Dekkers observeert sporen van de mens in het landschap 1977 Conceptual Photography

$
0
0

Ger Dekkers observeert sporen van de mens in het landschap - "Covered Noordoostpolder" 1977
Dekkers, Ger (Borne, 1929).
Published by Lochem: Schulte & Partners Cardboard box with tipped-in illustrated colophon (biography/list of exhibitions) on lid, 29,8 x 29,8 x 1 cm., containing 4 colour photos mounted on cardboard. One photo and lid of the box signed in pen by Dekkers.
Deze serie van vier komt niet voor in Dekkers' klassieke 'Planned landscapes 25 horizons' (1977).

Ger Dekkers werd geboren in Borne. Hij bracht zijn jeugd door in Hengelo waar zijn vader een makelaarskantoor had. Op de pas geopende Academie voor Kunst en Industrie in Enschede koos hij voor de richting grafische vormgeving. Vervolgens vestigde hij een eigen ontwerpstudio, eerst met Kees van Barneveld, later met Chris Hein (studio Vincent). Voor de opdrachten die hij krijgt moet hij veel fotograferen. Als documentair fotograaf zal hij gedurende zijn hele werkzame leven opdrachten hebben. Met name voor uitgeverij Waanders in Zwolle heeft hij zijn stempel gedrukt op vele prachtuitgaven over landschap en monumenten van Nederland. Bij het beëindigen van zijn werkzaamheden heeft hij zijn archief van het in de loop der jaren bijeen gefotografeerde materiaal overgedragen. Het Oversticht kreeg alles wat de provincie Overijssel en Flevoland betreft, bij Waanders zijn de overige provincies beland. Tot zover het belang van Ger Dekkers als documentair fotograaf speciaal voor Overijssel. Ger Dekkers woont en werkt sinds 1973 in Dwarsgracht (Giethoorn).

De camera werd tevens zijn instrument voor de ontwikkeling van zijn vrij kunstenaarschap. Dekkers’ oog werd getroffen door vervreemdende elementen in het landschap. Door mensen achtergelaten, verdwaalde voorwerpen, zoals buizen of afdekzeil. Het ging hem niet om het mooie plaatje, zoals in zijn documentaire fotografie, maar eerder om de blik, om het fenomeen kijken. De conceptuele kunst, die op dat moment uit Amerika overwaaide, landde bij Dekkers in vruchtbare aarde. Later zal hij zich toeleggen op nieuw gewonnen land, waar menselijke bewoning vooralsnog ontbreekt, maar waar de hand van de mens duidelijk herkenbaar is in de strakke lijnen van dijken en sloten.

In de jaren zestig zijn Ger en zijn vrouw Hilda nauw betrokken bij de opmerkelijke opbloei van het kunstklimaat in Enschede. Samen met Jan Bolink en Henk Schuring richt Ger Dekkers de Eerste Enschedese Kunstenaars Sociëteit (1961) op, een ludiek initiatief dat ondermeer zal leiden tot de oprichting van Kunstzaal Marktzeventien, dat in de tweede helft van de jaren zestig met een actueel tentoonstellingsprogramma landelijk de aandacht trekt.

Dekkers’ vrije werk trekt de aandacht van de jonge museumconservator Wim Beeren. Een tentoonstelling in het Amsterdams Stedelijk Museum (1969) , deelname aan Sonsbeek Buiten de Perken ( 1971/’72) en een solotentoonstelling in museum Kröller Müller (1973) zet hem definitief op de kaart als beeldend kunstenaar. Later volgt deelname aan Dokumenta 6 Kassel (1977), waarna zijn naam ook internationaal in de kunstwereld gevestigd is.

Dekkers werk sluit aan bij ontwikkelingen in de actuele beeldende kunst van die dagen, zoals abstract geometrisch, conceptueel, Land Art, serieel, fotoseqentie en fundamenteel. Toch volgt hij duidelijk zijn eigen pad. “Landschapswaarnemingen”, vindt hij uiteindelijk de beste omschrijving voor zijn werk. In toenemende mate werkt hij vanuit een vastomlijnd concept. Hij kiest een standpunt, stelt het kader vast, en maakt dan een van tevoren vastgesteld aantal opnamen, na een bepaald aantal stappen naar voren , naar links of naar rechts. Of door de camera steeds een bepaald aantal graden te draaien. De zo verkregen series kunnen als dia geprojecteerd worden, ze kunnen worden afgedrukt en gepresenteerd in reeksen van vijf, zeven of negen op rij of in blokken van vier of negen.

Wat Dekkers een vaste plaats in de kunstgeschiedenis van ons land verschaft is in de eerste plaats de wijze waarop hij de fotografie inzet voor zijn beeldend verhaal: het verhaal van het ontstaan van het nieuwe land en de schoonheid die dat in zich bergt.

Van minstens evengroot belang is de wijze waarop hij zijn landschapswaarnemingen presenteert. Niet alleen de foto’s aan de wand, in fotoboek, kalender of als postzegel (zomerzegels 1981), maar ook monumentaal. Zoals de aankleding van treinen van de NS of de toepassing in ministeries, provinciehuizen, stadhuizen en scholen in het hele land. Een bijzondere toepassing was de continue projectie met de titel “New Dutch Seascapes” in het Nederlands paviljoen op Expo ’98 in Lissabon.

Anders dan bij schilderkunst, is fotografie in essentie niet eenmalig. Zolang het basismateriaal (negatieven, digitale bestanden) blijft bestaan, blijven meerdere afdrukken en toepassingen mogelijk.Ger Dekkers heeft zijn archief overgedragen aan het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam, dat zich ondermeer specialiseert in het beheer van dergelijke collecties.


Auteur: Drs M.H.(Peggie) Breitbarth- van der Stok















Views & Reviews Orderly Mess Cycle & Recycle Paul Bulteel Photography

$
0
0

Society’s leftovers—collected and reclaimed

Waste: like the air we breathe, it is part of life. When badly managed, it destroys habitats on land, pollutes the air, and befouls our rivers and oceans. For human populations this translates into major health issues. Avoiding excess consumption and recycling waste are therefore crucial. But what does recycling really mean? Although the term is familiar, hardly anyone can form a mental picture of what recycling actually entails. Belgian photographer Paul Bulteel takes on this task in a series of striking and highly illuminating photographs of what happens when our discarded paper, metal, glass, plastic, appliances, clothing and countless other industrial byproducts and leftovers are broken down and transformed into new materials. Visually fascinating and well documented, these images give us food for thought.

