ALMERE, NETHERLANDS
Green CathedralLombardy poplars planted to imitate the size and shape of the Cathedral of Notre-Dame de Reims
The grand Cathedral of Notre-Dame in France may be vulnerable to nature’s wear and tear when it comes to weather, deer is not one of its worries.
For its horticultural counterpart in the Netherlands, the same cannot be said. Luckily, deer damage is easily remedied by simply planting more poplars—the Green Cathedral maintains its regal beauty, undaunted by nature as it is created from nature itself.
Located near the city of Almere, the Green Cathedral is the living art construction of Marinus Boezem. The living land art project is made up of 178 strategically-planted polars intended to mimic the architecture of the famous cathedral in Reims, France. The mature trees stretch almost 100 feet into the sky, and the “structure” itself is almost 500-feet long and 246-feet wide.
A popular place for weddings as well as funerals, the Green Cathedral was designed to have its own organic evolution, placed so that when the poplars decline, nearby beech trees will have grown in, shaping the walls of the green church once more.
Zoeken naar schoonheid tussen hemel en aardeMarinus Boezem
In de Oude Kerk in Amsterdam laat de 82-jarige kunstenaar bezoekers zweven tussen hemel en aarde.
Lucette ter Borg
24 november 2016
Het zal gaan zoals de kunstenaar het zegt: een keurig aangeklede piccolo staat naast een metalen bouwlift, een knop wordt ingedrukt en hop, daar glijd je, één, twee, drie, vijftien meter omhoog, tot je het gevoel hebt te zweven tussen hemel en aarde. Onderweg klinkt er een vreemd geruis: je hoort blaadjes van bomen ritselen, de wind speelt erdoorheen.
De lift strekt zich uit tot zijn maximale hoogte en nu lijkt het alsof je de gotische bovenramen van de Oude Kerk in Amsterdam – want daar ben je – kunt aanraken. Alles wat zich beneden op de kerkvloer afspeelt en wat je in vogelvlucht bekijkt – de buurtbewoners die op verzoek van de kunstenaar de plattegrond van de kerk borduren, de toeristen, kunstliefhebbers én de kunst – lijken totaal nietig. Aan de zuil voor je neus hangt een spiegel met een boodschap van de kunstenaar erop. Die blijft nog even geheim.
Marinus Boezem, Labyrinth (2016).Foto Robert Glas
De liftboy drukt weer op de knop en de metalen bak zet de daling in. Eenmaal beneden zal alles wat je ziet gekleurd worden door wat je daarboven hebt meegemaakt. Je gevoel voor perspectief, voor formaat, geluid en ook het gevoel van wie of wat je bent, zal veranderd zijn.
Waarmee is gezegd dat kunstenaar Marinus Boezem – oud van jaren, maar kwiek van lichaam en geest – nog steeds zijn naam waarmaakt als ‘medium ter bevordering van hernieuwde ervaringen’. Zo omschreef Boezem zichzelf vroeger, in 1968, toen hij zijn handtekening zette onder werken die zouden uitgroeien tot iconen van de conceptuele kunst.
Ik spreek Marinus Boezem (Leerdam, 1934) en zijn vrouw Maria-Rosa in hun huis in Middelburg, waar zes ateliers, het trappenhuis en een presentatieruimte gevuld zijn met werk uit de afgelopen zestig jaar. Aanleiding voor het gesprek is de tentoonstelling in de Oude Kerk, die is samengesteld door Oude Kerk-directeur Jacqueline Grandjean en curator Lorenzo Benedetti. In de Oude Kerk is een combinatie te zien van oud en fonkelnieuw werk, zoals die lift (Into the Air), de bordurende buurtbewoners (Gothic Gestures) en de geluidsinstallatie Transformation.
U behoort – samen met Ger van Elk, Jan Dibbets en Stanley Brouwn – tot de grondleggers van de conceptuele kunst in Nederland. U lichtte de oogleden van de Nederlanders op, heeft u weleens gezegd. Wat bedoelt u daarmee?
„Ik vond, net als Yves Klein, dat je als kunstenaar het kunstbegrip moest verruimen. Je hoeft niet per se een doek en een ezel te hebben om kunst te maken. Dat liet Klein schitterend zien toen hij eind jaren vijftig naakte modellen gebruikte als levende penselen. Het illusoire van schilderkunst, waarin je alles als illusie kunt laten zien, voelde voor mij als iets onwerkelijks. De tijd vroeg juist om iets mét de wereld te maken.”
U bent opgeleid als tekenaar en schilder. In 1960 besloot u de polder bij Asperen waar u woonde als ‘ready made’ tentoon te stellen. Was dat een logische stap?