FEBRUARY 17, 2016
The Bewildering Beauty of Recycled Waste
BY CAROLYN KORMANN

Every day, people generate a volume of trash that weighs roughly as much as a million elephants. By 2050, if things don’t change, the plastic waste in the ocean will outweigh the fish. The Belgian photographer Paul Bulteel is deeply interested in this problem, perhaps in part because he lives in a region that seems to be successfully addressing it. Belgium has one of the highest recycling rates in the world: eighty per cent of its total packaging waste and forty-one per cent of its plastic packaging is transformed into new, reusable materials. (The United States recycles no more than fourteen per cent of its plastic-packaging waste.) For his new book of photographs, “Cycle & Recycle,” Bulteel travelled to recycling plants in Belgium, Luxembourg, Germany, the Netherlands, and France. He wanted not only to document the “volumes and variety of waste streams,” which photographers and artists have been doing for decades, but also to illustrate and encourage efforts “to recycle waste on an unprecedented scale.”

The result is bewildering, evocative, and often beautiful. Most of the photographs depict a pile of one material, which has been collected and sorted, then shredded, pancaked, stacked, crushed, or otherwise transformed. Although Bulteel seems more interested in the communal than the individual, he occasionally captures a winking narrative detail. One picture shows white and pastel mattresses in two mounds in a warehouse. They look naked, vulnerable, distorted by the years, especially in contrast with the forklift crane that looms over them, painted Aegean blue. The shadow of a man in the driver’s seat of the forklift is barely perceptible. In another image, rectangular metal cages the size of cargo containers are stacked and neatly stuffed with brightly colored textiles. A brown shirt has slipped out of one of them. It dangles down, interrupting the cages’ clean, diagrammatic lines, both a reminder of human foible and a question: Whose shirt?

Other subjects include shards of forest-green glass, slabs of ripped black rubber, vats of alkaline batteries, lolling tongues of white latex foam, disembodied LCD screens, piles of cracked windshields, a nest of chopped telephone cables, steaming indoor compost heaps that evoke the set of “Cats,” and a flattened red car. The photographs are bright, color-saturated, geometric; they suggest a return to order from chaos. Trash art has tended toward grim inspections of the human condition through the wreckage that we leave behind, or, conversely, ironic takes on found treasure. These themes seem to have influenced “Cycle & Recycle,” but Bulteel also distances himself with his earnest optimism. If a number of the practices that the photographs illustrate “were to become commonplace worldwide,” he writes, “at least one of our major planetary environmental challenges would be much better managed.” Ultimately, the book promises a kind of alchemy. The final photo is of five glimmering gold ingots, which were recovered from old mobile phones, circuit boards, and car parts.

GEORDENDE ROTZOOI
Vrij Nederland • 18 mei 2016
HET SCHEIDEN VAN HUISHOUDELIJK AFVAL ZORGT IN EEN WONING al voor diverse opeenhopingen. Papier gaat bij mij thuis in grote tassen die eerst in de woonkamer staan en eenmaal vol naar de gang verhuizen. Ze verdwijnen pas richting straatcontainer als de doorgang naar de trap moeizaam wordt. Plastic wordt eerst in een hoekje van het aanrecht gepropt achter de koffiemachine, en als dat uitpuilt, gaat het naar een van de...
Lees verder







Haute Culture Tussen droom en werkelijkheid Garry Winogrand Herlinde Koelbl Catrien Ariëns Company Photography

$
0
0

Title: Haute Culture. Tussen droom en werkelijkheid
Author: Hessing, Mary e.a. (red.)
Publisher: Nederlandse Gasunie, 1998.


The heyday of Dutch industrial photography books, 1945 - 1965 Photographer Paul Huf Paul Huff: Highlights (English and Dutch Edition) once commented succinctly on his work as follows: 'They get what they ask for, but I deliver damn good work' - the very thing that makes industrial photography books so attractive. The books show work from a period during which photographers could not make a living as artists/photographers and depended on such prestigious commissions. With this highly professional approach, photographers like Violette Cornelius Violette Cornelius and Ata Kando: Hungarian Refugees 1956, Cas Oorthuys 75 Jaar Bouwen, Van ambacht tot industrie 1889-1964, Ed van der Elsken , Ad Windig Het water - Schoonheid van ons land and Paul Huf established their reputations and influenced our present-day impression of workers and entrepreneurs in the postwar Netherlands. Experimental poets and well-known writers also contributed to these books, fifty of which are on show. 'Het bedrijfsfotoboek 1945-1965. Professionalisering van fotografen in het moderne Nederland' Het Bedrijfsfotoboek 1945-1965 .  



Herlinde Koelbl: Feine Leute. 1986. 111 Photographien der Jahre 1979 bis 1985.
Greno Verlag, Nördlingen. Erstausgabe. Originalausgabe. Manfred Heiting, Thomas Wiegand: Deutschland im Fotobuch, Seite 149. 120 Seiten. 111 Fotos. Fotos: Herlinde Koelbl. (Cover) Gestaltung: Wolfgang Kenkel. Text: Thorstein Veblen. "Feine Leute meint die Prominenz aus Politik und Gesellschaft. Die ist an die Anwesenheit von Fotografen gewöhnt und sucht geradezu ihre Nähe - zuweilen entdeckt man in Koelbls zwischen 1979 und 1985 auf Bällen, Feiern und Empfängen entstandenen Bilderreigen bekannte Gesichter. Doch es geht icht um Wiedererkennbarkeit, sondern um Rituale, um Schmuck, umfestliche Kleidung, um Buffets, um gewagte Dekolletes, kurz: um das öffentliche Auftreten in Glanz und Gloria. Das buch ist eng verwandt mit Anders Petersens Cafe Lehmitz vom anderen Ende der Gesallschaft, denn hier wie dort überwiegt die Selbstdarstellung. Die Fotografin brauchte gar nicht inszenierend einzugreifen; es reicht, den passenden Ausschnitt zu wählen und im richtigen Augenblick auszulösen. 1991 erschien eine inhaltlich und im Format unveränderten Neuauflage in Leinen mit Schutzumschlag in der Edition Stemmle" (Thomas Wiegand) Sprache: Deutsch




Garry Winogrand


Oneindige voorspoed; Catrien Ariens fotografeerde de betere kringen
De Amsterdamse fotografe Catrien Ariëns portretteerde in haar boek In de beste tradities de gegoede Nederlandse families die hechten aan de dingen die niet voorbijgaan. “Nergens wordt een onvertogen woord of faux pas gesuggereerd. Materiële zorgen zijn onvoorstelbaar en immateriële zorgen moeten onvoorstelbaar lijken.”
Catrien Ariëns: In de beste tradities. Uitg. Thomas Rap, Amsterdam, 93 blz. Prijs ƒ 65,-
Marianne Vermeijden
5 maart 1993

Vorige week is aan de Amsterdamse fotografe Catrien Ariëns de Kees Schererprijs toegekend. Een prijs van tienduizend gulden, genoemd naar de in januari gestorven fotograaf Kees Scherer, die behalve vele fotoboeken over verre landen en Hollandse provincies, ook mooie straatopnamen maakte van het Amsterdam in de jaren vijftig.

De melkman verplaatste zich nog per bakfiets. Vol vertrouwen in de medemens zette hij bij het ochtendgloren een fles met zilverpapieren dop op de stoep. "Vleesch voor honden en katten' werd aan de kar gekocht. En als een auto een voetganger schampte, kwamen er net zoveel belangstellenden op de been als nu op Koninginnedag. Zelfs als je wilde, zou je overdag in geen enkele gracht hebben kunnen verdrinken.

Scherer hield de bedrijvigheid van "het volk' in de gaten. Het zet zich 's ochtends "en masse' per fiets in beweging naar fabriek of kantoor. Het holt naar de tram of hangt uit het raam voor een praatje met buren. In de Jordaan stoeien jongetjes zich een ongeluk. Dankzij het zonlicht van de lome namiddag zou ook een minder onschuldig straatgevecht het aanzien krijgen van een zwierig dansduet. En 's avonds staat de Amsterdammer in de rij voor de "dames' Snip en Snap in Carré.

Happy Few

Fotografe Catrien Ariëns heeft veertig jaar later in kringen vertoefd die het zonder de Sleeswijk-revue moesten stellen. Onder de titel In de beste tradities portretteerde zij het Nederlands establishment, de gegoede families die hechten aan de dingen die niet voorbijgaan. Het was ongetwijfeld geen sinecure om op die bijeenkomsten met een camera rond te struinen. Aan tijdelijke of blijvende pottenkijkers, "anders dan wij', hebben de "happy few' geen behoefte. Lief en leed houdt men liever onder ons, en dat "ons' reikt vaak niet veel verder dan de naaste familieleden.

Ook Ariëns verwijst in de epiloog van haar boek naar die beslotenheid, die vaak wordt gecompenseerd door een hoffelijke, maar onverbiddelijke afstandelijkheid. Dat introverte acht ze eigen aan de Nederlandse volksaard: “Men wil graag zijn wat men is, en vervolgens wil men het niet weten.” Afgaande op de gretigheid waarmee veel landgenoten hun intimiteiten op de beeldbuis slingeren heeft die bewering, denk ik, uitsluitend betrekking op die smalle voorname bovenlaag.

In bijna alle gevallen is Ariëns zichtbaar onzichtbaar gebleven. Daarbij zal een telelens haar behulpzaam zijn geweest, maar ook het feit dat ze voor een deel in die kringen is opgegroeid. Dit laatste mocht uiteindelijk niet baten, want ze heeft "nog nooit zoveel moeite moeten doen en zoveel verantwoording af moeten leggen' tegenover de gefotografeerden, die met "kritische nauwgezetheid' de opnamen beoordeelden. Ja, zij was niet te benijden.

Ariëns keek rond bij riddergenootschappen en studentencorpora, op avondfeesten en kostscholen, op herensociëteiten, bals en jacht- en trouwpartijen. Het gaat er, zoals te verwachten viel, stijlvol en/of gemoedelijk aan toe. Nergens wordt een onvertogen woord of faux pas gesuggereerd. Nergens duikt een zonderling op. Materiële zorgen zijn onvoorstelbaar en immateriële zorgen moeten onvoorstelbaar lijken. Een ieder, ook de kleintjes, weet aan welke regels hij of zij zich te houden heeft. Aan vergissingen wordt in dit boek niet herinnerd.

Ze reisde naar Baarn en Breukelen, maar ook naar een enkele Belgische of Franse bestemming, zoals een Hoogmis in Lourdes voor de in zwarte capes gestoken Maltezer Ridders. In Brussel en in Leiden kijkt ze van bovenaf neer op een Oostenrijks bal met tientallen Sissy-achtige dames, die geflankeerd door hun partner, in maagdelijke avondtoiletten van vele brede meters witte zijden of organza een revérence maken. Of dansen ze een menuet? Wat doet het er toe; als men de codes maar kent, als men er maar bijhoort en als men zich maar weet te gedragen. Verder beelden we ons in dat vanaf 1900 de klok in Oostenrijk heeft stilgestaan.

In Bilthoven is Ariëns getuige van een huwelijksfeest in de tuinen van een landgoed. Renoir zou het er zeer naar zijn zin hebben gehad. Bekoorlijke bruidsmeisjes, gestoken in strikken en stroken van Laura Ashley en getooid met bloemenguirlandes turen afwezig in de verte. Ze zien er wat bedrukt uit. Het valt ook niet mee om zo'n hele dag met een ruikertje in de hand lief, keurig en ook nog schoon te blijven.

De keuze van Ariëns mag dan niet gebaseerd zijn op glamour, rijkdom of bezit, toch zijn het kostbare of flamboyante uiterlijkheden waarmee de betere kringen zich van de minder betere kringen onderscheiden. Met parelcolliers bijvoorbeeld, met tiara's, Ascot-achtige hoofddeksels, op maat gesneden kostuums en ensembles, een meute jachthonden of portretten van voorouders in vertrekken van een vooroorlogse ruimtelijkheid. Zelfs vrijetijdskleding lijkt aan voorschriften gebonden te zijn.