„Ja, dat voelde heel natuurlijk. Ik ben begonnen als krullenjongen in de Glasfabriek in Leerdam. Daar tekende ik lullige dingen na. Elk kopje, kommetje, schoteltje moest voor de catalogus met de hand getekend. Ik kon dus heel precies technisch tekenen. Daarna ging ik naar de Vrije Academie in Den Haag, waar een liberaal elan hing.
„Ik – en ik niet alleen – wilde nieuwe beelden scheppen. Daar bedoel ik mee dat je zaken die niet tot de kunst gerekend werden, plotseling aanvaardbaar en bruikbaar maakte als kunst. Zoals de polder in Asperen, zakelijke weerkaarten, of het luchtruim boven Amsterdam waar ik eind jaren zestig met een straalvliegtuigje mijn naam liet schrijven. Zo’n hemel, zo’n polder is perfect. Niets wordt voorgeschoteld. Iedereen roept een illusie op in zijn eigen hoofd. En ik hoef er niet voor naar terpentijn te ruiken.
„In die zin ben ik een kleurloos kunstenaar. Daar wees Thierry Raspail me op toen ik in de jaren tachtig een grote overzichtstentoonstelling had in zijn Musée d’Art Moderne in Lyon. Mijn vrouw Maria-Rosa en ik waren al dagen aan het inrichten, toen Thierry binnenkwam en zei: ‘Dat werk moet je er maar uithalen. Dat detoneert.’ Het werk waar hij op wees, was het enige wat kleur had. Ik had het nooit zo beleefd, maar inderdaad: al mijn verdere werk was kleurloos.”
Waarom kiest u zo zelden voor kleur?
„Omdat ik in zekere zin een boekhouder ben. Het idee dat ik wil overdragen is voor mij het belangrijkste. Daarvoor zoek ik de kortste weg. Dus vallen er heel wat krullen en trullen af. En ook heel veel leuke kleurtjes – die zijn allemaal overbodig.”
Toch zijn grote inspiratiebronnen voor u de Renaissance en de gotiek. Dat zijn bepaald geen periodes waarin kunstenaars kleur meden.
„Klopt. Wat ik belangrijk aan de Renaissance vind, is de veranderende blik op de wereld: elkaar zien, elkaar aankijken. En de gedachte dat een beeltenis niet alleen in dienst hoeft te staan van politiek, van godsdienst of van welke ideologie dan ook, maar dat schoonheid ook op zichzelf kan bestaan.”
Motieven van belangrijke meesters uit de Renaissance komen geregeld terug in uw werk. Net als de plattegrond van de kathedraal in Reims. Die heeft u in tientallen werken verbeeld. U heeft haar letterlijk laten groeien bij Almere, u heeft haar als zaad op laten eten door vogels, u heeft haar geborduurd, getekend, in marmer gehouwen.
„Ik ben feitelijk op zoek naar pure schoonheid – en die pure schoonheid tref ik vooral in de symmetrische kathedraal van Reims. Ik gebruik de kathedraal niet omdat ik een bewonderaar ben van kathedralen. Nee, de gotische kathedraal is voor mij een logo, het begin van onze beschaving, een podium waarop ik verschijn en mijn interventies kan plegen. Het is een denkkader, een metafoor, een symbool voor culturele consensus. Moet je je voorstellen: overal in Europa gaat het omhoog. Gotiek gaat over verticaliteit.”
Uw werk gaat juist over tegenstellingen: vallen/vliegen, omhoog/laag, zwaar/licht – niet alles gaat voorwaarts, wordt beter of alleen maar hoger.
„Dingen zijn nooit in het perspectief van het ja of het nee te zien. Daarom verwerk ik de opwaartse kracht van de gotische Oude Kerk in tegenstellingen. Er zitten vrouwen op de vloer kruissteekjes te borduren terwijl je met de lift omhoog kunt. Dat is de dialectiek van het ja en het nee binnen één kunstwerk.”
Heeft de kathedraal ook een religieuze betekenis voor u?
„Ik ben katholiek opgevoed en vond het spektakel prachtig. Maar ik ben niet religieus. Ik vind het streven naar verlichting en transformatie mooi, al weet ik dat het altijd streven blijft. Dat probeer ik uit te drukken in mijn werk. Ik probeer de wereld buiten de wereld te bekijken. Ik ben geen deelnemer – nooit geweest ook. Als kind al niet. Ik stond altijd aan de rand van de kring, of liever gezegd: ik stond daarbuiten te kijken wat er gebeurt.”