Jaloezie

Afgezien van de vanzelfsprekendheid waarmee met die ingehouden of extraverte chic wordt omgegaan - en die al lang niet meer expliciet de bovenlaag toebehoort - is er die uitstraling van rimpelloze, oneindige voorspoed, die af en toe jaloezie opwekt. Nergens dreigt de boze buitenwereld van Kees Scherer. En als dat wél gebeurt, dan wordt daar korte metten mee gemaakt. Men weet zich daar "hoog en droog' geborgen en beschermd.

Natuurlijk gaat die uiterlijke onberispelijkheid niet op voor het innerlijk, al willen die foto's ons van het tegendeel bewijzen. We moeten maar aannemen dat primaire driften als agressie en erotiek gekanaliseerd worden op drijfjachten en galabals. Lastige gevoelens zijn er om gladgestreken te worden, zodat de opgeruimdheid van karakter in overeenstemming is met het grondig gestofzuigde tapijt.

In zijn inleiding schrijft J.L. Heldring al dat hij de taal mist. Inderdaad, graag zou ik bij de foto's van het bal van de Vereniging van de Adel van het Koninkrijk België enige "flarden' van Armando hebben gelezen. En waar hebben die jagers het over die losjes met hun geweer onder de oksel zo ondeugend staan te gniffelen? Hoeveel moeite zou het hebben gekost om die teksten ongecensureerd in dat boek te krijgen?

Net zoals Heldring gaat ook mijn voorkeur uit naar die ene foto van de oudere dame aan een ronde keukentafel. En profil geportretteerd, zien we hoe ze vol aandacht haar waaiers bekijkt. De verwilderde tuin rukt op langs het venster. Ze draagt geen parels of een gemetseld permanent, maar ze is wèl, zoals Heldring schrijft, de geleerdste vrouw van alle die op de foto's voorkomen. Achter haar ligt een rommelige berg plastic zakken en waardeloos papier. Op de aanrecht staat een gemene afwas te wachten. Eindelijk: een huis met gebreken.

Catrien Ariëns heeft eigenlijk gefotografeerd wat we al heel lang weten. Haar collega Herlinde Koelbl pakte dat anders aan. Zij bekeek zonder mededogen de Duitse bovenlaag, die zich op feesten extravaganter kleedt en gedraagt en zich weinig moeite getroost om een onberispelijke deugdzaamheid of degelijkheid tentoon te spreiden. Er ligt bij de buren een terrein braak voor Gert Jan Dröge. Ook hier is het adagium "the show must go on'. Maar in Koelbls ontgoochelende close-ups komen ook die niet meer glad te strijken rimpels aan de oppervlakte, de met kunst-en-vliegwerk gecreërde decolletés, de platvloerse vrijages en de theatrale omgangsvormen, waarmee de VPRO-comedy-serie The powers that be zo aanstekelijk de spot drijft.

In de beste tradities bewijst dat er aan de Nederlandse bovenlaag minder te beleven valt dan aan de onderlaag. Fotografen weten dat al heel lang. Daarom is het toe te juichen dat Catrien Ariëns het podium wist te beklimmen van dat schier ondoordringbare establishment. Jammer dat het doek nog geen meter is opgegaan.








Herlinde Koelbl



Ad van Denderen





Stamps PostNl Eye Love You Ed van der Elsken Photography

$
0
0
The Hague, 21 May 2016 – PostNL issues the ‘Ed van der Elsken Dutch Photography Museum’ stamp sheet on Monday 23 May. Today, at the Dutch Photography Museum, photographer Eddy Posthuma de Boer received the first stamp sheet from Ludo Voorn, Marketing Director at PostNL.

In recent months the Dutch Photography Museum started on the restoration of the colour photographs by Ed van der Elsken, who died in 1990. Through this, the first of his colour photographs will be preserved and displayed to the public. PostNL was inspired by the restoration work to feature his characterful colour photographs on stamps.

People in streetscapes
Eddy Posthuma de Boer was friends for years with Van der Elsken. He is now guest curator of ‘The collection exposed’, one of the new exhibitions at the Dutch Photography Museum. Posthuma de Boer says of the stamp sheet: “I often went out with him. The thing that distinguished him was that he always wanted to capture the streetscape with contemporary and personal photography. I’m happy that a number of iconic photos from his first and most famous colour photo book from 1977, ‘Eye Love You’, are featured in the stamp sheet."

New stories on stamps
Ludo Voorn praises the work of Van der Elsken, photographer of people. “Extraordinary people are well reflected on this stamp sheet. The designers, Marco Stout and Evelyne Kramer, have used black surfaces to make it look as if the stamp sheet consists of five film strips with stories.”

Availability
The ten ‘Ed van der Elsken Dutch Photography Museum’ stamps are marked ‘Nederland 1’, the denomination for items up to 20g in weight destined for mail within the Netherlands. The stamps are available at all Bruna stores as well as via collectclub.nl. The stamps are valid until further notice.

Stamp size 36 x 25 mm
Perforation 108 x 150
Papernormal with phosphor tagging
Gum synthetic
Printing offset
Circulation 167,000 sheets
Printing houseCartor Security Printing, France
Print colors stampyellow, magenta, cyan and black

Nine out of the ten Ed van der Elsken stamps feature a combination of two colour photographs. The tenth stamp has a photograph alongside the title of Van der Elsken’s most well-known colour photograph book: EYE LOVE YOU. The same cropping technique employed by Van der Elsken is used for almost all of the photos on the stamps. The photos are displayed on a black surface with the name of the photographer in capitals, using the same colours used in the title of the photo book EYE LOVE YOU. The sorting bracket and the value indication “Nederland 1” are located in the white space beneath the black area. The use of the black area means that all of the photos have a black frame, giving the impression that the stamp sheet consists of five film strips. On the tabs to the left and right, the black areas extend to give room for a brief profile of photographer and film-maker Van der Elsken (1925-1990). The upper edge of the stamp sheet contains Van der Elsken’s signature and the Dutch Photography Museum logo, and the lower edge of the stamp sheet has the PostNL logo, the article number and the barcode. The typefaces used are Rockwell (Frank Hinman Pierpont, 1934) and Univers (Adrian Frutiger, 1957). The typewriter typeface on the stamp tabs was created by the Stout/Kramer design bureau and based on Courier.

Most of the photos on the Ed van der Elsken stamp sheet come from his book EYE LOVE YOU (1977). “The book design inspired the style of the stamp sheet,” says designer Marco Stout, who created it together with Evelyne Kramer. “It is a unique book of beautiful photos covering all facets of life. First of all, we thoroughly analysed the book. In the end, we let certain elements in the book come back in the stamp sheet design, such as the narrative character, the use of black frames and the unusual handwriting and typography.” During the analysis of the book, various pages were photographed and printed on a contact sheet. Marco Stout: “Ed van der Elsken tells a story. The book is like a film. In the book, a spread often consists of a combination of images. We wanted to preserve that, so we put not one, but two photos on each stamp. However, we did use new combinations of images, which allowed new, exciting stories to emerge. We didn’t plan this, we just did it spontaneously, to allow for chance. In retrospect, you see that beautiful connections have been made. Knees that point in the same direction, boys looking at girls, horizons that continue, curly hair with curly hair.” A comparison with the original photos reveals that the cropping of the photos has barely been altered. “And that’s how it should be”, says Marco Stout. “The consequence of this approach is that the dimensions of the two photos do not always match perfectly on a stamp. That provides just the right amount of tension in the layout. We feel that imperfection and the role of chance fit in very well with Van der Elsken’s work.” For Marco Stout, Van der Elsken is a fascinating street photographer who was incomparable in portraying the time in which he lived. “People are the focus of his work. That is obvious from this stamp sheet, which depicts more than 40 people. There is so much to see in the photos. That is also the reason we have chosen to keep the edge of the sheet as uncluttered as possible, with a lot of white space in particular. We have tried to do justice to Van der Elsken with this stamp sheet: he is one of the best Dutch photographers ever known. He was a truly committed street photographer, a man who could capture the spirit of an era like no other with very personal photography. His images are like an urban road film. When you read the photo captions in EYE LOVE YOU, you can hear his voice.” About the designers Marco Stout (Visual communication, WDKA, 1995) and Evelyne Kramer (Visual communication, WDKA, 1997) work together under the name Stout/Kramer, visual communications bureau. Their work method is characterised by their consciousness of the position that a designer takes in the process. As a result, Stout/Kramer often goes off the beaten path of graphic design. Stout/Kramer works on commission and initiates projects. Clients include organisations such as the municipality of Rotterdam, Platform Wederopbouw Rotterdam, Boom Publishers, PostNL, the University of Dundee and various architectural firms.

Op 23 mei 2016 vindt de uitgifte plaats van het postzegelvel Ed van der Elsken. Op het postzegelvel zijn negentien kleurenfoto’s van de in 1990 overleden fotograaf afgebeeld. De aanleiding voor de uitgifte is de noodzakelijke restauratie van de 45.000 kleurendia’s van Ed van der Elsken die door schimmel zijn aangetast. Dit restauratieproject van het Nederlands Fotomuseum wordt onder de aandacht van het grote publiek gebracht met een tentoonstelling dit jaar op De Parade, van 23 juni tot 28 augustus in achtereenvolgens Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Amsterdam. Voor twee eerdere postzegeluitgiftes heeft PostNL werk van Van der Elsken gebruikt, Tussen twee culturen (2001) en 10 voor Nederland (2006). Het postzegelvel Ed van der Elsken besteedt aandacht aan de kleurenfotografie van een van de meest invloedrijke fotografen van Nederland. Het grootste deel van de foto’s is afkomstig uit EYE LOVE YOU. Dit is het eerste kleurenfotoboek dat Van der Elsken in 1977 publiceerde. Ter gelegenheid van het restauratieproject brengen het Nederlands Fotomuseum en de uitgevers Lecturis en Bas Lubberhuizen deze zomer een heruitgave van EYE LOVE YOU uit.












Aeronautics in The Backyard Doe-het- zelvers de lucht in Xiaoxiao Xu Photography

$
0
0

AeronauticsIn The Backyard is a mythical, fairytale-like photo series about the dream of flying, of freedom and creativity.

All over the country in China, in the most unexpected of places, farmers rise up to build their own aircraft. They don't work in fancy hangars with all the equipment one could wish for, they simply play around in their backyards, recycling scrap metal and using household tools. They are self-educated, self-employed and penniless.

Some of these aeronauts have worked for decades but never achieved to get airborne. Although that might sound like a waste of time, they see it differently. For them, the game is not about how far or high they can fly, it's about pushing their boundaries in order to achieve the impossible. They call it real-life science-fiction.

Driven by questions of why, of all people, Chinese farmers have the guts and skills to become aeronauts, even though they lack both education and resources, and how they manage to achieve such dazzling goals while working full-time jobs on the side and taking care of their families on a daily basis,

In early 2015 I drove across China's extensive land for several months, residing in eight different villages spread out over three major provinces, meeting and interviewing eight different aeronauts. Although coming from similar backgrounds, all eight have completely different ways of building their machines, and all carry countless unique stories with them.

Doe-het- zelvers de lucht in
Vliegen Vindingrijke Chinezen bouwen hun eigen vliegtuigen en helikopters. In de garage, de tuin of op het balkon.
Christel Don Foto’s Xiaoxiao Xu
24 mei 2016


Toen de Nederlandse fotograaf Xu (1984) voor het eerst Chinese vliegtuigbouwers zag, was ze meteen gefascineerd. „Ik heb veel bewondering voor de Chinese mentaliteit”, zegt ze. „Chinezen proberen er onder moeilijke omstandigheden altijd het beste van te maken.” Xu werd door die mentaliteit gemotiveerd om op zoek te gaan naar deze amateuraeronauten. Ze pakte haar camera in en vertrok naar China.

Al snel kwam ze de eerste vliegtuigbouwer op het spoor, kapper Wang Qiang. „Een heel open, enthousiaste man. Van de acht mannen die ik heb geportretteerd, heeft hij misschien wel de sterkste wil om zijn droom uit te laten komen. Terwijl hij ook een gezin te onderhouden heeft. Ik fotografeerde ook zijn zoontje dat een speelgoedvliegtuigje in zijn hand houdt. Hij zei tegen mij: ‘Papa kan een vliegtuig bouwen, maar ik bouw later een raket.’”