Marinus Boezem. T/m 26 maart in De Oude Kerk, Oudekerksplein, Amsterdam. Inl: oudekerk.nl
De Groene KathedraalPlaats: Almere
Locatie: Tureluurweg
Kunstenaar: Marinus Boezem
Materiaal: populieren, beton
Jaar: 1987 - 1996
Zoek op de kaart
Beschrijving:Toen begin jaren 1970 gestart werd met de bouw van Almere dacht de kunstenaar Marinus Boezem: een stad zonder geschiedenis heeft een kathedraal nodig. In de Middeleeuwen duurde het gemiddeld honderd jaar om een kathedraal te bouwen, maar populieren doen er ongeveer dertig jaar over om tot wasdom te komen. In 1978 diende Boezem een plan voor het 'Gothic Growing Project' oftewel 'Gotisch Groeiproject' bij Almere in bij de Raad voor de Kunst. Die gaf een positief advies, maar de laatste zin van het advies luidde dat hijzelf voor de grond moest zorgen. Daarom diende Marinus Boezem een jaar later bij het toenmalige Ministerie van CRM een verzoek in om ergens in de IJsselmeerpolders het 'Gothic Growing Project' te realiseren. In eerste instantie hield de Rijksdienst te boot af. Uiteindelijk besloot de dienst in 1986 grond in Zuidelijk Flevoland ter beschikking te stellen voor het project. In overleg met de gemeente Almere werd een kavel tussen de Hoge Vaart en de Tureluurweg als groeiplaats voor de kathedraal aangewezen.
![]()
Boezem baseerde zijn Gotisch Groeiproject op de13e eeuwse Notre-Dame van Reims, één van de beroemdste voorbeelden van de Franse gotiek. Het model van de kathedraal is door Boezem gekozen, omdat hij haar ziet als een hoogtepunt van een door de mens geconstrueerde ruimte. De Kathedraal symboliseert het menselijk verlangen om al het aardse achter te laten en het spirituele te zoeken. Het project is ook een metafoor voor het feit dat er pioniers zijn begonnen, elke beschaving begon ooit met het bouwen van een kathedraal, een gebedsruimte. Zelf heeft Marius Boezem nooit de naam 'kathedraal' gebruikt. De bewoners van Almere hebben het kunstwerk 'De Groene Kathedraal' gedoopt.
In april 1987 werden 178 Italiaanse populieren (Populus nigra ‘Italica’) gepland, samen vormen zij de plattegrond van 'De Groene Kathedraal', 175 m lang en 70 m breed. De betonnen paden weerspiegelen de kruisribben van de gotische gewelven. De populieren staan voor de zuilen. Elke populier wordt door schelpen omringd, als herinnering aan de golven die hier voor de inpoldering spoelden. Tussen de bomen is gras ingezaaid om de plattegrond beter te laten uitkomen. In 1996 waren de populieren zo hoog dat 'De Groene Kathedraal' opengesteld kon worden voor publiek. De populieren bereikte omstreeks 2006 hun maximale hoogte van ongeveer 30 meter, bijna net zo hoog als de kathedraal van Reims.
In de buurt van 'De Groene Kathedraal' is in 1990 een contra kathedraal aangeplant. De omtrek van de plattegrond is uitgespaard in eiken- en beukenhagen. In het grasveld van de openplek geven betonnen paaltjes de pilaren aan. Als de populieren na enkele tientallen jaren afsterven en 'De Groene Kathedraal' langzaam tot ruïne vervalt, zal de tweede kathedraal de opvolger van de eerste worden. Pas als 'De Groene Kathedraal' niet meer te zien is en als mensen tegen elkaar zeggen: 'Vroeger stond hier een kathedraal', dan is Almere een stad met een eigen geschiedenis.
KunstenaarMarinus Lambertus (van den) Boezem werd op 28 januari 1938 in Leerdam geboren. In 1954 ging Boezem naar de Vrije Academie Artibus, in Utrecht. Na een jaar stapte hij over naar de Vrije Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag waar hij tot 1956 studeerde. Van 1974-1985 was Marinus Boezem docent vormstudie aan de T.H. in Delft.
Eind jaren vijftig van de twintigste eeuw was Boezem actief als tekenaar en kunstschilder. Samen met Ger van Elk en Jan Dibbets was Boezem eind jaren zestig vertegenwoordiger van de conceptuele kunst. Alles kan kunst zijn. In 1960 stelde Boezem de Asperse polder als 'ready-made' tentoon. Met deze actie zette hij zichzelf voor het eerst neer als ‘conceptueel kunstenaar. In 1969 liet hij een piloot de naam Boezem boven de haven van Amsterdam in condensstrepen neerschrijven. Zo werd het universum even een kunstwerk, totdat de wind de letters langzaamaan wegblies. De kunst van Marinus Boezem gaat over het idee. Hij beperkt zich niet tot één materiaal of medium: de vorm komt immers voort uit het idee.