Wat deze mannen doen, staat in schril contrast met de verplichtingen die je in China als man hebt

Xiaoxiao Xu is geboren in Qingtian, in het zuidoosten van China. Op haar veertiende kwam ze naar Nederland, waar haar moeder al een paar jaar woonde. Xu sprak geen woord Nederlands, maar al na één jaar kon ze naar de havo. De wens fotografie te studeren, zo herinnert ze zich, kwam vanuit het niets. Niemand in haar omgeving deed zoiets. Maar toen ze eenmaal op de Fotoacademie in Amsterdam belandde, hoefde ze alleen nog maar haar intuïtie te volgen. In 2009 studeerde ze cum laude af. Ze won sindsdien een aantal prijzen en werkt nu aan haar derde fotoboek.

„Mijn familie begrijpt niks van mijn werk. ‘Stop met wat je doet, fotograferen is niet goed voor je’, zeggen ze vaak. Ze vinden het te zwaar voor mij als vrouw. Met die grote, zware tas.” Xu grinnikt. „Ze hebben liever dat ik trouw en kinderen krijg.”

Het verklaart deels waarom ze zich zo aangetrokken voelt tot de „sprookjesachtige aeronauten” die ondertussen vrienden van haar zijn geworden. Ze appt nog bijna dagelijks met de mannen. „Ik werd snel geaccepteerd. Ik logeerde tijdens het fotograferen vaak een paar dagen bij hen thuis. Ik ging mee naar afspraken bij de gemeente, of naar hun schoonouders. Ze lieten me helemaal toe in hun leven. Misschien omdat ze aanvoelden dat ik snapte waarmee ze bezig waren. Vaak reageerde hun omgeving aanvankelijk kritisch en afwijzend. Wat deze mannen doen, staat in schril contrast met de maatschappelijke verplichtingen die je in China als man hebt. De zorg voor je vrouw, kinderen en ouders. Deze mannen kiezen hun eigen weg en nemen het risico op een crash op de koop toe.”

‘MIJN VROUW WAS VAAK BOOS OP ME’

Uitvinder Zhang Dousan (1956)

Model helikopter met aluminium frame

Lengte 5 meter

Investering 500.000 yuan (67.755 euro)

‘Ik zou nooit een vliegtuig maken dat al bestaat, het moet altijd een eigen ontwerp zijn. Mensen die het niet begrijpen, denken dat ik een idioot ben, want geld verdienen is het belangrijkste in onze maatschappij. Ik geef alleen maar geld uit.”

Zhang Dousan geeft bijna iedere Chinese yen die hij verdient uit aan zijn vlieghobby. De helft van zijn tijd werkt hij in de bouw, de overige tijd is hij aan het sleutelen aan nieuwe ontwerpen. Dousans bouwwerken zijn misschien wel de meest fantasierijke van allemaal. Waar anderen met bestaande schetsen werken, verzint Dousan iedere keer iets compleet nieuws. Zonder zijn school te hebben afgemaakt. Hij komt uit een arm boerengezin en is al op zijn dertiende aan het werk gegaan. Om toch zijn droom waar te maken, volgt hij vliegtrainingen bij een vliegveld in de buurt.

Op zijn balkon bouwde hij in 1998 zijn eerste vliegtuig. „Mijn vrouw was in die jaren vaak boos op me, omdat ik maaltijden oversloeg. Dan kon ik niet stoppen.” Ondertussen werkt hij alweer aan vliegtuig nummer 5, een helikopter. Bedoeld als reddingshelikopter. In 2008 werd het Wenchuan-district zwaar getroffen door een aardbeving (70.000 mensen stierven, honderdduizenden raakten gewond of waren vermist). Toen de plaatselijke reddingshelikopter crashte, moest het reddingsteam per voet naar het rampgebied. Daarom bouwt Dousan nu een nieuwe helikopter die bij een eventuele volgende ramp naar de bossen kan vliegen.

‘NA IEDERE CRASH WORDT HET VEILIGER’

Uitvinder Wang Qiang (1976)

Model Licht vliegtuig met houten propeller. Een open cockpit en stalen frame met aluminium structuur

Lengte 5,6 meter

Investering 35.000 Chinese yuan, (4.742 euro)

‘Ik kan niet uitleggen waarom ik zo graag wil vliegen. Misschien is het simpelweg hoe de mens in elkaar zit: we begonnen te paard, gingen fietsen, ontdekten de auto en daarna wilden we de lucht in met een vliegtuig. Het is mijn droom, mijn vreugde. Vliegen is mijn leven.”

Wang Qiang is kapper, net als de rest van zijn familie. Eind jaren negentig raakte hij geïnteresseerd in vliegtuigen. Bij toeval zag hij het tijdschrift Aerospace Knowlegde bij een kiosk liggen. Voor die tijd kende hij vliegtuigen alleen doordat hij af en toe naar de hemel keek. Hoe langer Qiang naar de details op de foto’s keek, hoe meer hij geïntrigeerd raakte. Van de bamboe die in het bos achter zijn huis groeide, bouwde hij kleine modelvliegtuigjes. Al zijn materiaal kwam uit de buurt en kostte hem vrijwel niks. In juli 2005 was zijn eerste echte vliegtuig af en reed hij naar een oud vliegveld voor een testvlucht. Dat bleef niet onopgemerkt. Het was een warme dag en het halve dorp rukte uit om te komen kijken. Die dag kwam Qiang maar twee meter hoog, maar iedereen juichte en het motiveerde hem om door te gaan.

Hij is nu vele vliegtuigen en een aantal lichte ongevallen verder. Ja, hij is wel eens bang, maar ieder ongeluk maakte hem ook zekerder van zijn zaak. Qiang: „Na iedere crash verbeter ik het model en wordt het veiliger.” Al verkoopt hij regelmatig een vliegtuig met winst, in de tijd dat hij bouwt, is er geen inkomen. De droom om ervan te kunnen leven, is dus nog niet uitgekomen. „Als ik straks nog professioneler ben, ga ik workshops geven aan amateurbouwers. Samen kunnen we ervoor zorgen dat onze vlieghobby overal in het land tot bloei komt.”