Graag werkte Boezem met bekende beelden, zoals de kathedraal. Dit is één van de terugkerende gegevens in zijn werk, dat staat voor de perfecte architectonische ruimte en het begin van de groei van de Europese cultuur. Hij gebruikte dit als podium om zijn hedendaagse ideeën gestalte te geven. Zijn bekendste werk is 'De Groene Kathedraal' uit 1987 bij Almere. In 1994 maakte Boezem op een asvaltvlakte bij de stormvloedkering in de Oosterschelde de plattegrond van de kathedraal van Reims in basaltblokken. Tussen de blokken, die het stramien volgen van de steunberen en pilaren, is de geprojecteerde gewelfstructuur zichtbaar gemaakt met witte wegenverf. 'Abri', zoals het kunstwerk heet, is een pendant (tegenhanger) van 'De Groene Kathedraal'.
Sinds 1974 woont en werkt Boezem in Middelburg
De geest wil vliegen; Gesprek met Marinus Boezem over zijn Groene KathedraalBijna tien jaar zijn ze gegroeid, de populieren die kunstenaar Marinus Boezem in 1987 liet planten. Nu ze hoog genoeg zijn, werd onlangs in Almere het 'Gothic Growing Project' geopend, een kathedraal van bomen waarvoor Boezem de plattegrond ontleende aan de kathedraal van Reims. “Eerst wilde ik het gras in de kerk kort laten houden door schapen, maar wegens de symboliek die met dat dier verbonden is heb ik daar van afgezien.”
De Groene kathedraal ligt aan de N27 bij Almere-Hout. Een maquette van de kathedraal is te zien op de tentoonstelling Zomer in Almere. Actuele werken van kunstenaars voor de buitenruimte. In De Paviljoens, Odeonstraat 3-5, Almere. T/m 18 aug. Di t/m zo 12-17u.
Bianca Stigter
9 augustus 1996
“Ken je die van Manzoni?”
“Van Piero Manzoni, de Italiaanse kunstenaar?”
“Ja.”
“De Manzoni die begin jaren zestig zijn poep heeft ingeblikt?”
“Ja, en die ...”
“Ik heb zo'n blikje een keer gezien.”
“Manzoni heeft in 1960 of '61 ook een sokkel gemaakt, een bronzen sokkel. Er stond niets op. Maar er was wel een tekst in gegraveerd: 'Le socle du monde', de sokkel van de wereld. Daarvoor moest je wel je hoofd omdraaien. Want de sokkel stond ondersteboven.”
Marinus Boezem (Leerdam, 1934) vertelt over de Italiaan als hij op weg is naar het bescheiden deel van de wereld dat door hem in een kunstwerk is veranderd: een weiland in de buurt van Almere. In de jaren zestig deelde Boezem de opgewekte hoogmoed van Manzoni door de lucht van zijn handtekening te voorzien - hij liet een vliegtuigje met rook zijn naam boven Amsterdam schrijven. De kunstenaar had na deze daad zijn armen over elkaar kunnen houden; de aarde was van Manzoni, de lucht erboven was van hem. Boezem deed dat niet. Hij vulde de lucht met duiven, in 1980, die van een plein opvlogen waar ze zich tegoed hadden gedaan aan door hem gestrooid voer. Het voer was neergelegd in de vorm van de plattegrond van een kathedraal. De duiven trokken de kerk de lucht in.
Boezem is een spel gaan spelen, een spel dat zijn wortels heeft in de onuitroeibare neiging om in het een het ander te zien. Om een wolk in een zeilschip te veranderen, een bloem in een monnikskap, Italië in een laars, een paardestaart. De taal wemelt ervan. Soms zijn woorden niet genoeg en moet er in de werkelijkheid worden ingegrepen, zoals wanneer een stokje dat op een eend lijkt een oogje krijgt opgetekend. Zalmmousse stijft in een vissevorm, een deurknop is een hand. Soms is het verband tussen de dingen zoek, maar dat geeft niet, als het een het ander maar kan zijn: lettervermicelli, een radio-auto en een maïskolf met een doekje om is Charlotte, de pop. Nog even en we zien dat een kaars in de vorm van een kaars net zo raar is als een kaars in de vorm van een tuinkabouter. Waar komt die kaarsvorm vandaan?
Marinus Boezem heeft van bomen een kathedraal gemaakt.Hij rijdt ernaartoe, vanuit Middelburg, waar hij in 1974 directeur van een kunstcentrum werd. Hij had toen al meegedaan aan Op Losse Schroeven, de beroemde tentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam die in 1969 de conceptuele kunst in Nederland verbreidde. Boezem had uit de open ramen van het museum lakens en slopen gehangen, een verwijzing naar de frisse wind die door de kunst moest gaan waaien.
Hij rijdt Almere uit. De huizen verdwijnen, maar ze zullen er komen, ooit, op deze weilanden, langs deze autowegen, tussen de bossen, waarvan er een al een stadse vorm heeft gekregen. Welk bos is de kerk? Vanaf de snelweg kan elk bos een kathedraal zijn. Een jaar geleden leidde de kathedraal nog een sluimerend bestaan. Nu zijn er eindelijk wegwijzers geplaatst. En Boezem kent de weg. Tientallen malen is hij voor overleg in Almere geweest en vaak ging hij even naar zijn kathedraal kijken. Het mooist vindt hij haar als ze vol in blad staat, zoals nu. Maar ook in de sneeuw doet ze het goed. Het best werkt ze waarschijnlijk als je haar elk seizoen een keer gaat bezoeken.
“Begin jaren zestig was ik betrokken bij de ontwikkeling van de Bijlmermeer”, zegt Boezem. “Toen de Bijlmer nog een woestijn van zand was, kregen twee andere kunstenaars en ik de opdracht daar voor de eerste bewoners een tijdelijk kunstwerk neer te zetten, naast het noodpolitiebureau en het geïmproviseerde winkelcentrumpje. Ik heb toen een groeiproject gemaakt, een doolhof van ligusterhagen. Ze groeiden zo langzaam dat iedereen de plattegrond uit het hoofd kon leren.
“Almere moest net als de Bijlmer binnen een paar jaar gebouwd worden. Gewoonlijk groeit een stad, Almere werd gemaakt, en ook nog eens op land dat aan de zee is onttrokken. Toen dacht ik: een stad zonder geschiedenis heeft een kathedraal nodig. In de Middeleeuwen duurde het gemiddeld honderd jaar om er een te bouwen. Populieren doen er ongeveer dertig jaar over om tot wasdom te komen.
“In 1978 heb ik het plan voor de kathedraal bij Almere ingediend bij de Raad voor de Kunst. Die gaf een positief advies, maar de laatste zin van het advies luidde dat ik zelf voor de grond moest zorgen. Dat is in Nederland altijd een probleem, zelfs in het lege Flevoland. Een paar jaar later werd het voorstel opgepikt door de Dienst IJsselmeerpolders. In 1987, bijna tien jaar nadat ik het idee had gelanceerd, konden de bomen geplant worden.”
ChampagneNu, weer bijna tien jaar later, zijn de bomen eindelijk hoog genoeg. Hun groei heeft van de plattegrond een kerk gemaakt. Af is het Gothic Growing Project niet - de bomen groeien nog steeds door -, maar het werd onlangs wel officieel in gebruik genomen. Dat gebeurde nadat op het gras tussen de bomen met betonnen paden de kruisribben van de gewelven van de kathedraal waren aangegeven. Tijdens de opening werd champagne geschonken door Moët & Chandon, het wijnhuis uit Reims waar volgens Boezem de allerbeste gotische kathedraal is gebouwd. In 1988 maakte hij een mini-kathedraal van champagne-glazen. In de polder doen 127 populieren het werk. Op een opgehoogd stuk grond vormen zij een kopie op ware grootte - 150 meter lang, 75 meter breed - van het Reimse origineel.
Boom en kerk delen een lange geschiedenis. De kathedraal van Reims is, als zovele kathedralen, met blad- en boommotieven gedecoreerd. De eerste tempel was een open plek in het bos. De eerste zuilen waren boomstammen. In de Romantiek zagen dichters en denkers in de gotische architectuur de belichaming van de heilige natuur of de perfecte uitdrukking van de Duitse volksziel. Boezem wijst dit soort speculaties af. “Ik ben geen romanticus”, zegt hij kortaf. Hij houdt het op de gelijkenis: “Een kathedraal groeit net als een bos naar het licht toe.” Maar ook van Boezem mag een boom niet gewoon een boom zijn. Moet de associatie worden voorgekauwd? In gedachten zullen velen het bos wel in een kerk veranderen. “De bewoners van Almere hebben mijn Gothic Growing Project zelf De groene kathedraal gedoopt.”
We zijn in het kathedralenbos. “Het terrein rond de kathedraal wordt een groot recreatiegebied voor de bewoners van Almere”, zegt Boezem. “De wandel- en fietspaden lopen zo dat je vanzelf langs de kathedraal komt. Er zijn al verzoeken ingediend om in de Groene Kathedraal te mogen trouwen, maar ik heb liever dat mensen er picknicken. Er mag van mij ook een patattent bij komen. De gebruikers hoeven het niet per se als kunstwerk te herkennen. Laat ze maar in het gras gaan liggen.”
Er zijn vier kerken in Almere. De Groene Kathedraal is niet de vijfde. “Ik maak geen religieuze kunstwerken. Ik koos voor de gotische kathedraal omdat het zo'n mooie omsluiting van ruimte is. De kathedraal is wel een schakel met het verleden, die naar meer verwijst dan het christendom. Mijn Groene Kathedraal is een hommage aan de westerse beschaving. En een kathedraal is het produkt van een gemeenschap met dezelfde idealen. Zo'n groot, duur gebouw, waar meer dan honderd jaar aan gewerkt moest worden, kon alleen ontstaan als men samenwerkte. Ook daaraan herinnert De Groene Kathedraal.”