‘IK BEN NIET GEK, IK BEN ENTHOUSIAST’

Uitvinder Jin Shaozhi (1944)

Model Vliegtuig met een stalen frame en aluminium buizen

Lengte 6 meter

Investering 80.000 Chinese yuan, (10.840 euro)

‘Het plan is om mijn vliegtuigen steeds beter te maken en door te gaan met vliegen tot ik 90 ben. Steeds hoger, verder en veiliger.”

Al toen Shaozhi een klein jongetje was, droomde hij ervan zelf te kunnen vliegen. Pas na zijn pensioen in 2007 nam hij zijn eerste vlieglessen en begon hij zich te verdiepen in de luchtvaart. Shaozhi bouwde vijf vliegtuigen die hij allemaal airproof kreeg. Toen Shaozhi in 2013 een testvlucht maakte in het vliegtuigje van een collega-amateur, crashte hij. Bijna een maand lag hij in het ziekenhuis. Hij wist van tevoren, zegt hij, dat het een onveilig vliegtuig was, maar had zijn drang ermee te vliegen niet kunnen bedwingen. Hij is niet bang geworden. Na acht maanden rust, ging Shaozhi door met zijn vlieglessen. Hij bekostigt zijn hobby met een kleine kliniek die hij na zijn pensioen opende. Daarnaast draait alles om zijn nieuwe carrière in de luchtvaart. Shaozhi: „Ik ben niet gek, maar gewoon heel enthousiast.”

Het fotoboek Aeronautics in The Backyard van Xiaoxiao Xu wordt in september bij Breda Photo gepresenteerd.

AirBnB in Palestina To the Promised Land Maja Daniels Photography

$
0
0

DRAWING THE LINE – ABRAHAMS PATH IN PALESTINE

In Palestine, history is not hidden away in books and museums. This is a place with a past full of commotion, riots and disorder, involving a variety of ethnic groups, conquerors, adventurers and cultures. The earliest traces of farming communities and of people keeping livestock were found here. Ancient religious temples, caves and ruins of once important palaces, settlements and hideouts all bear witness to the various beliefs and ways of life that were to become the cradle of modern civilization.

Here, humans and spirits coexist in an array of dream-like, surreal and sometimes hard-to-believe visions. A trek through these lands is a journey through overlapping worlds and times.
Masar Ibrahim (Abraham’s Path) is a community-based tourist initiative concentrating on a 125 km long walking path across the Palestinian territories. Built on principles of ‘ecotourism’ – a very new concept in Palestine – the project is also fused with cultural values and a community-based economic development plan. This new approach focuses on marginalised communities and rural areas, hoping to encourage increased connections between Palestinians living in all parts of the land, as well as cultural exchanges with foreigners from all over the world.

These images, taken along the same path that Abraham is reputed to have once walked, reflect on the generally ignored and forgotten everyday life of the people in this land. They focus on how – despite major challenges – life does go on beyond media stereotypes of stone-throwing boys, of yet another demolished home or a veiled woman in front of the Separation Wall.

These images attempt to show another reality: that seemingly mundane attempts to live a good life can turn into a political statement of resilience and hope.

Abraham becomes an important symbol of hospitality; a customary attitude prized amongst the Palestinian families who are opening their homes, ready to receive international guests in the newly established ‘home-stays’ that are situated along the path.Tourism represents a new hope – a commercial incentive for the many communities that are linked to the path but who struggle financially: farmers who have been cut off from their land, Bedouin communities forced to live within constantly diminishing areas with strictly restricted water resources, or women’s cooperatives in refugee camps who are encouraged to continue cultural traditions such as embroidery and dance, as well as learning English.To receive tourists in their homes offers the possibility of financial gain, but is also an important opportunity for the whole family to meet and exchange with people from other parts of the world. A cultural identity is celebrated and reinforced simply by sharing stories and local cooking, historical sites, music and other aspects of Palestinian life.Whilst pushing an ecological stance and diversifying Palestine’s touristic scope for tourism, this is also a project that can help unify the Palestinian territories and conserve a patrimony and a connection to the land that the Palestinian people currently have increasingly few possibilities or rights to develop.——-This project was made possible with the help of the local NGO Masar Ibrahim Al Khalil, French NGO Tetraktys and the DevReporter Project with support from the European Union.

FOTODOCUMENT
 
NAAR HET BELOOFDE LAND
 
Vrij Nederland • 25 mei 2016
HET ABRAHAMPAD LOOPT VAN URFA IN HET OOSTEN VAN TURKIJE naar Beër Sjeva in de Negev woestijn in zuidelijk Israël. Het is een tocht langs de plaatsen die de stamvader van de drie monotheïstische godsdiensten volgens de overlevering aandeed op zijn zoektocht naar het beloofde land. Nu is het Abrahampad een wandelroute voor pelgrims, backpackers en nordic walking-fanaten. De laatste jaren hebben met name Palestijnen op ...
Lees verder


A view of Jerusalem from Bethlehem: both cities are on the route of the Abraham Path, a project welcomed by Palestine’s Ministry of Tourism and Antiquities. ‘In Palestine, 80% of our tourism consists of pilgrimages, and we have to diversify,’ says spokesman Ahmed Rjoob. ‘This is a national project, going from north to south, connecting all the Palestinian areas, focusing on marginalised communities and rural areas. It’s a completely new approach, and precisely what we need.’


Fiwyal Manasrah, who plays host to walkers on the Abraham Path, prepares bread in the traditional wood-fired oven at her home in Beni Naim.


In Beit Sahour, Bethlehem, local activists have pioneered non-violent resistance: during the first intifada, Israelis were invited to spend a weekend in Palestinian homes, using the slogan Break Bread, Not Bones. It was also here that the concept of home-stay visits was developed by the Alternative Tourism Group, an NGO specialising in tours in the Palestinian territories.


A beekeeper at the Palestine Institute for Biodiversity and Sustainability in Bethlehem. ‘This centre has existed less than a year,’ says its director, Mazin Qumsiyeh. ‘My wife and I moved back from the US to build it, with a small support grant from Bethlehem University. We will build a green building for the museum, maybe a room with plants growing on the walls, and a bio-system for butterflies. We have identified 55 unique species in Palestine so far, but we need more data. Our mission is research, conservation and education.’