Maar misschien is die eensgezindheid wel een illusie. In 1233 kwamen de inwoners van Reims in opstand tegen de hoge belastingen die hen wegens de bouw van de kathedraal werden opgelegd. Ze dwongen de bouwprelaat het werk stil te leggen en de metselaars en beeldhouwers te ontslaan. “Van de geschiedenis van de kathedraal hoef ik niet zoveel te weten”, zegt Boezem. “Het is voor mij een stuk gereedschap. In de herinnering leeft de kathedraal voort als een monument van eensgezindheid. Daar maak ik gebruik van. De kathedraal is mijn logo. Ik voel me een erfgenaam van Duchamp, van Fontana, van Yves Klein. De kathedraal is een ready-made, zoals ze voorkomt op plaatjes in boeken en in de geheugens van mensen. Ik kan de kathedraal overal waar ik wil laten neerstrijken. Ze ligt sinds 1994 ook op het eiland Neeltje Jans in de Oosterschelde, gelegd van de basaltstenen die overbleven na de bouw van de stormvloedkering. Op die plek verwijst de kathedraal vooral naar de technische vaardigheid die nodig is voor het maken van zo'n ingewikkeld bouwwerk. De religieuze betekenis van de Groene kathedraal heb ik zo min mogelijk willen benadrukken. Eerst wilde ik het gras in de kerk kort laten houden door schapen, maar wegens de symboliek die in het christendom met dat dier verbonden is heb ik daar van afgezien.”
Andere dieren hebben het project de eerste jaren nog wel vertraagd. Een paar jaar na de aanplant werden de populieren vernield door herten, die er hun geweien tegen kwamen schuren. Tegen herten waren de bomen niet beschermd - niemand had verwacht dat ze zo snel vanaf de Veluwe het nieuwe land zouden binnentrekken. Er moesten nieuwe populieren worden geplant, ditmaal beschermd door hekjes.
SteunpilarenBoezem loopt over de ruwe aarde naar het talud waarop De Groene Kathedraal gelegen is. Er scheren auto's langs, over de N27, en er vliegt een vlinder naar binnen. Binnen is niet het goede woord. De populieren hebben geen hagen gevormd, ze staan ver uit elkaar, op de plaats van de belangrijkste steunpilaren. Boezem koos voor populieren wegens hun rechte stam en hun inderdaad niet beter dan met het woord gotisch te beschrijven vorm. Eerst overwoog hij de nog gotischer cypressen, maar volgens deskundigen zouden die het in het Flevolandse klimaat niet uithouden. “Bovendien doen cypressen zo aan begraafplaatsen denken. Die associatie wilde ik vermijden.” De zee mag wel meedoen. Om de voet van de bomen liggen cirkels van schelpen, een souvenir van het hier ooit golvende water.
Ondanks de volle aanwezigheid van de bomen is de kathedraal haast doorzichtig; voor buiten en binnen zijn muren nodig en die staan hier niet. Alleen de bezoeker kan de muren maken, en vernielen; steeds opnieuw stapt hij er doorheen. Boezem hoopt op nog een bezoeker, aan de andere kant van de kerk. “Saenredam schilderde altijd een mensje in zijn kerkinterieurs. Dat geeft de schaal aan.”
IJler, ijler dan verwacht is het boomse bouwwerk. De kathedraal is geen kopie van Reims, geen afbeelding; het is een verlangen naar Reims en misschien zelfs dat niet eens. Mager reikhalzen de populieren in het open land naar de hemel; ondanks de hoogte van, nu, tien meter is De Groene Kathedraal vooral een plattegrond.
“Ik kijk graag neer op de dingen”, zegt Boezem. Als kind in de Betuwe keek ik altijd vanaf de dijken naar beneden. Misschien heeft dat er iets mee te maken.” Ooit vatte Boezem het plan op om op de startbaan van een luchthaven de plattegrond van de kathedraal te laten aanbrengen. “De plattegrond van de kathedraal als vertrekpunt voor nieuwe plannen. De geest kan altijd weer een hoge vlucht nemen. Daar gaat het mij om”. Boezem stopt het transcendentale aspect van de kathedraal terug in haar plattegrond. Het is alsof de plattegrond een soort overtreffende trap is van het bouwwerk zelf. Het schema is een ode aan de verbeelding. Het hoeft niet meer te worden uitgevoerd, en wordt dan toch uitgevoerd om juist dat te laten zien. Boezem bouwt een plattegrond op ware grootte. Vermetel speelt hij het spel der gelijkenissen, waarin een boom een zuil is, een bos een kathedraal, een kathedraal een plattegrond, een plattegrond een ruimte. “De geest wil ordenen, wil zich een beeld vormen”, zegt Boezem, “en tegelijkertijd wil ze weg vliegen van het bekende, opstijgen, op basis van het oude iets nieuws maken.”
De kathedraal is bij Boezem een lofdicht op de mens, die bedenker van god, stormvloedkeringen en lettervermicelli.
Boezem stapt door zijn niet gemaakte muur heen. Naast de kathedraal ligt een veld vol paarse distels, gele bloemen en rode beukjes nergens naar te verwijzen. Hij volgt een pad. “Ik maak ook dingen die niets met de kathedraal te maken hebben”, zegt hij. Hij heeft het weer geschilderd, hij heeft het licht in Cisterciënzer kloosters gevangen, hij heeft de sterrebeelden van het noordelijk halfrond in Buikslotermeer in een granieten cirkel gegraveerd. Maar de plattegrond van de kathedraal keert in zijn werk steeds terug. “De plattegrond is een van de duidelijkste uitingen van de verbeelding, die aan de ene kant de werkelijkheid in een eenvoudig schema wil vangen en zich aan de andere kant los wil maken van de materie om zich te verliezen in pure tijd en ruimte.”
RuïneAchter Boezem ruisen de populieren. Almaar groeien ze door, met het bedaarde maar onverstoorbare tempo van een meter per jaar. “Ik heb veel werken over de wind gemaakt”, zegt Boezem. De wind zet de ruimte in beweging, maakt de tijd hoorbaar. Hij gaat aldoor maar door.” Een van de populieren is omgevallen. Ook dat doet de wind. Er zal een nieuwe worden geplant - de wind mag fluisteren, niet ingrijpen. “De populieren zullen over een jaar of tien hun maximale hoogte bereikt hebben”, zegt Boezem. “Soms wilde ik ze wel omhoog kijken, zo ongeduldig was ik. Maar dat langzame hoort bij het project. Het maakt je bewust van het verstrijken van de tijd. In 2006 zijn de populieren ongeveer dertig meter, bijna net zo hoog als de kathedraal in Reims. Dan blijven ze nog een paar jaar zo en dan sterven ze langzaam af. Over twintig jaar is de kathedraal een ruïne.”
Boezem stapt monter verder, hij heeft hier nog meer te zoeken. Er zullen geen nieuwe populieren worden geplant. Alleen de granieten plaat aan de ingang, waarop - weer - de plattegrond van de kathedraal en de naam van de kunstenaar zijn gegraveerd, herinnert dan nog aan het kunstwerk. “Een kunstwerk moet niet dwingend zijn. Het ontstaat en het vergaat. Misschien ontstaat er wel een verhaal over deze plek, zeggen mensen tegen elkaar: 'vroeger stond hier een kathedraal'. Pas dan heeft Almere een geschiedenis, als er ook dingen verdwenen zijn.
“Bomen die echt oud worden, groeien langzaam”, zegt Boezem. Hij houdt stil op een open plek in het kniehoge beukenbos. “Over twintig jaar zijn deze bomen veertig meter hoog. Dat zal ik niet meer meemaken.” Boezem loopt naar het midden van de open plek. Op regelmatige afstand is de onregelmatige bovenkant van een betonnen paaltje zichtbaar. Weer de plattegrond. Als de bomen uitgegroeid zijn, zal hier ook weer een kathedraal staan, een negatieve kathedraal, slechts gevormd door het weghouden van de beuken. Deze kathedraal bestaat door wat er niet is, is helemaal van lucht geworden. IJler kan het niet, kaars zonder was, gesigneerde lucht.
Boezem loopt weer door. “Je kunt de kathedraal overal mee naar toenemen en haar naar believen tevoorschijn halen. Net als de sokkel van Manzoni is de kathedraal op haar best als erover verteld wordt. Dat is wat er uiteindelijk van over moet blijven. Twee vrienden zitten in een café en de een begint over de kathedraal. Ken je die niet?”
Werk van Boezem mist diepgang en concentratieBeeldend kunstenaar Marinus Boezem werd onlangs 65 jaar. Dit was aanleiding voor de publicatie van een oeuvrecatalogus en voor drie gelijktijdige tentoonstellingen van zijn werk op verschillende plaatsen in het land.
Janneke Wesseling
17 mei 1999
Het werk van Boezem wortelt in het kunstklimaat van de jaren zestig, toen Zero- en Fluxuskunstenaars zich bevrijdden van oude artistieke tradities en de alledaagse werkelijkheid tot kunst verklaarden. Alles kon tot uitgangspunt dienen voor een kunstwerk: gewone gebruiksvoorwerpen, maar ook, meer ongrijpbaar, licht, lucht, water of vuur. Boezem is nooit lid geweest van Zero of Fluxus, zijn kunst ontwikkelde zich in de marge van deze bewegingen.