Sunrise at Salim Abu Nasim’s house in Tekoa. The family offers rooms for home-stay visitors, but they prefer to sleep on the terrace during the hot summer months.


The Bader family in Battir break the Ramadan fast with an iftar dinner. Battir became a Unesco world heritage site in 2014, and there are plans to connect it to the path.


Three generations of one family await a group of international tourists at their tent in Hasassa, Al Rashaydeh. Tonight the visitors will have dinner, and in the morning a walk to see the sun rise over the Dead Sea. Bedouin communities such as this make their living keeping sheep, goats and camels, but with reduced access to water and land, tourism has become increasingly important.


Samah Mfere (second from right) is part of the women’s union in Palestinian refugee camp Aqbat Jaber in Jericho. ‘We aim to support women socially, give them jobs and opportunities,’ she says. ‘We have a kitchen, a fitness centre and a beauty salon.’ The union has around 150 members, including (from left) Jamile Mfere, Nfares Intesor and Hanan Amash Njirad. Two years ago, they received funding that ‘allowed us to provide lunches for the local school; eight women cook 150 meals a day’. Samah, 23, has opened a photographic studio, where she takes family and wedding portraits.


Two men stop off at the only water source accessible to Palestinians in Al Auja. ‘Before 2000, this area was farmland with plenty of banana plantation,’ says Ali Salame, who lives nearby. ‘Since the Israeli settlements arrived, five out of six wells have been taken. We have to go high up the mountain to reach the remaining source.’


Abed runs a souvenir shop in Hebron’s old city, and is the only Palestinian on his street. ‘I have been offered a lot of money by wealthy Jewish people to leave and go to America,’ he says, ‘but I keep refusing. Our family has lived here for 250 years.’

• Maja Daniels’ photographic project was made with the help of the local NGO Masar Ibrahim Al Khalil and the DevReporter Project.




Photos of serene bare Landscapes Arena Noorderlicht Photofestival 2016

$
0
0

22 May - 3 Jul 2016
ARENA
Noorderlicht Photofestival 2016
From 22 May until 3 July, Noorderlicht returns to Museum Belvédère in Heerenveen for the Noorderlicht Photofestival 2016

We live in a time when our global culture has subordinated nature. It has become almost impossible to experience unspoilt land, no matter how far we direct our gaze. What remains once humanity and its thirst for action have left the stage, in search of ever greener pastures? With ARENA Noorderlicht casts a forensic look at the traces left behind in the landscape.

For ARENA twenty-one artists have been invited from around the world, showing with their respective images a part of the bigger story.

Museum Belvédère

The 2016 Noorderlicht Photofestival will take place at Museum Belvédère and outdoor areas in Heerenveen/Oranjewoud. The Museum is situated on the Oranjewoud estate, with splendid gardens and water features and a rich cultural history.

Foto’s van serene, kale landschappen
Expositie Op fotomanifestatie Noorderlicht zijn foto’s te zien waarop de destructieve hand van de mens indirect zichtbaar wordt.
Thomas van Huut
28 mei 2016

David Maisel: The Fall

Kolenmijnen, mijnenvelden, plastic tasjes en de onzichtbare straling na de kernramp in Fukushima: de 26ste editie van fotomanifestatie Noorderlicht toont met de tentoonstelling Arena de diverse sporen van de mens in het landschap. Het liefste in de combinatie van dreiging en schoonheid, stelt curator Wim Melis. Hij verzamelde het werk van 21 fotografen uit binnen- en buitenland om een verhaal te vertellen over hoe de mens omgaat met zijn omgeving. De esthetische aantrekkingskracht van de foto staat voor hem voorop. „Het heeft wat mij betreft iets van het sublieme”, zegt Melis, „de grote schoonheid en het gruwelijke gevaar ineen.”

Noorderlicht 2016: Arena is t/m 3/7 te zien in Museum Belvédère in Heerenveen. Zie: museumbelvedere.nl

Als donkere wolk boven de opening van de expositie in Museum Belvédère hangt het advies van de Raad van Cultuur om Noorderlicht geen subsidie meer te geven. Te weinig experimenteel was het oordeel.

„Maar welk experiment bedoelt de raad dan?”, vraagt curator Melis zich af. Melis is sinds 1995 curator van Noorderlicht. „Ik zie voor mijn werk eindeloos veel fotografie langskomen, maar er is echt niet meer experiment dan dit. Je kunt je onderscheiden door jong talent te tonen. Nieuw werk ontdekken kan iedereen met internet.” Melis stelt dat Noorderlicht het beleid niet gaat wijzigen: „We gaan de Raad ervan overtuigen dat wat we doen belangrijk genoeg is.”

Voor Arena selecteerde Melis geen confronterende afbeeldingen van vernieling, maar foto’s waarbij de confrontatie met de destructie pas later duidelijk wordt. De serene kale berglandschappen uit de serie Copper Geographies van de Chileense fotograaf Ignacio Acosta werken in eerste instantie betoverend, totdat je je realiseert dat je naar een dood landschap kijkt. „Wij verleiden mensen met een mooie foto, en proberen op die manier het verhaal extra indringend te vertellen.”

De geselecteerde fotografen gebruiken verschillende technieken om het onderwerp te benaderen. De Nederlandse fotograaf Witho Worms bijvoorbeeld gebruikte een 19de-eeuwse ontwikkeltechniek voor zijn foto’s van steenkoolbergen in onder andere België, Frankrijk en Wales. Hij ontwikkelde de foto’s met pigment uit de kolen van de gefotografeerde berg. „Kun je met fotografie doordringen tot je onderwerp? Dat was de vraag waar ik mee bezig was toen ik deze techniek ontwikkelde”, licht Worms het ontwikkelproces van zijn serie Cette Montagne C’est Moi toe. „Met mijn foto’s wil ik geen tik uitdelen: ik ben optimistisch over de kracht van het landschap om zichzelf opnieuw te ordenen. Opwarming is misschien voor de mens een gevaar, voor de planeet als geheel valt dat wel mee. Ik heb vooral menselijk gedrag in beeld willen brengen.”


Viewing all 1008 articles
Browse latest View live


<script src="https://jsc.adskeeper.com/r/s/rssing.com.1596347.js" async> </script>