In 1960 stelde Boezem de polder bij het dorpje Asperen ten toon door een paar klapstoeltjes op de dijk neer te zetten en de aanwezigen te verzoeken hierop plaats te nemen. In 1962 poseerde hij als kunstobject, met als attributen een tuinslang en een stuk plastic. Vervolgens bedacht hij ondermeer kunstwerken met wind en lucht, zoals een immateriële plastiek van `luchtdeuren' en een ruimte gevulde met `stijgende lucht'. Deze kant-en-klare voorstellen voor Shows, met viltstift geschetst op velletjes papier, verzamelde hij tussen 1964 en 1969 in een attaché-koffer zodat hij ze als een handelsreiziger aan de man kon brengen. Sommige ervan zijn ook uitgevoerd.
![]()
In de jaren zeventig ontwikkelde Boezem een fascinatie voor plattegronden. De eerste Etudes Gothiques ontstonden, het begin van een lange reeks werken gebaseerd op de plattegrond van de kathedraal van Reims. Het bekendst is de Groene Kathedraal in de polder bij Almere. Op een op ware grootte uitgezette plattegrond van de kathedraal plantte Boezem op centrale punten 178 Italiaanse populieren.
Boezem heeft zich nooit een formele eenheid in zijn werk bekommerd, hij wil zich in die zin geen beperkingen opleggen. Dat hoeft ook niet; maar wanneer ik zijn oeuvre overzie mis ik daarin diepgang en concentratie. Bovendien doen veel werken ontleend aan, bij bijna alle ontwerpen uit de jaren zestig en zeventig komen namen van andere kunstenaars boven die vrijwel identieke dingen eerder deden. De pneumatische sculpturen doen denken aan de Zerokunstenaars Mack en Piene, de vuur- en waterfonteinen aan Yves Klein, het drinken van water uit de zee aan Wim T. Schippers, een Soft Sculpture aan Claes Oldenburg, een rotsblok in een stalen draadnet aan Luciano Fabro.
Het lijkt Boezem aan de discipline te ontbreken om een idee tot op de bodem uit te diepen. Er zijn wel enkele poëtische en geestige werken bij, maar de oogst is mager. De Windtafeltjes (eind jaren zestig), waarbij witte tafelkleedjes op een rond plateau op een muziekstandaard bewogen worden door een ventilator zijn plastisch en humoristisch. (Jammer genoeg zijn ze niet in de exposities opgenomen.) In Artificial Shadow, een idee uit 1969 dat nu bij de ingang van het Kröller-Müller Museum is gerealiseerd, fixeerde Boezem de vluchtige schaduw van een boom in asfalt op het gras.
Ook wanneer Boezem een onderwerp kiest dat van zichzelf al betekenis heeft is er deze vlakheid. Zijn meest recente werk is een opstelling van bijenkasten, te zien in Almere. Een bijenvolk is in alle opzichten bijzonder: de wijze waarop het is georganiseerd, de bouw van raten, de productie van honing en propolis enzovoort. Maar hiervan komt niets tot uitdrukking in deze onbenullige opstelling van kasten en korven, gerangschikt naar vorm en kleur. Het is mij volstrekt onduidelijk waar dit werk over gaat; over bijen zegt het in ieder geval niets.
Het meest ontgoochelend zijn de kathedralenwerken van Boezem. In de oeuvrecatalogus en in andere teksten rondom de tentoonstellingen wordt er de nadruk op gelegd dat het Boezem niet te doen is om religiositeit; hij heeft de kathedraal louter gekozen als `symbool van cultuur'. Dat dit zo is, blijkt ook uit hetgeen hij met de plattegrond van kathedralen doet: de kathedraal is bij hem niet meer dan een vormprobleem. Dit heeft inderdaad niets te maken met religiositeit, laat staan met heiligheid. De serie fotovellen die een afdruk moeten zijn van het licht in Cisterciënser kloosters oogt als design. De Groene Kathedraal ziet er op een luchtfoto aardig uit, maar wie ter plekke tussen de verwaaide, pierige populieren staat ondergaat geen gevoel van ruimte, geen gewaarwording van een plek. Van enige symboolwaarde is geen sprake, hier niet, en nergens in het werk van Boezem.
Marinus Boezem. Tentoonstellingen op drie plaatsen. In De Paviljoens, Odeonstraat 5, Almere-Stad. Di-zo 12-17 uur; Kröller-Müller Museum, Otterlo. Dag. 10-17 uur; Vleeshal, Markt te Middelburg. Di-zo 13-17 uur. Alle tot 27 juni. Oeuvrecatalogus van Marinus Boezem, uitgeverij Toth, 547 blz., ƒ95,–.